De Italiaanscfcè Violist TWEEDE BLAD BEHOORENDE BIJ HAARLEM'S DAGBLAD ▼AN Maandag 9 April 1888. Gooi meer kolen er op! Toen ik negentien jaar was en met mijne ouders in een stad van Pennsylvauië woonde, had ik veel smaak voor spoorwegen en een jou- gensachtigen zin om machinist te worden, hoewel ik voor eeue betere positie was opgevoed. Tijdens mijne vacantie was ik altijd in het station, knoopte kennis aan met het treinpersoneel en in het bizonder met een machinist, die Si- las Markley heette. Aan dezen man hechtte ik mij bizonder, hoewel hij veertig jaar en volstrekt geen spraak zaam man was. Hij was mijn ideaal van een flin- ken, dapperen, onverschrokken ma chinist en ik zag hoog tegen hem op. Hij was niet getrouwd, maar leefde met zijn oude moeder. Ik was een getrouw bezoeker van de kleine familie en het scheen dat zij mij gaarne zagen. Toen Markley's stoker op een mooien dag wegliep, verzocht ik hem, mij gedurende het overige deel mijuer vacantie toe te staan zijn stoker te wezen. Het feit was, dat ik in mijn overspannen toestand snakte naar opwinding als een dronkaard naar jenever en ik droom de van het berijden van het ijzeren paard, over heuvels en dalen. Zoo werd ik liefhebber stoker en hield er veel van, want ik werd voor de inspanning ruimschoots be loond door de opwinding, die ik daarbij ondervond. Maar er kwam een dag, waarop ik zooveel opwinding ondervond, als ik maar verlangen kon. Juffrouw Markley maakte eens het plan, om op den verjaardag van haar zoon in den trein, dien hij reed, buiten zijn medeweten naar Philadelphia te gaan en daar iets voor hem te koopen. Zij nam mij in haar ver trouwen en verzocht mij haar te helpen. Ik nam de noodige maat regelen en kreeg haar in den trein zonder dat Markley, die natuurlijk op zijn machine stond, het bemer- te. De oude juffrouw was in de wolken over de onschuldige fopperij, die zij bedacht had en verzocht mij herhaaldelijk, hem toch vooral niet te zeggen dat zij in den trein zat. Toen ging ik naar de machine. Het was midden in den zomer en een mooie dag. Het was noch een sneltrein, noch een boemeltreiu, maar een die aan de voornaamste sta'. .-.«i stopte. De machinist beeft alleen te gehoorzamen aan de instructiën, die hij aan elk station ontvangt, zoo dat hij slechts een werktuig is in de hand vau een persoon, d van een centraal punt al de treinen be stuurt en de geheele lijn onder de oogen heeft. Als de machinist zijne bevelen niet letterlijk opvolgt, kan een ongeluk niet uitblijven. Wij vertrokken precies op tijd en bereikten heel gemakkelijk het eer ste station in den voorgeschreven tijd. Toen wij daar stopten, sprong een der klerken op de machine met een telegram in de hand, dat hij den machinist overhandigde. Ik hoorde Markley eene uitroep van verwon dering uiten. „Wilt gij de vraag nog eens her halen?" zeide hij tot den klerk. „Ik geloof, dat er eene vergissing in het spel is." De klerk haastte zich naar het seintoestel, en kwam na een paar minuten met het tweede telegram terug. „De order is herhaald 1" riep hij, „lees maar. Gij zult wel doen dadelijk te vertrekken!" Markley las het telegram en stond eenige seconden te aarzelen. Onze kerheid en twijfel waren op zijn ge zicht te lezen, toen hij naar het telegram keek en daarop naar den langen trein acht hem. Hij bewoog de lippen alsof hij rekende en zijn gelaat betrok plotseling alsof hij den dood als uitkomst der rekensom kreeg. Ik zag hem nieuwsgierig aan en waagde het, hem te vragen wat er was en