ning in de Verlengde Frans-Hals- straat alhier. Vermoedelijk heeft de dief zich met een valschen sleutel toegang verschaft en uit een lin nenkast ontvreemd: een bankbiljet van f 60, twee dito elk van f 25, twee gouden ringen gemerkt JAK en H P S, een nickelen horlogeket ting met gouden medaillon en een granaten broche met oorknopjes. Naar men aan het Vaderland mededeelt, is bij het ministerie van koloniën een telegram ontvangen, inhoudende dat de generaal Dsm- meni, civiel en militair goeverneur in Ateh, te Pajacobo is overleden. Prins en Prinses Scherbakoft, die een tijdlang in het Amstelhotel te Amsterdam onder behandeling van dr. Mezger zijn geweest en zich thans te Nice bevinden, hebben vóór hun vertrek, den heer P. J. H. Cuypers opgedragen een vorstelijk verblijf voor hen te bouwen op een hunner landgoederen ten zuiden van St. Petersburg. (A.) Naar wordt gemeld, zijn tus- schen Nederland en Duitschland onderhandelingen aangeknoopt over eene regeling, waardoor voor den in het volgende jaar aanvangenden Nederlandschen dagdienst tusschen Vlisïingen en Queensboro de noo- dige aansluiting aan de Duitsche spoorlijnen wordt verkregen. De Noordsche hardrijder Axel Paulsen is Zondag te Christiania op eene baan van 25,000 meter door Harold Hagen met 1000 meter ge slagen. De campagne van de suikerfabriek «Holland», te Houtrijk en Polanen (Halfweg) zal over 14 dagen ge ëindigd zijn. De aanvoer ter ver werking bedroeg ongeveer 14 milli- oen kilogrammen bieten, welke meerendeels uit de omliggende pol ders werden gedolven. Morgen is de campagne in de suikerfabriek der heeren Jager, Ravenswaaij Co., te Gorinchem afgeloopen. Uit Amsterdam wordt van 11 December aan de N. R. Cl. gemeld: De Amsterdammers, die vandaag naar IJmuiden trokken om daar emoties op te doen bij de Stella zullen stellig slechts voor een deel niet teleurgesteld zijn geworden. Niet, omdat desobere genoe gens van een reisje met een der bommeltreinen, die de gemeenschap onderhouden tusschen de hoofdstad en hare voorhaven, zoo kalmeerend werken op de nieuwsgierigheid naar een «wrak» van tweemaal vier-en- twintig uren eene spanne tijds die de actualiteit van dergelijk een geval nog niet gansch en al heeft weggevaagd. Integendeel, het langzame voort- zwoegen van de doodmoede loco motief langs den zigzagweg een mijl op zeven het tweemaal overstappen en het bijna even reel keeren toonen der tickets als de af stand mijlen bedraagt, maken den phlegmaticus ongeduldig, doen den nieuwsgierige staunpvoeten op de lauwe waterstoof. Neen het tafereel zalf aan IJmuidens strand, waarvoor men gekomen is, was te kalm, om zelfs het meer zachte gemoed der dames, die den tocht medemaakten, in on gewone beweging te brengen of bijzonder te prikkelen. zenden, waarvan ik reden had te vermoeden, dat het hem bereiken zou. Zes maanden later ontving ia een brief met ontelbare hieroglyphische postmerken. Deze meldde mij, dat de gevangene, aan wien ik geschre ven had, overleden was, twee jaar na zijne aankomst in de mijnen. Alzoo smaakte de minder schuldige niet de voldoening van het lot te vernemen van den man, die hem verraden had. Mijn verhaal is ten einde. Het leven van Pauline en mij begon eerst, toen wij van 't kerkhof te rugkeerden, besluitende het verle- dene te vergeten. Sedert hebben wij lief en leed doorleefd, zooals dui zenden met ons. Terwijl ik dit zit te schrijven op mijne buitenplaats, gelukkig met vrouw en kinderen, kan ik mij haast niet meer voor stellen, dat ik die blinde was, die al die vreeselijke geluiden hoorde, en die later dat verschrikkelijk vi- De tred van het houten keetje, dat «station» heet te IJmuiden naar het