OIOVAAAA
DOOK
SOPHUS MICHAËLIS.
11)
Wat waagt ge, Heer? fluisterde zij
nauw hoorbaar.
Meer dan gij, Madonna. Zijt
ge reeds bang voor de proefneming?
En wilt gij blijven achter uw pant
ser van verdriet, in uw omhulsel van
sombere grafgedachten? Weg moet
dat, vóór wij van aangezicht tot aan
gezicht samen spreken zullen.
En met zachte handen wond hij
den sluier van haar hoofd, van haar
borst. Nooit had haar voedster hnar
teerder behandeld. Liefkoozingen
stroomden uit deze voorzichtige vin
geren en het haar op haar slapen
knapte, toen hij 't met zijn hand be
roerde.
Ook haar handen nam hij in de
zijne. Zij beefden onder zijn greep
en zij wilde ze terugtrekken.
Begint de angst, Madonna?
vroeg hij en zij liet hem begaan.
Hij trok de handschoenen van haar
handen en wierp ze met de sluiers
op den grond. Zelfs de rozenkrans
gleed rinkelend op de steenen neer.
Zij boog om die op te rapen, maar
viel recht in Gentile's armen, die
voor haar op zijn knieën lag en hij
kuste haar koude handen tot zij ze
branden voelde. Zy kon zich niet
verdedigen, kon noch spreken, noch
zich terugtrekken. Slechts dieper boog
zy zich over hem neer en voelde
zijn haar als gladde, droge zijde vlak
onder haar mond. Hy sloeg zijn beide
armen om haar heen en drukte zijn
hoofd tegen haar hart.
Laat my luisteren, zeide hy,
laat my luisteren, of uw hart werke
lijk den moed heeft om te slaan.
Ja, het sloeg. Het sloeg als een
verschrikte vogel in een kleine kooi,
met de vleugels klepperende, fladde
rende, naar alle kanten uitwijkende
om de bespiedende ooren te ontloo
pen, die zich tegen de tralies der
kooi aanklemden om het te hooron
slaan. Met haar oogen gesloten, werd
zy zelf gewaar hoe het verschrikte
vogelhartje van angst hijgde, hoe het
heen en weder vloog in groote bang
heid, hoe het zich neervlijde en zich
weer oprichtte en zijn vleugels te
bloeden stiet, hoe zijn veeren rond
vlogen, in wanhoop, den dood nabij 1
Gentile hoorde het wild gefladder,
bleef luisteren tot het tot rust ge
komen was en het met lange tril
lende vleugelslagen eenJa-ja-ja in i
zijn verrukte ooren sloeg. Haar beide
handen hielden haar borst omklemd,
als was zy bang dat het hart er uit
springen zou. En als lauw bloed voelde
zij zyn kus over haar vingers glijden.
Hy behoefde niet langer haar naar
zich toe te trekken. Uit zich zelf
zonk zij op haar knieën tot zij op de
gladde steenen van haar vaders graf
lag, overwonnen en sidderend, bang
voor haar eigen geluk.
Kunt gy hooren, trotsche Leone
de'Salvuccii, fluisterde Gnntile, kunt
gij hooren hoe het hart van uw doch
ter slaat? öooit heeft uw eigen,
krachtiger gehamerd als uw paard
steigerde in den slag en gij uw wa
penen door het levend vleesch henen
wierpt. Luister, Leone, luister en
wees trotsch
Haar handen omvatten zijn hoofd.
Zy omklemde het, als wilde zij het
met haar armen bevoelen, en met
haar vingers zien, puur en warm,
stevig en teer. Zijn mond voelde zij
als een vochtige vrucht die zich onder
haar aanraking opendezyn oogharen
knipten onder haar hand als de wie
ken van een molen.
Trotsche Leonefluisterde Gen
tile. Dank, dat gij uw dochter leerde
kuisch te zyn!
In de sombere, groote kerkruimte
flikkerden de rookende altaarlichten
als sterren aan een stormhemel. Als
wolken dreven de wierookdampen
onder de roetzwarte gewelven. En
de priesterstemmmen onder de avond
mis klonken als noodschoten, die mid
den uit de groote ruimte opstegen en
verdwenen, terwijl het antwoord van
de ter aarde gedoken gedaanten op
bruiste als een mompelen uit open
graven,als dofrollende zuchten-golven.
Giovanna haastte zich zoo hevig,
dat zy vergat voor het groote altaar
neer te knielen en zich van bet wij-
water aan den ingang te bedienen.
Gentile volgde haar. Toen stonden
zy samen op het kerkplein en een
ademtocht ontsnapte hun borst, even
diep en lang als de slanke torens
hoog waren, die zich scherp en don
ker tegen den licht glansenden voor
jaarshemel afteekenden. Eeu licht
roze roode tint verspreidde zich over
het uitspansel als de «weerschijn van
schoon bloeiende amandelboomen.
De groote honden van den Condot
tière kwamen hen te gemoet en be
roken en besnuffelden na Giovanna
dadelijk Gentile, kwispelend met hun
volle staarten.
Ziet gij, fluisterde Giovanna.
