MONOLOGEN W F. MARGADANT. GEMEUBILEERDE KAMERS. DOOK 3) Ja, meneer, drie. De oudste is vier jaar, en de jongste twee maanden." „Zo# zoo! Ik zie, de slaapkamer is aan de straathebt u een drukke zaak?" Heel druk, meneer. Daarom hebben we eigenlijk niet noodig „Ja, dat weet ikEr is dus veel gerij P" Ja er is nogal gerij." Hindert dat niet in dit gehoorige huishet geschreeuw vau de kinderenhet gerij tot laat in den nacht?" „Meneer Yerwey klaagde er nooit over." Ja, dat kwam omdat hij zelf leven maakte. Nu, uw kamers staan mij wel aan,als het uitzicht maar beter was." »Geen mooi uitzicht P" Yóór, de vroolgke straat, en achterdie tuinen over de stallen." Ja, 't is toch wel lief. Dan is er zeker wat anders dat me hier niet aanstaat. Dag, meneer!" Den ietwat verbluften stalhouder den rug toedraaiende, ging ik naar beneden, zonder omkijken de straat op, en begaf mij naar de Veerkade, waar ik in n°. 200 ontvangen werd door een goedige, oude sloof, die mij op de eerste verdieping een zeer goede voorkamer met een ruim slaap vertrek toonde. Na mijn ingenomen heid met het kwartier betuigd te hebben, vroeg ik naar den huurprijs „Ja," antwoordde de juffrouw met een eigenaardigen glimlach op haar gerimpeld gezicht, „dat hangt er van afkomt u hier wonen {Met groote verbazing). „Natuurlijk, juffrouw. Wat dacht u wel?" 't Is zoo gesteld, meneer, dat als u hier komt wonen, dan zeg ik de twee heeren die met een derden meneer ieder f 15.in de maand betaalden, de huur op, en dan is de huur f 40.Maar komt u ook maar voor een of twee avonden in de week, dan blijft het f 15. {Met klimmende verwondering). „En waar moet ik dan de andere avonden en over dag blijven?" Och, meneer," zei de goede vrouw, „dat is hier zoo gebruik. Deze buurt is weinig in trek, en om u de waarheid te zeggen, verhuur ik de kamers het liefst op de oude manier, aan drie of vier heeren te gelijk, die dan elk hun vasten avond hebben, 't Mag dan minder net zijn, maar 't komt me voordeeliger uit, en ik heb niets geen last van bediening." Hier ging mij een licht op, en daar een dergelijke wijze van doen heel buiten mij bedoeling lag, ging ik weg, echter niet zonder dat ik het brave oudje „bij gelegenheid gunst en re commandatie" had moeten beloven. „Waar nu heen, Snip vroeg ik, terwijl ik in een koffiehuis bij een glas bier van den vruchteloozen zwerftocht uitrustte, en mijn lijstje inzag. Veel- eischend ben ik niet, maar toch word ik overal weggestuurd omdat ik leven maak, op mijn kamer wil zitten, en er alle zeven dagen van de week in wil wonen, de juffrouw haar „plaats" niet gun, en geen hooger huur wil betalen dan ik missen kan en be hoorlijk geadverteerd heb." Snip hapte naar vliegen, onbekommerd, en be reid zijn baas te volgen in de sier lijkste bel-étage of het ellendigste krot. Ik koos dan ook op goed geluk de overblijvende adresssen Dennenweg n°. 1200, en slaagde boven alle verwachting. De kamers waren ruim en netjes, dejuffrouw vriendelijk. Van voorwaarden en „bisbilles" was geen sprake, zoodat ik onmiddellijk huurde, en den volgenden dag het kwartier betrok. Maar „nauw was de eerste dag in 't nieuw verblijf gesleten," of ik hoorde, bij mijn ontwaken om vijf uur, een zonderling getik, als van een hamer op een beitel. Den vol genden morgen van vijf uur af het zelfde getik in duplo, zonder ophou den, tik, tik, tiktik, tiktiktik! „Waar komt dat tikken vandaan vroeg ik aan de jonge deern, die mijn ontbijt opruimde. „O, dat is van den steenhouwer hier achter- 't Gaat nou slap, maar soms heeft hij vijf man aan 't werk." Aha!" Nu, men gewent aan dat tikken, als aan het draaien van een molen rad of het bruisen van een waterval. „Wat heb ik daar op mijn neus?" dacht ik, een der volgende morgens, in den spiegel kijkende (altijd het eerste wat ik, na opstaan, doe, om mij van een zekere ingenomenheid met mijn eigen persoon te genezen.) Ik bevochtigde een mijner vinger toppen, wreef enja, waarachtig, daar zat een beetje modder op mijn neus, op mijn wang, op mijn voorhoofd. Driftig schelde ik. Marie, hoe kom ik aan dien modder in mjjn gezicht?" „Guns, daar heb ik vergeten u te waarschuwen! Gisteren zijn