den, daarvan te mogen verwijderen.
Bespreking van het ontwerp van de
Zondagswet en behandeling der
vraag,of er aanleiding bestaat om zich
te dier zake te wenden tot deTweede
Kamer der Staten-Generaal.
De besturen der afdeelingen wor
den diensvolgens uitgenoodigd om op
hare eerstvolgende vergadering de
verschillende bepalingen van het
ontwerp van de Zondagswet, waar
bij de bloembollenkweekers belang
kunnen hebbeD, te overwegen.
De afdeelingen zenden hunne af
gevaardigden, terwijl alle leden op
vertoon van hun diploma toegaDg
hebben.
Als eene bijzonderheid dient
vermelding, dat de heer mr. W. S.
J. van Waterschoot van der Gracht,
benoemd tot lid der Prov. Staten
van Noord-Holland, de zoon is van
den heer W. J. C. van Waterschoot
van der Gracht, die in 1856 tot de
zelfde betrekking werd verkozen en
in 1874 werd vervangen door wijlen
den heer A. L. Dyserinckdoor
wiens overlijden de nu gehouden
verkiezing heeit plaats gehad.
Door B. en W. is bepaald,
dat de verkiezing ter benoeming
van een lid van den Raad, ter voor
ziening in de vacature, ontstaan
door het overlijden van den heer
A. L. Dyserinck, zal plaats hebben
op 5 en de herstemming, zoo deze
noodig mocht zijn, op 19 April e.k.
Voor de Rechtbank alhier stond
gisteren terecht G, J. Graal, oud
20jaar, geboren teHaarlem, wel keper-
soon zich bad te verantwoorden we
gens een diefstal, gepleegd ten huize
van den heer v. D. aan den Korten
Dijk alhier en wel in den nacht
van 28 op 29 Januari. Een menigte
zilveren voorwerpen had de inbre
ker zich uit de kasten in dat huis
weten toeteëigenen en juist stond
hij op 't punt om met dezen buit
heen te gaan, toen hij door een der
buren werd ontdekt en de spoedig
daarop gewaarschuwde politie hem
in verzekerde bewaring nam.
Het bleek toen, dat hij de persoon
was, die in het begin van genoemde
maand naar de Rijks-werkinrichting
te Veenhuizen was overgebracht,
om daar een jaar te verblijven we
gens landlooperij.
Het O. M. (jhr. mr. A. J. Re-
thaan Macaré) wees er den beklaag
de op, hoe deze, op 18-jarigen leef
tijd als marinier dienende, wegeDS
het verkoopen van equipementstnk-
ken en desertie, door den krijgsraad
tot 3 maanden gevangenisstraf en
een half jaar later wegens twee
overtredingen der krijgstucht en 2e
desertie opnieuw tot 183 dagen ge
vangenisstraf was veroordeeld eD
tevens uit den dienst verwijderd;
hoe hij na het ondergaan van zijn
straf in October 1886 werd gear
resteerd, verdacht van medeplichtig
heid aan diefstal met inbraak, doch
wegens gebrek aan bewijs vrijge
sproken, en eene maand later we
gens landlooperij werd veroordeeld
tot 12 dagen hechtenis en opzending
naar de Rijks-werkinrichting te
Veenhuizen, doch na een kort ver
blijf wist te ontsnappen en toen,in
de omstreken van Meppel gekomen,
weder diefstal met braak pleegde,
waarvoor hij zich later zal hebben
te verantwoorden.
De spr. achtte het een geluk, dat
de politie thans, door de waarschu
wing der buren, dit gevaarlijk in
dividu had aangehouden, waardoor
hij zijn gerechte straf niet zou ont
gaan.
niet meer, maar wel, dat haar steeds
de gedachte was bijgebleven of de
gehate mau haar zou zoeken en
vinden.
Toen zij eindelijk, op 't punt van
te vallen, boven haar zijne schreden
hoorde en spoedig daarop zijne stem,
toen gloeide zij van haat en had
slechts «én wensch: namelijk dat
de ondiepe kloof plotseling in een
gapenden afgrond mocht verande
ren, zoodat zij den onbeschaamde
met zich mee kon sleuren in de
onpeilbare diepte, dat zij zich als
een engel der vernietiging aan zijn
hals mocht klemmen en hem den
dood in de armen werpen.
Nu stond zij zonder een woord
te kunnen vinden, ontnuchterd, bijna
beschaamd voor hem en hij voor
haar als haar redder.
Zij bloosde bij de gedachte, dat
zij dit moest erkennen. Wat nu?
