NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
De Goudvallei.
5e Jaargang.
Zaterdag 18 Februari 1888.
No. 1419.
ABONNEMENTSPRIJS:
ADVERTENTIES:
STADSNIEUW S.
HAARLEM'S DAGBLAD
Voor Haarlem, per 3 maandenƒ1.20.
Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden. -1.65.
Afzonderlijke nummers- 0.03.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureau: Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem. Telefoonnummer 122.
van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 cents.
Groote letters naar plaatsruimte.
Bij groote opgaven aanzienlijk rabat.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door
onze agenten en door alle boekhandelaren, postkantoren en courantiers.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Génerale de Publicite Etrangère G. L. DA UB E Co., JOH. F. JONES, Suer., Parijs, 31bis Faubourg Montmartre.
Haarlem, 17 Februari.
Voor de Donderdag door B. en W.
alhier gehouden aanbesteding van
het gedeeltelijk rioleeren, bestraten
en hard maken met puin en kool-
asch van de Barendsestraat, tus-
schen de Kamper- en Verlengde Ro
zen prieelstraat, alsmede het maken
van verschillende bestratingen enz.
in het Rozenprieel alhier.zijn ingeko
men 6 inschrijvingen. Laagste in
schrijver H. London, voor f2093,
waarvoor het werk aan hem is
gegund.
De door Gedeputeerde Staten vast
gestelde lijst der hoogst aangesla-
genen in de provincie Noord-Hol
land, bevat 453 namen. De eerste
die op deze lijst voorkomt is jhr.
J. B. van Merlen, te Heemstede.
Ter gelegenheid van 's konings
verjaardag zal aanstaanden Zondag
eene groote parade worden gehou
den op het terrein voor de cavalerie-
kazerne aan den Schoterweg. waar
aan door de huzaren, de infanterie
en de schutterij zal worden deelge
nomen. De majoor der cavalerie,
L. B. Loeff, zal de parade commau-
deereD, terwijl door den luitenant
kolonel J. A. K. H. W. Vogel in
spectie zal worden gehouden. Inge
val genoemd terrein door de sneeuw
niet kan worden gebruikt, is de
Wilhelminastraat voor het doel aan
gewezen.
Het tooneel is, om zoo te zeggen, een
panorama van menschelijke deugden en
ondeugden. Een panorama, dat zich ont
rolt voor ons oog, dat ons plekjes laat
zien geschilderd met zacht rose of licht
blauw, plekjes ook geschilderd met hard
geel of zwart. En als een talentvol schil
der het doek heeft gemaald, dan grijpt
die schildering ons aan, clan dringt ze in
ons door, dan spreekt ze tot ons met
machtige stem en wij buigen het hoofd
en luisteren.
Het is een merkwaardig stuk, dat het
//Nederlandsch Tooneel" ons dezen avond
heeft vertoond. Wij zijn in den laatsten
tijd zoozeer gewoon geraakt aan de Duit-
sche //Possen" die wel onze lachspieren
maar niet ons gemoed, aan de fransche
drama's met zeer brave en zeer slechte
menschen er indie wel onze traan
klieren maar niet ons hart beroeren, dat
het ons goed is een stuk te zien, vol van
het echt menschelijke, het waarachtige
leven gelijk het bij ons en om ons
en naast ons zich voordoet. Het is als
gevoelt men een frisschen wind na eene
langdurige, loome stilte.
De schrijver van het drama //Galeoto",
José Echégaray, heeft ons willen doen zien
welke vreeselijke gevolgen de laster heeft
of beter gezegd hebben kan, want niet
altijd zijn de gevolgen zoo verschrikkelijk
als ze in dit stuk worden voorgesteld.
Maar het was niet den opzettelijken
laster dien hij aan den schandpaal wilde
slaan, opdat duizenden bij duizenden hem
zien en zich voor hem wachten zouden,
hij wilde ons toonen hoe de laster ver
spreid wordt door onnadenkendheid, door
menschen die het onwillekeurig doen,
zonder te bedenken dat zij aldus hun
steeutje aanbrengen, dat straks roet zoo
vele anderen geworpen zal worden op
een, die het misschien niet heeft verdiend.
Wij kennen hem allen, dien laster die komt
niemand weet vanwaar, die zich verspreidt
niemand weet hoe, dien laster die in de
lucht hangt en dien men voelt, zonder
hem te kunnen grijpen. Des zomers ge
beurt het, dat een wolkje zich vertoont
aan den horizon, zoo klein, dat men het
nauwelijks ziet. Allengs wordt het grooter
en grooter, met verrassende snelheid wordt
het gansche uitspansel met een zwart
gordijn overtrokken en in een oogwenk
schiet de bliksem er uit te voorschijn,
vergezeld van een dreunenden douderslag.
