Zoo was't, mijnheermaar de arme moeder wist niet, dat het zoo erg was. Zij dacht, dat het kind sliep. «Mijn kind is door en door koud», zeide zij: «als wij maar eerst thuis zijn, dan zal 't wel weer warm worden.» 't Was toen juist een nacht als nu. Wij naderden station Hardwick, eene niet onaanzienlijke stad, met een mooi stations-gebouw, schitte rende lantaarns en de gewone leeg' loopers op 't perron met de handen in de zakken en de sigaar in den mond, evenals weleer de jongelui te Athene,die hun tijd besteedden met niets anders, dan wat nieuws te zeggen en te hooren. In het rijtuig waarin wij zaten, een der achterste van den langen trein, kwam nu een reiziger meer. 'tWas een slank jong meisje. Een groote grijze omslagdoek omgaf haar ranke leest en op 't hoofd droeg ze een net reishoedje van donker stroo met fluweel en bloemen versierd. Ze scheen een weinig verlegen te zijn, zooals iemand die niet gewoon is te reizen, en zette zich, ca schuw te hebben rondgekeken, in de nabijheid van 't portier. Neem u mij niet kwalijk, jonge dame, zeide ik: maar zou 'tniet beter zijn, als u wat dichter bij de kachel ging zitten? De lezer weet zeker, dat de spoor wegrijtuigen in de Vereenigde Sta ten door portieren en bruggen met elkander in verbinding staan, zoo lat de conducteurs de rijtuigen in de geheele lengte doorloopen kunnen. Yerd-r wordt ieder rijtuig verwarmd door middel van een kachel en heeft, voor 't geval dat een reiziger on derweg dorst krijgt een waterreser voir met kraan. De jonge dame stond weer op, seheen een oogenblik besluiteloos, maar volgde in 't einde toch mijn raad. Gaat deze trein door tot Bays- water? vroeg ze daarop met een stem, wier liefelijke welluidendheid mij hoogst aangenaam aandeed. Om U te dienen. Kan ik U misschien ergens genoegen mee doen? Dank U, neen of ten minste niet vóór wij te Bayswater zijn. Voor de reis zullen we nog drie uren noodig hebben. Houdt de trein onderweg nog op? Alleen te Exmouth. De jonge dame slaakte blijkbaar een zucht van verlichting en leunde achterover in de coupé kussens. Nu kon ik met behulp van 't door een koperen reflector teruggekaatste lamplicht hare trekken onderschei den. 't Was een lief kind, want zij telde, naar 't 6cheen, hoogstens zestien zomers. Ze had groote blauwe oogen, goudblond, glad van 't voor hoofd weggestreken haar en een klein mondje, dat aan een pas ont loken rozenknop deed denken. Ge verwacht zeker dat uwe vrienden U te Bayswater komen af halen, mijn kind, sprak ik na eenige oogenblikken. No, Sir, ik ga daar ginds naar eene kostschool. Maar dan zult ge daar toch al op een heel ongelegen uur aan komen, dunkt mijdes nachts te een uur! Never mind, sprak de jonge dame lachend, ik loop maar dade lijk naar 't pensionnaat, dan is alles in orde. De sneltrein joeg steeds voort, met den gestadigen, regelmatigen polsslag van zijn ijzeren hart enden snuivenden ademtocht zijner reuzen- longen. Op eens klonk de stoomfluit en de trein begon zijn vaart te ver minderen. Te Exmouth kunnen we toch nog niet zijn, dacht ik: ik heb dus zeker