GIOVAIÏIIA
DOOK
SOPHUS MICHAËLIS.
15)
De valk krjjschte en de klokjes
klingelden. Gentile keek op en zag
een slanke, half volwassen knaap,
geheel in zwarte zijde gekleed, om
den valk heen loopen, met het roode
kapje van het dier in zijn hand. Hij
wilde hem het mutsje op zijn kop
drukken, maar ieder maal dat hij
de hand naar hem uitstrekte, hapte
het dier dreigend naar zijn vingers,
terwijl de jongen in zijn ijver niet
bemerkte, dat hij het dier al verder
en verder van zijn meester verwijderde.
Roep hem, Heer, anders vliegt
hij weg!
Gentile floot en de valk kwam
aangestreken laag over 't gras en
zette zich op zijn schouder. De jon
gen keek hem met verrukte oogen
na en klapte vol bewondering in zijn
handen en vroeg: Mag ik hem
zijn kapje opzetten, Heer?
Probeer, of ge het kunt, zeide
Gentile glimlachend En iederen keer
als de knaap naderbij kwam met het
kapje in zijn hand, beet hij naar
hem. Het bloed liep van zijn vingers,
maar toch gaf hij 't niet op.
Laat ik 't maar doen! zeide
Gentile. De valk knipte met zijn
oogen, boog zijn kop en nog voor
dat Gentile het kapje op zijn kop
gedrukt had, liet hij zijn oogleden
reeds toegljjden.
Toen eerst zag Gentile den knap
pen, slanken jongen eens goed aan.
Zijn gezicht brandde. Zijn oogen
straalden. Hij had zijn muts verloren,
zoodat zijn lange, zwarte lokken over
zijn kaken vielen.
Mag ik hem dragen, Heer?
vroeg hij.
Gentile zette den valk op zijn
uitgestrekte hand. Elastisch zwaaide
hij zijn arm op en neer, om het ge
wicht van het dier te kunnen voelen,
streek het liefkozend over de vleugels
en kuste het op de zachte, witte borst.
Uw valk is mij liever dan iets
anders ter wereld, Heer. Mag ik eens
met u op de jacht gaan?
Zijn vreugde deed Gentile genoe
gen en hij nam hem mee. Hij droeg
den valk alsof 't een communiebeker
was. Hij floot een paar honden, die
langzaam uit het riet te voorschijn
kwamen. Hij sprong voor hen op en
neer, wees naar den valk, liet zijn
muts liggen en stormde plotseling
weg.
Gentile leerde hem jagen. Hij wond
zich op zooals hij 't in jaren niet
gedaan had en bracht alle regelen
der kunst en allerlei kunstjes weer
in praktijk. Zeldzame vogels trachtte
hij op te sporen. De hondeu joegen
ze op en de valk zat ze na.
Gentile vroeg den jongen om naam
noch afkomst. Menschen en familie
relaties konden hem niet meer schelen.
Liefst wist hij niets over de streek
en van de menschen, die er woonden.
Alles was hem even onverschillig als
het gras dat hij betrad. Uit zich zelf
zocht de jongen hem iederen dag op
dezelfde plaats op. Duiven bracht hij
mee om er den valk op af te hitsen
en de tamme vogels boden niet veel
weerstand. Zwaar plompten zij uit
de lucht op het gras neer, waar zij
liggen bleven en waar noch Gentile,
noch de knaap zich verder om hen
bekommerden als de klauwen van
den valk ze eenmaal losgelaten had.
Op een zekeren dag kwam de
knaap met koorts van de groote
weiden thuis. Zijn knieën knikten
onder hem. Hij vroeg om drinken,
dronk een geheele kruik water on
bleef even dorstig. In bed wilde hij
niet, maar weer naar 't veld. Toen
hij de tafel, waartegen hij steunde,
losliet, viel hij zoo lang hij was op
den grond en werd toen naar bed
gebracht.
Monna Giovanna, de jonge weduwe
van Niccoló Mercatale, zat bij zijn
bed en hield de koortsachtige vingers
van haar zoon tusschen haar beide
handen. Zij droogde zijn klamme
voorhoofd, bevochtigde met een spons
zijn brandende, heete lippen en luis
terde naar het kloppen van zijn hart.