Zoo is het met den laster. De eerste
maakte eene veronderstelling met een
lachenden mond, uit aardigheid, de tweede
vertelt die over, maar vergeet er bij te
zeggen, dat hij uit scherts is geuit, de
derde vertelt haar aan zijn buurman en
zegt er bij dat die vero ïderstellmg toch
nog zoo onmogelijk niet is, de vierde
klapt haar verder en voegt er bij dat ze
zeer waarschijnlijk is en de vijfde, als hij
haar vertelt, zet een hoogst ernstig gezicht
er deelt het gehoorde als volkomen waar
aan zijn vrienden mede. Men weet hoe
een sneeuwlawine ontstaat. Een klein wei-
nigje sneeuw maakte zich boven van den
bergtop los en valt naar beneden. Onder
weg rollen door zijne aanraking andere
sneeuwdeeltjes mede, zie het wordt een
klompje, nu een klomp, nu een massa en
dan.... stort die massa neer in het dal daar
beneden en brengt onheil over hen die
daar leven. En toch was het begin slechts
een handvol sneeuw!
Ziehier de korte inhoud van Echégaray's
drama. Ernesto, een jong auteur, woont
bij een vriend zijns overleden vaders,
Manuel, die gehuwd is met een jonge
vrouw, Dona Julia. Ernesto wil een stuk
schrijven over den laster die voortspruit
uit niets, zooals onkruid opschiet zonder
dat men het vooraf behoeft te zaaien. Maai
bij kan zijne gedachten niet op het papier
brengen, zij ontglippen hem, telkens als
hij ze grijpen wil. Hij gevoelt dat hij de
gansche merischheid op het tooneel zou
moeten brengen in zijn stuk, want hij wil
niet ten tooneele voeren het slechte, ver
dorven individu, dat lastert met opzet uit
haat, nijd, afgunst, maar de maatschappij,
het menschdom, dat lastert uit lichtzin
nigheid, dat door één onbewaakt gebaar,
ééu dubbelzinnigen lach, één oppervlakkig,
onnadenkend woord, een lawine in het leven
roept die een leven, een carrière, een
vriendschap, een liefde zal overstelpen en
verstikken onder haar gewicht.
Reeds in het voorspel voelen wij
den grond dreunen van de stappen
van het naderend monster, den laster.
//Men vroeg mij," zegt Manuel's jonge
vrouw die met haar echtgenoot naar de
opera is geweest, //waar mijn cavalier toch
was, mijn onafscheidelijke geleider!" En
zij schertsen daarover, ook Manuel, alleen
Ernesto gevoelt dat dit reeds een begin
kan zijn.
Dat gevoel is juist. Langzamerhaud
praat men over hen, over hunne //mé
nage a trois". Och ja, Mauuel is al niet
jong meer en men weet wat men van
platonische liefde te deuken heeft. Het zijn
Manuel's broeder Se vero eu diens vrouw,
die zich tot de gedienstige overbrengers
dier geruchten maken. Manuel wil vun
niets hooren eu wordt toornig, als zijn
broeder hem nogmaals eu nogmaals waar
schuwt.
Maar tochwaarom draait hij hoofd
om, als Ernesto met zijn vrouw staat te
praten en zij met elkander lachen? Om$,
dat het zaadje gestrooid is, dat zaadje van
den laster, dat straks zal opsckieteu tot
een boom, wieus wortels met meer zijn
uit te rukkeu.
Een sameuloop van omstandigheden
schijnt hunnen schuldigen omgang onloo
chenbaar te maken. Als Ernesto gevoelt
dat zijn positie in het huis van zijn
weldoener door den laster onmogelijk is
geworden, gaat hij heen. In een koffiehuis
hoort hij zijn naam noemen, op beleedi-
gende wijze in verbaud gebracht met dien
van Dona Julia. Hij geeft deu lasteraar
een slag in het gezicht eu eeu duel zal
plaats hebbeu. Door een toeval verueemt
Manuel dit echter eu, zonder het Ernesto
te zeggen, neemt hij diens plaats in eu
wordt doodelijk gekwetst.
Inmiddels ontvangt Ernesto iu zijn
armoedig vertrek bezoek van Dona Julia,
die haar man komt zoeken vvelkeu ze weet
dat hier is. Reeds heeft ook op haar de
laster haar iu vloed uitgeoefendzij is zwaar
gesluierd eu als zij stemmen hoort, vlucht
zij, hoewel geen van beiden zich zelfs een
al te vertrouwelijk woord hebben te
verwijten, in de aangrenzende alkoof.
Manuel wordt zwaar gewoud binnenge
dragen en men wil hem in de alkoof ne-
derleggen. Daar wordt plotseling Julia
ontdekt. Nu is zelfs Manuel vau hun
schuld overtuigd.