geslapen en niet op den tijd gelet. Ik keek op mijn horloge, 't Was pas half twaalf, en ik wist, dat we niet voor eenige minuten over twaal ven te Exmouth konden aankomen. Toen krabde ik eene opening inde bevroren portierraampjes en keek naar buiten. Wij stonden stil bij een klein station midden in een sparrenbosch. Is dit Exmouth? vroeg het zachte, welluidende stemmetje mij ner schoone rei6genoote. Neen; hoe 'thier heet weet ik niet, maar het is een klein, niets- beduidend station. "j|Houd dan de trein aan alle dergelijke stations stil? vroeg zij weder. O neen, in den regel in 't geheel niet. Er is zeker een bui tengewoon sein gegeven. Hebt ge 't koud, kindlief? Uw stem beeft. 't Is heusch heel koud, zeide de jongen dame nauwelijks hoor baar, en trok haar doek dichter om de schouders: Ik hoop dat we maar gauw weer doorgaan. De trein is al weer in bewe ging, zeide ik. Zeg eens, sprak ik daarna tot den conducteur, die juist weer door het rijtuig liep: waarom moesten wij daar aan dat kleine station ophouden? De machine had geen water meer, antwoordde de beambte, ter wijl hij doorging. Ik begreep dadelijk, dat dit ant woord bezijden de waarheid was. 't Geheele oponthoud had nauwelijks een halve minuut geduurd, en in zoo korten tijd zou 't onmogelijk geweest zijn den stoomketel te vul len. En waar zou bovendien op zoo'n eenzame plaats, midden in een kaal sparrenbosch, 't water van daan moeten komen? Vijf minuten later kwam de con ducteur terug. Ik ruimde nu voor hem een plaatsje naast mij in en zeide: Kom hier nu eens naast mij zitten; ge hebt toch niets te doen. Hij voldeed aan mijn verzoek. Waarom wilt ge mij de waar heid niet zeggen? vroeg ik op ge- dempten toon. De waarheid? Met betrekking tot wat? hernam hij op dezelfde wijze. Wel, met betrekking tot de oorzaak, waarom wij zoo even stil hielden. De conducteur glimlachte eu sprak vervolgens: Nu, dan zal ik u de waarheid maar vertellen. Wij stopten om een enkele passagier op te nemen, een man die ons van Bayswater tot aan 't gindsche station tegemoet geko men was. - Om 't plezier te hebben, den zelfden weg terug te rijden? Precies mijnheer, maar om 't genoegen te hebben dien weg in zeker gezelschap af te leggen. U behoeft zich, wat uw persoon be treft, niet ongerust te maken maar die man is een geheime poli tieagent. Wat? Een Ik was op 't punt, de laatste woorden van den conducteur over luid verwonderd uit te roepen, doch mijn buurman gaf mij door een wenk te kennen, dat ik zwijgen moest. Wien zit de man der wet dan op de hielen? kon ik mij na een lange tusschenpoos niet weerhou den fluisterend te vragen. Dat weet ik zelf nog niet. De agent wil liever geen opzien verwekken, vóór het tijd is om de gevangenneming, waarop hij plan heeft, ten uitvoer te brengen. Daar om zullen wij niets te zien krijgen, voor wij te Bayswater zijn. Waar is hij dan? De geheime agent? Hij zit daar ginds dicht bij een portier en heeft zijn oude versleten pet diep over de oogen getrokken. Men ban niet ontkennen, dat hij uitnemend de kunst verstaat, om zich onken baar te