NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. De Goudvallei. 5e Jaargang. Zaterdag 26 November 1887. No. 1349. ABONNEMENTSPRIJS: ADVERTENTIES: STADSNIEUWS. AARLENS DAGBLAD Voor Haarlem, per 3 maandenƒ1.20. Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden. -1.65. Afzonderlijke nummers- 0.03. Dit bl:i(l verschijnt degelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bureau: Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem. Telefoonnummer 123. van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Bij groote opgaven aanzienlijk rabat. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze agenten en door alle boekhandelaren, postkantoren en courantiers. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Génerale de Publicite Etrangère G. L. BAVBE Co., JOU. F. JONES, Sncr., Parijs, 31bis Faubourg Mantmartre. r,ij, die zicli vóór 1 December aanstaande op HAARLEM'S DA GEL AD abonneeren, ontvangen tegen bijbetaling van slechts 30 Cts een prae/itigen Roman van 242 bladzijden druks. DE DIRECTIE. Haarlem, 25 November. Voor een flink bezette zaal gaf de vereeniging «Haarlem's Zaugge- not» Donderdagavond in «de Kroon» hare eerste uitvoering in dezen winter. Een uitgezocht programma werd ten gehoore gebracht. Het koor opende met «Zondag op 't Meer» van Heinze, inderdaad eene waardige inleiding, en een werk, welks uitvoering niet van de ge makkelijkste was en den zangers tal van moeilijkheden biedt; men denke slechts aan den golvenden rhytmue, waarhij de plotselinge crescendo's en decrescendo's veel zelfbeheer- sching van de zangers vorder den. De goede opvatting en vertol king van dit eerste nummer liet blijkbaar niet na een aangenamen indruk op de aanwezigen te maken. Een concert van Haarlem's Zang genot zonder kwartetzai/g laat zich haast niet meer denkenook nu had men weder het genoegen het be kende viertal eenige nummers te hooren uitvoeren. In de eerste plaats boeide «het Avondlied» van Ver hulst, aantrekkelijk door de schoone gedachte welke erin ligt opgesloten en de zoete, mijmerende melodie. Onze zangers wisten hetfook geheel in dien geest weder te geven. Krach tig en fraai werden de partijen uit gevoerd, waarbij vooral le tenor en 2e bas een gevoelvol timbre wisten te ontwikkelen, terwijl de beide an dere zangers niet minder het bewijs gaven te weten wht zij zongen. Op loffelijke wijze wisten deze zangers hun geluid in gepaste overeenstem ming te houden, geen effect-be jag van de zijde van een hunner was merkbaar, ontegenzeggelijk een groote deugd bij deze soort zang, waarin zoo ligt de een of an dere partij zich zou kunnen laten verleiden de kracht harer stemmid- delen te toonen. Het tweede num mer door het viertal ten gehoore gebracht, «de Storm en de Eik» van de Jong, beviel ons minder. We meenen hier met eene compositie vol overdreven technische eischen te doen te hebben, struikelblokken voor de zangers, die hier en daar hun orgaan geweld moesten aan doen, om er iets goeds van te ma ken zij ondervonden dit ook dege lijk en het werd voor de toehoor ders merkbaar bij het entameeren van sommige gedeelten aan de zijde van den tweeden bas, terwijl de strophe waarin het riet zegt: «Mij buigen, mij buigen» den len tenor niet helder genoeguitdekeel kwam, en eenigszins van matheid en ge druktheid getuigde, evenals enkele andere gedeelten, waarin het geheele kwartet iets na liet. Van dissonan ten overigens geen spoor. De le bas was nu en dan wat beschroomd en vibreerde dientengevolge. Zóó al thans was onze indruk, doch gaarne geven wij onze meening voor beter; mogen wij er echter op doorgaaü, dan zouden wij het euvel wenschen te zoeken in de bovengenoemde technische bezwaren en den korten tijd welken de zangers hadden m dit nummer grondig te bestudeeren; men bedenke