NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD.
Bericht.
de Jaargang.
Maandag 30 April 1888.
No. 1479.
Dit luier Maat nit twee Diaden
S I A i) S N I E U w S.
WIE IS DE SCHULDIGE?
HAARLEM'S DAGBLAD
ABONNEMENTSPRIJS:
Voor Haarlem, per 3 maandenƒ1.20.
Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden. - 1.65.
Afzonderlijke nummers-0.03.
Dit blad verschijnt degelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Durcra: Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem. Telefoonnummer 122.
ADVERTENT1ËN:
van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 een
Groote letters naar plaatsruimte.
Bij groote opgaven aanzienlijk rabat.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door
onze agenten en door alle boekhandelaren, postkantoren en courantiers.
Directeuren-Uitgevers J. C. PEEREBOON en J. B. AVIS.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Génerale de Publieite Etrangére G. L. DATJBE Co., JOHF. JONES, Suer., Parijs, 31bis Faubourg Montmartre.
EERSTE BLAD.
Da door de Directie van Haar
lem's Dagilad uitgeloofde prijzen
zijn ten deel gevallen aan den heer
T. A. DONNEE, Kleine Houtstraat
No. 62houder van het bewijs
No. 2135, en aan den heer W. J.
RONDEte Haarlemmerliede en
Spaarnwomie, houder van h-t bewijs
No. 132, die resp. de Naaimachine
en bet Schilderij heden hebben ont
vangen.
DE DIRECTIE.
Haarlem, 27 April.
Gedurende eenigen tijd
wordtin en buiten de stad
eene eoctra- versprei ding van
Haarlem9s Dagblad gehouden
Met genoegen maken wij mel
ding van de buitengewone vergade
ring van de afdeeïipg «Haarlem»
van bet Nederlandsch Onderwijzers
genootschap, Donderdagavond ge
houden, eensdeels omdat deze bij
eenkomst zich weder evenals de
vorige kenmerktj door den harte-
lijkeu toon welke onder de aanwe
zigen heersehte, anderdeels omdat
de hechte vriendschapsband, die het
onderwijzend personeel onzer ge
meente onderling verbindt, door zulk
een bijeenkomst niet weinig wordt
versterkt. Intellectueel en stoffelijk
komen deze vergaderingen ten goede
aan de deelnemers, want het gees
telijke nut dat ontegenzeggelijk het
stoffelijke met zich brengt, wordt
in geen geringe mate gekweekt
door het hooren van talentvolle
sprekers, die afwisselend met ver
scheidene en leerzame voordrachten
optreden. Na mannen vau erkende
bekwaamheden ais wijlen dr. Joh.
v. Vloten, prof. N. G. Pierson, Go
teling Vinnis e. a. ontbrak het der
afdeeling niet aau andere uitmun
tende sprekers, zoo ook op den avond
van Donderdag, toen de heer M. J.
Mees zijne rijke gaven als redenaar
ten beste gaf, met de voordracht
van «Danton en Robespierre» door
hemzelven naar het Iioogduitsch
van Hamerling bewerkt, en daarna
theoretisch en praetisch aantoonde
«hoe men moet lezen en voordragen».
In dankbare bewoordingen werd
den heer ds. Mees door den voorzit
ter hulde gebracht voor het genot
door hem aan zijn gehoor verschaft.
Moge de geachte spreker zich nog
menigmaal voor de afdeeling be
schikbaar stellen.
Gisteren begaf ik mij naar de
sociëteit Vereeniging», om in de
groote zaal de feestelijke bijeenkomst
van de afd. «Haarlem en omstreken»
van den Volksbond bij te wonen.
Er was reeds een groot publiek
tegenwoordig toen ik binnentrad en
ik zocht daarom dadelijk een plaatsje,
dat ik weldra vond laast een flink,
breedgeschouderd man, wien het
was aan te zien dat hij zich veel
genoegen van dezen avond voor
stelde, en die mij vriendelijk goe
den avond zeide.
Toen het stedelijk muziekkorps
het eerste nummer muziek aanhief,
vestigde hij daarop dadelijk zijn
attentie en tikte mst zijn voet zacht
jes en genoegelijk de maat op dei:
vloer.
