lij dan ziek worden en sterven.
«Geruimen tijd aarzelde ik, maar
ten plotte werd ik zoo ongelukkig
dat ik den spijker insloeg. Toen
echter mijn kind ter wereld kwam,
ontwaarde ik, dat ik mijn man ten
onrechte bad verdacht en hij mij
zielslief heeft. Ik verkeerde in de
grootste vrees dat hij ziek zou wor
den, dit is werkelijk gebeurd en ik
hen zijn moordenares.»
De dokter poogde te vergeefs een
grapje van de zaak te maken; hij
zwoer hoog en laag dat de man in
een paar dagen weder geheel her
steld zou zijn, maar helaas, nog in
den nacht na de bekentenis werd
de arme vrouw volslagen krank
zinnig en moest naar een hospitaal
worden overgebracht. De man is
weder geheel hersteld, maar zijn
huwelijksgeluk is door een bela
chelijk bijgeloof geheel verwoest,
want de geneesheeren hebben ver
klaard dat de jonge moeder onge
neeslijk krankzinnig is.
Een koopman te Frankfort had
met een handelsvriend te Weenen
afgesproken, dat diens dochter en
zijn zoon een huwelijk zouden aan
gaan. Dezer dagen ging de jonge
heer op reis naar de hoofdstad van
Oostenrijk, om met zijne aanstaande
kennis te maken, en werd helaas
smoorlijk op eene andere juffer ver
liefd.
Eenigen tijd later ontving de va
der te Frankfort een brief van zijn
zoon, waarin deze hem mededeelde,
dat de voor hem bestemde vrouw
hem 't ja-woord had gegeven; hij
vertelde, dat hij haar ten zeerste
liefhad en verzocht vriendelijk toe
zending van eenige duizende gul
dens, voor het koopen van cadeaux
en ter bestrijding van de vele kos
ten, die hij moest maken.
Het geld werd verstuurd en een
paar dagen daarna kreeg de Frank-
forter een brief van zijn vriend uit
Weenen, die hem ten hoogste ver
baasde. Zijn zoon bleek slechts een
enkele maal ten huize van zijn aan
staanden schoonvader te zijn geweest
en bij die gelegenheid een groote
som geld te hebben geleend.
Een onderzoek bracht asn het
licht, dat het ondeugende jongmensch
er met zijne geliefde en de op zoo
slimme wijze verkregen dubbeltjes
van door was. Niettegenstaande de
politie een nauwkeurig onderzoek
instelde, slaagde men er niet in de
jongelui te vinden.
Vier jaar geleden verdween
zekere Fuschinski uit zijn woonplaats
Warschau en weldra werd verteld
dat hij zich had verdronken; dit
gerucht werd bevestigd toen men
de kleederen van den man aan den
oever van de rivier de Weichsel
vond.
Fuschinski bad geen kinderen,
zijne neven en nichten aanvaardden
zijne nalatenschap en verheugden
zich reeds drie jaren in het bezit
er van, toen de doodgewaaoden man
eensklaps weder kwam opdagen
Hij vertelde dat hij in een genees
kundige inrichting is Hongarije was
geweest en kon dit door overleg
ging van stukken bewijzen. Daar
hij tegenover niemand eenige ver
plichting had, was het hem ove -
bo-iig voorgekomen, om over zijn
vertrek te praten.
De neven en nichten bedanken
er thans feestelijk voor nm van hun
erfdeel afstand te doen, beweren dat
Fuschinski zoo dood is als een pier
en zij wettige eigenaars zijn.
De rechter zal in dit zonderlinge
geval uitspraak moeten doen.
Dezer dagen heelt boven Na
pels een hevige storm gewoed. Ve
le straten der stad werden over
stroomd en verscheidene huizen le
den groote schade.
Eene boot, welke zich buiten de
golf van Napels bevond, werd om
vergeworpen en vier der opvarenden
kwamen in de golven om.
Eenige kapitalisten te Athene
hebben koning George geld gegeven
voor de oprichting van een Grieksch
nationaal theater, in den trant van
de «Comédie Franjaise»waarin
alleen werken van Grieksche auteurs
zouden worden opgevoerd, benevens
een conservatorium.
Het misbruik, dat in oude tijden
in Egypte van de menschelijke kracht
werd gemaakt, is bijna ongeloofelijk.