wat hij doen wilde. „Ik wil gehoorzamen", zeide hij kortaf. De machine floot zoo scherp dat ik er van schrikte. Het volgende oogenblik rolden wij het station uit en vlogen door het weiland met een snelheid, die mij gevaarlijk toescheen. „Werp nog meer kolen er op!" zeide Markley. Ik deed het, maar langzaam. „Wij rijden zeer snel, Markley!" Hij antwoordde niet. Zijn oog was op de veiligheidsklep gericht en ijue lippen waren vast gesloten. „Meer kolen!" zeide hij. Ik ge hoorzaamde. Velden en huizen vlo gen voorbij. Wij naderden Dufreme, het naaste station. Het oog van Markley dwaalde van de veiligheids klep naar den tijdmeter. Hij bewoog zich als een automaat en had niet veel meer uitdrukking in zijn ge laat. „Meer!" zeide hij, zonder mij aan te zien. Ik nam den schop op en aarzelde. „Markley, weet gij dat wij een snelheid hebben van zestig mijlen in het uur?" „Meer kolen!" Ik was getroffen door de strak heid van den man. Hij was angst wekkend bleek. Ik wierp de kolen er in. Wij zouden toch te Dufreme stoppen. Wij naderden het stadje. Toeu de eerste huizen in het ge zicht kwamen, liet de fluit zijn scherp geluid hooren, al luider en .luider. Wij vlogen de straat over, naar het station waar een menigte pas sagiers wachtte en snorden voorbij. Toeu kwamen wij weer in het veld. Wij bereikten nu een ademlooze snelheid, de ketel werd allengs rood-gloeiend. De zonderlinge hou ding van den man naast mij scheen mij nog meer neer te drukken. Ik wierp van tijd tot tijd kolen in het vum, hii het mij zeide. Ik gehoorzaamde uit e< i „au plichtbesef, dat ik nog nooit had' ondervonden. Sedert dat uur heb ik begrepen hoe domme onwetende personen zooveel heldenmoed en zelfverloochening aau den dag kun nen leggen; het is dat overmachtig gevoel van plicht. Maar ik begon te denken, dat Markley krankzin nig was geworden, of handelde onder den invloed van sterken drank. Hij bewoog geen spier, behalve tot leiding zijner machine, terwijl zijn oog van de veiligheidsklep naar den tijdmeter dwaalde met een regel matigheid, die vreeselijker en schrik- aanjagender was, dan een uiting van krankzinnigheid zou zijn geweest. Slechts eenmaal keek hij om naar den langen trein, welke achter ons aanrolde met een snelheid, die de wagens deed schudden. Men kon zich verbeelden, dat hij die honderden menschen in de rij tuigen zag zitten, pratend en lachend, onwetend dat hun leven in de hand was van iemand, dien ik nu sterk verdacht van krankzinnig te zijn. Hij keek op de klok. „Twintig mijlen!" mompelde hij. „Gooi meer kolen bij, Jacob!" Ik deed het. Er was iets in zijn gezicht, dat mij er toe dwong. Toen legde ik mijn hand op zijn arm. „Markley!" riep ik, „gij voert ons den dood tegemoet!" „Ik weet het," antwoordde hij kalm. „Uw moeder is in den trein!" „Groote God!" Hij waggelde. Maar hij wendde zijne oogen zelfs nu niet van den tijdmeter af. „Stook het vuur op!' zeide hij. „Ik wil niet!" „Stook het vuur op, Jacob!" „Ik wil niet. Ge zult ons niet vermoorden I" Hij keek mij aan. Zijne anders zoo vriendelijke grijze oogen glin sterden als die van een wild dier, maar hij bedwong zich onmiddellijk. „Ik zou je van de macbine kun nen werpen en korte metten met je makenzeide hij. „Maar kijk, zie je dat station?" Ik zag een streep van een ge bouw aan den horizon op ongeveer 5 mijlen afutands. „Ik moest als altijd den sneltrein die nu onderweg is, te Dufreme kruisen. Het telegram luidde echter dat ik moest doorrijden, tot dat sta tion, dat je daar ziet. Dat is eene