dat het zijne ge boorte dankt aan de voor eenige weken te Krommenie plaats gehad hebbenden kwartet-wedstrijd, waar aan ook «Haarlem'ai Zanggenot» deelnam. In het tweede gedeelte van het programma troffen wij nog een tweetal nummers aan voor kwar tet: Standchen van Abt en Viooltjes van Nicolaïbeide werden met gloed en bezieling gezongen, en verdienden ruimschoots den betoonden bijval van het publiek. Met ingenomenheid vernamen wij dat ook thans weder, evenals bij vorige uitvoeringen, mej. F J. C. van Maas (piano), de heer K. F. van Maas Jr. (viool), en de jonge heer H. vau Maas (violoncel) hunne medewerking hadden toegezegd om deze uitvoering ook een instrumen taal gedeelte xe schenken. Het trio werd met onverdeelden bijval begroet: eene oplettendheid van de zijde van het publiek, welke bewees hoezeer de herinnering van het vroeger optreden nog levendig was. We meenen in de keuze van de door het drietal uitgevoerde stuk ken eene gelukkige te zien. Fraai en echt muzikaal klonken de nove- letten van Niels Gade, voor de drie instrumenten, waarvan het «Alle gro Scherzando» ons het best be viel. Aanhoudende studie sprak uit het geheel en het applaus was ruim verdiend. In het tweede gedeelte hadden we het voorrecht de instrumenten meer afzonderlijk te kunnen waar- deeren: de volle, weeke toon van de violoncel en het zuiver piano spel kwamen uit in de «Adelaide» van BeethoveD, en de aangename vertolking van de «Elegie» van Ernst toonde ons de zich gunstig ontwikkelende techniek en reeds vrij vasten streek van den violist, wiens spel een goede school verraadt. Yan harte hopen wij het drietal weder te hooren en we meenen de tolk der aanwezigen te zijn, met den wenech uit te spreken, dat dit nog vele malen op de uitvoeringen van «Haarlem's Zanggenot» moge zijn. Tot de uitvoering der koornum mers terugkeerendevalt in de eerste plaats die der beide stukken te vermelden, waarmede «Zangge not» dit jaar zegevierend uit den wedstrijd te Luik terugkeerde. «Saul's Lierzang» van Gevaert en «Omhoog» van Heinze zijn twee be kenden, die bet one steeds lust weder te hooren en ook thans opnieuw hunne oude reputatie eer aandeden. Het krachtige Pelgrimslied is echter niet gemakkelijk in de uitvoering; vooral het laatste gedeelte vereischt veel oplettendheid en hoewel de zangers het er goed afbrachten, maakten de tweede tenoren daarin een dissonant door op een gegeven punt, eenige noten te laag te zingen. Jammer was het dat dit eenigszins aan het effect van de overigens goedgeslaagde uitvoering van dit nummer schaadde. In de tweede afdeeling had men «Die Betende», muziek van Dia- belli, en dus op eene andere wijze als vroeger gezongen. In 't eerst maakte dit wel een vreemden indruk, daar wij den meer opgewekten zaüg der Italiaansche compositie somtijds moeilijk met den inhoud van het stuk konden over eenbrengen, maar nochthans was de uitvoering zeer schoon. Het «Wees man» van Worp is krachtige zang en werd con amore vertolkt. De «Zwei altniederlandische Volkslie- der, Berg op Zoom en Dankgebet» van Kremser troffen door hun eigen- aardigen klank en geapierden rhyth- mus. Gaarne zullen wij ze weder hooren. «Haarlem's Zanggenot» heeft met dezen avond veel succea gehad. Hulde daarvoor aan deu ijverigen directeur I Door het Hollandscli Tooneelgezelsehap, directie Gebrs. van Lier, werd Woensdag avond voor eene helaas slecht bezette schouwburgzaal ten tooneele gevoerd het historisch drama//Maria van Utrecht, wed. van Oldenbarneveld". 