Een bewijs daarvan levert het ver
haal, dat 2000 man drie jaar lan?
werk hadden om een enkelen steen
van het eilaud Elephantine naar
Sais te brengendat het kanaal van
de Roode Zee het leveu aan 120,000
menschen gekost heeft, en dat het
bouwen vau eeu pyramide het werk
van 360,000 man was gedurende
den tijd van twintig jaren.
In Russisch-Polen heertcht
tegenwoordig eene strenge koude.
Reeds zijn verscheiden menschen en
dieren doodgevroren. Op de pleinen
te Warschau worden bestendig hout
vuren onderhoudenwaaraan de
voorbijgangers zich kunnen warmen.
De thermometer wijst op eenige
plaatsen in Russisch Polen 25 gra
den aan. Ook in Gallicié is het se
dert eenigen tijd buitengewoon koud.
De werkzaamheden op het land
moeeten wegens de groote kou ge
deeltelijk gestaakt worden. Op de
wegen werden verstijfde lijken van
de landbevolking gevonden. Het
water is in vele bronnen bevroren;
in verschillenue steden zijn de scho
len gesloten zoolang de vorst aan
houdt.
We vinden betreffende de be'
hendigheid vau de Indiërs in het
hanteeren van het zwaard een merk
waardig staaltje in een levensbe
schrijving van lord Napier, die Jan
een tijd commandant, was van het
Eugeloche leger in Iudië.
Op zekeren dag werd in het
kamp van den generaal een Indi
sche zwaardvechter en goochelaar
gebracht, die o. a. een citroen, dien
zijn assistent of compèrein de hand
hield, met ééu zwaardslag in tweeën
sloeg.
Napier dacht, dat het een goo
cheltoer of een afgesproken werkje
tusschen de twee was, omdat hem
zulk een handigheid onmogelijk toe
scheen. Daarom bood hij zelf aan
om een citroen vast te houden, ten
einde den Indiër in de gelegenheid te
stellen andermaal zijn kunst te too-
nen. De inboorling bekeek de rech
terhand van lord Napier en zeide,
dat hij lietnietdurfde wagen, waar
op de Engelschman hem de linker
liet zien; Deze scheen den Indiër
wel te bevallen, daar hij aannam
om, indien de generaal kon belo
ven, dat hij den citroen met vaste
hand zou houdeu, ook nu de vrucht
door midden te slaan, zonder de
hand in 't minst te deeren. Lord Na
pier vroeg, waarom hij aan de lin
kerhand de voorkeur gaf boven den
rechter. «Omdat antwoordde de
Indiër uw rechterhand holler is
dan de linker en ik van de eerste
wellicht den duim zou kunnen ra
ken. Daarop hield lord Napier zijn
hand met den citroen in de hoogte:
de slag viel en de citroen was in
twee gelijke deelen verdeeld, zon
der dat de hand getroffen was.
Een gebrilde hond. Een oude
hond, aldus zegt de Recordtoebe-
hoorende aan Charles Roby te Nel
son (Kentucky), had sedert maanden
het gezicht verloren. Het geluid van
den jachthoorn maakte op hem niet
langer den minsten indruk en als
de andere honden deelnamen aan de
jacht, bleef hij treurig achter op
zijn leger.
De kinderen des huizes, wetende dat
het dier zoo goed als blind was,
zetten hem al spelende een bril met
sterke glazen op den neus. De hond
sprong op en betoonde zijn tevreden
heid. De bril werd hem toen op
den neus stevig bevestigd en den
volgenden dag ging het dier weder
mede ter jacht en was alle andere
honden de baas. Bij het gaan door
het kreupelhout verloor hij echter
den bril en moest het tegen de an
dere honden afleggen. Het dier nam
den bril in den bek en bracht hem
r.aa- zijn meester. Thans draagt de
hond altijd een bril en wordt nijdig,
als men hem dat voorwerp van den
neus zou wilien nemen.
Dj Standard verneemt uit
Shanghai dat er bij een oproer te
gen de christenen in de provincie
Foekyen twintig christenkerken ver
woest en talrijke bekeerlingen om
gebracht werden.
Men meldt uit Plymouth, dd.
