felOYAII^A DOOR SOPHUS MICHAÉLIS. 4) Ieder maal als hij zijn paard voor deze muren inhield, had hij 't gevoel of een lijk daar binnen op hem lag te -wachten. Een week had hij aan zijn huwelijksgeluk geofferd, toen had zijn beroep beslag op hem gelegd. En toen hij de volgende maal huiswaarts keerde was het om zijn jonge, geronde vrouw sinds een maand reeds dood te vinden en om begroet te worden door het geschrei van een kleine zuigeling. Ieder keer dat hij sinds dat oogenblik voor zijn paleis stil hield, sloeg hem uit de diepe vensters een lijklucht tegemoet en meende hij geschrei te hooren achter de dikke muren. Leone spuwde in den put en liet zijn blikkeD over de muren glijden tot boven aan de torenspitsen, waar een streepje goud van den zonson dergang nog zichtbaar was. Nu glim lachte hij bij het zien van die grijze, gebarsten muren. Een kleine, witte vrouwenhand zag hij liefkoozend over die oude gevangenismuren heenglij- den. Op alle uitbouwsels had die bloe men geplant en potten neergezet. Een klein balkon was geheel met slinger planten begroeid. Een paar buigzame, witte lelies hadden zich onder aan een venster vastgezet en hingen wiegelend over den afgrond neer. Door de ijzeren tralies in de beneden verdieping baanden de naar lucht dorstende scheuten van een kronke lende oleander zich een weg. Uit de vensters van de bovenste verdieping hingen Oostersche tapijten in velerlei kleuren. Hij zag in gedachten de kleine, witte hand die dit alles deed. Yerder kreeg de veste niets te zien van zijn dochter, die uit de hooge, diep verscholen vensters, bloode, verre blikken naar de zwijgende stadswereld daarbeneden wierp, zonder dat men haar zelf gewaar werd. Langzamerhand week de lijklucht van dit oude steenen gebouw voor den kalmen, van leven trillenden adem van al deze bloemen. De scha duw des doods ook was geweken voor den glans, dien de jonge maagd om zich heen verspreidde. De Condottière voelde dat het donkere paleis zijner vaderen bewoond was door een licht en fijn, rein en onschuldig wezen, dat met haar tengere vingers de oude, harde muren weer deed bloeien en die haar jonge armen als rozenketenen om zijn door de zon geroosterden, stevigen nek legde. Niemand zou binnen deze muren Leone de' Salvuccii herkend hebben. Al de rimpels verdwenen. De leeuw trok zijn klauwen in en liet zich gewillig door deze kleine, aan zijn manen trekken. De krijgsman had zijn schrik aanjagend masker afge- legd. Hij sprak slechts op gedempten toon. Buiten zijn deur liet hij zijn sporen afnemen. Daarbinnen was ieder snijdend wapen verboden. Op zijn teenen sloop hij naar zijn kamer om zich te wasschen, voordat zij hem had hooren komen. Hij wreef zijn verharde krijgersvuisten met puim steen om ze rein te krijgen. Maar Giovanna had de hoefslagen van zijn paard in de straat herkend en sprong hem tegemoet om hem te omhelzen. Raak mij niet aan, fluisterde hij op treurigen toon. Ik ben zoo beestachtig besto ven. Pas toch op je handen en op je kleeren. Maar zij kuste hem midden op zijn warme, vuile aangezicnt. Giovanna had zoo goed als geen andere menschen gezien buiten haar vader en haar voedster. Toch ont wikkelde zij een aangeboren waar digheid, even onbewust als een bloem haar geur verspreidt en haar kleu renrijkdom tentoonstelt als de tijd daar is, dat haar omhulsel springen moet. Haar gang over den gladden steen- vloer was zacht als die van een jong katje. Meer geluid vei nam men niet van haar onzichtbare schoentjes en met dezelfde elastische zekerheid lichtte zij haar voeten op. Fier hield zij haar hoofd op boven haar naakte schouders en haar tot aan de borsten ontbloote hals, een op slanken sten gel rustende bloem gelijk. Van de kruin af verdeelde een witte schei ding heur haar; glad gleed het langs haar hoofd neer en lag dik over haar slapen, zware strengen bruine zijde gelijk, maar over de ooren kroesde het, de fijne haren verdeelden zich en al krullend glinsterde als zonne schijn hier en daar een enkel fijn draadje. De wenkbrauwen lagen hoog op 't voorhoofd, een paar dunne bo gen gelijk, waaronder de groote, open bruine blikken zich opsloegen. De neus had nog iets van zijn kinder lijken, zachten