vergissing geweest, maar ik moest gehoorzamen. Als we het station in drie minuten bereiken, zijn we gered. Ik zeide niets, maar stookte het vuur op. Als ik petroleum had ge had, zou ik er die hebben opgego ten. Maar ik werd kalm, volmaakt kalm, zooals men in een dreigend gevaar dat worden kan. Markley stookte nu zelf het vuur op. De machine maakte een zonderling ge luid. Ver weg in het zuiden zagik de zwarte rookwolken van een trein. Ik keek naar Markley. Hij wankelde. Het was de sneltrein die op dezelfde lijn reed als wij en ons tegemoet snelde. Ik ging naar het vuur. „Niet meer!" zeide hij. Hij keek naar de heerlijke, blauwe zomerlucht en toen naar den trein. Daarop beschouwde ik den tijdme ter. Nog ééu minuut. Ik ging zitten en verborg het gelaat iu de handen. Er kwam een vreeselijk visioen over l'uxrj rertliiuz.v -<«-.8- -.-■ i I keu van mannen, vrouwen en kiu- deren. De machine gaf een luiden, ake- ligen gil. Een heete, fluitende lucht stroom vloog mij iu het gezicht. Ik zag op. Wij hadden het dubbelspoor bij het station bereikt en de snel trein was langs ons heen gegaan, hij raakte in het voorbijgaan bijna onzen laatsteu wagen. Iu een soort van waanzinnige vreugde sprong ik op. Markley zeide geen woord. Hij sloot den stoom af en remde uit alle macht, met een strak, onbeweeglijk gezicht. Toen de trein stilstond, bleef hij roerloos op de machine staan. Ik bracht zijn moeder bij hem, legde haar hand in de zijne en keerde mij toen om. Wie de fout gemaakt had weet ik niet. Markley heeft het mij nooit gezegd. Van al de machinisten op de lijn genoot hij van dien tijd af het meest het vertrouwen van de Maatschappij, daar zijn kalmte en beradenheid in het dreigend gevaar tweehonderd menscheulevens had gered. u i x x x i x i). Z. M. de Koning heeft a f- slag van straftijd gegeven aau mi litaire veroordeelden in de strafge vangenis te Leeuwarden: drie hun ner ieder vier en vier hunner ieder drie maanden. Een gevangene wiens straftijd eerst in Juni zou zijn ge ëindigd, is nu reeds ontslagen. Naar medegedeeld wordt uit den Haag, zou de heer iE. baron Mackay zich Donderdagmiddag naar Z. M. den Koning hebben begeven, ten einde mededeeling te doen van den uitslag der hem gegeven opdracht tot samenstelling van een Kabinet. Naar luid van eene aan schrijving van den minister van Justitie hebben de rijksveldwachters zich te oefenen in het schijfschieten met hunne karabijnen. Ook de civiel-ingenieur J. de Bruijn te 's-Hage, zal, naar men verneemt, naar de Transvaal vertrekken, om werkzaam te zijn bij de Zuid-Afrikaansche spoorweg maatschappij. De heer mr. C. J. Sickesz heeft aan den onder-voorzitter der Geldersch-Overijselsche maatschap pij van landbouw een schrijven ge richt, waarin hij op zijn besluit om ontslag te nemen als voorzitter der maatschappij terugkomt en verzoekt zijn desbetreffend schrijven als niet geschreven te beschouwen. Sedert het vonnis van het hooggerechtshof en dc teeke- ning van den goeverneur-generaal, betreffende het doodvonnis van me vrouw Swaving en haar moeder, mevrouw Vogel te Samarang, was bekend geworden, bezocht ds. Ra- dersma aldaar beiden herhaaldelijk in de gevangeuis, teneinde haar bij te staan en die hulp en troost te verleenen, welke, indien het vonnis mocht worden ten uitvoer gelegd, zij thans zoozeer behoeven. Onder meer werd door hem ook gewezen op het noodzakelijke om alles te bekennen, niets achter te houden en niet met een onwaarheid den dood in te gaan. Aan zijn gemoedelijke en over redende toespraken is het te dal k dat mevrouw Swaving in -„."