MONOLOGEN EEN ZILVEREN BRUILOFT. GEMEUBILEERDE KAMERS. DOOR W F. MARGADANT. 2 Trui hield zich goed, maar ik werd knorrig en prikkelbaar. Vooral dat „puu, puuu, suu!" van de nachtega len maakte me wee en misselijk. Eens, na een maal van een restant zuurkool en glazige aardappelen za ten we weer in de boschjes op een bank naar een quartet van nachtegalen te luistereu, toen mij plotseling in de gedachten schoot, dat het toch eigenlijk een dwaasheid was zoo lang ellende uit te staan, en waar voor Om acht dagen in overdaad te zwelgen. Aarzelend begon ik: „Ger trude, is dat uitstapje naar Pa rijs nu zoo absoluut noodzakelijk, en wanneerHier moest ik af-bre- ken omdat Trui in snikken uitbarst te. Eerst dacht ik dat het om de nachtegalen was, en ik zocht in mijn zakken naar papier, dat ze toch van haar dichterlijke invallen niets zou laten verloren gaan, maar ze wees het af, en stotterde„Niet naar Pa rijs! Niet naar Parijs! Die reis be nauwt me nu al vier maanden lang als een nachtmerrie. Uit ons leven is alle poëzie!" Nu, dat was ik vol komen met haar eens. Ik ken niets prozaïscher dan een glazige aardap pel, en kan ik niet iederen dag op het bepaalde uilr naar de "Witte, om daar aan het bepaalde tafeltje met bepaalde kennissen over bepaalde on derwerpen te praten en een bepaal de hoeveelheid bitter te drinken, dan wordt het leven mij al gauw tot een last. Bij zulk een roerende overeenkomst van gedachten, werd de reis naar Parijs in een oogenblik ter zijde ge zet, en vervangen door een uitstap je naar Brussel dat geen acht, maar vier dagen zou duren. We bereken den dat we dan met de reeds be- spaaarde f 110.ruim zouden uit komen. Dat was een pak van ons hartIk ging weer naar de Witte, rookte weer zes sigaren per dag, ha ring en vruchten verschenen weer op onze tafel. Geertje, die den dienst al had opgezegd, wilde onder deze omstandigheden wel blijven, en het dichtvuur ontvlamde bij Gertrude met alles verwarmenden gloed. Zoo naderde de dag, de 24ste Juli. Eens 't was een paar weken na Pinksteren zaten we na een heer lijk maal van doperwten en kalfsge hakt voor het hotel Promenane een kop koffie te drinken, toen ik aan mijn vrouw iets vreemds waarnam. „Wat zie je er raar uit; wat heb je een raren hoed op 1" zei ik. Alle dames droegen hoeden met voorrenden als presenteerblaadjes, en Trui had een ding op van geel stroo met omgebogen rand. Horribel„Wel, zei ze met een een grijnsje, ik had nog zoo gehoopt dat je het niet zou opmerken, 't Is mijn hoed van verleden jaar staat hij zoo gek „Ja, vrouw, „'t staat gek I" en ik meende het waar achtig. „Als ik maar wist, zuchtte ze; het geld voor een nieu wen hoed zit onder die f 110 Zie, dat sneed me door de ziel. Ik nam haar tersluiks nader op, en toen zag ik dat ze wel een paar nieuwe handschoenen mocht hebben, en dat ze een parasol droeg met een stok als een pijpensteel, terwijl alle dames stokken hadden als roeispanen. Trui is een engel, dacht ik, en terwijl we naar huis liepen, vroeg ik me ai of het wel verstandig was om mijn vrouw den heelen zomer voor gek te lnten loopen, alleen om vier dagen in over daad te zwelgen. Ik dacht en sliep en droomde en zei niks, maar het eerste wat ik den vofgenden morgen deed, was, het doosje met f 110.uit mijn bureau te nemen en in mijn zak te steken. Teen ik om één uur weer thuis kwam, riep ik al uit de verte: „Vrouw, ik heb nieuws voor je!" „Wat dan?" vroeg ze, nieuwsgierig. „Hier heb ik een paar nieuwe handschoenen voor je!" Ze kreeg een kleur. „En hier een parasol!" Ze werd bleek. „En straks komt m'le Grisaille uit de Passage om je een nieuwen hoed te laten passen!" „Nico!" riep ze snikkend, en ze viel mij om den hals. »En Brussel?" stamelde ze. „Brussel?Brussel kan rond- en-omloopen! Wij gaan niet naar Brussel! We blijven hier en koopen een abonnement voor 't Kurhaus, en den 24sten gaan we koffiedrinken aan den Hoek van Holland een van je illusiën, niet? en dineeren in Scheveningenin het hotel d'- Orange, en na den eten een kop koffie op 't terras, een pousse bij Be renbak, en dan