NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
De Goudvallei.
5e Jaargang.
Zaterdag 17 December 1887.
No. 1367.
ABONNEMENTSPRIJS:
ADVERTENTIES:
HAARLEM'S DAGBLAD
Voor Haarlem, per 3 maandenƒ1.20.
Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden. -1.65.
Afzonderlijke nummers- 0.03.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureau: Kleine Houtstraat Ho. 9, Haarlem. Telefoonnummer 122.
van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 cents.
Groote letters naar plaatsruimte.
Bij groote opgaven aanzienlijk rabat.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door
onze agenten en door alle boekhandelaren, postkantoren en courantiers.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Génerale de Pnhlicite Etrangere G. L. DATJBE 8f Co., JOH. F. J ONES, Sncr., Parijs, 31bis Faubourg Montmartre.
STADSNIEUWS.
Haarlem, 16 December.
Burgemeester en Wethouders de
zer gemeente vestigen de aandacht
der ingezetenen op art.2 van de Ver
ordening op de invordering der be
lasting op het houden van honden
in deze gemeente, luidende:
»Ieder eigenaar, bezitter of hou
der van een of meer honden, die
aan de belasting onderhevig zijn,
is verplicht daarvan vóór den Sisten
Januari ten kantore van den Ge
meente Ontvanger aangifte te doen.
»Die aangifte geschiedt door de
inlevering van een behoorlijk inge
vuld en door den belastingschuldige
onderteekend biljet, van den 15den
December des vorigen jaars af, koste
loos ten kantore vermeld verkrijg
baar.
»De betaling der belasting ge
schiedt dadelijk bij aangifte, tegen
kwitantie, onverminderd het recht om,
zoo de aangifte later onjuist bevon
den wordt, herziening te doen plaats
hebben.
De uitvoering der op 8 dezer aan
bestede werkzaamheden tot uitbrei
ding der gemeente-begraafplaats is
Donderdag door burg. en weth. ge
gund aan den laagsten inschrijver,
W. H. Swets, te Hardinxveld voor
f30,538.
Be keer A. van der Yoort Az. trad
gisteren (Donderdag) als spreker op in
de volksbijeenkomstgehouden in het
Nutsgebouw. Spreker deelde mede, dat hij
zou behandelen het onderwerpde vesti
ging der Nederlanders in Oost-Iiulië, de
aanleiding daartoe, de moeilijkheden die
zij hadden te overwinnen en ten slotte de
aandacht zou vestigen op de omstandig
heden, waaronder die vestiging plaats had.
Ten tijde der Romeinen waren er
reeds drie wegen om Indië te bereiken,
en wel een door de Arabische zee, Per
zische golf, eene door de Arabische zee,
Roode Zee, het kanaal naar den Nijl en
verder over Alexandrië, en een door Af
ghanistan, Mesopotamië, Babylon en over
Smyrna. Bij elk dezer wegen echter ging
de reis voor een deel over land, waar
door het vervoer van de Indische produc
ten zeer kostbaar was. Wel werden Vene
tië en Genua door dien handel rijk, maar
toch was deze niet te vergelijken met den
handel van tegenwoordig.
De Nederl. handel bepaalde zich toen
ten tijde tot de Oostzee en den handel
op Duitschlandeerst in 1590 kwamen
de eerste Nederl. schepen in de Middel-
landsclie Zee om graanhandel te drijven
op het eiland Sicilië. Wij kregen toen de
Indische waren van de Portugeezen, die
ze op hun beurt uit Genua kregen; wij
ontvingen ze dus uit de derde hand.
Maar eindelijk begrepen de Portugee
zen, dat het veel voordeeliger zou zijn,
die Indische waren langs den zeeweg te
halen en te vervoeren. Aangemoedigd door
een hunner vorsten,Hendrik den Zeevaarder,
gaven zij aan dat voornemen gevolg en
in 1471 verscheen bet eerste Europeesche
schip in de wateren yau het zuidelijk
halfrond, terwijl in 1485 de zuidpunt van
Afrika werd bereikt.
