NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. De Goudvallei. 5 e Jaargang. Woensdag 25 Januari 1888. No. 1398. ABONNEMENTSPRIJS: ADVERTENTIES: S T A I) S NI E l S. HAARLEM'S DAGBLAD Voor Haarlem, per 3 maandenƒ1.20. Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden. -1.65. Afzonderlijke nummers- 0.03. Dit bliid verschijnt degelijks, behalve op Zon- eu Feestdagen. Bureau: Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem. Telefoonnummer 122. van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Bij groote opgaven aanzienlijk rabat. Abonnementen en Adverteutiëu worden aangenomen door onze agenten eu door alle boekhandelaren, postkantoren en courantiers. Hoofdagenten voor het Buitenland-, Compagnie Génerale de PubUcite Etrangere G. L. 1)A UB E Co., JOH. F. JON BS, Sucr., Parijs, 3lbis Faubourg Montmartre. Haarlem, 24 Januari. De leden van «Weten en Werken" liacl- den Maandagavond het voorrecht den heer A. van der Voort, als spreker te zien op treden. Dat zij iels degelijks en kern achtigs zouden hooren, daarvoor kenden zij spreker eu hunne hoop werd niet te- leurgestold. Spreker begon zijne rede met de opmerkiug, die nog vele menschen maken, aan te halen, «dat die goede oude tijd toch zooveel beter was dan de tegen woordige". Ook hij had een persoon in de gedaante van een zijner vrienden ont moet, welke steeds die verzuchting slaakte. Te vergeefs had hij gepoogd hem van dat dwaalbegrip te genezen, en hem het vele goede van den tegen woordigen tijd ouder 't oog gebracht, daarbij eene ver gelijking makende met tijden toen zelfs een vorst minder gemakken en bescher ming bezat als tegenwoordig de eenvou digste staatsburger. Vooral, merkte spreker op, waren de woorden van zijn vriend niet van toepas- siug op den tegenwoordigen geestelijken en zedelijken vooruitgang der meuschheid en dit zou hij hem trachten te bewijzen en tevens voor zijn gehoor uiteenzetten. Spreker plaatste de stelling op den voor grond, dat de menschheid van haren oor sprong tot op heden geestelijk eu zedelijk was vooruitgegaan. In de gewoonten treft men soms zeer oude voorstellingen aan, die duidelijk aan- toonen, dat het zedelijk leven bij de oude volkeren zeer gering ontwikkeld was, ja, zelfs geheel ontbrak. Wat denkt men b. v. b. van de uit die tijden overgebleven zonderlinge gewoonte, die mannen in Zuid-Frankrijk hebben, om, wanneer hun vrouw hun een zoon schenkt, te bed te gaan liggen en dan kraamvisites af te wachten? Het is een uitvloeisel van bijgeloof en geringe ontwikkeling van vroeger tijden, dat echter door de ge woonte nog trouw wordt gehuldigd. Bij de Caraïben en vele andere onbe schaafde volkeren, zelfs onder de Chiuee- zen, treft men dit zonderlinge gebruik aan. De wilden geven er verschillende verkla- riugen van; bij hen komt het voort uit bijgeloof en geringe zedelijke ontwikke ling. Eigenaardig is ook het oude geloof, dat het eten van dierlijk voedsel invloed op 's menschen geest uitoefende. Is dit geloof door de beschaving verdrongen, bij onbeschaafde volkeren vindt men het nog terug. De Maloiers van Singapore eten tijger- vleesch omdat zij deuken, daardoor den moed van den tijger te bekomen. De Dajaks van Borneo verafschuwen het hertevleesch, uit vrees dat dit hen angstig en schuw, gelijk het hert, zal maken. Spreker voerde ons te midden der ge woonten der wilde volkereu, waarvan hij er vele als een bewijs van de geringe ontwikkeling of algeheele afwezigheid van zedelijkheidsbegrip aanhaalde. Kenschetsend is het feit dat de wilden geen woorden bezitten, die de begrippen deugd, zedelijkheid enz. uitdrukken. Nochtans is het zeker, dat onder de onbeschaafde volkeren er vele zijn, die zelden of nooit tegen de zedelijkheid zon digen, wat echter niet als een bewijs kan gelden van eenige beschaving. In deze gevallen ontbreekt in den regel het be grip zedelijkheid; ze kennen het niet en het bewustzijn om er tegen te zondigen ontbreekt bij hen evenzeer. Hier kan van geen deugd sprake zijn«In onschuld zonder verzoeking, schuilt geen verdienste". Eveueeus treft men in de Latijusche taal geen woord aan dat ons begrip «deugd" weergeeft. De oude Romeinen verstonden onder virtus" zoowel //dap perheid" als //deugd". Hoezeer deze op vatting met de onze strijdt, behoeft geen betoog. Onder de