strand, ging heel wat vlugger dan terug, wijl er aan het eindpunt van de heenreis iets te zien, en daarna lang, heel lang te wachten het consigne was. En toch alweer niet vlug genoeg om voor het heerlijk gezicht dat net kanaal en zijne omgeving bood, in het geheel geen oog te hebben. Voor u, in het verschiet, de zee, de eeuwig veranderlijke, hare rol lers, die in wilden aanloop de pie ren missen, tot halverwege in de haven stuwend, waar ze uitgeput en wrevelig ineenduiken. In gelijke strekking het buitenkanaal dat er naar snakt om bevrijd te worden van de zeventig botters, die in stede van in eene visschershaven, hier de vaart bemoeilijkend op hun verhaal komen Laugs de kanaal boorden drentelt het visschersvolk kalme stoere kerels met de handen in de zakken van hunne antediluviaanscbe brotk, wier gesprek uiterlijk de grens van geluidgevend stilzwijgen maar zelden overschrijdt. Aan den duinwand knabbelt, helm en brem ten spijt, de excavator waarvan copieën Panama doorgraven. Op het kanaal tal van bootjes met vlugge roeiers, elk het eere-presidentschap van eene sportclub waardig en hetzij uithoofde van het métier, hetzij tot ontspanning, kreten uitende, die bij den oningewijde den waan wek ken dat er iemand neerploft in het kille nat. daarboven eene lucht ge- -ïjk alleen Holland die te aanschou wen geeft in haren rijkdom van schakeeringen. De koele bries uit het zuidwesten had in den morgen de zon bevrijd van wolken en ze opeengestapeld tot een mijlenlangen cumulus, die wachtend tot zijn vijandin hare krachten verspeeld zou hebben, bo ven land en zee stelling had geno men. In het noorden tooverachtig grijs; verblindend wit blauw en licht in het zuiden, de zee hullend in een schitterend gaas, doorzichtig genoeg om alleen de omtrekken van schepen en zeilen tegen de kim zich te zien afteekenen. Welk een gloed 1 Den rechter kanaaloever langs en bij het pantserfort den hoek om daar ligt, of liever daar staat m de verte, een honderd meter of vier benoorden het noordelijk hoofd, de Stella. De flinke stoomer die uit zijn transalantisch verleden van cyclonen weet mee te praten, is hier op strand gezet, neen als eene schelp neerge worpen, door het tochtje, berucht maar nederig van naam, dat nu en dan zich de allures geeft van zijne vermaarde voorzaten. In zuidwest- noordoostelijke richting dus onder een scherpen hoek met de strandlijn zit het gevaarte tot op eene manslengte diep in het zand onwrikbaar en wachtend tot de onberekenbare kracht, die het hier bracht, gracieuselijk zich nog eens wil doen gelden en haar arbeid ongedaan maken. De voorsteven wijst waarschuwend heen in de nchtiüg die de Noordzee zal vole-eu wanneer zij eenmaal satanisch' lachend om ons «wetenschappelijk» A. P., met haar taaien kop gaten boort in de duinen en dijklage. De branding woelde aan bakboordzijde van het schip, dat, vlak liggend in lengte en in breedte, aan de land- sioen had; dat ik die man was, die, om een twijfel op te heffen, waar over ik nu nog bloos, een paar we- relddeelen doorreisde. Is het Pauline wel geweest, moest ik vragen, wier oogen thans van liefde en verstand schitteren, die maanden, ja zelfs ja ren, doorleefde in eenen toestand van gekrenkte en ontstemde ver mogens? Ja, het moet toch wel zoo zijn; want zij heeft eiken regel, dien ik geschreven heb, nagelezen, en ter wijl wij samen deze bladzijden na zien, slaat zij haren arm om mijn hals, en zegt (er op aandringende, dat ik het zal neerschrijven:) te veel, te veel over mij gesproken, manlief, en niet genoeg over het geen gij voor mij gedaan hebt en nog doetl Ik besluit mijn verhaal met te verklaren, dat dit het eenige punt ia, waaromtrent