In 1498 bereikte de kloeke zeevaarder
Vasco di Gama Indië en wel de kust van
Malabar. Nu kon de handel in het wes
ten tot bloei komen. De Portugeezen ves
tigden zich hier en daar op geschikte
punten langs de kust en bouwden er fac
torijen, waartoe zij van de inlandsche
vorsten vergunning kregen. De eer dezer
vestiging komt toe aan Alfonsus de Al
buquerque, die ook in 1511 Malakka ver
overde. Toen echter had in Europa een
gebeurtenis plaats, die voor de Portugee
zen in Indië zeer noodlottig werd. Zien
wij welke deze gebeurtenis was.
De waren welke de Portugeezen uit
Indie haalden, werden door de Nederlan
ders over gebeel Europa verkocht. Natuur
lijk moest hun streven zijn, om de tus-
schenkomst van Portugal onnoodig te
maken. Toch werd eerst na verloop van
een eeuw door de Nederlanders besloten
zelf den zeeweg naar lndie te zoeken. De
redenen waarom onze voorouders dat niet
al vroeger deden waren waarschijnlijk deze
le werden de Nederl. schepen in Por
tugal altijd zeer voorkomend ontvangen;
2e bestond er een coutract met Portu
gal, volgens hetwelk aan den Nederland-
scheu handel groote voordeelen werden
toegestaan
8e was er in Nederland niet genoeg
zaam kapitaal voorhanden; dat kwam eerst
na de inneming van Antwerpen in Ne
derland.
Toen veroverde echter Eilips II Portu
gal. In den beginne werden de Nederland-
sche schepen niet bemoeilijkt, hoewel de
tachtigjarige oorlog in vollen gang was,
maar spoedig verbood hij den handel
(1584) en deed zelfs een jaar later beslag
leggen op alle vreemde schepen, die in
de havens van Spanje en Portugal aan
wezig waren. De schepelingen werden of
naar de galeien verwezen of in de kerkers
der Inquisitie gedood.
Dit spoorde de Nederlanders aan, zelf
den weg naar Indie te zoeken. Zij besloten,
den Noordkant om naar Indie te zeilen
en het is iedereen bekend, hoe de kloeke
tochten tot dat doel ondernomen door
mannen als Naeij, Willem Barentsz en
Heemskerk ten eenenmale mislukten. Toen
echter werd er eene maatschappij gevormd,
de zoogenaamde //Maatschappij van verre
landen".
Spreker laschte hier het verhaal van
de reis van kapitein Bontekoe in dat,
(hoewel het niet de eerste reis was), onzen
aandacht ten volle verdient, omdat er dui
delijk uit blijkt met welke bezwaren de
toenmalige vaart op Indie te worstelen
had. Ontberingen van allerlei aard, gebrek
aan drinkwater en goed voedsel, stormen,
gevechten met vijandig gezinde inboor
lingen, dat alles maakte een tocht naar
Indië tot een hoogst gevaarvolle onder
neming.
De bovenvermelde //Maatschappij van
verre landen" kocht den Hollandschen
kapitein Cornelis de Houtman, die in Por
tugal gevangen was, vrij en rustte 6 sche
pen uit, waarmede de H. met ziju broeder
langs Afrika's zuidpunt en dwars
over den Indischen oceaan naar Java voer.
Deze tocht viel echter niet gelukkig uit,
door de ongeschiktheid der beide gezag
voerders en den moedwil van het scheeps
volk. Ook de lading was onvoldoende.
Niettemin was het doel bereikt, de zeeweg
naar Indie gevonden.
Thans verrezen niet minder dan 8 maat
schappijen die handel dreven op lndie.
Het natuurlijke gevolg van deze concur
rentie was dat de prijzen der Indische
waren in Indie stegen en in Nederland
daalden, waardoor de winst zeer gering
was. Aan den Raadpensionaris Oldenbar-
noveldt gelukte het, al die maatschappijen
te vereenigen tot een lichaam, de O. I.