Spartanen treffen wij diefstal en sluipmoord aan als de middelen om de jeugd te ontwikkelen eu te vormen. Als een bewijs dat ook het zedelijk heidsgevoel bij de oude Grieken al zeer weinig ontwikkeld was moge dienen dat van zaken, die het zedelijkheidsgevoel op de ergste wijze kwetsen, door hunne dich ters, als van iets heel gewoons wordt mel ding gemaakt. Gaan wij dit alles na, dan is in onzen tijd een groote ontwikkeling der zedelijk heid op te merken. Niet alzoo in onbeschaafde landen. In Australië is het leven der vrouw eene aaneenschakeling van barbaarschheden. De vrouw wordt door den man geroofd. Na alvorens gruwelijk verwond te zijn, wordt zij door hem door de bosschen gesleurd en vervolgens in ee» verwijderde grot of hut gevangen gehouden, waarbij zij steeds de meest barbaarsche eu dierlijke behan deling heeft te verduren. De bloedverwan ten der vrouw laten zich daaraan weinig gelegen liggen en wreken zich eenvoudig op dezelfde wijze. Ook bij de inboorlingen van Sydney en het eiland Bali is dit gebruik in zwang. Zelfs treft men het in Europa aan. In Turkije komt nog vrouwenroof voor. Dat de Romeinen eveneens zich hier aan hebben schuldig gemaakt, leert de geschiedenis. Men denke slechts aan den Sabijnschen maagdenroof. De vrouwenna men bij de Romeinen de positie van sla ven in, gelijk dit bij de meeste wilde volkeren van vroegere en latere tijden het geval is. Dat hun zedelijkheidsgevoel niet zeer hoog stond moge blijken uit het feit, dat in Rome's bloeitijdperk de schande lijkste bachanaliën plaats vonden. Zelfs de strenge zedeleeranr Cato stond zijn vrouw aan zijn vriend Horteusius af en ver- eenigde zich na diens dood weder met haar. W ij zijn gelukkig zedelijk! De tijd is voorbij dat de vrouw zich niet alleen op straat durfde wagen. Wetten beschermen haar eu het moeten al zeer onbeschaafde lieden of jeugdige, weinig ontwikkelde personen zijn, die zich zouden schuldig maken aan overtreding daarvan. Ook in de wetten was eene zeer geluk kige vooruitgang merkbaar. In die landen, welke op den naam van beschaafd aan spraak maken, doch waar de bloedwraak nog steeds geoorloofd is, tracht meu deze rechtspleging zooveel mogelijk te regelen. Ook dit is een uitvloeisel der zedelijkheid. Door de oude Israëlieten waren, volgens den Bijbel, een zestal steden aangegeven, waar de misdadiger zich aan de bloed wraak kon onttrekken en door een volks- gerecht worden geoordeeld. In China treft men ten huidigen dage nog vreeselijke lichamelijke straften aan. Bovendien wordt de misdadiger er geheel aan de publieke willekeur overgelaten; de Staat bemoeit zich niet met hem. Bij ons wordt het beleedigd rechtsge voel hersteld door den misdadiger eene zedelijke straf te doen ondergaan, eu vol gens onze begrippen is deze de beste. Het aantal misdrijven blijft steeds afne men heuchelijk bewijs van den zedelijken vooruitgang van ons volk! Toch is er nog veel dat helaas maar al te zeer aantoont, dat de zedelijkheid nog niet overal is doorgedrongen. Volks feesten en jaarmarkten geven veel afkeu renswaardigs te aanschouwen. Spr. gaf vervolgens eene uitvoerige be schrijving der Romeinsche volksspelen. Ook hierdoor werd het duidelijk dat de zedelijke ontwikkeling der Romeinen verre ten achter was bij het hooge standpunt dat zij als beschaafd volk innamen. Eene boeiende beschrijving van den strijd der zwaardvechters in het «arena", waarbij menschen en menschen of menschen en dieren elkander ten doode toe bevoch ten en waarin het volk het grootste ge noegen schopte, tooude aan hoe weinig het zedelijkheidsbegrip bij de Romeinen was ontwikkeld. Geheel anders werd dit in latere tijden. Het zedelijkheidsbegrip en het rechtvaar digheidsgevoel braken den staf over al deze gruwelen. Zelfs in de uiting hunner natuurdriften, in den strijd die onder de beschaafde vol keren somtijds nog ontbrandt, openbaart zich eene verzachting der zeden. Geen strijd mag meer worden gevoerd met wa- I penen, waarvan de uitwerkiug tegen het I zedelijkheidsgevoel stuit; hiervoor waakt de conventie der mogendheden die het ge bruik van sommige moorddadige wapenen i verbiedt, hetgeen iedere beschaafde natie zal billijken. Hoog wappert de vaan van het Roode Kruis boven het oorlogsterrein en scheukt lafenis en verzachting aan de kermende slachtoffers