Zou zij hem misschien nog danken
ook? Dat was der verwende vrouw
1 ot zijn eisch komende vroeg
spr., wegens diefstal bij nacht in
een onbewoond huis, door middel
van braak, verbreking en inklim
ming, tegen Graal 6 jaren gevan
genisstraf en hoopte bij, dat op hem
bet nieuw art. 15 Wetboek van
Strafrecht van toepassiug zou kun
nen zijn, luidende:
De tot gevangenisstraf veroor
deelde kan, wanneer hij 3/4 vat)
zijn straftijd en tevens ten minste
3 jaren in de gevangenis heeft door
gebracht (voorwaardelijk, d. i. zoo
lang hij zich goed gedraagt), in
vrijheid worden gesteld».
Als toegevoegd verdediger van
den beklaagde trad op mr. F. Wil-
lekes Macdona'.d, adv. en proc. al
hier, die op eenige verzachtende
omstandigheden wees, de groote ge
makkelijkheid aantoonde om uit de
genoemde Rijks-werkinrichting te
ontsnappen, terwijl het verlangen
dat beklaagde dreef, om zijne moe
der terug te zien, hem op de ge
dachte bracht om zich het geld, dat
hij voor de reis van Meppel uaar
Haarlem noodig had, door inbraak
te verschaffendat hij, in Haarlem
gekomen, zijne moeder (na vaders
dood) met een persoon vond samen
wonen, die hem onuitstaanbaar was
en zijn broertje en zusje in het
Armhuis; dit alles overwegende
zeide spreker zou men van den
beklaagde een eenigszins ander oor
deel krijgen, dan na de schildering
door het O. M.
Ten slotte voerde hij aan dat zon -
der Graal's openhartige bekentenis
het bewijs voor dezen diefstal, waar
voor hij thans terechtstond, onvol
komen ware geweest, daar niemand
hem heeft zien inklimmen noch de
sloten der deuren verbreken of het
zilver weghalen.
De spreker heeft dit alles slechts
in het midden gebracht om zijn
verzoekhet opleggen van een veel
mildere straf dan de geëischte, te
motiveeren.
De uitspraak is bepaald op 17
dezer.
Z. M. de Koning heeft in een
bijzonder onderhoud aan mr. J. P.
Vaillant, voorzitter der feestcommis
sie voor het concert der Koninklijke
nationale zangschool voor hand
werkslieden te 's-Hage, de betui
ging herhaald van tioogstdeszelfs
leedwezen, dat ongesteldheid Hem
had verhinderd gevolg te geven aan
het voornemen om dat feestconcert
den 21en Februari jl. in het Ge
bouw voor Kunsten en Wetenschap
pen bij te wonen. Daarbij gaf Z.
M. te kennen de gevoelens, waar
van de feestviering de uitdrukking
was, zeer op prijs te stellen, en
droeg Z. M. den heer Vaillant op
hoogstdeszelfs bijzonderen dank aan
de commissie en zangschool over te
brengen.
Het onderstaande adres, ge
dateerd 5 Maart 1887, is dezer da
gen verzonden:
Aan den Koning
Geven met verschuldigde gevoe
lens te kennen, de ondergeteeken-
deu
dat in den laatsten tijd in ons
vaderland meer vervolgingen we
gens staatkundige misdrijven wor
den ingesteld, dan sedert het tijd
perk, hetwelk aan de Grondwets
herziening van 1848 is voorafge
gaan, het geval is geweest;
dat dientengevolge eene leemte
in onze bestaande strafwetgeving in
het licht is getreien;
onmogelijk. Neen, hij mocht niet
zonder vernederd te zijn van deze
plaats gaan. De toorn maakte zich
geheel van haar meester, maar zij
wist nog geene woorden te vinden-
Geheel anders voltooide zich de
verandering en de zelfkennis in het
hart van den man. Hier, als ver
zonken tusscbeu rots en beek, in de
wildernis alleen tegenover zijn
trotsch noodlot, bleef hem geen
twijfel meer over. Er mocht van de
wereld komen wat er wilde, hij
mocht eene andere, aan wie zijn hart
tot dusver gehangen had, krenken
voor haar geheele leven, hij kon er
niets aan veranderen: hij was in
den tooverkring van Clementine's
schoonheid en al zijne wenschen
richtten zich nu op deze eene vrouw,
in wier macht hij zich bevond. Wat
waren alle gevoelens, waarmede hij
zich in zijne ledige uren had bezig
gehouden? Niets dan kinderspel, dat
den naam van gevoelen niet dragen
dat onze strafwetgeving noch in
den aard der straffen, noch in de
toepassing der straffen op hen, die
wegens politieke misdrijven veroor
deeld worden, eenig onderscheid
maakt met gewone misdadigers;
dat dit onderscheid in andere
lauden wel gemaakt wordt, en de
rechtsgrond daarvoorgevonden wordt
in de omstandigheid, dat de perso
nen, die een politiek misdrijf be
gaan, niet uit den aard van het
misdrijf misdadigers zijn in de ge
wone opvatting van het woord en
integendeel veeltijds uitmunten door
een hoogst zedelijk levensgedrag,
zoodat het rechtgevoel zich er tegen
verzet, dat dergelijke veroordeelden
worden behandeld op dezelfde wijze
als dieven, moordenaars, falsarissen
enz.