in het steenkolenmagazijn hiernaast kolen verwerkt, en dan moet u de ramen goed gesloten houden, 't Kan erg stuiven „Azoo!" zei ik kortaf. Nu, vol maakt is het nergens Ik zal de knecht van hiernaast een fooi geven om mij te waarschuwen, wanneer er kolen verwerkt worden. Een paar dagen later had ik een onrustige nacht. Een hevige jeuk kwelde mij. „Zeker weer die gal dacht ik. Opgestaan, onderzocht ik mijn huid. Neen, dat was geen gal! Mijn lichaam, mijn „mooie lijf," had als weide ge diend voor de Icarisohe spelen van een dartel insekt. Weer schelde ik. Marie, wil-je mijn slaapkamer eens een goede beurt geven met veel water. Ik heb van nacht bijna geen oog dicht gedaan." „O, zijn ze er weer geweest? Die komen uit de hooibergplaats, hier links, van den stalhouder Krul. 's Win ters heeft u er geen last van, maar 's zomers willen ze wel eens uit zwermen." {Op een toon van blijde verrassing). „Och kom! Dat is aardig!" Een steenhouwer achter, links een steenkolen- en rechts een hooiberg plaats neen, dat is hier geen prettig wonenZoo dacht ik, en, voorgevende een onverwachte plaat sing op een der ramschepen gekregen te hebben, zei ik de huur op. Een maand huur er aan gevende, betrok ik een ander kwartier op het Spui, na mij overtuigd te hebben dat er geen stalhouderij, kolen- of hooi bergplaats binnen twintig el afstands te vinden waren. In hetzelfde huis bewoonde, naast mij, een Indische familie een suite boven mij had signor Casparini, een circusclown met twee afgerichte hon den, voor de zomermaanden een ka mer betrokken. Een heele week lang bleef de he mel wolkeloos, en ik geloofde al een gemeubileerd paradijs gevonden te hebben. Wel werd Snip door de ge dresseerde poedels danig voor 't lapje gehouden, maar de baas bleek een welopgevoede, gezellige Florentijner te zijn, die voor een daalder in het uur aan mij Italiaansch en gratis aan Snip allerlei kunstjes leerde. De eerste bui ontwikkelde zich uit het weekbriefje. Zonder op de hoog te der marktprijzen te zijn, geloofde ik niettemin dat mij sommetjes wer den in rekening gebracht, die wel voor de levendige fantasie maar min der voor de nauwgezetheid van mijn hospita getuigden. Besloten om het kwaad in de geboorte den kop in te drukken, verlangde ik dejuffronwte spreken. Zij kwam. {Aarzelend en verlegen). „Juffrouw, zoudt u het weekbriefje eens willen nazien? Ik geloof dat er een paar vergissingen zijn in gesloopen." {Bits). „U hebt toch alles gehad." {Haperend). „Dat ontken ik niet, maar de prijzenpetroleum f 0.10 per liter, boter 0.80 het pond „U heb alles eerste kwaliteit, meneer, net als meneer Coldewij hier naast het fijnste en het beste wat er in de stad te krijgen is al moeten wij er nog zoo ver voor loopen en die heeft nooit zóóveel aan te merken. Als ik alles bij het vat opdoe dan kan ik het wel goedkooper geven maar daar heb ik geen berging voor, en ik kan u alles wel tegen kruide- niersprijzen leveren zonder een cent meer of minder maar dan kan ik u onmogelijk do kamers voor f 32 ver huren. Ik doe niks meer dan de rest. Die Italiaander boven met zijn honden koopt alles wat hij eet zelf, als hij ten minste eet, wat ik en Suze hem nooit hebben zien doen. Aan dien verdienen wij geen rooje duit en {op huilerigen toon) wij zijn hier onder zware lasten van huur en hoofdelijken omslag, en waterleiding en onderhoud rekent u zeker ook maar niet en het haar van den hond dat Suze iederen dag bij pruiken uit het kleed haalt. U bent de eerste huurder die me een rippreinande maakt, of ik meer doe dan de anderennog nooit, zoo waar zal ik hier voor uw oogen de stuip krijgen{snikkend) alles is gezonde en puike waar en Suze die er nooit aanraakt of het moest een restant of een miserabel klontje suiker zijn en dan te moeten hooren wanneer men als weduwe den heelen dag slooft om z'n vier kindereu in eer en deugd groot te brengen en ieder het zijne te geven, en dan Hier barstte de arme vrouw in tra nen uit, en tranen van een vrouw daar kan ik heelemaal niet tegen. Ik schouwde mij als de inhaligste, vrekkigste van alle huurders, een goed kwartier en een goede hospita onwaardig, en op staanden voet betaal