maken. Ik glimlachte en vroeg: Welke misdaad is er dan ge pleegd geworden? Een bloedige en vreeselijke. Een goddelooze hand heeft een man, zijne vrouw en twee kinderen de keel afgesneden en daarna 'thuis in brand gestoken. Mijn God, welk een gruwel stuk De conducteur en ik hadden dit alles Datuurlijk slechts zeer fluis terend gesproken. Eerstgenoemde stond nu op en verliet mij, zoodat ik gelegenheid kreeg om de gezichten van mijn reisgenooten met een zeld zame vermenging van schuwheid en nieuwsgierigheid op te nemen. Onwillekeurig hechtte zich mijn blik aan een man, die tegenover mij zat. Zijn trekken teekenden ruwheid en gemeenheid. Zijn baard was stekelig en verward en de kraag van zijn gescheurde, smerige jas tot over de ooren opgezet. Ik voelde mij meer en meer overtuigd, dat deze man met zijn verdierlijkt voor komen en zijn breede, diep afhan gende kinnebak de moordenaar was, en als ik steelsgewijze ter zijde keek, dan ontmoette ik de blauwe oogen der lieftallige jonge dame. Naar mijn gevoel te werk gaande, stond ik op en nam nevens haar Ge hebt zeker gehoord, waar over wij spraken? vroeg ik. Neen. Schrik niet, het was over een gruwelijken moord. De moordenaar moet op dezen trein zijn. Maar wees niet bang, voegde ik er bij, want zij keek mij aan, alsof zij mij niet vertrouwde en ik was op mij zelf verstoord, dat ik bij het kind een achterdocht had verwekt, welke ik niet verdiende. 't Oponthoud, dat nu volgde, was slechts van zeer korten duur, maar toch bemerkte ik, dat inmiddels de waakzame politie-agent zijne plaats verruild had en nu in de onmiddel lijke nabijheid van den man met het verdierlijkte voorkomen en de versleten jas was gaan zitten. Zie eens, lispelde de jonge dame: te Exmouth werden de por tieren op slot gedaan en nu ontsluit men ze weer. Zij had gelijk. Misschien was men bang, dat de misdadiger gedurende het opont houd uit den trein zou springen, merkte ik fluisterend op. Wilt ge wel zoo goed zijn, mij een glas water te halen? vroeg nu mijn schoone buurvrouw. Ik stond op en ging naar het kraantje in de nabijheid van 't por tier, doch liep met waggelende schreden, want de trein was weer in snelle beweging. Toen ik den tin nen beker in de hand nam, ontdekte ik helaas, dat die door middel van een dunnen ketting aan het plankje, waar hij op stond, bevestigd was. Doe geen moeite, zeide nu de jonge dame: Ik vulde mijn beker en bood haar dien aan, doch in plaats van 't water aan te nemen, schoot ze mij eensklaps voorbij, opende het por tier enstortte zich naar buiten op de smalle brug, waardoor de rijtuigen met elkander verbonden worden. Houdt haar! Houdt haar! schreeuwde de politiebeambte, op springende: «Conducteur, help!help!» 