't Is toch verwonderlijk, dat zij, die men zoo dikwijls hoort klagen over het geringe aantal amusementen, dat onze goede stad oplevert, zoo geheel in strijd met hunne klacht den personen en gezelschappen, die in genoemd euvel trachten te voorzien, zoo weinig te gemoet komen wat betreft het toonen hunner belangstelling. De opvoering vau Woensdagavond was beter waard ge weest. Of inoet de reden gezocht worden in een misplaatst vaderlandslievend gevoel, waardoor men er geen behagen in schept te gaan zien naar de aanschouwelijke voor stelling van eene der zwarte blndzijdeu uit de geschiedenis van het anders zoo roem volle tijdperk van deu taehtigjarigen on afhankelijkheidsoorlog met Spanje P Men zou het haast gaan geloovenNoclitlimis, hoe vol aangrijpende en boeiende toonee- len Maria van Oldenhnrnoveld zij en met welk eene juistheid de karakters in het werk worden behandeld, ware het den talentvollen schrijver waardiger geweest had hij eene andere, schoonere episode uit onze aan treffende feiten zoo rijke geschie denis gekozen. Maar getroosten wij ons zijne keuze; in ieder geval hadden we Woensdagavond de gelegenheid de in vele opzichten juiste vertolking van genoemd drama te zien. Wij zullen ter zijde laten de bespreking van alle daarin optredende personen, daar ons dit in herhaling van hetgeen vroeger omtreut hun gezegd is zou doen treden. Overbodig is het echter niet, als wij onze (hoogstwaarschijnlijk ülgemeene) hulde bren gen aan mevr. Holtrop van Gelder, die aan eene innemende figuur een lief stem geluid paart en door eene juiste opvat ting en uitvoering van hare rol ons eene schoone boeiende Vrouwe van Brandwijk te aanschouwen gaf. Bij voorbaat roepen wij haar een tot weerziens toe. De twee prinsen Maurits en Frederik Hendrik waren prinsen; hun grime, vooral die der laatste, was meesterlijk. Van der Zee en Aagje, zijne vrouw, (de heer Hesselink en mej. F. van Biene) wisten ons door hun innemend spel in eene recht aangename stemming te brengen, dat eene aangename afwisseling bracht in den eenigs zins somberen gedachtengang, dien het drama geeft. Het ensemble was uitmun tend en getuigde van veel studie. De artisten lieten zich klaarblijkelijk door de slecht bezette zaal niet verleiden afbreuk te doeu aau de goede uitvoering van het geheel; alleen deed het ons leed dat de verkorting van het vijfde bedrijf ons van het genoegen van het spel des heeren Jurgens beroofde. Wel jammer! Niettegenstaande dit gingen wij toch te vreden huiswaarts, met de overtuiging iets goeds te hebben gezien en in de hoop dat de heeren van Lier Haarlem's tooneel- minnend publiek weldra weder op iets dergelijks zullen vergasten. Blijkens achterstaande advertentie geeft de heer Eduard Bamberg, de gevierde welbekende en beminde tooneelspeler Zondagavond bier ter stede een «buitengewone jubileum- voorstelling» ter viering zijner 60- jarige tooneelloopbaan. Wij twijfelen niet of ook bier zullen zijne vrienden zich niet onbetuigd laten. Door de onderofficiers-vereeniging der dienstdoende schutterij «Hasse laar» alhier, zal Vrijdag 16 Decem ber a. s. eene liefdadigheidsvoorstel ling worden gegeven ten voordeele van mej. de wed. P. Versteegh v. Acker. Moe-e dit loffelijk streven van de zijde der ingezetenen ruim schoots worden gesteund. Heden ontvingen wij de eerste vervolglijst op Gids no. 2 der Ned. Beli-Telef.-Maatsch. alhier, waarop weder 4 nieuwe aansluitingen ge meld zijn. Sedert 1 Sept. is bet aan tal geabonneerden met 10 toegenomen en bedraagt thans 96. Wij twijfelen niet of met het oog op den ingevoerden nachtdienst, waardoor de telefoon ten allen tijde als sein voor brand gevaar of tot het verkrijgen van politiehulp dienst kan doen, zullen spoedig meerdere perceelen worden aangesloten, vooral diewelke een zaam of eenigszins verwijderd van de kom der gemeente gelegen zijn. Door den heer dr. mr. W. van den Bergb is voor het op hem uit gebrachte beroep tot predikant bij de Nederd. Gereformeerde Kerk (doleerende) hier ter stede, bedankt. PHUILLETO HST- 90) XXXIV® HOOFDSTUK. Indiaansche listen. En