van den bloedigen strijd. Nog had spreker zijne lofrede over de beschaving niet geëindigd. Nog sterker wilde hij doen uitkomen, hoe groot het verschil was tusschen onzen zedelijken, geordenden staat en de woeste toestanden waarin de duistere, haast onbekende land streken van onzen aardbol verkeeren. Daartoe voerde hij zijn gehoor naar de binnenlanden van Afrika en gaf de be schrijving weder, die dr. Nachtigall, een beroemd Duitsch reiziger, had gegeven van de afschuwelijke tooueeleu van moord, roof en brandstichting op groote schaal, welke daar bijna dagelijks onder de woeste inboorlingen voorvallen. Te i slotte wees hij nog op enkele zaken in onze maatschappij, die de geringe ont wikkeling van sommige personen in het licht stelden. Het bijgeloof schonk daar van menig treurig bewijs. Met den wensch dat het woord //voor uitgang" onze geheele maatschappelijke samenleving zou blijven bezielen en de geheele geestelijke wereld doortrilleu ein digde spreker zijne belangwekkende en met veel belangstelling aangehoorde rede. Voortaan zal des Zondags het Koloniaal Museam op het Paviljoen voor een beperkt aantal personen, zonder betaling toegankelijk zijn op vertoon van kaarten, die gedu rende de werkdagen kunnen wor den afgehaald Paviljoen, voorzijde, ouder het terras. Door dezen maat regel hoopt het bestuur eene ken- nhmakiug met het museum in rui meren kring te bevorderen. De Yereeuiging «Cremer" verschafte Maandagavond haren leden een genotvol len avond. Zij had den heer W. C. Goteliug Vinnis nl. uitgenoodigd als spreker op te treden. Hu volgt deze bekende spreker niet ge heel de traditie. De katheder is hem te benauwd, hij wil zich ongedwongen bewegen eu gedurende de voordracht vau het eerste stuk had hij plaats geno men op een fauteuil op den voorgrond, om wanueer een belangwekkende passage zich voordeed, op te staan en met de hem eigen keurige mimiek ons levendig de handelende personen voor te stellen. Dat eerste stuk was een drama van Ponsard, getiteld «Le Lion Amoureux" in uederduitsche verzen overgebracht door den heer Goteling Vinnis zelf. De korte inhoud van het stuk is, dat een invloedrijk lid van het toenmalig (1^796) bestuur der fransche republiek, Humbert, verliefd wordt op eene jonge markiezin, die hem komt vragen, haar vader die geëmigreerd is te vergunnen in Frankrijk terug te keeren. Hij staat haar dit toe en verklaart haar later zijn liefde, die beantwoord blijkt te worden. De vader van het meisje evenwel wei gert bepaald zijne toestemming tot dit huwelijk, dat zijn dochter naar zijn mee ning vernedert en overreedt haar ten slotte van Humbert af te zien. Zelf deelt zij haar minnaar dat besluit mede, waarop een Tragisch tooneel volgt. Humbert vloekt haar eerst, dan, als zij hem zegt dat zij hem nog liefheeft, wil hij haar overhalen met hem te vluchten, maar zij heeft de geestkracht, dit te weigeren en gaat heen om de verzoeking te ontvlieden. Daarop neemt Humbert, in wanhoop, het aanbod van generaal lioche aan om tweede kom- mandant te worden bij het republikeinsche leger, welke benoeming hij eerst, ter wille van het meisje, wilde weigeren. Het leger behaalt eene schitterende overwinning op de vereenigde armee der engelschen en fransche emigranten. De vader der markiezin wordt gevangen ge nomen eu zal als landverrader gefusilleerd worden, maar de beden van het jonge meisje die met haar vader is meegegaan, bewegen generaal Hoche hem gratie te rerleenen. Maar als de trotsche edelman zijn dochter beveelt hem te volgen, wei gert deze uit liefde voor Humbert, daar zij zijne braafheid en vaderlandsliefde hooger acht dan haar vaders bekrompen begrippen van het oude régime. Hoewel wij den inhoud van het drama niet onverdeeld fraai vinden (het voorstel van Humbert om samen te vluchten toch is een versleten cliché en de tegenwoordig heid van het meisje op het slagveld eenigs- zins onwaarschijnlijk) zoo valt het niet te ontkennen dat er schoone gedeelten in voorkomen. En dat schoone wist de be werker ons in alle opzichten te doen ge voelen; wij zeiden het reeds voor eenigen tijd: men luistert gaarne naar den heer Goteling Viunis. Tot slot droeg de spreker voor «het saliemelk-avondje van juffrouw Pieterse", door hem getrokken uit de Ideën van Multatuli. Daar wij dit voor eenige we