de ik het volle bedrag van het week briefje, met een goede extra voor Suze om de pruiken haar van Snip. Eens ging ik, deftig aangekleed, op een avondbezoek uit, maar de fa milie niet thuis treffende, keerde ik onmiddellijk naar mijn kamer terug. In den gang wachtte mij een droevig schouwspel. Snip, uitgetogen op een strooptocht naar de keuken, had zich aangesloten bij de twee artistieke poedels van Casparini, die op het zelfde doel uit waren. Door de keukenmeid verrascht, werden ze smadelijk verdreven. De poedels trachtten, als verstandige die ren, hun teleursteling te vergeten en, Snip ieder by een oor pakkend, sleurden zij hem in wilde speelsch- heid door den gang voort. Na mijn hond met een schop van het onbe schaamde gepeupel verlost te heb ben, ging ik mijn kamer binnen, waar ik een niet minder treffend tooneel mocht aanschouwen. De juffrouw die zoo waar zon ze een stuip krijgen mij nooit het gerinste te kort deed, was be zig om in dolle haast de karaf Ma dera in de kast te brengen, terwijl Suze, met mijn roode fez op het hoofd en een sigaret in den mond, de glazen onder de sofa wegmoffelde. Daar ik mij over mijn kleinzielig heid in die kwestie met het week briefje nog altijd stilte verwijten maakte, achtte ik dit oogenblik schoon om te toonen wie en wat ik eigen lijk was. Met een vriendelijk „goeden avond, dames!" drong ik de juffrouw te gaan zitten, verzekerde Suze dat de fez haar allerliefst stond wat inderdaad het geval was plaatste de karaf Madera weer op de tafel, presenteerde sigaretten, en vulde drie glazen tot den rand, waarna ik dc dames uitnoodigde aan te stooten, en op het het welzyu van het huis leeg te drinken. Door deze geheel onverwachte wending der zaken, lieten de beide dames alle gedachten aan flauwval len en stuipen krijgen varen, deden behoorlijk bescheid, en na een kort onderhoud, dat niet al te best vlotte, verlieten zij onder veel plichtplegin gen het vertrek, terwijl ik mij warm aanbevolen hield. Uit de aan vereering grenzende zorgzaamheid, waarmee ik geduren de de eerstvolgende dagen bejegend werd, maakte ik op dat ik ditmaal met veel takt en menschenkenniB had gehandeld; ja, in het volgende weekbriefje meende ik zelfs sporen te vinden van een streven by mijn hospita, om in gulheid en grootmoe digheid niet bij haar commensaal achter te staan. Eenige dagen daarna kwam Suze mij spreken. Zy had een gemoeds bezwaar. De famile Coldewij had van een naar Indie terugkeerende familie een Javaanschen bediende overgeno men, om dienst te doen als kok. Na tuurlijk had Siman dus telkens te doen in de keuken om de rijst en de bij de rijsttafel behoorende ingrediën ten te bereiden. Nu kwam Suze vragen of zij, als gereformeerde, omgang kon hebben met een zwarte en een hei den. Daar had ze zich niet op ver huurd. Ik beduidde haar met nadruk da? een Javaan geen moor of heiden is maar denzelfden Godsdienst als de juffrouw en Suze zelve, en dat hij, evengoed als alle Hollanders, een onderdaan is van Koningin Wilhel- raina, niet minder trouw en bereid te sterven omdat hij wat bruin is uitgevallen. Zij moest hem maar eens goed opnemen, en dan zou zij ge waar worden wat mooie zwarte oogen, mooie haren, kleine handen en voe ten en zachte huid hij had dat daarbij de Javanen bekend stonden als vrij van sterken drank en ver liefd van natuur, waarom ik Suze aanraadde voorzichtig met hem te zijn en hem het hoofd niet op hol te maken, daar Javanen dan al heel gauw vergif innemen. Gerustgesteld ging Suze naar de keuken terug, en een paar weken later had ik, in 't voorbijgaan even in de keuken glurend, de zelfvoldoe ning te zien, dat Siman voor Suze een pan schuurde, terwijl de jonge maagd, naast hem, een kip plukte in een houding die voldingend bewees dat zij haar gemoedsbezwaren over wonnen had. Waarom greep Suze ontsteld naar haar zakdoek, toen ik haar terwijl zij de thee binnenbracht plotseling vroeg hoe zy aan die brui ne vlek op haar wang kwam, en waarom bloosde zij zoo, toen zij aar zelend vroeg: „is het waar van dat vergif, meneer?" {Wordt vervolgd) Gedrukt by DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1904 | | pagina 6