Is goed beset,» zeide hij tot
mij, toen het stuk uit was, «het is
ook een goed idee van de heeren
van den Volksbond, om ook een
paar komediestukjes te vertoonen.
«Daar houdt iedereen veel van!»
We praatten samen over aller.ei
zaken en hij drukte zijn verbazing
uit, dat in het vierde nummer van
het programma b niet was inge
vuld. «Dat zal zeker een of andere
verrassiüg wezen», meende hij.
We waren nog druk in gesprek,
toen het belletje ging en de gordijn
werd opgehaald. Onmiddellijk zweeg
hij, midden in een volziü, en keek
aaudachiig naar het tooneel, klaar
blijkelijk voornemens, geen woord
te zullen missen. En ik geloof ook,
dat hem van het welbekende fraaie
stukje vau Theuriet, Jean Marie,
niet veel is ontgaan.
Toen het scherm weer gevallen
as en mijn buurman een zeer
werkzaam aandeel had genomen in
het applaus, keek hij weer naar mij
om en zag ik dat er tranen in zijn
oogeu stonden. «Dat was moo zei
hij, «het was alsof het wezenlijk
zoo gebeurde. Ze speelden ook alle
maal zoo natuurlijk, vooral die zee
man en de jonge vrouw, 't Is toch
gek, dat je daarvan de tranen in
je oogen krijgt!»
Het werd pauze en ik wandelde
de zaal eens rond. Zeker zou het
somberste humeur hier zijn opge
klaard, te midden van die honderden
lachende, pratende en schertsende
menschen, in deze kwistig verlichte
fraaie zaal en onder de opwekkende
tonen der muziek.
Toen de pauze ten einde liep,
zocht ik mijn plaats weer op en
vond er miju buurman, gereed om
verder te luisteren en met het pro
gramma in de hand.
Thaus trad het kwartet «Loreley»
op en zong «Muzenzang» van von
Kuhlau.
«Dat kwartet zingt toch altijd
maar mooi», zeide mijn nieuwe
kennis. «Het is of men éen stem
hoort, zoo gelijk is het en het klinkt
ook goed duidelijk in zoo'n groote
zaal.
Nu kwam het raadselachtige b
aan de beurt en het gezicht van
mijn buurmau te kende verbazing,
toen hij zag hoe het bestuur van
uen Volksbond het tooneel betrad
en nog meer, toen hei bestuur der
vereeniging «Cremer» zich daar
tegenover op het tooneel schaarde.
De voorzitter van den Volksbond,
inr. Th. de Haan Hugeüholtz hield
daarop eeu korte toespraak, waarin
hij den wensch te kennen gaf, om
aan de vereen. «Cremer» die zich
jegens den Volksbond zoo verdien
stelijk heeft gemaakt, een medaille
te overhandigen uit erkentelijkheid
en waardeering vau de zijde des
bonds. Daar de Bond de vereen.
«Cremer» niet kan bekronen, moest
zij, zeide spreker, met een klein
stoffelijk bewijs harer erkentelijkheid
volstaan.
Daarop overhandigde spr. aan deu
president van «Cremer» een fraaie
zilveren medaille, waarop aan de
eene zijde gegraveerd is:
De Volksbond afd. Haarlem aan
J. J. Cremer
en aan de andere zijde:
«Uit erkentelijkheid en waar
deering» 27/4 1888.
De president, de heer G. J. van
Gasteren, dankte met een kort
woord voor dit bewijs van belang
stelling en verzekerde, dat «Cremer»
steeds bereid zou gevonden worden
den Volksbond van dienst te zijn,
zooveel zij dat vermocht.
Met fanfares en luid gejuich wer
den de beide toespraken begroet, en
het nieuwe eereteeken ingewijd.
«Dat vind ik flink,» zei mijn
buurman, die bravo had geroepen
tot hij niet meer kon, «die vereeni
ging «Cremer» is dat wel waard.
Ik zeg maar dat het een genot is
voor de burgers, als ze zoo'n lief
hebberij gezelschap hebt en!»
Het kwartet zong nu nog Sckmöl-
ling's «Banierlied» (dat gezongen
is bij de inwijding van «Cremer's»
nieuwe banier) en daarop ging het
scherm weer omhoog en zou «De
moord in de Plantage» tentooneele
worden gevoerd.