't Geheele rijtuig werd nu een tooneel van verwarring en ontstel tenis. Ik bevond mij 't eerst buiten op de brug, doch zag niemand dan een half bevroren conducteur die over zijn geheele lichaam beefde. Waar is de jonge dame ge bleven? riep ik hem toe. Zij sprong hier tusschen de rijtuigen in, voor ik een hand naar haar kon uitsteken, stamelde de man. Dat moet zij oogenblikkelijk overreden zijn, zeide nu de hoofd conducteur, de schouders ophalende: «Zulk een sprong van een sneltrein heeft wis en zeker den dood ten gevolge. Maar die sprong kost mij 500 dollars, want zooveel premie was er op de aanhouding van dit vrouws persoon gesteld, zeide de agent met ergernis: «'k wilde onderweg geen onnoodig opzien verwekken en lie ver wachten tot wij te Bayswater kwamen, maar dat is een kapitale fout van mij geweest. Ik had ze maar dadelijk moeten inrekenen.» Gerechte hemel, riep ik uit: Ge meent toch niet dat het kind.... Eene moordenares is? Jawel mijnheer, dat meen ik juist. Dit kind», zooals U haar gelieft te noemen, heet Alice Burton, is een gehuwde vrouw van 26 jaren en heeft in den afgeloopen nacht vier menschen koelbloedig vermoord. Nu trachtte ze naar Canada te vluch ten. Zoo is het met de zaak ge- De trein hield nu, op een sein van den hoofdconducteur, stil en de politie-agent begaf zich met dien beambte langs den lijn. Eenige pas sagiers, waaronder ook ik, sloten zich bij hen aan. Gezamenlijk aan vaardden wij nu den terugtocht om het schoonste wezen te zoeken, wier lieftalligheid en schijnbare onschuld mij zoozeer hadden aangetrokken. Tengevolge van de verbazende snelheid, waarmee de trein gereden had, moesten wij nu een aanzien lijken afstand terugwandelen, eer wij de misdadige vonden.Ze lag naast de rails en was geheel onkenbaar. litie-agent somberMoge de hemel sche haar genadige zijn! Gelooft ge, vroeg ik nu: dat zij door middel van dien sprong werkelijk meende te kunnen ont vluchten Wel waarschijnlijk; dat vrou wengoed kan soms zoo raar doen. Maar ik dacht toch niet, dat ze zoo krankzinnig zijn zou, want dan had ik wel andere maatregelen genomen. Men nam nu het lijk op en droeg het naar een naburige hofstede. Daarop keerden wij naar den trein terug, die natuurlijk meer dan een half uur te laat te Bayswater aan kwam. Toen ik den volgenden dag het verhaal van den moor.! en het tra gisch uiteinde der schuldige las, dacht ik aan de blauwe oogen en den rozenmond der fraaie, slanke gestalte. Mijn hart was vervuld met vreemde tegenstrijdige gevoelens, doch ik was het volkomen met den Franschen letterkundige eens: 't Ware kan wel eens niet waarschijn lijk zijn. T. TWEEDE KAMER DER STATEN-BENERAAL. Zitting van 7 December. Bij het voortgezet debat over hoofd stuk IV (Justitie) der Staatsbegroo- tiug, verdedigde de Minister van Justitie de opvoeding van de ver pleegden in de Rijks-opvoedingsge stichten. De heer de Vos van SteenwijA be streed de verdeeling der gevange nissen in klassen. Door den heer Hnber werd opge komen tegen het plaatsen van ge vangenen, die tot minder dan drie maanden zijn veroordeeldin de cellulaire gevangenissen. De heer Rutgers bracht den slech ten toestand van de gebouwen te Amsterdam, waarin het kantonge recht wordt uitgeoefend, ter sprake en zou daarin verbetering willen zien. Het wetsontwerp tot ruiling van gronden met de gemeente Zutphen werd met 57 tegen 3 stemmen aan genomen. Na bestrijding door dehee- r e n Rutgers van Rozenburg