10 Januari:
Gisteren arriveerden hier twee
Zweedsche matrozen, de eenige over
geblevenen van de bemanning van
bet Amerikaansche schip Alfred
WatUdat op de Bahame-eilanden
is gestrand en waarbij 26 personen
verloren gingen. Deze overgebleve
nen doorleefden vreeselijke dagen.
Na de stranding sloeg het schip in
stukken en met nog vier hunner
kameraden op een klein gedeelte
van het wrak vertoevend, zagen zij
dat van het nog vastzittende en
grootste gedeelte bijna alle overige
opvarenden over boord sloegen. La
ter werd getracht het vaste gedeelte
weder te bereiken, echter met het
gevolg dat diegenen, die het onder
namen, verdronken; één we-d krank
zinnig en liep in het water, een
tweede trachtte te zwemmeu, maar
verdronk, een derde sprong door
wanhoop gedreven in het water en
werd door een haai verslonden en
een vierde was door uitputting n'et
meer in staat zich vast te houden,
viel te water en verdronk, zoodat
sleehts de twee Zweden overbleven
en op het stuk drijvend wrak ver
toefden, totdat zij" door de Linie
Perry werden gered. Dit schip
strandde later gedurende een zwa-
ren storm op het eiland Barbados,
doch de bemanning alsook de twee
Zweden werden gered.
Het aantal landverhuizers, ge
durende 1887 in Amerika aangeko
men, is dus lezen we in het
jongste nommer van de New-York-
sche Nation niet zoo grout als
voorspeld werd. Men sprak verleden
zomer van 800,000, zelfs van een
millioen; maar van 1 Jan. tot 30
Nov. kwamen er, volgens de opga
ven van het «Nationaal Bureau van
Statistiek» 486,660 landverhuizers
aan, tegen 865,453 in die elf maan
den van 1886. Dat is dus voor het
geheele jaar iets meer dan 500,000.
Vooral uit Groot-Brittauje is het
aantal landverhuizers zeer toegeno
men. Er kwamen van daar 171,000,
tegen 120,000 in 1886. Uit Enge
land en Wales kwamen 79,000 en
uit Ierland 71,000. Uit Duitschland
kwamen 106,000, uit Zweden, Noor
wegen en Denemarken 76,000, uit
Italië 42,000. In al die landen nam
het aantal emigranten toe. Het aan
tal landverhuizers uit Rusland is
nagenoeg even groot als verleden
jaar, nl. iets meer dan 24,000.
Vooral in den winter wordt
er veel over hoofdpijn geklaagd,
wat dikwijls een gevolg is van de
bedompte lucht, die in de woonver
trekken heerscht. Om deze te zui
veren, giet men in een kom een
liter kokend water en droppelt hierin
een eetlepel terpentijnolie, waardoor
het vertrek van een heerlijken, ver-
frisschenden dennengeur vervuld
wordt.
Men beweert, dat in deze eeuw
niet minder dan honderd meren in
Tyrol zijn verdwenen.
Uit de Parijsche Rechtszaal.
Een zoontje van acht en vijftig jaar.
Het leven van Goguelot is eene
aaneenschakeling van vonnissen we
gens landlooperij. Goguelot is daar
om volstrekt geen misdadiger, zelfs
geen boaswicht, zelfs geen slechte
vent: hij is eenvoudig een leegloo-
per van acht en vijftig jaar.
De president. Hebt ge dan geen
beroep?
Goguelot. Geen beroep?.... Ik ken
niemand; die er meer heeft dan ik
ik heb het draaien geleerd, het
echoenmaken, het varkensslachten,
het verven, het hoeden maken, het
meubelmaken, het tinnegieten, het..
De president. En van al die be
roepen oefent gij er niet één uit;
ge zijt een luiaard.
Een stem uit het auditorium:
Ik heb het altijd wel gezegd, dat
ge tot niets zoudt opgroeien.
De president. Wie sp-.eekt daar?
De beklaagde, (rondziende.) Hé,
daar heb je papa. (Men heriunere
zich dat de beklaagde acht en vijftig
jaar is.)
De vader. Ja, dat ben ik. (Dich
ter bij komende.) Ik hoorde van
Tourillon dat ge weer gesnapt waart,
en nu ben ik hier,
De president. Gij zijt de vader
van den beklaagde?