werkelijk, de woestijn had hare droefgeestige onbe weeglijkheid teruggekregende bladeren der populieren ritselden door den avondwind bewogen, en door de zon die ter kimme neigde, begon het water der rivier zich met levendiger tinten te kleuren. De vlakte, zoo straks nog bet tooneel van woelige levendigheid, was thans stil en werd door niets verstoord. Welnu! wat denkt gij er van, Pepe? Zij zijn thans nog maar met hun zeventienen, voegde de Canadees er op zegevierenden toon bij. Als zij slechts zeventien man sterk zijn, hernam Pepe, wel, dan zullen wij het wel met hen klaar spelenmaar indien zij versterkingen ontvangen.... Dan zou het eene vreeselijke kans zijn; maar ons leven is in de hand van God, gaf Bois-Rosé beangst voor het lot van Fahiaan droevig ten antwoord. Zeg eens, vriend, vervolgde hij zich tot Gayferos richtende, gij zijt waar schijnlijk uit de legerplaats van don Estevan Kent gij kern dan? vroeg de gekwetste op zwak ken toon. Zeker. En door welk avontuur zijt gij zoo ver van het kamp verdwaald geraakt? De gewonde verhaalde hoe hij zich op bevel van don Estevan op weg had begeven om hun verdwaalden gids op te sporen en hoe zijn ongelukkig gesternte hem, zelf verdwaald zijnde, te midden der op jacht zijnde Indianen had gevoerd. Hoe heet die gids? vroeg Fabiaan. Cuchillo. Fabiaan wisselde een blik van verstandhouding met Bois-Rosé. Ja, zeide de jager, er bestaat eenige waar schijnlijkheid, dat uwe vermoedens ten opzichte van dien blanken duivel gegrond zijn en dat hij de expeditie naar de «Goudvallei» voert; maar mijn kind, zijn wij, als wij aan deze Indiaansche honden ontsnappen, er niet heel dicht hij? Wanneer wij er ons dan eenmaal genesteld hebben, laat hen dan maar honderd man sterk zijn; wij zullen er wel mee klaar komen. Hij had dit Fabiaan zacht in het oor gefluisterd. Nog één woord, zeide de Canadees tot den gewonde en wij zullen u met rust laten. Hoeveel manschappen heeft don Estevan? Een zestigtal, antwoordde Gayferos. Na deze mededeeliDgen ontvangen te hebben, verfrischte de Canadees een tweede maal den verhitten schedel des gekwetsten met frisch water en de ongelukkige, voor het oogenblik weer verlicht, viel, door aandoening en bloedver lies uitgeput, in een bijna gevoelloozen slaap. Laat ons thans, - zeide de Canadees, aan onze zaken deuken en trachten wij ons eene borstwering te bou wen, die beter bestand is tegen de kogels of de pijlen dan deze beweeglijke rand van bladeren en riet. Hebt gij geteld hoeveel karabijnen de Indianen hebben? Als ik mij niet vergis, zeven, antwoordde Pepe. Daar zijn er dus tien onder, die minder te vreezen zijn. Laat eens zien, de schelmen kunnen ons op dit eilandje noch ter rechter noch ter linkerzijde aanvallen, wanneer zij den loop der rivier volgen. Wij hebben alleen een aanval te duchten van de beide oevers, want misschien hebben zij een omweg gemaakt om do rivier over te steken en ons tusschen twee vuren te nemen. De zijde van het eilandje aan den tegenoverliggenden stroom-oever waarop de Indianen zich vertoond hadden, werd voldoende verdedigd door zeer groote wortels, die daar als de palen van eene verschansing overeind stondenmaar de kant van waar de aanval waarschijnlijk opnieuw zon beginnen werd slechts door een dichten gordel van riet planten en wilgenteenen verdedigd. Dank de zeldzame kracht zijner armen kon de Canadees, door Pepe bijgestaan, aan de beide uiterste grenzen van het eiland, die op het water uitkwamen, eenige groote ver droogde takken en eenige later aangedreven boomstammen losrukken; weinig minuten waren voor de beide wakkere jagers voldoende om de zwakste en meest bedreigde zijde I van eene ruwe, maar stevige verschansing te voorzien

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1887 | | pagina 1