Ik behoefde niet te vragen of
mijn buurman genoot. Hij verkeerde
in een doorgaandeu lachbui, afge
wisseld met gezegden als: «nou, dat
is me ook een stelletje,» toen de
twee doordraaiers elkaar aantroffen,
en: «die is ook goed af,» toen neef
Pietersen de bankbiljetten kreeg.
«Dat doet je goed, weer eens ferm
te lachen», zeide hij, toen het stuk
uit was, en op zijn horloge kijkende
voegde hij er bij: «'t is nog geen
elf uur, en dat is wel goed, want
als het zoo laat wordt, raakt onze
tijd in de war!»
Hij zeide mij goedenavond en
wilde heengaan, maar bedacht zich
en kwam nog even terug. «Als u
de heeren van den Volksbond soms
spreekt, wil u ze dan zeggen dat
ze een heel plezierig feest hebben
gegeven
Eu van dezen plicht kwijt ik mij
bij deze.
Het concert WilhelmjNiemann,
dat Vrijdagavond in het Remoo
ft trantsch kerkgebouw werd gegeven,
had, gelijk wel te verwachten was,
een aantal kunstminnaars naar ge
noemd gebouw doen stroomen, om
de zeldzame gelegenheid, een wereld
beroemd violist en een hoogst geniaal
pianist hunne gaven te hooren uiten,
niet ongebruikt te laten voorbijgaan.
Hetgeen door dit tweetal ten ge-
hoore werd gebracht overlrof onze
stoutste verwachtingen niet alleen,
maar strekte tevens ten bewijze dat
de lof den heer prof. Wilhelmj toe
gekend, geen ijdele klank is en het
spel van den heer Niemann den
toets met dat van de eerste pianisten
kan doorstaan. De nummers door
eerstgenoemde uitgevoerd waren
«Concert voor Viool» (Beethoven),
Ave Maria (SchubertWilhelmj),
Nocturne (ChopinWilhelmj) en
Alla Polacca (Wilhelmj); laatstge
noemde vergastte ons op «Toccata
und Fuge» (D Moll) van Bach
Tausig, «FaschiDgsschwank aus
Wien «(Schumann), «Feuerzauber aus
der Walküre» (Wagner—Brassin) en
Tarantelle (Li«»zt).
De dorre opsomming dezer stuk
ken zij voldoende onzen lezers eenig
denkbeeld te geven van hetgrootsche
spel der beide artisten, wanneer men
slechts bedenkt welk een buitenge
wone hoogte men moet hebben be
reikt om zulk een programma naar
eisch uit te voeren. Hoe heerlijk
ruischten de welluidende accoorden
van viool en piano afzonderlijk of
vereenigd door het gebouw en streel
den de zoete harmonieën, hetzij in
zachte pianissimi of klimmende forti
met overweldigende pracht het adem
loos luisterende publiek de ooren.
Hoe dikwijls kwamen ons de woor
den des dichters voor den geest bij
het spel van den grooten Wilhelmj:
«Lieblich jetzt, wie iiber glatton Kieseln
Silbcrhclle I'luten rieseln,
Majcstatisch prachtig nun,
Wie des Douncrs Orgelton,
Sturmend von hiunen jetzt, wie sich von Felsen
Rauschende, schaumende Gieszbache walzen,
Holdes Gesiia8el bald,
Schmeichlerisch linde,
Wie durch den Espenwald
Bublende Winde.»
Ja, indrukwekkend schoon was
zijn voordracht; mocht hij in de
harten zijner toehoorders dien indruk
hebben kunnen ontdekken van zijn
goddelijk vioolspel. Het zoude niet
aangaan den heer Niemann eene
minder passende hulde te brengen
dan zijn kunstbroeder; niet alleen
zijn meesterlijk, gevoelvol solo-spel,
ook de wijze waarop hij den violist
begeleidde doet hem aanspraak ma
ken op onze b'zondere waardeering.
Hoe heerlijk stemt ons een der
gelijk kunstgenot! Na een langen
winter, welke ons veel schoons te
genieten gat, en waarin vele kun
stenaars binnen onze veste hunne
talenten ten toon spreidden, doet
het 't harte goed op zulk een waar
dige wijze al dit schoons te hooren
besluiten. Een zomer van geneugten
FEUILLBTO 3ST.