Vader Goguelot. Praat me niet
van dien jongen; het is bedroevend
als men 85 jaar is, nog een rakker
van een jongen te hebben, die maar
niet wil oppassen. Je gelooft toch
niet, schavuit, dat ik je mijn heele
leven zal onderhouden, sapristi? Ik
kom je nog ééns halen, maar wees
er zeker van, dat het voor de laat
ste maal is.
De president. Gij komt hem ha
len?.... Ment komt een kind halen,
maar geen man van acht en vijf
tig jaar.
Vader Goguelot. Wat zal ik u al
veel vertellen, brave presidentI hij
is mijn kind, en een vader, blijft
altijd een vader.
De president. Hij werd reeds over
de veertig malen wegens landloo
perij veroordeeld.
Vader Goguelot. (zijnen zoon met
gefronsde wenkbrauwen aanziende.)
Heel je leven lang niets doen!....
ben je van plan nu beterschap te
beloven, kwajongen?
De beklaagde. Maar, papa....
Vader Goguelot. Houd dat papa
nu maar voor je, sapristi! Een jon
gen van acht en vijftig jaar!.... is
het dan nog nooit bij je opgekomen,
vlegel, dat je een man bentlDenk-
je dan nooit aau je toekomst; wat
wilt ge beginnen, als ik er eens niet
meer zal zijn?
(Tot de rechters). Neemt me niet
kwalijk, heeren, maar het maakt
mij kregelig, als ik mijn zoon daar
zoo zie.... Kijk, nu nog mooier, nu
huilt hij.
De beklaagde, (snikkende). Hoe,
hoe, hoe....
Vader Goguelot. Maar huil toch
niet, groote lummel!
(Tot de rechtere). Geeft hem mij
terug, ik zal wel op hem passen.
Ge ziet dat hij zoo kwaad niet is...
ik heb hem al meer dan veertig
ambachten laten leeren en mijn
laatste hemd heeft hij me gekost;
en toch kan ik de heeren verzeke
ren dat de joDgen overigens geen
gebreken heeft; hij is anders zoo
onschuldig als een «onzelieveheers-
bee8tje»
De president, (tot den bekl.). Maar
ter zake, waarvan leeft gij?
De beklaagde. Van mijne verschil
lende beroepen; als ik in het een
geen werk heb, ga ik tot het an
dere over.
De vader. Handig als een aap,
hij doet wat hij wil.
De president. Jawel, maar hij wil
liever niets doen.
De beklaagde. Zeker, mijnheer,
maar ik ben nu ook altijd onge
lukkig; men wil mij nooit langer
dan drie dagen houden.
De vader. Ziet u, dat is het, het
geluk is hem nooit meegeloopen.
De Rechtbank veroordeelt hem tot
een maand gevangenisstraf.
De vader (zijn zoon de hand op
den schouder leggende). Laat ditje
nu eens voor goed tot een les zijn,
sapristi.... Hier heb-je een franc....
Gegroet, edelachtbaren
VARIA-
Goeden morgenoomhoe
gaat het?
Uitstekend, gelijk ge ziet.
Ik wed met u om tien gulden,
dat u niet weet, waarom ik u een
bezoek kom brengen.
Om geld natuurlijk. Gij komt
nooit om iets anders.
Beste oom, dan hebt gij tien
gulden aan mij verloren, want ik
kwam u vragen, hoe tante het maakt.
De man is niet zoo praatziek als
de vrouw, daarentegen is hij veel
ijdeler. Twee vrouwen, die samen
in een gesprek zijn, spreken onge
twijfeld kwaad van een derdetwee
mannen denken slechts er aan, zoo
veel mogelijk goeds van zich zeiven
te zeggen.
De moeder der Rothschilds be
reikte den ouderdom van acht en
negentig jaren, terwijl haar verstand
tot aan het eind helder bleef en haar
vroolijkheid en geestigheid nog de
zelfde waren als in haar jeugd.
In haar laatste ziekte vroeg zij
den dokter op smeekenden toon:
Beste dokter, tracht iets voor
mij te doen.
Wel, mevrouw, wat kan ik
voor u doen, zeide de arts. Ik
kan u helaasniet weer jong maken.