vorm zonder vaste lijnen behouden en de fijne, voor geur ontvankelijke neusgaten trilden. Ook de mond had denzelfden weeken vorm, de lippen hadden zachte lijnen en waren slechts kenbaar aan hun vochtige rozenkleur. Een halsketting van groote koralen deed door zijn matrooden kleurenrijkdom, dezen mond en de fijne huid dubbel jonk vrouwelijk schijnen. Verder droeg zij geen sieraden, uitgezonderd een ver borgen kleinood dat aan een enkelen, dunnen draad tusschen haar kinde- lijke borsten afhing. Haar boezem werd men slechts gewaar door het zacht welven van haar wit, gespan nen kleed, dat bij 't op en neer gaan de rooskleurige veters van haar mouwen spannen deed en zacht deed kraken. Zoo zagen de drie jonge mannen haar, toen zij een paar dagen later met haar vader naar de villa in Pog- gibonsi kwam gereden, om den wijn-1 oogst te beginnen. Zij waren achter den muur van Gentile's villa neer- gedoken. Het bloed steeg hun naar de wangen toen zij hun halzen uit rekten om de voorbijtrekkende stoet te zien. Op haar hoofd droeg zij een grooten, geel strooien hoed, die als een stralenkrans om haar heen bleef schitteren. Ik zou haar wel eens willen zien blozen, zeide Domenico, die schrij lings op den muur was gaan zitten. Zij kan niet blozen, zeide Cen- tile. Men bloost slechts over onkuische gedachten. Dan zal ik haar wel doen blo zen, zeide Rinaldo, al zou ik er ook om middernacht haar kamer voor moeten binnen breken. Dat zijn woorden, waarover ge zelf zoudt moeten blozen, zeide Gen tile. Vrouwenschoonheid moet vereerd maar niet beleedigd wordeu. Maar ook genoten worden, zoo als de wijn, dien onze buurman de moordenaar, nu oogsten zal. Van alle kanten kwamen de oogsters naar de wijnvelden van den Condot tière toegestroomd. Zij brachten lad ders aan en groote korven. Als vo gelen in 't loover verspreidden zij zich over den geheelen wijngaard. Mannen en vrouwen kropen onder de gebogen takken heen en knipten de trossen af. Zij vulden de korven met de wazige vrucht, waarin het sap achter het op barstenstaande dunne vlies trilde. Leone liep rond en wees de plaat sen aan. Hij leidde het afplukken, zooals een veldheer een slag overziet. Hij zag toe dat de vrucht in de goe de vaten terecht kwam. Meisjes en vrouwen kwamen barrevoets met de overvolle korven op hun hoofd aan- geloopen en wierpen den inhoud er uit. Leone's oog was zeker en hij zag in den overvloed iederen zieken of onrijpen tros. Dan gooide hij de slechte vruchten hun in het gezicht, zoodat het sap er uitdroop. Hij schold en ondervroeg. En aan zijn zijde ging Giovanna en met haar kleine witte handen streek zij over de druiven heen en reinigde, of verwijderde stil, voor hij het zien zou. De druivenbladen begonnen aan de ontlaste ranken licht heen en weer te wuiven. Aan den diep blau wen hemel, die zijn sterken adem over de zweetende oogsters neerzond, ver toonden zich kleine, witte wolken. De zon stond laag en glinsterde door de korven met de hoog opgestapelde druiven als waren het halfdoorzich- tige edelsteenen. Toen werd er water uit den put- gehaald en de mannen begonnen het stof van hun door de zon verbrande beenen af te was schen. Het persen zou een aanvang nemen. Leone bezat één enkel marmeren vat, dat sedert onheugbare tijden in het geslacht geweest was. Dat stond gevuld met de grootste en schoonste trossen, waarvan het zwarte bloed als in geslepen steenen glinsterde. Giovanna, mijn lieve dochter, zeide Leone en lichtte haar in zijn armen op. Nu zult gij mijn oogst inwijden en mij wijn uitpersen zoo rein en zoo goed als gij zelf zijt. Van klein kind van twee jaar af was zij aan dit gebruik gewoon. Maar dit jaar stond ze hier voor 't eerst als jonkvrouw in de lange rokken, en moesten de meisjes hare kleeren opbinden. Tot aan de knieën ont blootten zij haar beenen en toen tilde haar vader haar over den rand van het marmeren vat en zette haar neer Haar fijne, vol ontwikkelde beenen zonken en verdwenen tusschen de blauwzwarte druiven. En terwijl zij haar kleeren ophield, met haar oogen gericht op het roode druiven bloed dat onder haar voeten uitzie- pelde, begon zij te stampen. Toen nam haar tred een langzaam, vaste