gaan we in de Mon- tagne- Russe, twee-, driemaal, net zoolang tot we er genoeg van hebben; dan blijven we tot de pauze in de kurzaal en dan naar Seinpost, en ik rook havanuah's van een kwartje, en jij eet plombières, en dan rijen we naar de stad, en besluiten den dag met een flesch Champagne bij Van der Pijlhè? Wat zegje?" Gertrude zei niks, maar haar heele mollige persoontje straalde van geluk, en toen ik om vijf uur thuis kwam, sprong zij me te gemoet met een nieuwen hoed op, die haar wel tien jaar jonger maakte. Den 22sten Juli ging naar Sche veningen, en vroeg in het hotel d'- Orange den gérant te spreken. „Kan ik overmorgen hier met ee- ne dame komen dineere, aparte be diening?" vroeg ik met een onver schillig gezicht. „Zeker, mijnheer. Hoeveel per couvert?" „Noem maar eens op," zei ik. „U kunt een diner hebben van f 3.50, f 5.f 6.en wilt u het wat ordentelijk; f 7.50 per couvert. 750 is het dan ordente lijk?" „Ja, mynheer, daar kunt u op aan?" „En u hebt zeker goeden wijn „Hier is de wijnkaart. Bij de soep Sherrybijvb. deze Gold-Scher- ry van f 2.de halve fleschdan bij de vischChateau Yquem, deze van f 4.kan ik u aanbe velen dan hebben we van Me doc en Bourgogne de beste mer ken deze Richebourg bijv. van f 6.en die Heidsieck-Monopol van f 11.50 is dezelfde die de koning van Saksen altijd prefereert." Ik bleef een tijdlang in de wijn kaart turen, besluiteloos, angstig de koning van SaksenNico TupkeHeidsieck- Monopol 't begon me te duizelen Toen schoot mij plotseling als een bliksemstraal door de gedachten hoe dwaas het toch was, daar op een paar honderd pas van huis met ons beiden te gaan zitten schransen, ter wijl we preceis hetzelfde konden krij gen tegen de helft van den prijs, om niet te spreken van de kliekjes, die dan voor ons bleven en voor Geerte. 't Zou ook niet aardig zijn voor Geer tje, wanneer we juist dien dag uit eten gingen, want zij alleen wist van de bruiloft af en wilde een mooi ca deau gevendat wisten we. Hoe ik mij van dien gérant heb af gemaakt, weet ik niet goed meer. Ik mopperde zoo iets van „eerst met mjjn vrouw praten"hu, het! was een van de pijnlijkste oogen- bliken van mijn leven, en de manier waarop die vent de wijnkaart dich- sloeg, vergeet ik nooit. Thuis werd ik ruim beloond door de ingenomen heid waarmee Trui het nieuwe plan toejuichte. Bij den kok werden een paar heerlijke schotels besteld, en den 23sten werd 's avonds een mandje wijn in huis gedragen om van te wa terlanden. Ik had twee dagen ver lof gekregen en een papiertje met „niet t' huislag klaar op mijn bureau. Nu zou ik jokken als ik beweerde dat al zulke verschillende emotiën niet op onze zenuwen gewerkt hadden. Wij waren allebei een beetje over stuur, en dat merk ik altijd in mijn ingewanden en mijn vrouw in haar hoofd. Nu, we gingen den 23sten vroeg naar bed, om monter en frisch te zijn, maar met de nachtrust wilde het niet vlotten. Trui lag zoo stil als een muis, maar aan haar ademhalen kon ik hooren dat ze niet sliep, even min als ik. Dommelde ik in, dan droomde ik van gérants, die mij na wezen en uitjouwden, of ik lag met den Westlandschen stoomtram inde vaart, Trui onder de locomotief. Dan schrikte ik wakker, en hoorde Trui kreunen en woelen. Eerst tegen vijf uur kon ik den slaap pakken. Om acht uur werd ik wakker door een al te bekend, snijdend gevoel. Trui lag nog doodstil. „Truitje!" riep ik, en ik greep mij forsch aan om, als eerste begroeting op den heugelijken dag, iets heel liefs en hartelijks te zeggen. „Trui tje!" Gertrude keerde zich langzaam om, en staarde mij aan met een paar oogen, waarin de kwaadaardigste migraine te lezen was. De arme kon nauwelijks kijken. „Och man, wil je me dat doosje met antipyrinepillen eens aangeven 't Staat op de toilettafel". Juist dwong mij een vreeselijke kramp om doodstil te blijven liggen. Toen de pijn af trok, stond ik op en zocht het doosje met pillen. Maar daar kwam er weer een,een ontzettende! In den spiegel zag ik hoe mijn licnaam in bochten wrong, die een clown van Carré mij niet zou verbeteren. Trui