De Italiaansche Violist
TWEEDE BLAD
De Dierentemster.
GEMENGD NIEUWS.
BEHOORENDE BIJ
HAARLEM'S DAGBLAD
TAN
Maandag 2 April 1888.
DOOH
M. REYNOLD.
«Komt binnen! komt binnen! da
mes en heereu. Het spel zal zoo
aanstonds beginnen! komt binnen,
komt binnen!»
De paljas met zijn geverfd ge
zicht schreeuwde deze opwekking
met eene schorre stem, terwijl hij
heen en weer liep op de planken
voor een der fraaiste tenten van de
kermis te Limoges. Het was een
menagerie en bet doek, dat den in
gang bedekte, stelde aan den eenen
kaut een grooten troep apen voor,
die allerlei kapriolen maakten en
aan den andereu kaut eene groote,
dikke vrouw, omringd door pauters
met gele oogen en leeuwen met
ontzaglijke manen.
Op de estrade stonden vier muzi
kanten, waarvan drie op de trom
pet speelden en de vierde met kracht
van armen de Turksche trom be
werkte, telkens wanueer de paljas
eens ophield met s-chreeuwen om
adem te halen.
Het was Zondag: de boeren bid
den voor de feestelijke gelegenheid
hun nieuwe pet opgezet en hun
beete jas aangetrokken; de boerin
nen zagen er allerliefst uit in hare
heldere japonnen en met de coquette
mutsjes, die bet donkere baar en de
bruine oogen zoo voordeelig deden
uitkomen. Soldatenuniformen brach
ten hier en daar wat levendigheid
in de kleurenmengeling aan.
Jonge k a va! Ier ie-officieren ston
den te praten met jonge dames uit
den omtrek, die per rijtuig waren
gekomen, want er is weinig aflei
ding in de dorpen en iedere gele
genheid cm feest te vieren wordt
gretig aangegrepen.
Ouder hen bevond zich een kolo
nel met zijn jonge vrouw. Deze had
al een poos met aandacht naar de
menagerie staan kijken, tot ze eens
klaps zeide: «Laten we daar eens
binnengaan, dat zal wel aardig zijn
«Het zal er niet friscb wezen,
mevrouw,» antwoordde een jong
officier, die bij baar stond.
«O, dat hindert niet,» antwoordde
de jonge vrouw. «Gaat gij mee?»
vroeg zij, zich tot de groep wen
dende, die achter baar stond.
Na een oogenblik vau aarzeling
gingen allen gezamenlijk de tent bin
nen, die reeds vol nieuwsgierigen
was. Er heerscbte een onaangename
lucht, hoewel het aantal der wilde
dieren veel kleiner wa« dan de schil
der op het voorhang had voorge
steld. In het groote hok bevonden
zich slechts twee leeuwinnen en een
reusachtig groote leeuw, die lui op
deu grond lag uitgestrekt eu de
menigte met half gesloten oogen
aankeek.
Plotseling werd achter in het hok
een deur geopend en verscheen een
jong meisje van zeldzame schoon
heid, gekleed in een keurig kostuum
van wit eu blauw. Zij had in de
eene hand een grooten hoepel, in de
andere een karwats. Een gemompel
van bewondering liep door de tent
zoodra zij binnentrad.
De leeuw had het openen der
deur gehoord, hij stond op, rekte
zich uit en zag de jonge dierentem
ster strak aan. Zij naderde hem en
hield hem den hoepel voor, waar
door hij dadelijk heensprong. René
Maurel, de jonge officier van wien
wij straks spraken, klapte luid in
de handen.
De voorstelling ging voort; de
temster liet de dieren de gewone
kunsten verrichten; eenmaal ver
zette zich een der leeuwinnen, maar
onmiddellijk gaf het meisje het dier
een slag met de karwats, terwijl
zij een fonkelenden blik op de weer
spannige wierp. Het dier gehoor
zaamde daarop onmiddellijk.
Er werd opnieuw geapplaudis
seerd en de jonge mao, die dicht bij
het hok stoud, riep luidkeels: «Bravo,
lief meisje!»
