NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
4e Jaargang.
No. 1193.
Een zonderlinge knecht.
Vrijdag 27 Mei 1887.
HAARLEM'S DAGBLAD
ABOHÏFEMEHTSPRIJS:
Voor Haarlem, per 3 maanden1.20.
Franco door liet geheele Rijk, per 3 maanden. -1.65.
Afzonderlijke nummers- 0.03.
l)it bltul verschijnt degelijks, lieludve op Zou- en Feestdagen
Bureau: Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem.
ADVERTENTIES:
van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 cents.
Groote letters naar plaatsruimte.
Bij groote opgaven aanzienlijk rabat.
Abonnementen en Adverientiën worden aangenomen door onze agenten
en door alle boekhandelaren, postkantoren en courantiers.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Puilicité Etremgère G. L. DAUl'E Co., JOH. F. JONFS, Stier., Parijs31bis Fattloiirg Montmartre.
Zij, die zich met
1 Juni a. s. op dit
blad abonneerenontvangen
de tot dien datum, verschij
nende nummers gratis.
BERICHT.
-Gedurende eenige dagen
wordt dit blad gratis
toegezonden aan onze Stadge-
nooten, die nog niet zijn ge
abonneerd.
Zijdie zich wensehen te
abonneeren, gelieven hiervan
kennis te geven aan onze cou
rant rondbrengers of aan ons
bureau, Kleine Houtstraat 9.
Hetzelfde kan ook geschie
den door middel vandeintee-
kenbiljetten, welke binnen en
kele dagen zullen worden aan
geboden. De Directie.
S T A l> S NIE U W S.
Haarlem, 26 Mei.
GEMEENTERAAD.
Het was te voorzien dat de zitting van
den gemeenteraad zeer druk bezocht zou
worden. De ruimte voor het publiek was
dan ook te klein om al de belangstellenden
te bevatten, en zelfs de gang was nog
gedeeltelijk vol.
Hoewel nu iedereen weet dat de be
schuldiging, ingebracht tegen enkele ge
meente-ambtenaren, in deze vergadering zou
behandeld worden, meenen wij onze lezers
evenwel geen ondienst te doen, de punten
van beschuldiging nog even in het kort
aan te geven, wat ook dienstig kan zijn
tot recht verstand van het verslag dor zit
ting, waartoe wij straks terugkeeren.
In eene vergadering met gesloten deu
ren van den gemeenteraad te Haarlem, ge
houden op 6 April 11., werd door den heer
de Kanter eene vraag gericht aan B. en W.
Haar hij vernomen had waren alle leden
van den raad ingelicht omtrent het feit
dat de heer Gallaudat Huet den gemeen
te-architect in staat van beschuldiging had
gesteld bij B. en W. Alle leden van den
raad hadden nl. een schrijven gekregen
waarin zulks werd vermeld. De lieer de
Kanter vroeg wat hiervan aan was.
De Voorzitter beantwoordde onmiddel
lijk deze interpellatie en gaf'de noodige
inlichtingen.
Het raadslid mr. Gallaudat Huet heeft
hoogst ernstige beschuldigingen tegen den
gemeente-architect Jacques Leyh en tegen
den opzichter over de gemeentereiniging
Verkoren ingebracht.
Eerstgenoemde zou aan B. en W. een
valsch verslag hebben ingediend over be
schadiging van schoolbanken, om voordeel
te kunnen trekken uit gelden, die voor
de vernieuwing daarvan zouden worden
gegeven, zich geld door leveranciers in de
handen hebben laten stoppen, en de ge
meente voor ten minste f 50,000 por jaar
benadeelen. Reeds in 1888 liad de heer
Huet in eene raming van don architect
grove fouten ontdekt en aangewezen, en
den man gewaarschuwd, maar nu had hij
het zijn plicht geacht als aanklager op te
treden. Zoo ook tegen Verkoren, die zich
bij de leverantie van paarden geschenken
van f 25 liet geven, en thans reeds het
dubbele van die som vroeg voor ieder
paard, dat ten behoeve van de gemeente
reiniging geleverd werd. Reden waarom
de vorige leverancier er mede uitgeschei
den was, zoodat de paarden nu veel slech
ter waren.