Redenen waarom zij Uwe Majes
teit verzoeken het tot stand komen
van eene wet te bevorderen, waar
door in het vervolg een onder.-cheid
zal worden gemaakt in de straffen
en althans in de wijze van be
handeling in de gevangenis van
personen, die wegens politieke mis
drijven veroordeeld werden.
'tWelk doende enz.
Een adres van denzelfden inhoud,
mede gedateerd 5 Maart jl., is ge
richt aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal.
Beide adressen dragen de hand-
teekeuingen van de heeren: prof.
B. H. Pekelharing, te Delft; dr. H.
C. Muller, te Amsterdam; dr. P.
C. F. Frowein, te Amsterdam; Joan
Nieuwenhuis, te Groningen, en dr.
Vitus Bruinsma, te Leeuwarden.
Het Prov. Groninger Werk
liedenverbond heeft een adres aan
de Tweede Kamer gericht, waarin
verzocht wordt bij de regeering er
op aan te driogeu dat rijkswerken
niet meer voor zulke lage prijzen
worden uitbesteed als in de laatste
jaren het geval is geweest, daal
de lage aannemiugssomman te zwaar
drukken op de werklieden, bij de
aannemers in dienst.
Het jongste nummer der ge
schriften over sociale vragen, uit
gegeven van wege de «Liberale
Unie», is getiteld: «De Overheids
bemoeiing met het vakonderwijs der
werklieden.» Daarin levert de heer
Dr. J. Zaayer Az. een warm pleidooi
voor de oprichting van ambachts
scholen. Hii zegt o. a.: «Men heeft
tegen de ambachtsschool aangevoerd,
dat zij geen werklieden, wel opzich
ters en bazen zou vormen. Maar de
ervaring leert het tegendeel; wel
zijn er verscheidene voorbeelden,
dat oud-leerlingen der ambachts
school later deze hoogere rangen in
het bouwambacht innemen en met
eere bekleeden; maar het grootste
deel der oud-leerlingen wordt werk
man. Uit het jaarverslag van 1881-82
der Arnhemsche ambachtsschool
blijkt, dat slechts 10 van de 88
oud-leerlingen als teekenaar, onder
baas of opzichter werkzaam waren.
Van de Rolterdamsche ambachts
school deelde de secretaris in eene
vergadering van de afdeeling Rot
terdam der Maatschappij tot bevor
dering der Bouwkunst mede, dat
uit statistieke cijfers bleek, dat slechts
151/j pet. der ontslagen leerlingen
teekenaars of iets dergelijks gewor
den waren, doch nimmer onmiddel
lijk na het verlaten der school. Van
de Amsterdamsche ambachtsschool
waren van de 353 ontslagen leer
lingen 240 ambachtslieden, 16 over
leden, 16 werden bazen, 18 teeke
naars, 16 opzichters, van 40 bleef
mocht. Hij wierp dat alles dau ook
van zich als speelgoed, dat hij ont
wassen was. Dat, wat hij nu ge
voelde, wat zich onweerstaanbaar
van hem meester maakte, was de
ware, echte, werkelijke liefde, die
groote hartstocht zijns levens, het
geluk, dat hij had gezocht, in elk
geval zijn noodlot, dat hij niet ont-
loopen kon.
Sneller dan misschien iemand
anders gaf hij zich aan zijn nood
lot over. Van zijne jeugd af aan
was hij er aan gewoon zich naar
zijn eigene gevoelens te schikken,
had hij zijne meeningen voor on
feilbaar leeren beschouwen, al wa
ren ze niet altijd onberispelijk. Dit
is het gewone lot van hen, die in
kleine of groote kringen te vroeg
geroepen zijn geworden om den keer-
scher te spelen.