De dierentemster wierp een blik
op René, die haar met bewondering
aanzag. Zij werd verlegen, terwijl
een hevige blos haar lief gezichtje
kleurde.
Een minuut daarna was zij weder
meester van zichzelf en keek weer
naar de dieren. Het was hoog tijd
de leeuwin had zich weer opge
richt, terwijl hare oogen onheilspel
lend fonkelden. Toen trok de kleine
dierentemster fluks een revolver uit
haar gordel, die slechts met los kruit
geladen was en vuurde kort aehter
elkander vier schoten af, en vóór
de kruitdamp was opgetrokken, was
zij door het deurtje verdwenen.
De toeschouwers gingen onder
gepraat eu gelach heeu en de ko
lonel zeide tot deu jongen officier:
„Dat is een lief meisje en ze heeft
naar u gekeken. Ge hebt stellig
haar hartje veroverd!"
Den volgenden dag deed René
een wandelrit en ademde met volle
teugen de heerlijke morgenlucht in.
Teruggekomen, liet hij zijn paard
in de kazerne, en ging, na eene
kortstondige aarzeling, naar het
plein, waar de kermistenten waren
opgebouwd.
De kramen waren geopend, de
grootere spellen evenwel nog niet.
René zag echter op de trappen der
menagerie den paljas zitten, die bezig
was zijn roode jas te verstellen. De
jonge man ging naar hem toe en
sprak hem aan
„Wel vriend, gaan de zaken goed?"
„Voor den patroon wel, maar voor
mij niet," antwoordde de paljas. ,.Ik
voor mij krijg meer schoppen dan
guldens."
Werktuigelijk bracht de jonge
man de hand in den zak, maar toen
hij den begeerigen blik van deu
paljas zag, bedacht hij zich.
,,Je reist zeker veel?"
„Het geheele jaar. Dat is heel
goed voor de gezondheid, als men
maar te eten krijgt
„Jean!" riep eene zachte stem van
uit de tent.
„Ik kom, juffrouw Paula," ant
woordde de man. terwijl hij opBtond.
„Wacht even," zeide René, terwijl
hij een zilverstuk in de hand van
den paljas liet glijden, „wat zal er
gebeuren, als gij niet in de tent
gaat?"
„Dan zal juffrouw Paula mij ko
men halen f"
„Wie is juffrouw Paula?"
„Het is het nichtje van den pa
troon, zij is de dierentemster!"
„O ja, ik heb haar gisterenavond
gezien. Een lief meisje
„Er hebben al heel wat minnaars
om haar heen gedwaald, maar al
tijd vergeefs," zeide de man, met
een knipoogje.
Op dat oogenblik werd de voor
hang weggeschoven en verscheen
de jongste temster, nu niet in haar
kleedje van wit en blauw, maar
gekleed als een boerenmeisje, in een
katoenen japon en met een doek
om het hoofd geknoopt. Zij zag er
zoo frhch uit aio de morgendauw
en bloosde sterk toen zij den offi
cier zag.
Maar René slaagde er weldra in,
hare verlegenheid te verdrijven en
reeds praatte zij met hem op vroo-
lijken toon, toen plotseling een ge
biedende stem van binnen riep„Hoe
is het, komt er geen ontbijt van
daag
De paljas ging haastig de tent
binnen en Paula volgde hem, na
den jongen man een blik tot afscheid
te hebbeu toegeworpen.
Van dien dag af ging René iede-
reu dag, aio hem de dienst daarin
niet verhinderde, een praatje maken
met het lieve meisje, dat langza
merhand een uur voor zijn komst
reeds hevige hartkloppingen gevoel
de. Eiken avond kou men René in
het beestenspel vinden. De jonge
officier bemerkte wel, welk een in
druk hij op het jonge meisje had
gemaakt, maar was te lichtzinnig
om ornstig over de zaak na te den
ken en het meisje een bekentenis
te doen.
Eens op een dag vertelde het
jonge meisje hem al schreiende, dat
de menagerie spoedig zou vertrek
ken naar de naburige stad. Zij zou
den dus elkauder niet meer zoo dik
wijls kunnen zteu. Toen dwong René
haar de belofte af, dat zij te mid
dernacht naar buiten zou komen,
om al hans nog een lang onderhoud
te hebbiu vóór zij vertrok. Tot nu
toe had de kleine dierentemster dit
steeds geweigerd omdat zij bang
wa«, dat haar oom haar zou hooreu
en hij haar dan zou slaan.