...suis aflegde, dat zij, en zij alleen, de schuldige is, die de inlanders Pak Walang, Soerosemito, en Setrowikromo heeft overgehaald en aangezet tot het vermoorden van Swaving, en dat haar moeder, mevrouw Vogel, daar aan ten eenenmale onschuldig is. Opnieuw heeft ds. Radersma, ge heel op eigen kosten, langs telegra- phischen weg den goeverneur-gene raal om gratie voor de ter dood veroordeelden verzocht, terwijl hij bovendien een verzoekschrift den president van den Raad justitie te Samarang heeft geri houdende mededeeling der afgelei bekentenis. Dinsdag lOAprilzal de kiesvereeniging «Amstels Bi gerij» te Amsterdam optreden, heer E. R. C. Stol, die zal sprei' over «Indische toestanden». De manschappen welll zich aan boord eener Tesselsche ringboot bevonden, ontdekten Vi dag, dat er zich een groote bru visch in het net bevond. Het d spartelde geweldig en er waren vi scheiden houwen en steken n bijlen en haken noodig om hei te maken. Toen men het gedood aan boord had, bleek het dat visch ongeveer 150 KG. woog. De s c h e r p s c n u 11 e r s v e eeniging Oranje Nassau te 's Ha| heeft eene nieuwe regeling gemaa om den lust in het schieten bij hs leden zooveel mogelijk te bevord ren en tevens de kansen op h winnen van een prijs ook voor minder goed geoefende schutters vergrooten. Maandelijks, van April tot Noven ber, zal daartoe een wedstrijd plaa hebben, waarvoor verguld zilvert medailles worden uitgeloofd, terwi bovendien eens per maand zal wol den prijsgesciioten naar kunstvoo) werpen, waarbij de prijzen behaal worden door de schuiters, die i eene serie van 5 of 10 schoten meeste even of oneven punte schieten. De prijzen worden uit de kas de vereeniging betaald. Een e r n s t i g f ei t zo o n oem de de ambtenaar van hetOpenbaa Miuisterie,bij de rechtbank te'sHagi den diefstal van een eind kabel touw door een v.sscher te Scheve ningen bedreven, die daarvoor Don derilag terechtstond. Is dat dan zoo ernstig? vraag men. Voorzeker ja, want dat ein> maakt deel uit vau den kabel, waar mede een visscherspmk voor anke was gemeerd. En nu had de natuur, in een vai hare kwade luimen, maar eens eei stormwind moeien doen opsteken die 't brooze vaartuig los had ge slagen, zooals 't daar na den dief stal lag. Dan ware de schade aai de schuit toegebracht wellicht niei zoo heel gering geweest, misschiet het vaartuig afgedreven en ver dwenen. Daarom vorderde het O. M. niet minder dan 8 maanden gevange nisstraf, tegen deu persoondie, schijnbaar althans, slechts een on- uoozei tindje touw had gestolen. Over enkele dagen zul len uit Sliii' recht - rfertal oer.-"- - "aar Lnsenada bij >.vies ve.trekken om aldaar Bue°"* *~J - oor de firma J. C. van llaltum te Sliedrecht te werken aau de haven werken voor de stad La Plata, de nieuwe hoofdstad van de provincie Buenos-Ayres. Reeds zijn, behalve eenige vrou wen en kinderen, meer dan 100 Hollanders aldaar werkzaam, de meesten reeds 4 jaren. Dat het kli maat aldaar gezond is, blijkt dui delijk hieruit, dal geen enkel hun ner in dat lange tijdsverloop ernstig ziek is geweest, en er van het man nelijk personeel nog geen enkele FBÜ IX.LETO JST. DOOK HASSELAER. 