wij het samen niet eens zijn. zijde voor stil water zorgde, waarin de vletten vaarden en het zand, tot bezinking gekomen, bankjes vormde. Statig en rustig als op eene werf, vertoonde het schip aan romp noch want iets dat de gedachte wekt aan de ruwe proef, die het door stond. Het volk aan dek vlet- terlieden en mannen van de ekwi- page bezig ziende en het roo- kende schoorsteentje van de kombuis, zou men meenen dat alles zoo hoort en het schip zich verwondert over zooveel bekijks. Geen schrampje, geen deuk, gat of bult is te zien geen flarden noch neerhangend touw wel de valreep die den kijker noodt tot weinig loonend bezoek. In de nabijheid van hun nieuwen nabuur vliegen honderden meeuwen, die nu en dan op den rug van eene groote golf neerstrijken en, wijl alles in beweging is naar de kust, gelijk een troep ruiters in dollen rit over de heide, in tegen gestelde richting schijnen te stormen. Vlak bij oefent een schelpenvisscher zijn vreedzaam bedrijf uit. Hij noch zijn paard, welks schonken heen- gluren door de armzalige bedekking zoo vol «lacunes» gunnen een enkelen blik aan hetgeen hier voor valt. De man stort onverpoosd den inhoud van zijn net een microsco pisch klein deel van de schatten die de zee betaalt aan het land uit in den stunteligen wagen. Geen blik ook aan de vletterlui die zich afsloven om de bagage -doode waar van «het volk», kooien, kisten en scheepsinstrumenten aan wal te zetten, met denzelfden ijver waarmede zij eergisteren de leven de waar in veiligheid brachten, die niet meer wist waar het veege lijf te bergen. Hij, daar, die man met het blauwe boezeroen, is er een van. In eenvoudige taal en onopge smukt doet hij het verhaal van de twee tochten met de reddingsboot, die na de eerste reis over het strand weer naar het punt van uitgang moest gesleept worden. Och, die geschiedenissen zijn alle dezelfde. In elke reddingsboot met hetzelfde ras van heldenzielen bemand - staat eene spreuk ge grift, dezelfde die de moeders van Sparta schreven op de schilden ha- rer zonen: «Erop of ermêe». Nu is de man zijne spreuk en al wat daarbij behoort al glad ver geten totdat het weer gaat stormen en de Noordzee beukt op de kust; totdat weer een schip in nood is en er menschen gered moe ten, nu sjouwt hij met kisten en koffers en hoopt een duitje te verdienen met het lossen van het schip en het uitbrengen van het an ker en kan het met het vlot- brengen van de schuit. «Die niks geleje heet, al is-i ook teugen de pier angevaren, 'r staat een paar duim water in 't schip maar dat's 'r van boven in gekommen.» Man, maak goede zaken, het is je van harte gegund. Na den middag kwam de wind opsteken. De zon was verdwenen, de lucht donker, dreigend en nevelig, de regen viel. De golven doken met woest geweld nu en dan over het Zuiderhoofd heen en braken tegen den achtersteven van de Stella. De vloed kwam op: het schip week schijnbaar uit den wal en lag een zaam. De mannen die de ankers zouden uitbrengen, bleven aan boord de sjouwers ondernamen met de op wagens geladen bagage den terug tocht. In dat sombere weder leek de langzaam voorttrekkende stoet gevolgd in het gezicht van de Stella wel eene begrafenis. Een milicien van het 7e re giment infanterie te Amsterdam sprong Zaterdagmorgen, na zich van zijn bovenkleederen ontdaan te hebben, op de Geldersche kade te water. Eenige oogenblikken later werd de man levenloos opgehaald. De jWed. Kath. deelt mede, dat de machinist van den goederentrein, die Zaterdag der vorige week, in het station te Hilversum, op eenige stilstaande goederenwagens liep met het gevolg, dat twee waggons tot splinters werden verbrijzeld, bij het door den