En in het slotbedrijf blaast de edele,
brave Manuel deu laatsten adem uit, vloe
kende zijn vrouw en den zoon zijns ouden
vriends, die daar staan, beiden onschul
dig en rein als de ochtenddauw. En dan
in den wanhoop van hunne bekladde en
bedorven vriendschap, in den oppersten
smartkreet van het onschuldig gepijnigd
en gemarteld hart, omvat Ernesto de jonge
weduwe.
//Welnu dan, het zij zoo! Deze vrouw
is de mijueGaat nu op de hoeken der
straten staan en schreeuwt het uit, dat gij
toch gelijk hebt gehadGij hebt het ge
wild, gij hebt er ons toe gedwongen
Eu zoo omvat hij haar, terwijl nog het
lichaam van Manuel niet koud is, zonder
dat een lrnuner van liefde spreekt. Zoo
zullen zij samen door het leven gaan, niet
omdat zij elkaar beminneH, maar omdat
de wereld door haren laster hen tot elkan
der heeft gebracht en omdat zij elkander
nu zullen steunen tegen de verachting der
menigte, iu wat hun rest van hun vau
nu af bedorven leven!
De indruk, dien dit stuk op ons maakte,
had niet zoo diep kunnen zijn, wanneer
de vertolkers niet zoo uitnemend waren
geweest. Bouwmeester eu mevr. Erenkel wa
ren beiden voorbeelden van natuur en waar
heid. Realistisch, zonder platheid, drama
tisch zonder overdrijving, zoo zagen wij
hen ook dezen avond wederWij mogen
dit verslag niet eindigen zonder eeu zeer
oprecht woord van hulde aau den heer
Clous.
De vertaling van Róssing naar de om
werking door Paul Lindau schijnt ons
uitnemend geslaagd te zijn.
Nog voerde men op een kluchtspel van
Mannoury, //Eeu huis met commensaals,"
een dolle klucht, die hoewel met zeer
veel leveudigheid en komischeu ziu ge
speeld, toch eenigszius deu indruk ver
stoorde, dien het schoone drama had ge
maakt.
Arrondissements-Kechtbank
TE HAARLEM
zitting van 16 Februari 1888.
Nog werden behandeld de navolgende
iken
E. B., étuimaker te Haarlem,verwonding.
Req. 14 dagen gevangen isstraf.
J. W., koopman te Oude Weteriug,
ïleediging.
Req. f 10 boete of 10 dagen hechtenis.
J. E., J. E., C. L., B. P. H., J. S.,
G. M. en K. S. Beverwijk, liuisvrede-breuk.
Req. f 10 boete ol 5 dagen hechtenis.
J. E. en J. S. Beverwijk. Huisvrede
breuk.
Req. voor deu le 3 weken en voor den
2e 7 dagen gevangenisstraf.
W. Z., Wijk aan Zee, poging tot om-
kooping.
Req. f 5 boete 3 d. hechtenis (subs.
3 d. hechtenis) en 5 d. gevangenisstraf.
J. B., IJmuiden, beleedigiug.
Req. f10 boete subs. 5 d. hechtenis.
H. W., Zandvoort, diefstat.
Req. 7 d. gevangenisstraf.
B. v. d. P. en P. v. d. P., Heemstede,
weerspannigheid.
Req. ieder 7 d. gevangenisstraf.
De navolgende uitspraak werd gedaan
over zaken, vermeld in //Haarl. Dagblad"
van 10 en 11 dezer.
J. S., Haarlemmermeer, diefstal, vrij
gesproken.
C. J. B., huisvrouw van C. M., Haar
lemmermeer, diefstal, 1 maand gevang.
B. S., hovenier, N. Amstel, strooperij,
f5 boete subs. 2 d. hechtenis.
P. A., visscher te Marken, mishande
ling, f10 boete subs. 5 d. hechtenis.
A. T., diefstal Purmerend, 14 d. ge
vangenisstraf.
J. B., Zaandam, mishandeling, 3 u. ge
vangenisstraf.
P. M., Zaandam, diefstal, 1 jaar gevang.
P. v. (1. Z. Jr., Roclofarendsveen, mis
handeling, 14 d. gevangenisstraf.
P. G. V., Rijpwetering, vernieling en
mishandeling, 7 d. gevangenisstraf.
iDgekomen aanvragen van werk
zoekenden bij de Arbeidsbeurs aan
het bureau van Haarlemss Dagblad:
1 machinist-bankwerker, 1 magazijn
knecht, 1 bakkersknecht, 1 bakkers-
leerling, 1 boekbinders-aankomeling.
Ingekomen aanvragen van werk
gevers: 1 klesdermakersjongen.
Men schrijft ons uit Houtrijk en
Polanen
In eene Donderdagavond alhier
gehouden vergadering der afdeeling
Houtrijk en Polanen der centrale
liberale kiesvereenigingaBeverwijk»,
werden tot bestuursleden gekozen
de heeren A. van Ros8um, voorz.,
C. J. Meyer, vice-voorz., J. Wils,
eecr.-penningm., J. de Clercq en D.