Compagnie, die hare zaken met een ka
pitaal van 6Vs millioen gulden begon.
Thans gingen de zaken zeer voorspoedig:
in 8 jaren deelde de compagnie aan hare
aandeelhouders 225 percent winst uit. Het
streven der Nederlanders was toen nog
niet, de O. I. eilanden in bezit te nemen,
zij namen slechts enkele punten om daar
pakhuizen en factorijen op te slaan.
Natuurlijk zagen de Portugeezen en
Spanjaarden onze vestiging met leede oogen
aan, en hoewel zij niet bij machte waren
de Nederlanders te verdrijven, begonnen
zij allerlei vijandelijkheden en stookten de
inlandsche vorsten tegen onze voorouders
op. Daardoor werden dezen gedwongen nu
en dan ook tegen de inlanders het zwaard
te ontblooten, waarbij dan tevens stukken
land rondom de factorijen in bezit geno
men werden en daarop versterkingen ge
bouwd. In 1609 bezat de O. I. Compagnie
elf forten, en een vloot van 9 schepen,
ter bescherming van onzen handel.
Ook de Engelschen en Eranschen maak
ten het ons zeer lastig, en hoewel er met
Engeland een verdrag werd gesloten, na
men de Engelschen verraderlijk deel aan
eene samenzwering met de inlanders tegen
de Nederlandershetgeen ten gevolge
had dat de toenmalige goeverneur Jan
Pietersz. Koen geheel met de Engelschen
brak. Voor de krachts- en machtsontwik
keling der O.-I. Compagnie moest Enge
land wijken, zoodat Nederland toen in
Oost-Indie heer en meester was, daar
eenigen tijd te voren Koen het fondament
had gelegd van het Nedorlandsche rijk in
Indie door de verovering van de stad
Jacatra, die hij in Batavia herdoopte.
Na een woord vol geestdrift te hebben
gewijd aan de nagedachtenis dier kloeke
mannen wier historie wij hierboven aan
stipten en vooral aan dt kloeke figuur
van Jan Pietersz. Koen, tegelijk veldheer,
staatsman, wetgever, eindigde de spreker
zijn boeiende, kernachtige rede.
Het woord van dank, door den heer
Prinsen Geerligs aan den spreker gebracht,
heeft ongetwijfeld bij hot publiek volmaakte
instemming gevonden.
Het teeken-college «Kunst zij ons doel"
had Donderdagavond op de bovenzaal der
z/Vereeniging" den inhoud van Arti's aqua
rellen-portefeuille voor zijn leden tentoon
gesteld. Blijkbaar werd dezo expositie ten
zeerste gewaardeerd, daar zij op nog meer
bezoekers kon bogen, dau hare voorgang
sters, terwijl de belangstelling in de vele
merkwaardige producten onzer nationale
schilderkunst duidelijk sprak uit de lang
durige beschouwing van het in aange
name afwisseling tentoongestelde, dat wed
ijverde in stoute opvatting, zorgvuldige
uitvoering, fijnheid van teekening en co-
loriet.
Schipperus maalde heerlijke landschap
pen, vol leven en beweging, waarbij hij
hier en daar met lichteffect woekert door
de zomerzon hare helle stralen tusschen
de boomeu door op grastapijt en struik
gewas te doen werpen, waarbij de rustieke
woningen op den achtergrond prachtig
afsteken. Echt oorspronkelijk zijn zijne
voorstellingen, waarin geen zweem van
conventie is te bespeuren.
Van de overige landschappen troffen
wij er een tweetal aan van Wijsmuller, die
van strenge opvatting getuigden.
Veel was er in sommige stukken te bemer
ken van de nieuwe strooming, welke zich in
de hedetidaagsche schilderkunst openbaart,
n. 1. het schilderen met den breedau streek,
dat wij echter niet kunnen toejuichen. Men
bezie slechts de «groep artillerie": paarden
zonder onderlijf, manschappen met beenen
als draadjes, het ontbrekende aangevuld
door een vagen penseelstreek, waarbij aan
den toeschouwer wordt overgelaten uit dit
amalgama een groep te vormen met twee
keuvelende artilleristen op den voorgrond.