ken reeds bespraken, kunnen wij thans met de eenvoudige vermelding volstaan. Het publiek was blijkbaar dankbaar en voldaan en het levendig applaus be wees dat op den heer Goteliug Vinnis niet van toepassing het bekende spreek woord Een profeet is niet geëerd in zijn eigen land. De afdeeling «Haarlem» der Maat schappij tot bevordering der Toon kunst zal Donderdag a. s. den mu ziekliefhebbers een groot genot ver schaffen door de uitvoering van het nooit volprezen werk van Handel: «der Mussiaj». Het is eene uitvoe- feiuïIjiIaETO 3xr. 138'i XLVIe HOOFDSTUK. HET GODSOORDEEL. De oppervlakte van het meer alleen bewaart het spoor van den vogel niet, die over zijne wateren scheert en de wolk die er in weerkaatst; maar de aarde, de kruiden, het mos, alles bewaart voor onze oogen, voor ons zonen der woestijn, deD indruk van den jaguar, van het paard, van den Indiaan; weet gij zulks niet evenals ik? Ik heb Arellanos niet gedood, herhaalde de moor denaar. Gij hebt hem gedood! gij hebt hem vermoord, aan den gemeenschappelijken haard, gij hebt zijn lichaam in de rivier geworpende bodem heefi mij alles gezegd, van af het gebrek van het paard dat u droeg, tot de wonde aan het been, die gij in de worsteling ontvangen hebt. Genade I signor don Tiburcio, riep Cnchillo uit, verpletterd door de onverwachte onthulling dezer feiten, waarvan God alleen getuige was geweest. Neem al het goud dat gij mij gegeven hebt, maar laat mij het leven en om u daarvoor te bedanken, zal ik al uwe vijanden dooden, ik zal overal en altijd op éen wenk van u dooden.... voor niets.... zelfs mijn vader indien gij zulks gebiedt, maar in den naam van den almachtigen God, wiens zon ons be schijnt, laat mij het leven, iaat mij het leven! hernam hij, zich op de knieën tot voor Fabiaau slepende. Arellanos vroeg u ook genade; hebt gij hem gehoord zeide Fabiaau, zich omkeerende. Maar als ik hem gedood heb, dan was zulks om mij alleen van dit goud meester te maken; ik geef het thans voor mijn leven, wat wilt gij meer? vervolgde hij, ter. wijl hij weerstand bood aan de pogingen van Pepe, die hem trachtte te beletten de voeten van Fabiaan te gaan kussen. Met door angst verwrongen gelaatstrekken, een wit schuim op den mond, opengesperde wezenlooze oogen, herhaalde Cuchillo zijne bede, andermaal beproevende tot bij Fabiaan te kruipen. Door zijne herhaalde pogingen was de bandiet aan den rand van het plat gekomen. Achter zijn hoofd wierp zich de watermassa schuimende in den afgrond. Genade! genade! gilde hij, genade in den naam uwer moeder, in den naam van dona Rosarita, die u be mint, want ik weet het, zij bemint u ik heb ge hoord Wat! riep Fabiaan uit, op zijn beurt naar Cu chillo ijlende, maar de vraag bestierf hem op de lippen. Door den voet van den karabinier aan de oppervlakte ontrukt, viel Cuchillo achterover in den afgrond. Wat hebt gij gedaan, Pepe? riep Fabiaan uit. De schelm is noch de koord die hem verworgd, noch den kogel die hem neergeveld zou hebben, waard. Een hartverscheurende kreet, een kreet die uit den af grond opsteeg, deed hen verstommen en overstemde het geraas van den waterval. Fabiaan deinsde terug, door af schrik bevangen. Aan de takken van een struik haDgende, die onder zijn gewicht boog en welks wortelen, die nau welijks in de wanden der rots vasthielden, zich langzamer hand loswerkten, zweefde Cuchillo boven den afgrond en huilde van schrik en angst. Hulp, hulp! riep hij met de wanhopende stem eens vervloekten, hulp! indien gij nog eenig meuschelijk ge voel hebt! De drie vrienden wisselden met elkander een onver- staanbaren blik; ieder hunner veegde het zweet van zijn voorhoofd. Eensklaps stierf de stem van den bandiet weg, en te midden van een afschuwelijk schaterlachen, gelijk dat van een krankzinnige, hoorde men niets meer dan eeDige onsa menhangende woorden, die uit zijn mond ontsnapten. Weldra verstoorde nog enkel het geraas van den water val de stilte der woestijn; de afgrond had hem verzwolgen wiens leven eene aaneenschakeling van misdaden was ge weest. Ach! riepFabiaan, gij hebt aan het oordeel der menschen zijn verheven karakter ontnomen. Misschien, antwoordde Pepe, maar het oordeel Gods, dat thans geveld wordt, is nog verschrikkelijker.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1888 | | pagina 1