De eerste dwaasheden der jeugd
zija die, welke zij met de zekerheid
van den volwassene begaat.
het beroep onbekend. En deze cijfers
beteekenen veel, daar die school
reeds 24 jaren had bestaan. Te
's-Hage schijnt de verhouding echter
niet zoo gunstig te zijn.
Den aanstaanden werkman de
voorbereidende opleiding te ver
schaffen, dat is dan ook de taak
der ambachtsschool. Zij is geen
Baugewerb-schule, zooals Duitsch-
land die bezitzulk eene inrichting
zou misschien als vervolg op de
ambachtsschool kunnen dienendaar
zouden dan bazen, opzichters, enz.,
eene meer volledige technische op
leiding kunnen ontvangen. De taak
der ambachtsschool is bescheidener,
maar daarom niet minder belang
rijk. En dat zij in hare taak slaagt,
dat bewijzen de talrijke oud-leer
lingen, die met eere in de maat
schappij werkzaam zijn, en wier
loon dikwijls in korten tijd reeds
aan dat van den volslagen werkman
gelijk wordt.
Tegenkanting ondervinden de am
bachtsscholen echter dikwijls, voor
al in de kringen, ten wier behoeve
ze in het leven worden geroepen.
Vele bazen staan zeiven te laag,
om het ambachtsonderwijs met de
noodige waardeering te kunnen be
oordeelen. En vele oudere werklie
den, war's van alle schoolschheid
wat hun vak betreft, beschouwen
de jongens, die van de ambachts
school komen, als afgerichte knapen
waarbij andere flinke, degelijke jon
gens zouden moeten achterstaan.
Het vooroordeel tegen de oud-leer
lingen der ambachtsschool maakt
echter plaats voor ingenomenheid,
wanneer men ze eenigen tijd bezig
heeft gezien. Het spreekt wel van
zelf, dat zij, wanneer zij van de
ambachtscholen komen, geen vol
slagen werklieden zijn, dat zij nog
heel wat moeten leeren en dat prac-
tijk in vele opzichten aanvullend
moet werzen. Maar de degelijke
grondslag, op school gelegd, maakt
dat zij later tot de degelijkste werk
lieden behooren. De loonen, die de
oud-leerlingen der ambachtsscholen
verdienen, zijn over het algemeen
voor hun leeftijd hoog te noemen;
wat de ouders dan ook dankbaar
ooet erkennen blij te zijn, dat zij
zich gedurende een drietal jaren
de geldelijke opoffering van de ver
dienste hunner zoons hebben ge
troost. Het bedrag van het loon is
echter niet onvoorwaardelijk te be
schouwen als een maatstaf voor de
vorderingen en de bekwaamheid
der jonge ambachtslieden, daar voor
sommige vakken, zooals b. v het in
strumentmaken, een veel langere
leertijd noodig is om een flink Joon
te verdienen, dan voor andere.»
Wat de heer Zaayer hierboven
gezegd heeft, wij zijn dit volkomen
mei hem eens.
Voor de betrekking van gemeente
veldwachter te Schoten hebben zich
96 sollicitanten aangemeld.
De tentoonstelling van bloeiende
bolgewassen, welke te Hillegom op
12, 13 en 14 Maart e. k. van wege
de afdeeling Hillegom der Alge-
meene Vereeniging voor Bloembol
len-cultuur zal gehouden worden,
belooft zeer belangrijk te zullen
zijn.
De Stoomtramweg Maatschappij
Haarlem-Leiden zal op die dagen
een groot aantal treinen doen rijden
ten einde de liefhebbers van bloe
men in de gelegenheid te stellen
de tentoonstelling te bezoeken.
Of Feodoor zich in dit oogenblik
voor zeer verstandig hield, is moeie-
lijk te beslissen. Hij gevoelde zelfs
duidelijk hoe hem de razernij naar
't hoofd steeg, maar hij was zijn
geheele leven zulk een bedaard,
kalm, berekenend man geweest, dat
hij zich nu met een soort van wei-
lust aan den roes der zinsbegoo
cheling overgaf, die alle berekening
uitsloot.
Wat hij in dezen storm der ge
voelens tot Clementine sprak wist
hij niet, ook zij, die hem met ver
bazing, woede en leedvermaak aan
staarde, zou niet in staat geweest
zijn het te herhalen. Da woorden
vloeiden hem van de lippen en of
schoon zij er niet naar luisterde,
den zin er van begreep zij zeer
goed.
Ook hijOok hijweer
klonk het door haar gemoed. Zij
had hem gaarne honend in 't ge
zicht uitgelachen.... zij had luide
Onder de versieringen te Am
sterdam, ter gelegenheid der a. s.