Rijksopziener in gestelde onderzoek verklaard heeft, op het oogenblik van het ongeval reeds bijna 22 uur onafgebroken dienst te hebben gedaan. Vrijdagnacht verloor een 80-jarig schipper op de Zuiderzee op vreese lijke wijze het leven. Niet ver van den Marker vuurtoren zonk de tjalk van den schipper, behalve door hem, nog met twee knechts bemand. De drie opvarenden trachtten in den mast van het zinkende vaartuig hun leven te redden. Den knechts ge lukte dit, doch de bejaarde schipper werd door een stortzee losgerukt. De beide knechts werden Zaterdag morgen door Gooische visschers uit hun benarde positie verlosten bij Volendammer visschers vriendelijk ontvangen en verpleegd. Een hun ner scheen niet bestand tegen de doorgestane vermoeienissen en over leed weldra. Zijn lijk is te Edam in het lijkenhuis gebracht. De Haagsche Cl. geeft naar aan leiding van den jongsten storm de volgende grapEen der werklieden die tot het getal behoorde van hen, die van het Kurhaus wegens den hevigen wind naar huis gezon den werden, kwam, zoowel in- als uitwendig, zeer verwaaid en laat thuis. Dit verwekte bij zijne we derhelft nu weder een storm. Toen hij daarvan op het karrewei mede- deeling deed aan zijne makkers, vroeg men hem: «En hoe heb jij het toen aange legd?» Waarop hij antwoordde: «Wel, ik heb net gedaan als de wind ik ben gaan liggen I» Nabij het Kurhaus te Schevenin- gen is gisteren aan hei strand aan gespoeld een gedeelte van een grooten mast, vermoedelijk afkomstig van een zeer groot koopvaardijschip; het is door de strandvonderij ge borgen. Door den brigade-commandant der maréchaussée's te Woudrichem zijn twee matrozen van het wacht schip te Rotterdam aangehouden en onder geleide naar hun schip terug gevoerd. Op de Merwede voor Sleeuwijk werd gisteren eene visscherspink, waarin vier Woudriehemsche vis schers, door een zeilschip aangeva ren, waardoor het vaartuigje letter lijk in twee stukken gebroken werd. De visschers werden allen met levensgevaar gered. In den nacht van Zaterdag op Zondag werden door de te Sittard gestationneerde ambtenaren Jansen en De Raadt niet ver van de stad drie smokkelaars aangehouden, die na het wegwerpen van drie pakken zich door de vlucht wisten te red den, zoodat zij onbekend bleven. In de pakken, die de ambtenaren medenamen, waren blazen, waarin ongeveer 40 liter spiritus was ge borgen. In denzelfden nacht waren twee andere ambtenaren, Vermeer en Buitenhuis, aan de Roode Brug na bij het Pruisische dorpje Millen ge posteerd. Omtreeks middernacht gingen drie personen hun voorbij, waarvan een, die van een geweer was voorzien, hun toeriep: «Houdt van nacht maar goed wacht». Daarop sloegen zij den weg naar Millen in. De ambtenaren bleven op hun post. Een uur later kwa men de drie personen terug. De een met het geweer ging vooruit, dan volgden de beide anderen, een vaatje dragende. Bij hunne na dering riep Buitenhuis: «Halt, wij zijn rijksambtenaren.' «Terug!» riep de voorman der drie. Buiten huis echter liep op hen aan, doch kreeg van den smokkelaar een schot hagel in het lijt. Nu vuurde ook B. zijn revolver af en scheen den smokkelaar getroffen te hebben, althans deze slaakte een kreet en zonk neer, doch was weldra weer op de been en ontvluchtte met zijne makkers in de richting van Millen, met achterlating van het fustje, dat door Vermeer in beslag werd ge nomen. Inmiddels was ook Buiten huis tengevolge van veel bloedver lies neergezegen. Vermeer begaf zi«h naar eene naburige hofstede, waar hem kar en paard werd ver strekt, waarmede B. en het vaatje stadwaarts werden vervoerd. B. lijdt hevige pijnen, daar hem 60 hagel korrels in het lichaam zijn gedron gen. Geen der smokkelaars is door de ambtenaren herkend. Het fustje bevatte ruim 30 liter spiritus. Te Zetten had Zaterdag eene vrouw de onvoorzichtigheid een* kindje van een jaar een stuk van eengekookten aardappel in den mond te geven. De aardappel geraakte het kind in de keel, en het gevolg was, dat het kind onder vreeselijke benauwdheden stierf. Aan den Molenpolder te Nieuw- land, op de zoogenaamde hoogte, uitgebaggerde grond en slib van het Welsingsche kanaal, ongeveer daar waar in 1793 het uitvarend Oost.