Belangrijk: Bericli.
NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD.
IS
De Goudvallei.
5e Jaargang.
Zaterdag 31 Maart 1888.
No. 1455.
ABONNEMENTSPRIJS:
ADVERTENTIES:
Anna Katherine Green,
Wie is de Schuldige?
Schilderij i» Olieverf1!,
NAAIMACHINE,
S T A 1) S N I li U S.
HAARLEMS DAGBLAD
Voor Haarlem, per 3 maanden ƒ1.20.
Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden. -1.65.
Afzonderlijke nummers- 0.03.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Burera: Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem. Telefoonnummer 123.
van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 cente.
Groote letters naar plaatsruimte.
Bij groote opgaven aanzienlijk rabat.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door
onze agenten en door alle boekhandelaren, postkantoren en courantiers.
Roof dag ent en voor het Buitenland: Compagnie Génerale de Publieite Etrangere G. L. DAUBE Co., JOH. F. JONES, Sucr., Parijs, 31bis Faubourg Montmartre.
De Directie heeft het genoegen
haren Geabonneerden mede te dee-
len, dat binnen eenige dagen als
Feuilleton een aanvang zal worden
gemaakt met een uiterst boeienden,
met veel talent geschreven Roman,
getiteld
Dit werk heeft in het oorspron
kelijk, in het Enge'isch, een
ongelooflijk groot succes
behaald.
De Directie acht zich derhalve
gelukkig, haren Geabonneerden zulk
een werk als Feuilleton te kunnen
aanbieden.
abonneerden deze geschenken ten deel
zullen vallen.
Ieder dus die vóór een nader te
bepalen datum tot onze Geabonneer
den behoort, ontvangt gratis een
Nummer, dat hem de mogelijkheid
opent, een der beide bovengenoemde
voorwerpen ten geschenke te ont
vangen, terwijl die geschenken zon-
der eenige betaling of vergoeding
hoegenaamd aan diegenen aan wie
ze te beurt vallen, zullen worden
overhandigd.
De Directie van «HAARLEM'S
DAGBLAD» heeft de eer aan bare
geachte Geabonneerden te berich
ten, dat zij evenals in vroegere ja
ren heeft plaats gehad, zeer fraaie
CADEAUX hec-ft aangekocht, be
staande uit een zeer fraaie
die geëxposeerd is bij den heer H.
N. MUL, Kruisstraat No. 41, van
de hand van den hekenden Kunst
schilder IC. VAN VLIET, geënca
dreerd iu breede vergulde lijst, be
nevens: eene zeer solide, splin
ternieuwe
welke geëxposeerd is bij den heer
J. C. MARTIN, Koningstraat 43.
Ten einde te beslisseu aan wie
onzer abonnés deze geschenken zul
len wordeu overhandigd, zullen wij
op eeu uader vast te stellen datum
in de maand April een Nummer
hij ieder Exemplaar voegeD, en daar
na in eeu Verkooplokaal hier ter
stede, trekken, aan wie onzer Ge-
Een Haarlemsch. kunstkenner lieeft van dit
paneel gezegd: "Het is een stuk met veel leven
en realiteit, de figuren zijn zeer juist geteekend,
terwijl in het landschap veel perspectief ligt.
Als geheel mag het zeer goed geslaagd heeten."
Haarlem, 30 Maart.
Gedurende eenigen tijd
wordt, in en buiten de stad
eene extra-verspreiding van
Haarlem's Dagblad gehouden
Door D. C. Hartel is vergunning
gevraagd tot oprichting van eene
slachterij in het perceel aan de
Brouwerstraat get. no. 71. Op Don
derdag 12 April e. k kunnen ten
raadhuize tegen het ingediende ver
zoek bezwaren worden ingebracht.
Voor het examen in de nuttige
handwerken, den 29en Maart te
's-Hage gehouden, zijn o.a. geslaagd
de dames A. Kok en J. Franse,
van hier.
Op uitnoodiging der afdeeling „Haarlem
en Omstreken" van „de Dageraad", ver-
eeuigiug tot bevordering der vrije gedachte,
trad Donderdagavond in eene openbare
vergadering dier afdeeling, gehouden op
de bovenzaal der sociëteit „Yereeniging"
de heer A. H. Gerhard op met eene rede
voering over het onderwerp„Toelichting
van het begripvrije gedachte". De heer
A. Schagen, president, opende de bijeen
komst, welke door een vrij groot aantal
personen werd bijgewoond, en gaf ver
volgens het woord aan den spreker. Deze
begon met er op te wijzen, dat er nog
geene vereeniging was, zoo weinig bekend
„de Dageraad" en, zooals het in der
gelijke gevallen meer gaat, daarom wel
eens ongunstig besproken. Toch was de
qualificatie „godloochenaars" volstrekt niet
op de voorstanders der vrije gedachte van
toepassing en hij meende, dat men na
eenige opmerkingen, welke hij over het
begrip „vrije gedachte" wenschte to maken,
van deze dwaling zou worden genezen.