maat aan en danste zij geregeld dooreen paar passen naar voren en een paar passen naar achteren. En al de vrouwen en meisjes stonden om haar heen en zongen het oude oogst lied. Maar er waren vele trossen in het vat, meer dan eenig jaar te voren en Giovanna was sterk en vol vuur en zij bleef druiven persen tot het bloed haar naar de wangen vloog en tot zij bloosde uit ijver. Met verrukte, groote oogen stond de condottière toe te zien. Dit jonge, reine meisjeslichaam, dat hem den eersten beker wijn bereidde, was hem liever dan honderd verslagen vijan den. Hij dacht aan de Florentijnsche saletjonkers en aan de wonderlijke spelen, die volgens het gerucht op hun villa's plaats hadden. Hoe zij hun onkuische liefjes bij elkaar rie pen ze uitkleedden en ze naakt in het vat wierpen, waar zij als wilde nymfen rondsprongen en den wijn voor huD minnaars uitpersten, die dan naar hen genoemd werdVino di Giletta, Vino di Nonna, Vino di Simonetta. Dat was Bacchus' reine bronnen besmetten, door die onkui sche lichamen in den wijn te laten baden! Neen, hier stond de onschuld in persoon en zegende de jonkvrou welijke druiven en bloosde er verrukt over, dat zij haar vaders rijken oogst mocht kredensen. Hij lichtte haar uit het vat en legde haar in de armen van de meisjes. Die droegen haar in triomf op hun schouders weg, als ware zij de jonge Bacchus zelf en kusten het druiven bloed dat in stroomen over haar schoo- ne, witte beenen vloeide. Leone doopte zijn zilveren beker in het vat en vulde dien, met het sterke, door de zon gerijpte vocht. Daarop begonnen mannen met krachtige, bruine beenen in de ande re persvaten rond te stampen. De oogst werd uitgeperst en de most vlood. En uit alle kelen klonken gloedvolle zangen. In de aangrenzende villa waren de drie jonge lieden op het hoogste steenen balkon gestegen en staarden voor zich uit naar den kant vanwaar *het gezang klonk. Zij wisten, dat de schoone Giovanna daarbij was en hoewel de afstand te groot was om haar onder de veelkleurige oog sters te onderscheiden, waren al hun gedachten toch slechts bij haar, bij den wijn van haar jonge lippen, die maagdelijker was dan die, die nu zou worden uitgeperst, bij haar elastischen tred, bij haar opgeheven armen, die de trossen afplukten, bij de overrijpe vruchten, die trillend neervielen in haar geheimzinnigen, onontwikkelden maagdenboezem. Gentile Cavalcanti's landgoed was verwaarloosd. Daar viel geen goed verzorgde wijn te oogsten. Verwilderd zagen de velden er uit en halfrijp en half verstikt hingen de planten aan de te weeldrig groeiende olmen. De drie jongelieden vleiden zich in zachte avondlucht onder de zware, de dichte druivenbladeren tent neer, ont staken een vuur, hulden zich in hun mantels, schaarden zich om de vlam men en staken hun lippen uit naar de sierlijke druiven, die boven hunne hoofden hingen. Het gesprek liep over liefde. Rinaldo was onlangs uit Venetië teruggekeerd, waar hij de gewaagdste mysteries der liefde had leeren ken nen. Hij vertelde van de gondel- tochten in de enge kanalen, van de oogen die in de schaduw der kajui ten fonkelden, van dames die onder de rieten tenten zaten gelijk stralen de paradijsvogels in open kooien, van het glijdend elkaar kanrakeu van twee gondels als handen die elkaar lang zaam in het voorbijgaan even beroe ren. Gloeiende blikken achter zwarte maskers. Vluchtig opzien naar bal kons, van waar rozen op de póppa -nederdalen. Golven klotsen dat klonk als blijde kussen. Slanke, met struis- veeren getooide Mooren, die met een purpergekleurden riem de gondel stuurden. De heete naar liefde smach tende menschenstroom, die op de Rialto-Brug bij elkaar kwam. Fantas tische nachtelijke serenaden in de schaduw van vervallen paleizen. De maan als een zwijgende bespieder, die juist op het rechte oogenblik haar oog met zilverwitte wolken sluit. Een touwladder die in het wa ter neerplast. Een wiegelend betre den van het balkon dat er op volgt. Rinaldo had geen roos laten liggen, geen blik onbeantwoord gelaten. Domenico glimlachte over zijn opge wondenheid. Wordt vervolgd) Gedrukt bjj DE EB VEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1904 | | pagina 6