Naar het Engelschvan Anna Katharina Green.
211
VIII.
EEN OMSTANDIG GETUIGENIS.
Ik durfde nauwelijks adem halen. De gedachte kwam bij
mij op, dat hij wellicht de door ons buiten het salon on
willekeurig gehoorde woorden aan den rechter kon hebben
meegedeeld. De uitdrukking op het gelaat van den rechter
stelde mij echter gerust, dat iets zoo ernstigs nog niet tot
zijne kennis was gekomen. Hij zag er vermoeid, ja zelfs
afgemat uit.
Gij hebt gezegd, miss Leavenworth, zeide hij, zich
opnieuw tot haar wendende, dat ge gisterenavond niet
met uw oom samen, noch ook in zijn kamer zijt geweest.
Blijft gij bij deze verklaring?
J a.
De rechter keek nu naar Gryce, die onmiddellijkjuit zijn
borstzak een zakdoek te voorschijn haalde, waarop zich
verscheidene vlekken bevonden van grijs bruine kleur.
Het is dan wel vreemd, hernam hij, dat deze
zakdoek, welken gij nu in het bezit ziet van den inspecteur,
dezen morgen gevonden werd in nw ooms kamer.
Eleonore kou een flauwej kreet niet weerhouden, maar
toen zij op het gelaat harer nicht schrik en wanhoop zag
uitgespreid, klemde zij de lippen vast op elkaar en gaf met
ijskoude kalmte ten antwoord
Ik zie niet in, waarom dit zoo bizonder vreemd zou
zijn. Ik was immers van morgen nog in de kamer van
mijn oom.
En gij hebt den zakdoek toen daar laten liggen?
Een hoog rood kleurde hare wangen, maar zij gaf geen
antwoord.
Was hij toen reeds zoo nat als ge hem nu ziet?
Omtrent het vuil weet ik niets. Wat is het? Laat u
't mij eens zien.
Dadelijk; eerst wensch ik van u te weten, hoe de zak
doek in uw ooms kamer is gekomen.
Dat kan geschied zijn op verschillende manieren. Ih
heb hem misschien reeds verscheidene dagen vroeger daar
verloren, want ik had het toezicht over die vertrekken, ge
lijk ik u reeds gezegd heb. Maar wees zoo goed mij eerst
te laten zien of het wel mijn zakdoek is.
Dit zeggende hield zij haar hand er naar uitgestrekt.
Ik vermoed van ja, zei de rechter, terwijl Gryce
haar het voorwerp overreikte, daar uwe voorletters ge
borduurd zijn in een der hoeken.
Met verschrikte stem viel zij hem echter in de rede: wat
zijn deze smeervlekken, wat beduiden zijzij zien er
uit als
Als hetgeen zij werkelijk zijn, vulde de rechter
aan. Wanneer u ooit een vuurwapen hebt schoonge
maakt, miss Leavenworth, zult ge waarschijnlijk wel weten
wat dat voor vlekken zijn.
Zij liet den zakdoek werktuigelijk ontglippen uit de mach-
telooze handen, en stond er toen in stommen afkeer naar te
staren, terwijl hij voor haar op den grond lag.
Ik weet er waarlijk niets van te zeggen, mijne hee
ren, bracht zij eindelijk uit. Het is mijn zakdoek,
dat is waar, maar.Zij hield plotseling op, terwijl zij
zich scheen te bedenken, en herhaalde vervolgens: Waar
lijk, mijne heeren, ik zou u daaromtrent niets kunnen zeg
gen. Eu hiermede was haar verhoor geëindigd.
Kate, de keukenmeid, werd nu opnieuw voorgeroepen en
gsvraagd, wanneer zij den zakdoek de laatste maal ge-
wasschen had.
Dezen zakdoek bedoelt u, meneer? zeide zij, met
een smeekenden blik op haar meesteres. Dien heb ik
gewasschen in den loop der vorige week.
Op welken dag?
Ach, miss Eleonore, ik wou dat ik 't niet zoo zeker
wist, maar ik weet 't heel sekuur; er is maar éen zoo'n
zakdoek in het heele huis. Ik heb dien eergisteren ge
wasschen, mijnheer.
Wanneer hebt gij den doek gestreken?
Gisterenmorgen, klonk 't bevend.
Wordt vervolgd lx