Alléén de vrije gedachte kon de pro
motor der beschaving worden genoemd
en is dus die groote kracht waardoor het
menschdom sinds haar ontstaan tot op
heden zich ontwikkelde en zich in de toe
komst zal ontwikkelen. Die ontwikkeling
stuit veelal op het conservatisme waarmede
ieder mensch eenigszins behept is. Denk
beelden en inzichten, die men eenmaal
heeft opgevat, hetzij zelf verkregen of
overgeërfd, laat men ach zoo noode varen:
„vader en grootvader hebben bet evenzoo
gedaan en die zijn er ook welgekomen",
hoort men zoo vaak zeggen. Wanneer men
zich echter steeds aan dit denkbeeld had
gehouden en er nooit eenige poging was
gedaan om het menachelijk geslacht te
verbeteren, waren wij nu nog niet verder.
Het streven der voorstanders van de vrije
gedachte is dus een grootsch en edel
streven en wel zeer verschillend met het
atheïsme.
Dit laatste begrip vloeit voort uit een
somtijds na langdurige overpeinzing ont
spruitend, somtijds ondoordacht ontkennen
van het bestaan van Godde vrije gedachte
daarentegen is de steeds heerschende twij
fel die tot onderzoek aanspoort, die zich
losmaakt van iederen dwang, welke be
staande toestanden en denkbeelden tracht
te doen aannemen door gezag; zij wil
iedere nieuwe gedachteiedere nieuwe
zaak aan de feiten toetsen; het is al-
zoo de twijfel, die tot vrije gedacht#
leidt. Om dit beweren te staven haalde
spreker verscheidene voorbeelden aan van
personen, die door de vrije gedachte, in
strijd met de vooroordeelen en de be
krompenheid hunner tijdgenooten, de oor
zaken waren geweest der ontwikkeling en
dus tot welzijn van het menschdom had
den geleefd. Columbus, Copernicus, Galilei,
Keppler, Laplace, Harvey, Leeuwenhoek,
Fulton en James Watt, waren dezulken,
die, strijdende en somtijds het onderspit
moetende delven tegen hunne bevooroor
deelde tijdgenooten, niet schroomden uiting
te geven aan hunne vrije gedachte, waar
door zij op maatschappelijk gebied zoo
veel tot stand brachten. Voorts noemde
spreker mannen als Socrates, Jezus, Huss,
Luther, Giordano Bruno en Descartes, die
eveneens door langdurig den keu er toe
kwamen hunne meening, trotsch alle te
genwerking ou verguizing, openlijk te ver
kondigen over den bestaanden stand van
zaken op godsdienstig en maatschappelijk
gebied, eu met kracht voor hunne over
tuiging streden, waartoe langdurige over
peinzing en dus de twijfel hen had ge
bracht.
Nog noemde spreker mannen als Plato,
die vier eeuwen voor Chr. leefde, Tho
mas Mores, Thomas Munzer, Basboeuf,
Proudhon, Henry George en Karl Marx,
als zoovele strijders voor hunue overtui
ging. De tegenwoordige vrijdenkers heb
ben dit voor op die van vroeger, dat hunne
onderzoekingen zooveel worden vergemak
kelijkt door de langdurige onderzoekin
gen van vorige geslachten.
Na gewezen te hebben op het materia
lisme als uitvloeisel van het Darwinisme
en dat ook zijn grond vond in de uiting der
vrije gedachte en den twijfel aan de oorzaken
van hetontstaan der dierlijke schepselen,zette
spreker nog breedvoerig uiteen wat men
onder het tegenwoordige vrijdenken had
te verstaan. Vooral waarschuwde hij tegen
dezulken, die zonder te zijn bezield met
den twijfel, op losse gronden het godsbe
grip trachten weg te cijferen en zich daar
door verbeelden vrijdenkers le zijn. Dit
is een groote dwaling. Geen atheïst zijn
zij die op deze wijze het bestaan van God
loochenen.