Het fraaie coloriet was een beter geheel
waardig geweest.
Voor een dorpsgezicht van Bilders van
Bosse verwijlden wij met genoegen,en wij be
wonderden de fijne afwerking en realistische
tinten. Valkenburg had een korenveld
geleverd, dat zijn kracht vond in de dui
delijke vooruittreding der personen, de on
gekunstelde en vlugge behandeling der
voorwerpen en do prachtige tinten vooral in
de goudgele garven aangebracht. Mar. Heyl
maalde een prachtig landschap, rijp van
toon en juist van uitdrukking.
Onder de figuren trof ons de polder
jongen van Iiuybers, vol realisme, ver
nuftig getsekend en van een zeldzaam co
loriet. Hoezeer heeft hier de schilder van elk
deel van zijn onderwerp partij weten te trek
ken De kunst verheft hier het meest
platte en allednagsclie tot een grootsch
moment.
De la Mar gaf hetzelfde te genieten met
de voorstelling van een boerenmeisje hui-
selijken arbeid verrichtende. Stroomen licht
vallen door het raam, waardoor de vor
men van de landelijke deern scherp uit
komen, terwijl de nevenfiguren zich ge
deeltelijk in het halfduister verliezen. Een
tweetal fusins van van Ooyen, en een
schildersatelier van van Waay, getuigen
van gezonde opvatting eu oorspronkelijk
heid. Het huiselijk tafereel van Taanman,
eene lioutskool-teekeuing, trof door toon-
rijkdom en actualiteit.
Treffend schoon zijn de beesten van
Wolbers, waarvan de «liggende koe"
vooral valt te roemen, voorts de «bison"
van Zürcher eu de «tijgerkop", van
Straeké. Levendig staan ons ook voor
den geest de twee stukjes van Nackenhet
weiland met koeien bekoort door fijnheid,
coloriet en juiste verlichting. Eerelman
had als altijd weder veel succes; zijne
«terriers" trokken zeer de aandacht. De
jachthonden van Cunaeus bekleeden on
der dit genre mode een eerste plaats. De
«Gieri/ Van Zürcher verraadt veel schep
pingskracht.
Van mej. Gildemeester troffen we onder
de bloemen een tweetal fraaie stillevens aan;
de «witte grysantimums" zijn heerlijk ge
maald.
«Kunst zij ons doel" heeft met deze
tentoonstelling haren leden weder veel te
genieten gegeten.
Donderdag is door de politie
alhier aangehouden, J. H. Zuuren-
donk, oud 23 jaren, timmerman, die
reeds vroeger twee malen wegens
diefstal is veroordeeld geweest; thans
had hij handkarren verkocht, welke
hij bij drie alhier woonachtige per
sonen had g'ehuurd.
Arrondisscnients Eechthank
TE HAARLEM,
zitting van 15 December 1887.
Na de pauze stond nog terecht:
J. E., beschuldigd van in den nacht
van den 5eu Nov, te half twaalf op het
erf van P. Denijs, secretaris te Beverwijk,
te zijn gedrongen.
Getuige Denijs verklaart, dat beklaagde
FHUILLETO JNT.
108')
XXXVIIIe HOOFDSTUK.
De parlementair.
De hand van den Boozen Geest heeft zich over het
water uitgestrekt, zeide de Indiaansche bode. Hij heeft
niet gewild dat de blanke honden, die kinderen zijn, den
dood vonden door de handen van een opperhoofd zoo be
roemd als de Zwarte Vogel.