18) Vie HOOFDSTUK. {Slot.) Midden in zijn overpeinzingen scheen het hem toe, alsof hij een stap hoorde. Hii wendde zich om en zag ook wer kelijk dat een mannelijke gestalte met vluggen tred naai de rots kwam, blijkbaar met het doel deze eveneeus te beklimmen. Weber stond op, verwonderd en eenigszins verontrust. Gewoonlijk bevond zich op dit uur niemand meer op het strand en de haast, waarmede de man was gekomen, be wees dat hij niet voor zijn genoegen wandelde. Hij had niets liever gedaan dan zich verwijderen, maar er was slechts éen pad en daar zou hij den vreemdeling ontmoe ten. Hij bleef dus en wachtte met kloppend hart. De onbekende klom snel en Weber verwachtte telkens hem op het plat, dat den top vormde, te zullen zien ver schijnen. Plotseling zag hij het hoofd van den vreemdeling te voorschijn komen en met een kreet van ontzetting deed hij bevende een stap achterwaarts. Hij had Francesco herkend. Deze bleef op het midden van het plat staan en keek hem aan, met oogen, die fonkelden van woede en haat. In de meening dat de Italiaan terstond hem aanvallen zou, trok Weber zich naar het uiteinde van de rots terug, klap pertandend van vrees. Francesco bedwong zich en kruiste de armen over elkander. «Daar heb ik je dan eindelijk,» zeide hij met eene van woede bevende stem. «Ik wist wel, dat ik je vinden zou. God kon niet willen dat zoo'n schurk als jij ongestraft zou blijven Weber antwoordde niets. Iu zijne ontzetting was hij zelfs niet bij machte om hulp te roepen en staarde, bevende over het gansche lichaam, naar den jongen Italiaan, die in zijn volle lengte op de rots stond, de dreigende hand gericht op den ellendeling in doodsangst. «Ik ben reeds half gewroken,» ging Francesco voort, «je verloofde weet welk een ellendeling je bent!» Toen ontzonk den ellendigen jongen man de laatste kracht, die hij nog bezat. Dat Marie zijn snoode handelwijze kende en dat zij hierin gegronde reden zou vinden om hunne ver loving af te breken, trof hem als een donderslag, zelfs iu het doodsgevaar waaraan hij blootstond. «Maar ik moet mij nog anders op je wreken,» schreeuwde de Italiaan, thans weder aan al zijn toorn toegevende, «je zult sterven, schurk!» Hij trok het mes uit den gordel en snelde op Weber toe. Deze tot aan den rand der rots genaderd, gilde uit al zijne macht: «Moord! moord!» Bij deze kreten bleef Francesco staan, zijn oog viel op het mes, dat hij in de hand had en waarvan het lemmet sch'tterde iu het maanlicht. «Moord!» zeide hij, «ja, ik zal edelmoediger zijn dan jij, die sluipend en in den nacht mijn arm meisje hebt bedor ven. Ik wil geen voordeel op je. Hij wierp het wapen ver van zich over den rand van de rots, en vóór men nog het geluid van den val hoorde, had zich de jonge Italiaan op zijn aanvaller geworpen en hem met beide handen bij de keel gegrepen. Weber spande thans al zijne krachten in om zich van dien greep te bevrijden, maar Francesco was sterker dan hij. Eindelijk vielen beiden in hunne heftige be wegingen op den grond en rolden over het plat van de rota heen en weer. In de hitte van den strijd had geen hunner aan den rand der rots gedacht. Plotseling viel Francesco achterover er af, maar hij hield zijn tegenstander zoo krampachtig vast dat deze hem door zijn zwaarte een oogenblik den val be lette. Weber spande al zijn krachten in om los te komen, maar vergeefs. Het lichaam van Francesco wiens vingers zich telkens vaster om zijn hals klemde, deed hem langzamer hand naar den rand glijdenen met een benauwd roche len liet hij zich gaan en viel met zijn vijand naar beneden op de scherpe rotspunten. Binnen weinige dagen was de heer Vau de Velde geheel van zijn ziekte hersteld. Wij behoeven niet te zeggen, met

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1888 | | pagina 5