Dat verlang ik ook niet, dok
ter, hernam de moeder der mo
derne Cresussen, ik behoef niet
weêr jong te wordenmaar zou
gaarne voortgaan met oud te worden.
Van meerskanten.
Barones. Zijt gij nog altijd boos,
waarde majoor' dat ik onlangs uw
huwelijksaanzoek afgeslagen heb?
Nu, ik ben sedert tot een ander
besluit gekomen.
Majoor. Ik ook, barones.
den loop van hetzelfde jaar nog herstelde hij zijn zwaar
geschokt krediet.
Dit was dus een zonzijde van mijne overeenkomst met
Weber, maar o, ik gevoelde dieper en dieper de groote
schaduwzijde die zij had. Met angst zag ik u naast ICarel We
ber opgroeien en bespiedde ik al zijn doen en laten en dikwijls
bekroop mij een pijnigende vrees, dat ik door mijne be
lofte uw leven wellicht had verbitterd. Ik bemerkte dat
Karei, zooals zijn vader had gezegd, dom en zwak van
karakter was en zich reeds geheel door u liet leiden, waarin
zijn vader hem dan ook aanmoedigde. Maar slecht, neen
dat was hij niet.
Ik wenschte wel dat ik nog niet sterven moest, de ver
antwoordelijkheid van mijn belofte laat mij geen rust en
ik zou zelf zoo gaarne onder deze bizondere omstandighe
den waken over uw geluk. Denk er om, mijn kind, dat
gij, wanneer hij slecht wordt, ontslagen zijt van den hand,
u aangelegd door uw moeder.
Door uwe moeder! Mijn hoofd bonst, mijn hart klopt bij
de gedachte dat ik.... o welk eene verschrikkelijke gedachte,
u geketend heb aau iemand die u misschien geen toege
negenheid zal inboezemen. O, vergeef het mij, mijn kind,
oordeel uwe moeder niet te streng en bedenk dat zij aldus
gehandeld heeft om den totalen ondergang eener geheele
familie te verhoeden.
Gij zult verstandig en deugdzaam zijn, zooals gij het nu
zijt. Wees ook edelmoedig tegenover uw vader en tegen
over mij.
Vaarwel.
Uwe u zoo liefhebbende Moeder.
Toen Giovanni de lezing van dit stuk, waarin een zoo
aangrijpend familie-drama was beschreven, voltooid had,
gevoelde hij maar al te wel, dat deze brief alle hoop be
lachelijk en dwaas maakte. Hij begreep, dat Marie niet
anders kon en als eene goede dochter ook niet anders
wilde dan gehoorzamen aan de gelofte, door hare moeder
gedaan.
Onbewegelijk zat hij met den brief in de handen. Een
soort van verdooving maakte zich van hem meester: hij
staarde reeht voor zich uit zonder zich te verroeren, het
was alsof zijne gedachten hem begaven, langzaam, meer
en meer. Een zwarte wolk daalde over hem neder en plooide
zich om hem heen, al dichter en dichter. Zijn keel werd
dichtgenepen, zijne ademhaling belemmerd
En hij viel bewusteloos neer op den grond.
VIERDE HOOFDSTUK.
Het was drie weken na de gebeurtenissen die wij hebben
beschreven.
Als altijd scheen de zon in al haren lichtglans over Na
pels en over het luchtige, driftige, zorgelooze, arme volk
dat er woont. De Napolitaan uit de volksklasse heeft zoo
weinig behoeften: als hij met bedelen, paarden vasthouden
of iets dergelijks eeu paar soldi heeft verdiend, koopt hij
wat macaroni en gaat in de zon liggen. Want zonder zijn
zon kan de Napolitaan niet leven: zij is zijn beste
vriendin, die hem koestert met hare stralen, die voor zijn
plezier de gansche stad en hare omgeving met een hellen
glans overgiet. De zon is zijn eigendom, meent hij en het
is zeker dat de echte Napolitaansche lazzarone (bedelaar)
sterven zou als hij zijn zon moest missen.
Hij bekommert zich om niets, bezwaart zich nooit met zor
gen voor den volgenden dag en verlangt nooit naar dingen
die buiten zijn bereik liggen. Hij leidt dus voor zichzelf
een zeer gemakkelijk leven, maar is daarbij ongetwijfeld
een hoogst onnut lid der samenleving.
(Wordt vervolgd