Het was middernacht, de menigte
was allengs verminderd, de lichten
gingen een voor een uit, alles werd
stil, en René wandelde in burger-
kleeding ongeduldig achter de tent
heen en weder.
Plotseling verscheen het jonge
meisje, hij ging haar tegemoet en
aioetr den arm om haar heen.
„Lieve Paula!" zeide hij teeder.
Maar Paula beefde als een blad.
Kwam dat door de nabijheid van
den man dien zij liefhad? of was
het vrees voor haar oom?
Zoo het dit laatste was, dan was
die vrees niet ongegrond, want na
eenige miuuteu hoorden de beide
jongelieden een zwaren tred en ver
scheen de eigenaar der menagerie.
Pauline slaakte een kreet van schrik,
rukte zich loz uit de armen van
René en verdween. Haar oom deed
een paar passen voorwaarts en legde
zijn baud op den arm van den jon
gen mau.
„Een enkel woord, mijnheer," zeide
hij bedaard en ernstig. Ik heb u
gadegeslagen van het begin af aan
en bemerk welk plan gij koestert.
„Welnu?" zeide René, hoewel hij
getroffen was door den waardigen
toon van den spreker.
„Welnu, mijnheer, ik bid u, laat
Paula met vrede. Zij is een braaf
meisje, al is zij in eene menagerie,
en ik wil niet dat zij ongelukkig
wordt gemaakt. Een huwelijk tus-
schen u en haar is onmogelijk. Wees
dus medelijdend en eerlijk en kom
niet terug! Paula zal er aanvanke
lijk veel verdriet door ondervinden,
maar dat zal wel weer verdwijnen!"
René was getroffen door den ernst
en de waarheid van deze woorden.
Hij overwon zijn trots en reikte den
eigenaar der menagerie de hand.
„Het is goed," zeide hij, «ik zal
Paula niet meer gaan zien!"
Hij hield woord, hoewel niet zon
der moeite. Telkens gevoelde hij een
onweerstaanharen aandrang, om het
meisje te gaan zien, maar de laat
ste dag van de kermis ging voorbij,
zonder dat hij daaraan toegegeven
had. Op dien dag ontving hij van
Paula een briefje van den navol
genden inhoud: Ik ben zeer be
droefd, dat ik u niet meer zie. Ik
hoopte dat gij toch gekomen zoudt
zijn. Alles is uit, ik begrijp het.
Vaarwel, ik zal u nooit vergeten!"
En op dat nooit was een traan
gevallen.
Het arme kind sprak de waarheid.
René had een ontuitwischbaren
indruk op haar te weeg gebracht
en noch de kwade luim van haar
oom, noch het leven vol afwisseling
dat zij leidde, kon de herinnering
aan de kermis te Limoges bij haar
uitwieschen. Haar frisch gezichtje
werd bleeker, haar schoonheid werd
er door verhoogd.
Anders was het met den jongen
officier.
Na verloop van zes maanden had
hij de geheele geschiedenis al ver
geten. Hij ontmoette te Parijs een
meisje, dat hem bizonder aantrok en
huwde haar weldra.
Op een zomeravond wandelde
René met zijn vrouw en een paar
vrienden op de kermis te Neutlly,
toen hij opeens bemerkte dat hij
voor de tent van Paula stond. De
nieuwsgierigheid om Paula nog eens
te zien en den indruk waar te ne
men, dien zijne onverwachte ver
schijning op haar maken zou, deed
hem aan de hem vergezellende per
sonen voorstellen, bmnen te gaan.
Men keurde dit goed en weldra zat
het gezelschap op de eerste bank
in de tent.
De voorstelling was in vollen
gaug. Gesar, de groote leeuw, wei
gerde om door den hoepel te sprin
gen, dien Paula hem voorhield.
Op dat oogeublik wendde Paula
het hoofd naar de nieuw aangeko-
meuen. Maar nauwelijks herkende
zij René, of zij begon heftig te be
ven, een donkere wolk trok over
haar oogen en zij liet de karwats
uit de hand vallen.