-Ind. compagnieschap «de Le viathan» aan den grond raakte en gesloopt werd, is, naar de Midd. Ct. mededeelt, gevonden een stuk ge bakken steen, hoog 42 en breed 50 cM. De steen, kennelijk een deel uit makende van een naakt borstbeeld, te zien aan de gleuven voor den hals, het borstbeen en de tusschen- ruimten der ribben, mist het hoofd en den rechter schouder en bevat van onderen de volgende letteren: Hern Cinet. De steen is beschikbaar gesteld voor het «Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen». Uit Vlissingen wordt van giste ren gemeld: Aan de overzijde van de Schelde, in de richting tusschen Breskens en Hoofdplaat, landwaarts in, is een zware brand uitgebarsten, die bij afzending van dit bericht 6,45 nm. in alle hevigheid woedt en on getwijfeld van grooten omvang is. Het vuur maakt een prachtig effect tegen den met donkere wol ken bedekten horizont, en eene groote menigte toeschouwers slaat van hier, op den Zeeboulevard, het schouw spel gade. De zuidelijke hemel is door den vuurgloed geheel verlicht. Nadere bijzonderheden ontbreken nog. Door de rijkeambtenaren te Mid delaar (Limburg) zijn op onbekende smokkelaars aangehaald 12 bussen inhoudende ongeveer 300 liter spiritus. Een paar dagen geleden i3 door een onbekende aan het spoorweg station te Leeuwarden een munt biljet gewisseld dat in vieren ge vouwen was, en later bleek slechts de helft van een muntbiljet te zijn. Waarschijnlijk zal men trachten, elders ook de andere helft op soort gelijke wijze voor een geheel munt biljet uit te geven. Een der timmerlieden, die onder den instortenden muur van de fa briek «De Nijverheid» te Stadska naal geraakte, is Zondagmorgen overleden. De tweede bevond zich Zondagavond in zeer gevaarlijken toestand. GEMENGD NIEUWS, Onder de getuigen te Lowe stoft, die door de commissie van onderzoek mtrent de geschillen tusschen Engelsche en vreemde vis schers in de Noordzee werden ge hoord, waren drie marine-officieren, die in de Noordzee politiedienst had den uitgeoefend. Deze raadden aan, dat voortaan het trawlvisschen ge durende den nacht verboden zou worden, en dat wanneer men een schip op een onwettige daad be trapte, het naar de dichtstbijzijnde haven, Britsche of vreemde, zou wor den gesleept en de eigenaar zwaar beboet. Tot heden bepalen zich de klach ten voornamelijk tot de visschers uit Ostende. Een woeste dronkaard, Gue- naut, bracht de vorige week groote opschudding in het dorp Villedö- main (Indre et Loire), 's Nachts met een anderen man uit eene herberg komende, schoot Guenaut plotseling op dien man het geweer af, dat hij, die als strooper bekend staat, steeds bij zich droeg. De man viel dood neder, en Guenaut vluchtte nu naar de boerderij van een ze keren Aubry, waar hij werkte. Toen men hem daar niet opende, schoot hij de ruiten stuk van de slaapka mer van den boer; de vrouw en twee kinderen werden licht gewond. De moordenaar vluchtte toen naar een nabijzijnd bosch, waar hij ge vat is. Het Berl. Fremdenblatt maakt melding van een curiositeit, die eenig in haar soort is; het betreft name-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1886 | | pagina 2