e n van der Biesenen verdediging door de heeren lamcombeSanders en Lieftinck is met 49 tegen 19 stemmen besloten tot stich ting van eennieuwgerechts- gebouw te Haarlem. Uitvoerig werd gedebatteerd over het amendement der Comm. van Rapp. in zake de opneming van een nieuw kerkgebouw bij de gevange nis te Arnhem. Het amendement werd ingetrok ken na verklaring van den Minister van Justitie dat hij nader zou over wegen voorstellen te doen, wanneer dit noodig bleek. Met 46 tegen 16 stemmen werd aangenomen eene motie van den heer A. Mackay, de noodzakelijk heid uitsprekende om op afdoende wijze te voorzien in de behoefte aan inrichtingen voor godsdienstoefenin gen in de strafgevangenissen. De begrooting van Justitie is aan genomen met een eindcijfer van f 5,059,759 en wel met 53 tegen 11 stemmen. Morgen voortzetting. RECHTSZAKEN. De proc.gen bij het gerechtshof te Arn hem eifchte gisteren tegen Van der Steen, bediende bij de bankiersfirma Noordnyn te Nijmegen, beschuldigd van verduisteringen vaa een brief met geldswaarde, ten bedrage van f14,300, en een kassiersbriefje van f 2000, vijf jaar gevangenisstraf; tegen Rooze, als medeplichtige aan dit strafbare feit, één jaar gevangenis. BE IJRSB ER ICHT EN Haarlem, 8 Dec. 1886 ilaetileeninpn. EUROPA, Scderlanél. jJert. N.W. Schuld 21 lito dito dito. 8 Jito dito dito. 3; Obligation 187S 3j dito 1888 A Mig. AmortSynd. 8 J SPraafertflt. iSeïTflsen v. Inschr 8 M,-L»on. 186? •Ho in Papier 'oudleening 5 i;to 1881 4 K6»m i-.ehj. 1881/41 3> lo. ChAdmL&mai» 5 io. do.Noltheniui 5 ,'o. Pauuel. Leen» IS ïblis;. in Papier» 5 lito dito S 45 to Zilver 8 lita dito B lito a Good 4 ib, Schatk. 1844 4 Mig. BI. '88/80. 8 dito 18848 dito 1881. 5 Jbl. H. 1798/15. S XJns. 6o éor. "88. Jblig, 1862. o 5 ■lito 1364 Amet. dito 1866 Anrot. 5 lito 1877 Amat. 5 io. 1877 le Oost. 5 dito dito Sa Scr. 5 dito dito 8 e dito 5 dito 1873 Gecons. 5 dito 1878 dito fi dito 1884 dito dito 1860 2eLoan, dito 1875 Gecona.4i dito 1880 dito 4 (jb.-Leen.1867/69.4 lito in goud 1888. 8 torpet. Schuld 4 Oblig. buitL 1876. 3 dffco binl. Amort S. 4 dito do. Perpet. do, 4 Genot' hoera' 75 89; 99 101i 75 95 84 i 95S 92 i «7J 86A 67 87 i 87 92/, 87i 101J 181 99 i 555 55i 56 j 95» 95-R 96* 94J 90j 80 871 105* Aan de aardsche gerechtigheid is zij ontkomen, sprak nu de po rn* Alg, S. 1865. 5 dito Gereg. dito 1868/61. .8 dito Gereg. dito 1869 6 dito Gareg. mimL Mexico. Oblig. 1851. ft do 1864. 8 Brasilia. Gbl. Lond. 1865.1 dito Leen. 1871.5 dito dito 1860.41 dito dito 1868.4} dito dit» 1888.4} dito gond 1879.4} Frsvincinln li)ke leeningen Aki terdam. Oblig. 4 dito dito 1879.4 dito dito 8i KotUrd. ObL1886. 8* dito dito Itlf, 4 121 375 Ui 991 99i loot 92; 915 !ede- Stad Haarlom. .Ij 65 —70 dito dito ..81 85 —90 dito dito ..4 99 10S Musirllele en Flnnn clels andernemlngen. Gonof. koers. 1011 10H 1011 101 100; 1081 102 i 101 101J 1005 102* 101 i 280 1021 101; ïb'edf 05 a-Bas Amit. H.-Bk. Pbr. 41 dito dito dito 4 Arnh.Pbr.Hyp.-B. 41 dito dito dito. 4 Qemaonte-Cred.Ob.él dito dito Obl. 4 'g-Grav. Hyp.Pdbr.4J dito dito dito 4 Holl.Hyp.