In eene volgende vergadering, 20 April,
welke insgelijks met gesloten deuren werd
gehouden, bracht de lieer Huet eeu formeel
voorstel in, om den architect onmiddellijk
in zijne bediening te schorsen, ten einde
hem verder onschadelijk te maken on dat
wel omdat Leyh heeft gehandeld in strijd
met zijn instructie, die hem verbiedt ge
schenken, ook korting op gedane levering,
aan te nemen, en omdat hij heeft geschon
den den eed, bij de aanvaarding zijner
bediening afgelegd, door een leugenachtig
verslag uit te brengen, en door niet nauw
gezet en niet eerlijk te bandelen. In die
zelfde zitting werd een brief voorgelezen,
waarin de heer E. Smit, te Groningen,
aan den heer Huet schrijft dat de architect
in 1886 van hem heeft genoten //tien
pCt. provisie" van het bedrag eener leve
rantie van kachels voor eene gemeente
school, welke provisie hij (Smit) had aan
geboden en welke Leyh //dankbaar aan
vaardde" zeggende dat zijne veelomvattende,
betrekkelijk karig bezoldigde werkkring
hem gaarne van die goedheid gebruik deed
maken, ofschoon hij het in den grond af
keurde. De leverancier Smit had 1 2000
van Leyh ontvangen, en voor f 2200 ge
kwiteerd.
Op voorstel van den Voorzitter werd
toen besloten Let voorstel van den lieer
Huet niot iu overweging te nemenmaar
inmiddels werd aan B. en VV. opgedragen
een nauwkeurig onderzoek naar de feiten
in te stellen. Er werden door B. en W.
verschillende personen geboord. Ook de
heer E. Smit zelf, die in tegenwoordig
heid van den architect den inhoud van
zijn brief bevestigde en dezen bezwoer niet
te liegen. De architect hield eerst vol,
volstrekt geen giften in geld, ook van
Smit niet, ontvangen te hebben, en noemde
den brief logentaal, maar verklaarde tieu
dagen later dat hij Smit geld liad afge
houden als waarborgsom voor de deug
delijkheid van de kachels, waartoe Smit
hem gemachtigd had. Dat geld (f 160)
was ter beschikking van Smit, als na een
jaar de kachels goed voldeden. Eene som
van f 40 had hij voor Smit aan den aan
nemer moeten betalen, zooals ook gebleken
is. Door geen enkel stuk is echter bewe
zen, dat er over eene proeflevering of over
een waarborgsom iets is overeengekomen.
Verschillende personen, die als aanne
mers van groote werken voor de gemeente
in de laatste jaren met den architect zijn
in aanraking geweest, getuigden gunstig
omtrent zijn karakter en zijne eerlijkheid,
en beweerden dat er nooit van giften of
provisie spraak is geweest. De opzichter
Verkoren heeft erkend eenmaal van een
leverancier van paarden f 10 te hebben
behouden, die deze hein in den zak had
gestopt, maar daarna nooit weer van dien
koopman te hebben gekocht.