lag het aan te kijken, en denkende dat ik grappig wilde zijn, zooals ik 's morgens wel meer ben, zuchtte ze: „och Nico, verkoop alsjeblieft geen aardigheden en geef me de pillen, ik ben heusch niet in een stemming Maar ik liet haar niet uitspreken. De deur uitGeertje voorbij, die ons wilde komen verrassen met haar cadeau in elke hand een kristallen schaal, de een met een meloen, de andere met prachtige pruimen pruimeno Jammer Wij kleedden ons dien dag maar half, en sleepten ons van het bed naar de kanapee en vice-versa. Trui at pillen en ik dronk camille-thee. De schotels en het rijtuig werden afbesteld. In den kelder stond een mand wijn, ik had twee dagen ver lof, en voor ons raam hing een pa piertje met „niet thuis!" Zoo vierden we onze zilveren brui loft! (Einde van Een Zilveren Bruiloft). 1) Ik ben dertig jaar, gehuwd van mijn staat, doopsgezind van mijn geloof, zeeofficier van mijn beroep, en mijn naam is Dankelaer. Mijn vermogenwel, nu ik u omtrent uw persoon naar geen bizonderheden vraag, mag ik verwachten dat ge met het weinige aangaande mijn persoon genoegen zult nemen, te meer wijl van mijn karakter u iets naders zal bekend worden uit het stukje van mijn leven als vrijgezel, dat ik u ga vertellen. Ik was van een driejarig verblijf uit onze West-Indische koloniën te ruggekeerd, had mijn verspreide familieleden met een korter of lan ger bezoek verblijd, had daarna met een kuur te Carlsbad mijn ietwat beschadigde lever weer opgeknapt, en na afloop daarvan mijn intrek genomen in de „Twee Steden" te 's-Gravenhage, met het voornemen op mijn gemak om te zien naar goede kamers, ten einde de drie of vier maanden non-activiteit die mij zou den gegund zijn, in de hofstad zoo aangenaam mogelijk te slijten. V^oor alle roerende have bezat ik, behalve een paar kisten met boeken, instrumenten en kleeren, een hond, Snip genaamd, van de niet bepaald zeldzame soort der schipperke-kees- patrijs-poedels, langharig, half wit, half zwart, met sierlijke pluimstaart en korte, neerhangende ooren, twee voet lang en zoo hoog dat men hem, zonder den voet veel meer op te lichten dan tot gaan noodzakelijk is, een schop onder den staart kon geven. Gedurende, mijn verblijf te Carls bad in het hondenasyl der residentie liefderijk verpleegd, was mijn eerste werk hem, bij terugkeer, weer aan mijn persoon te verbinden, Mijn twee de werk bestond in het plaatsen in de lokale bladen van een advertentie, luidende„Een heer zoekt twee ge meubileerde kamers van 3035 gul den huurprijs en op vroolijken stand." Er kwamen in 84 brieven, wat mg van de vroolijkheid der stad een hoog denkbeeld gaf. Meer dan */4 kon echter om verschillende redenen da delijk ter zijde gelegd worden. Van de rest maakte ik een lijstje, en hiermee tot richtsnoer, begon ik een onderzoekingstocht. No. 1 van het lijstje: Plein no. 121. „Zijn hier kamers te huur, meisje „Ja wel, meneer. Ik zal mevrouw waarschuwen." Drommels, dacht ik mevrouw Mevrouw kwam beneden, en be antwoordde niet bepaald aan de groote verwachtingen, door het voorname praedicaat opgewekt. Ze maakte haar excuses over het „negligé" van haar „toilet", en ging mij voor naar een ruime keurige kamer op de le ver dieping. Een mooie, flinke kamer, me vrouw." Vindt u niet? Hier hebben ook altijd fijne heeren gewodnd. De laatste, Baron d'Estrée, u kent hem zeker welhij was attaché van de Fransche ambassade zou zoo graag gebleven zijn. Het beviel hem hier zoo superfin goedik en mijn dochter spreken Fransch maar hij is overgeplaatst naar Ron- stantinopel U bent zeker bij de rechterlijke macht, of bij de diplomatie, of stu deert u nog, of „Ik ben zeeofficier, mevrouw." Zie, dat dacht ik al zoo gauw als ik u zag. Zeeofficieren hebben zoo iets bijzonders, iets.piquants. Dan kent u zeker Jonkheer Van Borselen. Die heeft hier vroeger zes maanden gewoond. Ook een net heer, vriendelijk en toch voornaam. Hij is nu adjudant in de Oost.', „Ik ken hem wel, mevrouw." (tfor dl vervolgd) Gedrukt by DE EBVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1904 | | pagina 5