Dagen lang wilde hij eten noch drin
ken. Zij fluisterde hem liefdenaamjes
toe, kuste en liefkoosde hem, troostte
hem en probeerde hem weer in het
leven te lokken, door hom alles te
beloven wat hij wenschle. Eenmaal
sloeg hij zijn glinsterende oogen op
en zeide:
Moeder, als ge mij Gentile Ca-
valcanti's valk verschaffen kondt,
geloof.ik, dat ik dadelijk beter wor
den zou. Toen sluimerde hij weer in,
terwijl Monna Giovanna, over zijn
wensch zat na te denken. Zonder te
weten wat zij deed, fluisterde zij
hem in ooien en oogen: Jaja
ja. Urenlang bleef zij 't hem beloven
en toen hij haar aankeek, juichte zij
Ja mijn zoon, mijn harte,
troost u en haast u om beter te
worden ik beloof het U
Is 't waar moeder?
Ja, ja. Morgen vroeg zal ik
een boodschap zenden, morgen vroeg
zal ik hem zelf voor u gaan halen. Glim
lachend viel de jongen in slaap. On
derwijl zon Monna Mercatale op een
uitweg. Al haar sieraden en haar
geld deed zij bij elkaar en zond er
een vertrouwden bode mede naar
Gentile. Hij mocht niet zeggen aan
wien de valk verkocht werd, maar
slechts het geld en de kostbaarhedon
er voor aanbieden. Meer dan 5000
scudi waren er. De bode keerde terug
Messer Gentile Lavalcanti, die als
een bedelaar in een kluis woonde,
had de kostbaarheden met geen blik
verwaardigd, maar slechts gezegd,
dat zelfs voor het tiendubbele zijn
valk niet te koop was.
Monna Giovanna deed 's nachts
geen oog toe. Vroeg in den morgen
werd de jongen wakker en vroeg
om den valk. Toen hield zij plotse
ling haar tranen in, dwong zieh tot
een glimlach en fluisterdeNog niet,
mijn jongen. Zie, de zon begint juist
op te gaan. En ik kan toch niet
naar Messer Gentile gaan, voor hij
zelf op is.
Iedere keer als do jongen een
oogenblik bij zijn bewustzijn was,
vroeg hij naar den valk. Zij durfde
zijn blik niet langer ontmoeten. Aan
de deur bleef zij staan luisteren naar
hot antwoord, dat Beritola op zijn
vragen gaf. Troost u, lieve jon
gen. Nu komt uw moeder gauw
met Cavalcanti's valk. Wacht
nog maar even. De weg er heen is
zoo lang. Troost u, en wacht, lief
kind. Zwaarder gang had Giovanna
nooit gedaan. Het was of de angst
haar over de aarde droeg. Haar voeten
waren als lood. Zij vloog als een vogel,
die een steen mee sleept, die onder
zijn beide vleugels vastgebonden is.
Zij was even vlug aan zijn huis als
de knecht, die haar komst zou moe
ten melden. Bij iedere schrede dacht
zij: Mijn zoon sterft! Mijne tranen
zullen voor mij spreken. Ik zal niets
behoeven te zeggen. Mijne tranen
smeeken voor mij.
Maar toen zij Gentile aan de deur
verschijnen zag, verdwenen de tranen
uit haar oogen en de gedachte aan
haar zoon's doodsbed zonk uit haar
hersens. Daar kwam hij aan, met
zijn voorname, zachte stappen. Zij
had hem in lange, lange jaren niet
gezien. Het bruine kleed, dat om
zijn schouders golfde, was groen ge
worden, als door het mos der jaren.
Hij werd rooder dan de papavers,
die tegen den muur van het huis
aangroeiden. Hij bloosde van genoe
gen, dat hij eindelyk zou mogen
groeten. En hij groette. Hij boog en
bleef voor haar staan in dezelfde
houding, waarmee hij haar de eerste
maal begroette, met de hand op zjjn
hart.
Heil u, Gentile, zeide zij en
voegde er bij: Ik zou wenschen u
te kunnen vergelden, al wat gij om
mijnentwille geleden hebt. Gij hebt
mij meer liefgehad dan ik verdiende.
Wilt gij wilt gij mij toelaten he
den aan uw tafel te eten
Madonna, antwoordde Gentile
ootmoedig, nooit heb ik door u een
verlies geleden, maar wel daarentegen
veel goeds ondervonden. En als ik
ooit iets goeds deed, dan geschiedde
het door uw hulp en door de liefde,
die ik u toedroeg. En dit bezoek
maakt mij veel rijker, dan indien
men mij alles teruggaf om nog eens
te verdoen wat ik al verdaan heb.
Want nu komt gij tot een armen
gastheer.
En eerbiedig leidde hij haar door
zijn vervallen huis en door zijn klei
nen hof, waar de oude boer als tuin
man dienst deed. Hij verzocht haar
dat nederige gezelschap voor lief te
nemen, terwijl hij zelf naar binnen
ging om de tafel gereed te laten
maken.