Holwerda, plaatsverv. bestuursleden.
Tot canclidaten voor de Tweede
Kamer werden gesteld de heeren
W. de Meijier, mr. Rutgers van
Rozenburg en H. F. Bultman, ter
wijl tot afgevaardigden ter algem.
vergadering werden gekozen de hee
ren A. van Rossum en K. Okker.
FESUILiLSTONT.
1591
LVI. HOOFDSTUK.
De stem tan Rama.
Kom spoedig-, Bois-Rosé, riep de stem van den
Spanjaard, die achter den rotsenketen verdwenen was, de
schelmen hebben het hazenpad gekozen.
De Canadees vervolgde zijn wanhopigen tocht; weldra
had hij den Spanjaard ingehaald. De beide jagers schenen
in hunne hopelooze vervolging geen rekening te houden
met de moeilijkheden van het terrein of de glibberige rotsen,
die zij moesten beklimmen. Door de regengordijn was Bloed
hond steeds zichtbaar; maar weldra zagen zij hem den top
der bergen overschrijden en weldra verdween hij in de
eeuwigdurende nevelen die deze bedekten.
Achthans geen geweer te hebbenriep Pepe, van
woede met den voet op den grond stampende.
De hoop mijns levens is vernietigd! riep de oude
woudlooper op hartverscheurenden toonterwijl hij een
oogenblik tot verademing trachtte te komen en het hemel
water zijn voorhoofd overstroomde, waarop eene sombere
en pijnigende smart geteekend lag.
Beiden begonnen opnieuw de rotsen te beklimmen, overal
de sporen hunner vijanden zoekend, maar de overvloedige
regens, die met vernieuwde kracht neervielen, wischten den
indruk hunner schreden uit, de duisternis Verdubbelde, want
de nacht giDg snel voorbij en de rots bood geen mensche-
lijk spoor aan.
De Spanjaard en de Canadees verdwenen zelf ook spoe
dig in den sluier van dampen, over de bergen uitge
spreid. Onder hen loeide de storm in de vlakte, de aarde
scheen overweldigd door de plotseling ontketende geesten
der duisternis.
Toen eindelijk het onweer begon te bedaren, liepen Pepe
en Bois-Rosé nog op goed geluk af in de bergen rond,
zonder hun jougen en dapperen makker, zonder wapenen,
zonder levensmiddelen, beginnende een dier vreeselijke tijd
perken van het leven in de woestijn, waarin de jager van
alle middelen tot bestrijding van den honger beroofd, daaren
boven nog onmachtig is om den aanval der Indianen of der
wilde heesten af te slaan.
LVIP HOOFDSTUK.
Herinneringen en berouw.
Alvorens de tooneelen, die de oatknoopiDg van dit ver
haal zullen aanduiden, op een meer verwijderd tooneel over
te brengen, moeten wij den lezer in herinnering brengen,
dat in het gesprek van den metis met Zwarten Vogel de
schuimer eeuige woorden in het oor van den Indiaan ge
fluisterd had en dat op deze woorden de oogen van den
Apachenkrijger van woede hadden geflikkerd. De metis had
zijn gesprek geëindigd door bij Zwarten Vogel de hoop op
te wekken dat hij een Indiaan met een moedig hart en
stalen spiereu in zijne handen zou overleveren ter vervan
ging van zijne gevangene Baraja, dat hij zijne in het ge
vecht gedoode paarden zou verwisselen en eindelijk had
hij met hem voor den derden dag eene samenkomst afgespro
ken aan de vertakking van de Roode Rivier, nabij het
Bisonmeer.
Dit gezegd hebbende, zullen wij even terugkomen op
de gebeurtenissen, die op de hacienda del Venado waren
voorgevallen.
Na het overhaast vertrek van don Estevan de Arechiza
en zijn gevolg, na de vlucht van Tiburcio Arellanos, was
de hacienda del Venado, den vorigen avond zoo luidruch
tig, tot hare gewone kalmte vervallen. Evenals op den dag
waarop met het ondergaan der zon de Spanjaard en zijne
gezellen waren aangekomen, die thans hun eeuwigen slaap
sliepen nabij de Nevel-Bergen, bood de hacienda bij het
opgaan der zon, op het oogenblik waarop wij er terug-
keeren, een schouwspel van rustigen voorspoed aan.
Men heeft misschien de jacht op de wilde paarden niet
vergeten, die de eigenaar der hacienda aan zijne gasten
had aangeboden en welken deze onmiddellijk hadden aan
genomen. Helaas! de mensch is geen meester over den
morgen, die nog komen moet. De gebeurtenissen, die onzen