Maar de Indiaan luisterde niet naar de bestudeerde com
plimenten van beklag van den bode, die in het diepst zijner
ziel over de verdwijning der vluchtelingen juichte. Ditmaal
had het wilde opperhoofd zich alleen opgericht; met sta
rende oogen, het gelaat verbleekt onder de laag van oker,
zwaaide hij zijne bijl, terwijl hij zich wankelend richtte
tot dengene der nachtwakers die het dichtst onder zijn
bereik was.
Maar de bedreigde Indiaansche krijger maakte geen en
kele beweging. Het hoofd opgeheven, de armen halver
wege opgelicht, bleef hij staan in de houding van iemaud
die luistert, alsof hij wilde toonen dat hij tot op dit nood
lottig oogeublik niet opgehouden had te waken.
Het opperhoofd stond op het punt zijn bijl op het hoofd
van den krijger te doen neerkomen, toen de arm van den
bode dien van het opperhoofd tegenhield.
De zintuigen van den Indiaan hebben grenzen,
zeide hij; hij zou het groeien van het gras niet kunnen
hooren; ziju oog kon niet door de dampen dringen die de
rivier bedekten. De Zwarte Vogel heeft gedaan wat hii heeft
kunnen doen; hij heeft geen enkelen voorzorgsmaatregel
verzuimd; de Gee6t van boven heeft niet gewild dat een
opperhoofd zijn tijd zou verliezen met het bloed van drie
blanken te vergieten, omdat hij voor hem stroomen bloeds
ter beschikking stelt, welke daar ginds moeten vloeien!
De Indiaan wees met den vinger in de richting van het
Mexikaansche kamp.
De Zwarte Vogel, uitgeput door de pogingen die hij ge
daan had, door de woede die hem verstikte, kon niet ant
woorden. Zijne wonde was opnieuw opengegaan en zijn
bloed vloeide opnieuw door de lederen windsels. Hij wan
kelde, zijne knieën bogen zich en de bode was genoodzaakt
hem op het gras neder te zetten, waar hij weldra buiten
kennis lag.
De tijd die verliep tusschen deze bezwijming en het
oogenhlik, waarop de Zwarte Vogel weer tot zich zeiven
kwam, redde de vier vluchtelingen, die de Apachen anders
zonder twijfel op hunne langzame vaart op de rivier zouden
overvallen hebben.
Een langgerekt gehuil dat van den tegenovergestelden
oever opsteeg, maakte het opperhoofd op het oogenblik dat
hij weder de oogen opende, duidelijk dat zijne makkers
zoo even ook de verdwijning van het drijvende eilandje
hadden opgemerkt.
Wij gaan het spoor der vluchtelingen zoeken, zeide
de bode, daarna zal de Zwarte Vogel naar de stem van
het volk hooren, zijne ooren zullen niet doof meer zijn.
De krijgers, die op den andereu oever geposteerd waren,
ontvingen het bevel bij hun opperhoofd te komen en toen
zij aileD, ongeveer een dertigtal, bij elkander waren, tilde
men den gewonden Indiaan op zijn paard. De bode, die te
voet gekomen was, want in den strijd van den voorgaanden
nacht was hij van zijn paard geworpen, zette zich achter
den Zwarten Vogel om hem behulpzaam te zijn om zich
in den zadel te houden.
De wilde ruiterstoet volgde toen den loop der rivier. Toen
de eerste oogenblikken van verbazing voorbij waren, wa
ren de Indianen gedwonge.' geworden aan te nemen, dat
de grondslagen van het eilandje los waren gerukt en zij
hoopten het niet verre van het punt van vertrek nog in
te halen.
Maar de Indianen gingen langzaam voorwaarts, zonder
eenig spoor te bemerken van hen die zij zochten. Een hun
ner slaakte, wel is waar, een vreugdekreet op het gezicht
der sporen van de vluchtelingen die de plaats aanduidden
waar zij den oever betreden haddende voorzorgsmaatre
gelen van Bois-Rosé hadden die niet aan het oog der Apa
chen kunnen verbergen; maar de voorzorg die hij genomen
had om de stukken hout van het vlot te splitsen en het
geheel te vernietigen, bedroog hen.