Hij liep zijn armoedige kamers door
en liet de boerenvrouw tafelgoed ha
len. Het tafellaken was wit en glan
zend. Maar hoe groot zijn armoede
was, begreep hij eerst recht, toen
er niets anders op tafel te zetten
viel dan brood en kaas en oude,
troebele wijn. Hij zond de vrouw
den tuin in om salade en fenkel.
Onderwijl ging hij zelf overal rond
in alle mogelijke vergeten hoekjes,
alsof plotseling eetwaren ergens op
gewassen zouden zijn, als paddestoe
len uit den grond te voorschijn zou
den zijn gekomen in de donkerste
hoeken. Hij dacht aan niets anders
dan aan eten, eten. Hij zag de zwaar
met eetwaren belastte tafels voor zich,
waar hij in zijn rijke dagen zjjn
vrienden aan noodigde ter eere van
de dame, aan wie hij nu zelfs geen
vogelvoedsel voorzetten kon. Hij
dacht aan de duiven, die zij daar
buiten op het veld hadden laten lig
gen, toen de valk
De valkHij vloog de kamer door
en stootte tegen de staDg, waarop
het dier zat, zoodat de belletjes rin
kelden. De valk! Zonder kapje zat
hij op zijn stang te slapen. Hij nam
hem tusschen zijn handen, bevoelde
hem, vond hem vet en achtte hem
een voedsel zóó iemand waardig en
draaide hem zonder verder nadenken
den hals om. En toen de vrouw uit
den tuin terug kwam, met haar ar
men vol salade, wierp hij haar den
vogel toe, beval haar dien spoedig
te plukken en voorzichtig aan het
spit te braden.
Toon Gentile zijn gast aan tafel
leidde, spreidde hij zjjn mantel op
de steenen bank uit, waarop zjj zit
ten zou. Hij stond aan haar zjjde en
bediende haar. Hjj dacht aan niets
anders dan haar te kunnen dienen.
Zjj was hongerig en bleef dóór eten,
om daardoor haar verzoek nog te
kunnen uitstellen. Maar ten laatste
zeide zjj
Gentile, niet ter wille van de
liefde, die gjj mjj toegedragen hebt,
maar op uw eigen nobel gemoed doe
ik aanspraak, indien ik u smeek om
het leven van mijn zoon. Want zon
der uw hulp moet hjj sterven.
Uw zoon, Giovanna, zeide Gen
tile, terwijl zjjn hart sneller klopte.
Kan ik uw zoon het leven geven
Ja, Gentile.
Zjj zagen elkaar aan en werden
beiden rood als druppelend bloed.
Ik smeek u, als moeder om het
leven van mjjn oenigen zoon. Gij
zoudt mjj begrjjpon, indien gjj zelf.
Wat kan ik doen voor uw zoon,
Giovanna?
Hjj is ziek, Gentile. En hjj
bljjft niet in 't leven, indien gjj hem
niet helpt.
Waarmee, Madonna?
Geef hem uw valk.
Toen vielen er tranen uit Gen
tile's oogen, zjj hoorde ze vallen
op hot tafellaken. Zooveel verdriet
doet 't hem zjjn valk te moeten
missen, meende zjj. En Gentile ant
woordde
Sinds het Gode behaagde Ma
donna, dat ik u liefhad, heb ik dik
wijls mjjn zwaar en droevig lot be
treurd maar dit alles is niets
vergeleken bjj het verdriet, dat mij
nu treft, nu gjj tot mjj kwaamt in
mjjn armoedige woning. Gjj, die mjj
nooit aan wildet zien toen ik rjjk
was, smeekt mjj nu om een zoo ge
ringe gave en ik moet weenen, om
dat ik u zelfs die niet geven kan.
Hjj stond op, ging een oogenblik
heen, kwam terug en legde toen den
bek en de gele pooten van den valk
op haar bord. Toen knielde hjj voor
haar neer en schudde zjjn hoofd.
Toen weende Giovanna bitterder dan
toen zij aan het bed van haar zoon
zat. Zelfs toen Beritola aan de deur
verscheen en met stom snikken zeide,
dat haar zoon gestorven was, waren
haar tranen niet heeter.
Zij drukte zjjn hoofd tegen baar
hart.
Ligt het paradjjs onder uw
hart?
Vanwaar komt gjj, Giovanna?
Gentile, fluisterde zjj, ik kom
slechts van de veste met de schoone
torens.
(Slot).
Gedrukt bjj DE EBVEN LOOSJES, te Haarlem,