Dat de vrijdenker de moeilijkste taak
heeft, die bestaat, was naar sprekers oor
deel, na de uiteenzetting van het begrip
vrije gedachte, wel aan geen twijfel meer
onderhevig. In de eerste plaats de vrijden
ker op politiek en zedelijk gebied. Hij
wordt geduld, als hij niet te ver gaat. Heel
anders is het met den vrijdenker op weten
schappelijk gebied.
De vereeniging „de Dageraad" nu, stelt
zich ten doel, de beoefening der vrije ge
dachte meer algemeen te doen worden en
inzonderheid de bescherming van de uiting
dier gedachte.
Hiermede eindigde spreker zijue zeer
toegejuichte rede en sloot de voorzitter
onder dankzegging aan den spreker de
vergadering.
Donderdag namiddag omstreeks
l/s ure is aan het Wilsonsplein de
jarige Jan Kloes, spelende in den
Raamsingel gevallen; hij was reeds
aan het zinken, toen hij met moeite
werd gered door den ageDt van
politie Hartog, die daartoe gekleed
te water ia gesprongen.
ArroiMlissements-BSechtbank
TE HAARLEM
zitting van 29 Maart 1888.
Belangrijke zaken kwamen iu deze zit
ting niet voor. De rij werd geopend door
H. B. en P. M., arbeiders te Haarlem,
die den 28en Febr. aan de Leidsche Vaart,
onder Heemstede, tezamen een groote plank
hebben medegenomen en over het ijs voort
gesleept, met het doel om er eeu brug
van te maken ouder de brug over de
Leidsche Vaart. De ageut van politie
Diermanse werd hiervan gewaarschuwd;
hij ging er onmiddellijk op af en trof hen
nog aan.
Bekl; wilden de plank terugbrengen als
het ijs wat «rijper" was, maar de agent
van politie merkt op dat het ijs sterk ge
noeg en een brug onder de Leidsche Vaart
derhalve onnoodig was.
Nog 8 getuigen worden gehoord; zij
schatten de waarde van het ontvreemde
op f 3.
De subs. off. van just, vraagt voor deze
personen gevangenisstraf van 5 dagen.
Daarna verscheen voor de rechtbank
zekere K., smid alhier, die den 26n Febr.
den knecht van een stalhouder,'J. W. Hen
driks, tot tweemaal toe heeft mishandeld
en ten slotte zelfs met een spoorstok een
wond aan den schouder toegebracht. Uit
het getuigenverhoor blijkt dat bekl. zich
op de straat geheel ontkleedde, hetgeen
met het oog op den datum wel machtigt
geloof te slaan aan de bewering van be
klaagde, dat hij //stomdronken" was.
Een der getuigen heeft Hendriks nog
bijtijds weggetrokkenanders zou de
spoorstok waarschijnlijk diens hoofd heb
ben getroffen.
Met eene scherpe vermaning requireert
de subs. off. van just. 3 maanden ge
vangenisstraf.
A. E., te Purmerend, had den dienst-
doenden agent van politie Kraak te Pur
merend uitgescholden voor «smeerlap" en
met de vuist gedreigd, toen deze twee
vechtende jongens, waaronder E.'s zoon,
wilde scheiden. Daar dit feit door een
getuige wordt bevestigd, requireert de
Ambtenaar van het O. M. zijne veroor
deeling tot f 10 boete subs. 5 dagen
hecht, om hem te leeren dat zijn verstand,
niet zijn drift, heerschen moet over zijn
tong.
Door armoede gedreven heeft G. K.,
van beroep touwslager te Edam, maar
thans zonder werk, aldaar aan verschil
lende huizen om geld gevraagd. Wel zegt
bekl. het traditioneele doosje lucifers in de
hand te hebben gehad, maar de getuigen
weten daarvan niets af.
De eisch, blijkbaar naar de omstandig
heden geformuleerd, luidt 2 maal eeu dag
gevangenisstraf.
Een te Zaandam welbekend dronkaard,
J., verbrak 4 Maart 1.1. het slot van de
buitendeur der woning van K. Buis, werk
man op het Yinkepad. Hij had het losge
wrongen en kwam daarop in de kamer
waar B. te bed lag en zich natuurlijk over
dit bezoek op een zoo ongewoon uur niet
zeer gesticht betoonde.
J. verklaarde hier te willen overnachten
en de hulp van twee nachtvvachts, die
juist ter snede voorbij kwamen, was noo-
dig om hem van zijn plan af te brengen.
Hij achtte het blijkbaar overbodig, voor
de rechtbank te verschijnenalthans, hij
was er niet. De eisch luidt zes dagen
gevangenisstraf.