In eene derde zitting van den Ge
meenteraad met gesloten deuren, op 11
Mei, hebben B. en VV. een uitvoerig ver
slag ingediend, waarin zij als hun gevoe
len mededeeleu, dat Verkoren verkeerd
heelt gehandeld, maar volgens zijn instruc
tie niet strafbaar is, waarin verder van
de beschuldigingen tegen den architect
ingebracht, omtrent de fouten iu de ra
ming en omtrent het rapport over be
schadiging van schoolbanken wordt betoogd,
met aanhaling van verschillende cijfers en
berekeningen, dat de heer Huet geheel
ten onrechte als beschuldiger is opgetre
den. Omtrent de aanklacht van liet zich
doen afgeven van provisie over eene leve
rantie ten behoeve van de gemeente ge
daan, voeren B. en W. iu hun rapport
verschillende omstandigheden aan, dat de
heer Smit bij een later schrijven wel
eenigszins op zijn vroegere mededeeliug
is teruggekomen, en minder geloofwaar
dig schijnt te zijn in zooverre als hij eerst
schrijft, dat hij aan Leyh 10 pCt. provisie
heeft gegeven terwijl later is gebleken dat
Ley li voor hem f 40 aan den aannemer
betaalde, en dat hij, Smit, f 2000 in geld
ontving van de f 2200, zoodat Leyh geen
f 200 maar eigenlijk slechts f 160 in zijn
zak kan gestoken, of gehoudeD hebben.
Aan den andereu kant achten B. en W.
de verklaring, die de architect hun van
die f 160 gegeven heeft, alleszins aanne
melijk hoewel door geene, tusschen Smit
en hem gewisselde, schrifturen blijkt van
eenige overeenkomst over eene waarborg
som en hij dus in gebreke is gebleven op
overtuigende wijze de bestemming van
onder hem berustende gelden te bewijzen,
waarover hij scherp is onderhouden. B.
en W. durven daarom alleen echter geene
schuldigverklaring over hem uitspreken.
Daar de zaak intusschen reeds groote
ruchtbaarheid door de gemeente had ge
kregen, achtten zij het wenschelijk het
geheim, waarmede tot dusverre de zaak
was behandeld, op te heffen, daar 't vooral
hier geldt//de openbare zaak moet open
baar behandeld werden", en bovendien de
goede trouw van hoofdambtenaren ten
ernstigste is in verdenking gebracht, en
deze mag aan geen twijfel onderhevig
wezen.
Overeenkomstig dat voorstel werd nog
in diezelfde zitting besloten, de stukkon
te doen drukken voor de leden van den
Raad en de geheimhouding op te heffen.
Zoover was de zaak gevorderd tot deze
laatste zitting, waarvan "wij thans het ver
slag hervatten.
Na lezing der notulen werdeD een groot
aantal stukken voor kennisgeving aan
genomen.
De zitting werd nu eenige oogenblikken
geschorst om drie heeren, belast met liet
onderzoek van de geloofsbrieven van Mr.
A. C. Waller, gelegenheid te geveu zich
daarvan te kwijten. Tot toelating van hei
nieuwe raadslid werd besloten.
Daarop volgde de bewuste voordracht,
door den voorzitter nog met eenige korte
woorden ingeleid.
De eerste spreker was de heerRethaan
Macaré, doordrongen van den hoogen ernst
dezer zaak, waarbij de goede naam en liet
vertrouwen van verschillende medeburgers
op het spel stonden.
Van rechtskundig standpunt sprekende,
wat den heer Macaré te gemakkelijker
viel omdat deze zaak geheel als een rechts
zaak was behandeld, toonde spr. aan dat
het uit de voordracht kon blijken hoe
verschillende groote rechtsbeginselen waren
geschonden, geweld aangedaan. Zoo waren
er zware beschuldigingen iugediend, maar
zij waren niet gestaafd door verpletterende
bewijzen. Bij dergelijke aanklacht heeft
men het recht te vragen naar een duide
lijke, heldere, overtuigende reeks van
bewijzen.
Zulk eeu aanklacht dient flink gefor
muleerd te zijn, zoodat er geen verschil
kan bestaan.
De gemeenteraad wordt thans verzocht
recht te doen tegenover den architect en
den opzichter over de reiniging; maar de
raad is niet de aangewezen rechter voor
die uitspraak. De aanklacht nl. is inge
diend bij B. en W., en niet bij den Raad.
B. en W. zijn zichzelf niet gelijk gebleven,
zij traden op eerst als rechters van instructie,
dan weer als verdedigers. Nu zij de zaak
in den Raad brengen komen de moei
lijkheden.