Eu met een ontzettend gebrul
richtte de leeuw zich op en wierp
zich op het meisje.
Er ontstond een geweldig rumoer
in de tent, de mannen sprongen naar
het hok, terwijl veie vrouwen in
zwijm vielen. Boven dat alles klonk
de forsche stem van den eigenaar:
„Brengt den gloeienden staaf!"
René, die dcor de menigte naar
de kooi gedrongen werd, zag hoe
de leeuw ue klauwen zette op de
borst van het jonge meisje, wier
kleedje rood was van bloed:
Toen men met den ijzeren staaf
eindelijk den leeuw deed loslaten,
was het te laat. De arme Paula
stierf nog dienzelfden nacht.
Tien jaren zijn sinds dit vreeselijk
voorval voorbijgegaan. René, hoe
wel pas veertig jaar, is een oud
man, met grijze haren, afgeleefd
voor zijn tijd; hij is somber en stil
geworden.
Want nu kan hij de arme, kleine
dierentemster niet meer vergeten:
nu zweeft haar beeld hem steeds
voor oogen, opgeroepen door zijn
geweten, dat hem aanklaagt.
Te Sainted (België) heeft
een afschuwelijke misdaad plaats
gehad, waaromtrent de volgende
bizonderheden bekend zijn geworden.
Zondag jl. tegen vier uur begaf
de herder Foulion zich met zijne
zoon naar eene naburig land om
zijn kudde te weiden. Langs een
sloot gaande ontdekten zij daarin
het vreeselijk misvormde lijk van
een man.
Terstond werd de burgemeester
vau het dorp gewaarschuwd en deze
begaf zich met den veldwachter
naar de plaats des onheils. Het lijk
werd uit de sloot opgehaald. Het
werd herkend voor dat van Jean
Baptiste Daurmans, 34 jaar oud,
woonachtig te Bogaerden en bosch
wachter in dienst van een aanzien
lijk heer te Brussel. De ongelukkige
bad twee schoten schroot in het
lichaam gekregen eu was voorover
in het water gestort. Het horloge
van het slachtoffer was op half elf
stil blijveu staan.
Door deze omstandigheid zal men
misschien op het spoor van den
moordenaar worden geleid. Men
had den ongelukkige in het bezit
van zijn geld eu audere voorwer
pen van waarde, die hij bij zich
droeg, gelaten.
De politie heeft eeu gestreDg on
derzoek ingesteld. Men vreest dat
hij het slachtoffer van de persoon
lijke wraak eens wilustroopers is
geworden. Daurmans was een op
passend man. Hij laat eene weduwe
met vier kinderen onverzorgd achter.
De le April is, daarge
laten dat het dau tevens de eerste
Paaschdag is, een feestdag in de
Borlijnsche hofkringen. Dien dag
vieren hun geboortedag: prins von
Bismarck, de erfprins van Saksen-
Meiningen, de scüoonzoon van den
keizer, de generaal-adjudant von
Rauch, de chef van het Militaire
I Kabinet des keizer von Altedyll,
graaf von Lehndorff en de opper
hofmaarschalk graaf von Radolinski.
Een afschuwelijk voor
val bracht Donderdagmiddag de
Boulevard Diderot te Parijs ju op
schudding. Een ambtenaar giüg
daarover en hieid zijn dochtertje
aan de hand, toen plotseling een
troep geineene kerels aankwam, die
de agrap» wilde hebben het kind
eens van den vader af te nemen,
alleen om het te doen schreien.
De vader verdedigde het uit alle
macht, waarop zij hem aangrepen;
tegen den grond smeten en hem
een dracht slagen toedienden. Een
militaire oppasser schoot ter hulpe
toe, doch werd voor zijne tusschen-
korast door de ellendelingen beloond
FEUILIiBTO nxr.
DOOK
HASSELAER.
17)
Ve HOOFDSTUK.
Het was een zonderlinge nacht voor die twee gelieven.
Zij zaten tegenover elkander aan het bed van den zieke,
die rustig doorsliep en spraken zachtkens over de toe
komst en over hunne liefde.