A. IC., metselaar en D. K., arbeider,
beiden te Heemskerk, waren bezig met een
soort van haak hout af te rukken van de
hoornen in het bosch van jhr. Gevers van
Noordwijk, toen tot hun schrik juist de
veldwachter vau Beunekom verscheen.
Beiden namen de vlucht, doch een hun
ner werd door den veldwachter herkend,
die daardoor gemakkelijk den tweede
vond.
H O I L li H T O W.
1931
LXXIVc HOOFDSTUK.
DE TERÜSKEER.
Het jonge meisje huiverde bij deze woorden, die haar
aan een noodlottige verbintenis herinnerden, die zij getracht
had uit haar geheugen te verbannen. Hare borst hijgde en
hare tranen begonnen op nieuw te vloeien.
Wel, zeide de haeiendero haar glimlachend aan
ziende, dat is nog een geluk, niet waar?
Geluk? herhaalde Rosarita bitter, oineen,neen
vader.
Don Augustin was meer dan ooit in de war gebracht,
want zijn geheel leven lang had hij er zich meer op toe
gelegd om de listen der Indianen te raden tegen wie hij
lang zijn grondgebied betwist had, dan om het hart der
vrouwen te peilen.
O! vader! riep Rosarita uit, dat huwelijk zou
thans het doodvonnis voor uw arm kind zijn.
Op deze onverwaehte verklaring, die hij in het geheel
niet vermoedde, bleef don Augustin geheel verstomd, en
nauwelijks den toorn, die in hem opwelde, bedwingende,
riep hij heftig uit:
Wat! hebt gij niet zelf sedert eene maand in dit
huwelijk toegestemd? Hadt gij voor de voltrekking daarvan
niet het tijdstip vastgesteld waarop wij zouden weten of
don Estevan niet meer zou terugkeeren? Hij is dood, wat
wilt gij nu dan?
Ik had wel is waar dat tijdstip bepaald.
Welnu?
Maar ik wist toen niet dat hij nog leefde.
Don Antonio de Mediana?
Neen, don Fabiaan de Mediana, - hernam Rosa
rita zacht.
Don Fabiaan? Wie is die Fabiaan, van wien gij spreekt
Hij dien wij, gij en ik, Tiburcio Arellanos noemden.
Don Augustin bleef stom van verbazing; zijne dochter
maakte van die stilzwijgendheid gebruik.
Toen ik in dat huwelijk toegestemd heb, zeide zij,
meende ik dat don Fabiaan voor altijd voor ons verloren
was; ik wist niet dat hij mij nog beminde en toch....
oordeel zelf of ik u ook bemin, vaderoordeel weik
smartelijk offer ik u in mijne liefde voor n brachtIk
wist wel
Deze woorden zeggende, het oog gewapend met al de
betoovering van haar zacht*n blik, door hare tranen ver
duisterd, naderde het arme meisje onmerkbaar; daarna vloog
zij eensklaps toe en haar hoofd op den schouder haars
vaders leggende om de kleur van haar gelaat te verbergen,
fluisterde zij heel zacht
Ik wist wel dat ik hem altijd beminde.
Maar van wien wilt gij spreken?
Van Tiburcio Arellauos, van den graaf Fabiaan de
Madiana, die slechts een en de zelfde persoon is.
Van den graaf de Mediana? herhaalde don Augustin.
Ja! riep Rosarita hartstochtelijk uit, maar ik
'bemin in hem slechts Tiburcio Arellanos, hoe edel, hoe
machtig, hoe rijk Fabiaan de Mediana heden ook moge zijn.
Kunt gij mii ook zeggen hoe Tiburcio Arellanos Fa
biaan de Mediana kan zijn? vroeg don Augnstin met
meer nieuwsgierigheid dan toorn, wie heeft u die tijding
gebracht?
Gij zijt niet gebleven tot aan het einde van het ver
haal van den gambusino, antwoordde dona Rorarita,
zonder dat zoudt gij geweten hebben, dat die jonge
makker der beide onverschrokken jagers, met wie hij alle
gevaren gedeeld heeft, niemand anders was dan Tiburcio
Arellanos, thans don Fabiaan de Mediana. Welke bloed
verwantschap bestaat er tusschen Tiburcio en dan hertog
van Armada? Ziedaar wat ik niet weet; maar de man, die
het weet, zal het zeggen.
Dat men hem aanstonds hier brenge, zeide don
Augustin getroffen, en hij riep een bediende aan wien hij
dit bevel gaf.
Don Augustin wachtte met het grootste ongeduld op den
terugkeer van Gayferoe; maar men zocht hem te vergeefs;
hij was verdwenen.
Wij zullen straks de reden van die verdwijning zeggen.