Wat wordt er nu eigenlijk van den
Raad verlangd? Uitspraak te doen over....
ja, heel duidelijk is het niet. De meeuin-
gen zijn daaromtrent ouder de raadsleden
nu reeds verschillend.
Zeer zeker moeten de ambtenaren van
den blaam worden gezuiverd en de uit
drukkingen van de notulen'der eerste ver
gadering zijn zoodanig dat men ze niet
te gering moet acliten//Z. i. (de heer
Huet) wordt de stad voor minstens f150,000
per jaar benadeeld. Het kwaad zit natuur
lijk niet alleen bij den architect, maar in
het geheele bureau van publieke werken
het genotene wordt onder alleu verdeeld
Het geheele bureau is eigenlijk verrot en0
door en door bedorven."
Nu waren juist B. en W. in de gele
genheid om deze zaken te onderzoeken en
getuigen op te roepen, maar de Raad kon
dit niet.
Daarom is het oordeel van den heer
Macaré de beslissing over te laten aan
B. en W. De gemeenteraad kan alleen in
hooger beroep word'en ingeroepen, thans
nog niet. Ook omdat de zaak zelf daar
toe nog niet rijp is en b.v. eukele stukken
nog niet in druk verschenen.
Thans werd liet woord gevraagd door
den heer Huet en begon deze met voorlezing
eener lange memorie, waarin hij voorna
melijk betuigt door drukke werkzaamhe
den in dienst der gemeente, verhinderd te
zijn geweest zooveel op papier te brengen
als hij gewenscht had. Hierna begon de
heer Huet de lezing van eenige stukkeu;
het eene, dat hij ten einde bracht, bevatte
de bewering dat een perceel gemeente
grond aan bet Waaigat verkocht was en
een gemeente-riool tegelijk daarbij tot
schade en nadeel der gemeente; een an
dere brief was van de firma Merens aan
den spr. gericht over tapijten, en andere
geleverde goederen. Toen de heer Huet
met dezen brief begon, werd hij door deu
Voorzitter in de rede gevallen, die opmerkte
dat dit alles geheel buiten de orde was.
De beer Huet beweerde //binnen de
orde" te blijven omdat deze onderwerpen
met de zaak samenhingen, en liet de be
slissing over aan den raad.
De Voorzitter beriep zich op liet regle
ment van orde, en trad in een uitvoerige
uiteenzetting van de punten van besehul
diging, in de voordracht genoemd. Tegen
het gevoelen des heeren Macaré in, vond
de Voorzitter daarin wel degelijk des
fa its précis, bepaalde feiten. Daarover
diende de Raad dan ook ditmaal uitspraak
te doen en het debat niet troebel te ma
ken met kwesties als die de heer Huet
thans aanvoerde. De punten van beschul
diging zelf noemde de Voorzitter on
houdbaar.
Geruimen tijd voerde men thans debat
over de vraag: ffzal de heer Huet door
gaan of niet?"
De heer de Kanter was van meening
dat er weinig helderheid was in de be
schuldiging nu de gelegenheid werd aan
geboden om tot klaarheid te komen moest
inen die grettg aangrijpen.
De heer Enschedé betoogde dat de heer
Huet, wanneer hij andere stukken en ge
gevens had, zulks van te voren had be-
ïiooren aan te kondigen.
FEUILLETO HST-
(Slot.)
Hij herkende Denis, die bij hem stond. Denis in eigen
persoon! O wee! Hij sloot haastig de oogen.
Denis! Wat deed hij dan? Wat wilde hij? Welk vree-
selijk voornemen koesterde hij nog
Wat hij deed? Wel hij waschte hem om de bloedsporen
uit te wisschen! En hij ging hem nu iu den tuin begraven
tien voet onder den grond, om de ontdekking te voorko
men; of misschien in den kelder, onder de flesschen met
fijne wijnen.