En zoo vlogen de nachtelijke uren om. Toen de dag aan
brak, stond de jonge Italiaan op en opende het venster.
Den arm oin zijne geliefde geslagen betrad hij het
halkon en heiden staarden zwijgend over hei heerlijk land
schap, dat daar voor hen lag.
Een frissche morgenwind verdoelde hun voorhoofd, dat
brandde van de nachtwake. En het jonge meisje fluisterde,
in eerbiedige verrukking:
«Wat is het leven schoon!»
Vie HOOFDSTUK.
(Slot.)
Ketren wij thans tot Weber terug.
Zooals wij bereids weten, had Weher, beangst door den
uitroep van den geneesheer, en te lafhartig om over zijn
vrees voor de ziekte te zegevieren, zich aan boord van de
stoomboot begeven, zonder zich verder over zijne verloofde
te bekommeren. Hij had zich onmiddellijk naar beneden he
geven om het geheele tooneel niet meer te zien, als een
verachtelijke egoïst, eu gevoelde eeue niet geringe vreugde,
toen de boot vau wal stak eu koers zette naar Sicilië.
Er zijn velen, wier zelfzucht getemperd wordt door hunne
eigenliefde, menschen die soms wel eens er toe kunnen
besluiten zich een offer te gelroosttn ten voordeele van een
ander, omdat zij weten dat anderen dit goed en verheven
zullen vinden en die huu egoïsme zoodanig weten te be
perken, dat zij zich niet algemeen gehaat maken. Maar
wanneer zich gebeurtenissen voordoen, waarop zij niet van
te voren hadden gerekend, wanneer het er op aankomt
onmiddellijk een besluit te nemen, dan vertoont zich hun
zelfzucht in al zijn kracht.
Zoo was het Karei Weber gegaan. Als alle egöisten
waakte hij steeds zorgvuldig over zijne woorden en daden
om niet te zeer te doen blijken welk een onbegrensde zelf
zucht hem bezielde. Maar toen hij plotseling het doodsge
vaar voor oogen zag, bezweken alle overwegingen, ver
dween alle zelfbeperking, liet hij zich geheel door zijn
laaghartige zelfzucht overmeesteren, en vluchtte hij, van
wien Marie steun en hulp had mogen verwachten.
Thans zat hij op een stoel in de kleine hut en liet zijne
gedachten gaan over de onverwachte gebeurtenis.
«'tls een ellendige geschiedenis!» zeide hij halfluid.«Waar
om bleef de ouue mau niet thus, ais hij niet wel was?
Oude meuschen zijn ook altijd zoo koppig! Natuurlijk zal
Marie mij verachten omdat ik hmweggegaan ben.
Ja, ze heeft soms iets romanesks! Had ik eigenlijk niet
beter gedaan met te blijven? Maar ik kon mij toch ook
niet aan zoo'n afschuwelijke ziekte blootstellen? Het was
toch mijn schuld niet, dat hij da cholera kreeg, en boven
dien, die verwaande violist was er gauw genoeg bij, die
zal hem wal geholpen hebben. Maar da kerel zal daar nu
ook wel gebruik van maken! Alle duivels!»
Hij knarste op de tanden. «Zij bemiuneu elkaar, dat is
zeker! Die zwarte haren en die gladde tong hebben zeker
een grooten indruk op haar gemaakt I Eu wat zal zij zeg
gen, als ik weer terugkom?»
Hij stond op eu ging onrustig de kleine ruimte op en
neer. Hij begreep wel, hoe zij hem ontvaDgen zou, hij
wist dat eene verpletterende minachting haar tegen hem
zou bezielen, dat hare oogen zouden fonkeleu van veront
waardiging en dat hij den blik daarvan moeilijk zou kun
nen doorstaan.
Dan weder dacht hij er over, hoe thans Giovanni onge
twijfeld in Marie's tegenwoordigheid was, en hoe hij stellig
deze gelegenheid zou aaDgrijpen om haar voor zich te
winnen. Bij deze gedachte balde hij de v u sten.
«Maar ontrouw worden kan zij niet!» mompelde hij,
«de brief van haar moeder is haar heiligik kan er zeker