Aprilfeesten, zal ongetwijfeld die
van het Thorbeckeplein zeer de
aandacht trekken. Het is een be
vallig en rijk versierd baldakijn,
waaronder, te midden van veel bloe
men en heesters, het borstbeeld des
Konings zal prijken. Vier trappen,
geflankeerd door wimpeldragers, ge
ven toegang tot deze verhevenheid,
en het geheel woidt omgeven door
fraaie sierplanten. Het hoogste punt
dezer monumentale versiering, welke
verschillende wapenschilden zal dra
gen, is 12 meter, en het ontwerp
van'den heer G. van Arkel, architect.
Aan de groote stads-bank van
leening te Amsterdam werden in
1886, 778,367 panden beleend, waar
van werden gelost 756,969 en ver
kocht 32,188 panden.
Uit Amsterdam wordt gemeld:
Bij mistig weder kunnen de ma
chinisten der locomotieven de sig
nalen niet zien, welke hun aanwij
zen of zij al of niet met de treinen
kunnen doorrijden. De bewoners
der huizen aan de Ceintuurbaan
alhier, hooren bij dergelijke gele
genheden dat er toch middelen zijn
om in het gemis van het bemerken
der seinen te voorzien. Zij hooren
alsdan knallen als van geweervuur,
twee-, driemaal achter elkander. Bij
de spoorwegen worden nl. gebe
zigd kleine blikken doosjes met
knalpoeder. Ouder aan het doosje
zijn twee reepjes dun lood beves
tigd, die door den baanwachter in
een oogwenk om de rail kunnen
worden gebogen, waardoor het doos
je boven op de rail ligt. Het al of
niet hooren der knallen is dan voor
den machinist het sein wat hem
te doen staat, stilhouden of door
rijden.
Het is duidelijk dat als de trein
na het ontploffen der doosjes is
voortgereden, weder onmiddellijk an
dere doosjes op dezelfde plaats wor
den gelegd voor de volgende trei
nen.
In de Willemstraat te Amster
dam heeft zich eene commissie ge
vormd ten emde bij de aanstaande
komst van Z. M. den koning de
Willemstraat zoo feestelijk moge
lijk te versieren. Te dien einde is
eene vergadering van de bewoners
dier straat gehouden tot het bijeen
brengen van gelden en het beramen
van plannen. De kosten worden op
ongeveer f1200 geraamd.
Daar de bewoners hun wensch
zullen te kennen geven, dat HH. MM.
de Willemstraat een bezoek komen
brengen, is men nu reeds bezig het
plaveisel, dat zeer slecht is, zoo in
orde te brengeu, dat het konink
lijk rijtuig niet al te groote schokken
zal ondervinden.
Een haveloos gekleede jongen
belde Woensdag aan een huis op de
Heerengrachl te Amsterdam aan en
zeide, zeer beslist aan de meid die
opendoet: «meneer vraagt of me
vrouw mij een dikken boterham
met vleesch wil geven.» (Mijnheer
was even te voren uitgegaan.) Me
vrouw, medelijdend en geen kwaad
vermoedende, snijdt den jongen een
flinkeu boterham met dik vleesch
eu geeft hem nog een kop kofSe op
den koop toe. De deugniet, blij dat
zijn list gelukt is, snelt met zijn
buit naar zijn kameraad, die op den
uitkijk stond. {N. v. d. D.)
mogeu juichen, maar ook slechts
•én oogenblik. Daarop sloten on
willigheid, afkeur en toorn haar
hart, zocdat geen ander gevoel er
ingang kon vinden. Ook hij'
klonk het nu op geheel anderen
toon. Hoe velen hadden haar reeds
hetzelfde gezegd. Was zij dan ver
oordeeld om overal hetzelfde vuur
te ontsteken? Dit was het oude lied
der liefde en der hartstocht. Had
dan geen enkele man haar iets an
ders te zeggen Zij wist reeds sedert
laug wat deze woorden waard wa
ren. Zij zocht wel aauraking, maar
zonder liefde op te wekken. Helaas,
niemand bleef daarbij, maar wierp
zich haar vroeger of' later aan de
voeten en werd haar daardoor we
der onverschillig of zelfs verachtelijk.
Ook hij 1 Hij, die haar zoo
onwaardig behandeld had, nog cis-
teren en nu reeds vlamde ook
in hem die gloed, die voor haar
de mannen zoo onuitstaanbaar
maakte.
Wordt vervolgd