Ook zij kennen en kiezen u tot mijn
Heer, evenals mijn vader het deed.
Zy keek hem aan en vond dat hy
de geharnaste aartsengelen op de al
taarschilderingen geleek, met zijn
golvende lokken op zyn fijne kaken.
Zooals uw vader, Giovanna?
Heeft uw vader my gekozen
Ja Gentile, evenals ik zelf. Waart
gy den dag voor zijn dood niet in
Florence? En verzocht gij hem niet
om mijn hand evenals gij mij verzocht
mijn verdriet met u te deelen?
Giovanna, antwoordde hij ter
wijl hij haar stevig bij de hand greep.
Droomt gij? Wanneer heb ik met uw
vader gesproken? Was het slechts
daarom, dat gij den moed had uw
hart te laten slaan?
Gentile, mijn hart sloeg omdat
ik u lief had. Maar waagde gij het
mij te omhelzen op mijns vaders graf,
zonder eerbiediging van hem en van
zijn bloed?
Hij antwoordde niet, maar keek
haar aan met oneindige droefheid.
Zoo duister werd zijn blik, dat die
schaduwen wierp over zyn heele aan
gezicht. Hy liet haar hand los en
zijn hoofd zonk neer, zoodat zijn haar
over zijn witte voorhoofd viel. Hij
liet zijn hoofd zinken voor den smee
kenden angst, die in een tranenvloed
uit haar oogen dreigde los te barsten.
Nu komt de angst toch, Giovanna,
fluisterde hij slechts.
Neen, nu stijgt de moed, ant
woordde zij. Prijs u gelukkig, dat
Leone de'Salvuccii gestorven is. Maar
gij zult ondervinden, dat zijn dochter
leeft. En nu zeg ik u vaarwel, Gen
tile.
Haar blik deed den tranenvloed
losbarsten en trof hem als een pijl.
Zij ging het plein over, terwijl
Gentile het hoofd schuddend achter
bleef en voor zich uit mompelde:
Onmogelijk, onmogelijk.
De honden van den Condottière
bleven aan zijn voeten liggen.
X
Niccolö Mercatale.
De rijke handelsman Niccolè Mer
catale was voor de begrafenis van
den Condottière uit Florence over
komen rijden. Den dag daarna legde
hij de dochter een bezoek af in het
paleis der Salvuccii. Toen de deur
naar de ontvangzaal geopend werd,
bleef hij op den drempel staan zon
der zijn hoofd te ontblooten, maar
terwijl hij zich boog voor de dame
en eenige heerscheres des huizes,
zeide hij
Veroorloof mij één enkele vraag,
Madonna. Uw vader was mijn vriend
en mijn gast den dag voor zijn dood.
Ik heb met hem over u gesproken
en wensch slechts te weten of hij tijd
had u van ons gesprek op de hoogte
te brengen vóór God straffe zijn
moordenaar het ongeluk geschiedde
dat u van den dierbaarsten vader en
mij van den besten vriend beroofde.
Giovanna was opgestaan en ging
hem tegemoet:
Zonder uw naam te noemen,
Heer, waren zijn laatste gedachten
voor u en deelde hy mij, toen de
dood hem bijna reeds 't spreken be
lette, zijn laatsten wensch mee.
Dank, Madonna. Ik behoud mij
dus het recht voor u te bezoeken
dan, wanneer het verdriet u toelaat
aan iets anders te denken dan aan
het graf, dat alles wat u in de wereld
het liefst was, in zich opnam.
Wilt gij niet binnentreden, Heer
en uitrusten in het huis van uw vriend?
Ik dank u, Madonna. Wij zien
elkaar weer. Tot daar aan toe ver
zoek ik u Niccolö Mercatale als uw
naaste en meest toegenegen bescher
mer te beschouwen.
Hij boog opnieuw en had zich te
ruggetrokken, voor dat zij iets anders
van hem gezien had, dan zijn gelaat,
waarop diepe rimpels heen en weer
speelden, zijn groote mond met diepe
groeven, zijn kleine oogen onder hoog
opgeheven wenkbrauwen.
Slechts één weg zag Giovanna voor
zich en zij keek niet uit naar zijwe
gen. Zij sloot haar huis voor Gen
tile en wilde niet naar haar vaders
graf gaan, voordat zij om vergeving
voor haar heiligschennis had durven
bidden.
Een week later reed Niccolö Mer
catale opnieuw naar San Gimignano
met een groot aantal paarden en
knechten, Enkele zond hij vooruit
om haar van zijn aankomst te ver
wittigen. De paarden werden ontlast
en schrijnen en kisten werden binnen
gedragen. Toen werd de toestemming
tot uitpakken gegeven en werd de
inhoud op een tafel in de groote zaal
uitgestald.
Giovanna zat in haar leuningstoel
met den zwarten sluier om zich heen
gespreid. Beritola lag op den grond
om de plooien te ordenen.
Toen Niccolö Mercatale zelf aan
kwam, stonden de knechten bij de
deur en hielden die voor hem open.