-B.Pdbr. 4} dito dito dito. 4 Nat.Hyp.~B, Pdbr. 41 dito dito dito 4 Nod. Bank. Aand. Rott.Hyp.-B. Pdbr.dj dito dito dito 4 Stv.M.-Nad.-.AdD. dito dito Obüg.S dito dito dito 4} dito dito dito 4 Utr.Hy p.-Bk. Pdbr.4l dito dito dito 4 X..H0IL Hyp.Pibr.4j 1011 Spnorwegleesingsg. 102; 101* Haarl.-Zandv. Adn. Holl. IJz. Spw. dito Obligation 4 M.l.Ex.v,St.Sp. Ad. dito ObL 1879/81.4 dito dito 1888 .4 dito dito 1870 .5 dito dito 1878 .5 Nod. Cnt.-Sp.Aand. dito dito Oblig. dito gestomp. dito. Bew. van Uitg. Sok. Ned.-lnd. Sp.Asnd. dito Oblig. 1879.8 dito dito 1869.4 J N.R\jn-Sp volg.Adn. dito niet-Ge.f. dito. dito dito dito dito. dito Obl, 1865/88.4 dito dito 1875/78.5 dito dito 1870.6 Nad. Woatf.Sp.Adn. dito Obligation. .4J uon|Rrtf«. Thoinn-Aand. .5 dito Obligaties. .5 Italië. Yict. Em. Oblig. .3 W ent-Sicil. Spw. do.5 Zuid-I tal.Spw. dito, 3 (lostenrUk Fr.an.-Ooit. Oblig. 8 dito dito 8e Em. 8 Elia.Sp. 8e Em.'73.5 W arsch.-Brb.Aand.4 Ware.-Weenen. do. dito dito Oblig,8 Hoalftod. Gr. Sp.-M, Aand.8 Hypotheek Oblig. 4 J dito dito .4 dito dito .3 B&ltis. Spw. Aand.8 Char'kow Azow8 Iwang.-Dombr.ObLdJ Jelez-Griasi. dito .5 Jelez-Orel d:!o .j Kurik Cnaik. dito.5 dito Azow dito.5 Mosk-JaroeL ObL 5 481 150 101J 118 100; 100* 108* 24; 71 14 180 90 88 100 104 112 150 104J 100 81| 64* 1021 62/ 77 49 H 91 108 119* 99; 92} 75* 591 97i 90 951 100; 100» 91ï 101 Moahow-Aurok do.8 MoBkow-Smol.dito.5 Orol-Yitabak. dito.5 Loeow.-Sawaat. do.5 Potl-Tifiie Oblig. .6 Tranio.Spwm, dito.8 Sp.-M. Aand. 5 Ag§}©?tfcR. Centr,P&e?5e.Obl!g.6 Chic. North West. dito le Ilyp. 7 dito Jow&Midl. do.8 dito Mad. Est. do.7 dito Menominee do.7 dito N.-W. IJn. do.7 dito Win. St. P. do.7 dito South.-W, C>bl.7 Illinois Laas. Cert.4 dito Csntr C. v. A. Kansas PaciSc.Obl.6 Louis v. Naohv. do.® dito Adjust, bonds. Lcniü San Praao.do.8 dito Aigem.Hyp.do.6 Miss.Kasa.'Tes. do.7 dito. Union. Pae.do.6 Mi»s.?ac.South. do.6 tit.P.M.feM.leH.do.7 dito gec. 2e Hp.do South. Pao. Spw.êU.d Union Pacific, dito.6 Genot koei'B. 102 lOJf 92 93 IOO; 68/, 57A 114J 140 1811 1811 134; 184 185 133f 1361 96 136 115 64J 9911 1161 110; 109i U5f 102 i 110; 1181 1101 lik Ïr8wepaa!8s!tfip- pljsn. H&arl. TrwnuAaui. I Stmtr. A. dito Oblig. I Frg'AkeiÉgii. BUd AMUL 1000.3 dito 10P.8 Amit. Kan. Maat». Rotterdam3 Gemoente-Credièt .8 Pnl.v.YoikevL 1867 4 loten S.5Q Lot. MiL'61 fr. 45. 1865 dito lo. Bach.'69. fr. 30 do.'69Weeib./3,R0 dito Gom-, Cred.Si Adm,Louis dn Your dito "61 Preib.fr.lR,, StU Antw. 1874.8 Stad Brniiel 1879.8 ËtG&agarlSe. Staatolaeniag 1870. ThoisB Obügatiën .4 Sta&tsleening 1854,4 dito 1860.5 dito 1864. Crediet Anst. 1858. EUK.OaLB.CrAMt.3 Stad Waenen 1174. IPmSjBeai. ObLleaning 135 5.1; Staatsleening 1804.5 dito 1866.5 UsriterlMia. Gondvo.3 B1VEMEN. Ct.Ve?.Am.Sp.l« Ser. dito dito 2e do. dito dito 8e do. Yg.A. Hyp.Sp.ObL ObL Prov. Quobec. 1C7J lil 10S{ 104 f 102; 186 1.50 17— 6.76 15.— 0.70 9.50 11.— 100; 103; 99; 100;s 1C5 1111 184 143 J 100; 147 135; 126; 93} Prolongatie 3; 4 pCt,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1886 | | pagina 3