Eu mijnheer Marambot begon over al zijne leden te rillen
en te beven. Hij zei bij zichzelf: Ik ben verloren, ver
loren! En wanhopig sloot hij de oogleden om den laat-
sten messteek niet te zien aankomen. Hij ontving dien niet.
Denis lichtte hem nu op en wikkelde hem in een linnen
verband. Toen begon hij met de wond aan zijn been zorg
vuldig te zwachtelen, zooals hij geleerd had te doen, toen
zijn meester nog apotheker was.
Geen twijfel bleef meer mogelijk voor een man van het
vakzijn knecht trachtte, na [hem eerst te hebben willen
dooden, nu hem in het leven te behouden.
Toen gaf mijnheer Marambot hem met een wegstervende
stem dezen praktischen raad:
Je moet me wasschen en de zwachtels drenken met
eau-de goulard.
Denis antwoordde
Dat doe ik juist, mijnheer!
Mijnheer Marambot opende beide oogen.
Er was geen spoor van bloed te bekennen, noch aan het
bed, noch in de kamer, noch aan den moordenaar. De ge
wonde lag uitgestrekt op hagelwitte lakens.
De twee mannen zagen elkander aan.
Ten slotte sprak mijnheer Marambot zacht
Je hebt een groote misdaad begaan.
Denis antwoordde:
Ik ben bezig haar weer goed te maken. Als u me
niet aangeett, dan zal ik u even trouw dienen als vroeger.
't Was geen geschikt oogenblik om zijn knecht misnoegd
te maken. Mijnheer Marambot sprak duidelijk en langzaam,
terwijl hij de oogen sloot:
Ik zweer je, dat ik je niet zal aangeven.
II.
Denis redde zijn meester. Hij bleet nacht en dag zonder
slaap, verliet de ziekenkamer niet, maakte geneesmiddelen
voor hem klaar, drankjes, voelde hem den pols, telde zorg
vuldig het aantal slagen en verzorgde hem met de han
digheid van een ziekenoppasser en de toewijding van een zoon.
Ieder oogenblik vroeg hij
Wel, mijnheer, hoe gaat het nu met u?
Mijnheer Marambot antwoordde met zwakke stem
Een beetje beter, Denis, dank je!
En als de g'ewonde 's nachts wakker werd, zag hij zijn
oppasser dikwijls zitten huilen en in stilte zijn oogen af
vegen. Nooit was de vroegere drogist zoo goed verzorgd,
zoo gekoesterd, zoo vertroeteld. Eerst had hij bij zich
zelf gezegd:
Zoo gauw als ik genezen ben, zal ik me van dien
booswicht ontslaan.
Hij nam nu in beterschap toe en stelde van dag tot dag
't oogenblik uit om zich van zijn moordenaar te ontdoen.
Hij bedacht zich dat niemand zooveel voor hem zou over
hebben en dat hij den jongen door de vrees voor ontdek
king in zijn macht had. En hij verwittigde hem toen, dat
hij bij een notaris een testament had gedeponeerd, waarbij
hij hem aangaf bij de justitie, als hem een nieuw onheil
mocht overkomen.
Die voorzorg, meende hij, vrijwaarde hem in de toekomst
voor eiken nieuwen aanslag; en hij vroeg zichzelf toen af,
of 't zelfs niet voorzichtiger was dien man bij zich te hou
den, om hem zorgvuldiger te kunnen gadeslaan.
Evenals vroeger, wanneer hij aarzelde een grootere apo
theek machtig te worden, kon hij ook nu tot geen besluit komen.
Ik kan 't altijd nog doen, zei hij.
Denis bleef zich een knecht zonder wederga betoonen.
Mijnheer Marambot was hersteld. Hij hield hem in dienst.
Maar op een zekeren morgen, toen de ex-apotheker juist
gedaan had met ontbijten, hoorde hij plotseling een vreese-
lijk leven in de keuken.
Hij ging naar achteren. Denis verweerde zich tegen twee