Voor hij den drempel overschreed,
neeg hij diep. Zij namen zijn wapens
en zijn grooten reismantel van hem
af en verwijderden zich. Licht en
haastig ging hij de.zaal door. Toch
merkte Giovanna dadelijk, dat hij
mank liep.
Toen hij voor haar stond, boog hij
opnieuw, maar niet dieper dan te
voren en zeideMadonna, ik groet
u. Wilt gij u verwaardigen naar mij
te luisteren? Zij knikte. En
wenscht gij geen mannelijke getuige,
die de rechtswaarde van hetgeen wy
hier samen bespreken zullen, bekrach
tigen kan?
Neen Messer Niccolö; na mijn
ouders was mijn voedster de eenige
in wie ik vertrouwen stelde.
Zooals 't u behaagt, is 't mij
ook lief, antwoordde hij en nam eerst
toen de hooge, stijve, vilten baret
van zijn hoofd. Geen spoor van haar
was er op te ontdekken, zijne kale
kruin blonk haar tegen. Daarop maak
te hy zijn fijnen, zwarten, satijnen
mantel, die met dunne, zwart zijden
figuurtjes bewerkt was, van zijn schou
ders los, zoodat hij in zijn gewone
kleeding voor haar stond. Zijn over
kleed was over de borst gerimpeld
en reikte nauw tot aan de knieën
en terwijl hij nog een schrede nader
bij trad, zag men wat er aan zijn
been mankeerde. Sterk verbaasd zat
Giovanna al deze gewichtige voorbe
reidselen gade te slaan.
Opnieuw maakte Mercatale een bui
ging, ditmaal zoo diep dat zij tot aan
den nek zijn kale hoofd kon zien.
Madonna, zeide hij met zijn
duidelijke, hoewel eenigszins piepende
stem. De stap, die ik hier voor
u doe, geschiedt volkomen oprecht.
Onbedwongen openhartigheid is de
richtsnoer geweest voor mijn geheelen
levenswandel. Ik zal er geen getui
gen voor bij elkaar behoeven te roe
pen, die u verklaren zullen kunnen,
dat wat men mij ook ten laste leggen
moge, wat ook 't oordeel van mijn
medeburgers zijn moge, dat ik zeker
niet lieg, of mij anders voor doe dan
ik ben. Ik begin niet met mijn fou
ten te verbergen, tegenover u wel
't allerminst. Er zijn in Florence prui
kenmakers genoeg, die my een pruik
gemaakt zouden hebben zoo uitste
kend, dat niemand dan hij en ik mijn
kaalheid vermoeden kon. Maar ik
zelf wil niet rondloopen met hoofd
haar, dat niet op mijn eigen kruin
groeide. En voor u wil ik er bijvoe
gen, wat gij zelf toch niet zien zoudt
kunnen, dat indien ik haar had, dat
't op mijn tegenwoordigen leeftijd niet
bruin, maar grijs zou zijn. Het lot
heeft mij gevrijwaard voor het ver
driet over de eerste zilverdraden en
voor de verleiding om deze eerste
teekenen van verval uit te rukken,
die de dood op ons hoofd laat op
wassen, om ons op zachte wijze aan
zijn naderende komst te herinneren.
Ik smeek u, Madonna, zie mij aan.
Gij zult gewaar worden hoe mijn
aangezicht baardeloos is, zonder eenig
blanketsel. Ik weet, dat gij er meer
rimpels op ontdekken zult, dan waar
mee eenig schoonheidsbegrip zich ver
eenigen laat. Ik wil u niet eenmaal
om den tuin leiden door u te vertel
len, dat het wijsheidgroeven zijn, die
mij ieder op zich zelf menig, slape-
loozen nacht en menig duur gekochte
ondervinding kostten. Rimpels zijn
teekenen van verval. En de mijne
vertellen slechts van dagelijks, on-
vermoeid^irbeiden aan mijn schijfta
fel overvftijn kasboeken. Evenzoo
met myn been. Ik deed myn man
tel af om u dadelijk te toonen, dat
ik mijn mankloopen niet verberg. Ik
zou u kunnen vertellen, dat dit ge
komen is door een kwetsuur in een
veldslag, dien ik eenmaal onder uw
vader meemaakte, onder uw vader,
wien do heilige Maria behoede! Ik
ben in den oorlog gekwetst geworden,
maar mijn been heb ik gewoon op
een landweg gebroken. Ik ben dus
geen held en verlang niet daarvoor
in aanmerking te komen. Het eeni
ge wat ik ver van mjj afwerp, is
dat ik een pocher zijn zou. Ik ben
leelijk, vrij oud en niet innemend.
Mijn grootste deugd is, dat ik dat
weet. Nu verzoek ik u, Madonna,
mij te zeggen of ik door mag gaan.
Yindt gij van niet, dan behoeft gij
slechts uw hand uit te strekken. Dan
sla ik mijn mantel weer om, naar
myn rede behoeft gij niet te luisteren
en dan vertrek ik zonder wrok.
Giovanna wenkte met haarband:
Ga slechtB door, Messer Niccolö. Zij
keek hem niet aan, maar luisterde
met neergeslagen oogen en bloosde
even onder haar zwarten sluier.
Wordt vervolgd)
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.