TWEEDE BLAD NAASTE BUREN. B 11\ i\" Si I N D. GEMENGD NIEUWS. De Tandrad-Spoorweg. behoorende bij haabljsm>s dagblad van Maandag 25 Juni 1888. doob JOHN SPENCER. De heer en mevrouw Hodson be woonden een lief, klein huis te Wimbledon dat hun trots uit maakte. Het was wel niet meer dan een optrekje, maar het zag er van buiten allerliefst uit met zijne met rozen en kamperfoelie begroeide muren, en het was zeer goed ge meubileerd. Hodson, die wat geld had overgelegd en nog ieder jaar van zijn inkomen overhield, bracht er van tijd tot tijd iets nieuws en kostbaars in, zoodat het een zeer sierlijk en aangenaam verblijf werd. Gedurende de twee jaar dat de Hodsons te Wimbledon woonden, was het aangrenzende huis altijd leeg gebleven, met een groot bord er voor: «T_ koop of te huur». Dit wa3 hun altijd onaangenaam geweest, want zij hielden van ge zelligheid en zouden het prettig gevonden hebben, zoo zij naaste buren hadden, te meer nog omdat het naaste huis aan de andere zijde werd bewoond door een tooneel- speler, van wiens bedrijf de Hod sons zulk een afkeer hadden, dat zij met dezen en zijn vrouw onmo gelijk konden omgaan. Hun blijdschap was derhalve groot, toen op een mooien dag het bordje voor het naaste huis werd weggenomen en er meubelen kwa men. Het huis was verhuurd, dat was zeker, maar zouden het aan gename buren zijn? Zij behoefden zich daarmee niet lang het hoofd te breken, want twee dagen nadat de meubelen gekomen waren ver schenen de nieuwe bewoners. Het was acht uur op een zomeravond toen het geluid van wielen me vrouw Hodson aan haar venster lokte, waarvan zij trouwens nooit ver verwijderd was, en toen zij zag dat het de nieuwe buren waren, riep zij dadelijk haren echtgenoot, zoodat zij de nieuw aangekomenen goed konden opnemen, toen deze uit het rijtuig stapten. Zij waren met hun beiden en klaarblijkelijk man en vrouw, van middelbaren leeftijd en goed ge kleed. De heer Hodson verklaarde, dat de man het voorkomen had van een procureur en dit oordeel was van gewicht, aangezien hij zelf pro cureur was en het derhalve moest kunnen zien, hoewel de heer Hod son kort en dik en de nieuwe be woner lang en mager was. In elk geval, de Hodsons gingen naar bed, zeer tevreden over hunne nieuwe buren. Den volgenden morgen vernam mevrouw Hodson, dat hare buren Sinton heetten. D;t vernam zij van de meid, die het gehoord had van den melkboer, die het gehoord had van de meid der Sintons en langs datzelfde kanaal kwam ook de me- dedeeling, dat mr. Sinton «iets» was in de City, iets dat respectabel we zen zou, dachten de Hodsons. Des avonds gingen deze laatsten in hun tuin wat wandelen en, o toeval, de Sintons wandelden in den hunne. Daar de heining tusschen beide slechts drie voet hoog was, zoo kon het niet meer dan natuur lijk heeten dat de heer Hodson mijnheer Smton deed opmerken, dat het prachtig weer was, en men al leen naar een weinig regen mocht verlangen, waarop het zeer begrij pelijk was dat Sinton te kennen gaf dat deze regen wei zou komen. Het op deze nieuwe manier be gonnen gesprek werd een poos voort gezet, toen Mevrouw Hodson er zich in mengde en eindelijk Mevrouw Sinton haar voorbeeld volgde. Het viertal bleef geruimen tijd over per sonen en zaken praten totdat het tien uur sloeg en men scheidde, de Hodsons recht in hun schik over de kennismaking met de Srntons. Spoedig werden de buren groote vrienden en er ging geen dag om, zonder dat mevrouw Sinton even kwam overwippen of omgekeerd, terwijl hare respectieve echtgenoo- ten eiken morgen samen naar de City gingen. V an den heer Sinton wisten de Hodsons niets meer dan dat hij eene betrekking had bij de groote bierbrouwers Anderson Co. en hij had deels te kennen gegeven, deels* laten raden, dat hij daar als chef fungeerde en binnen niet ai te langen tijd deelgenoot hoopte te worden. Zoo gingen de zaken tien of elf maanden lang tot het wederom zo mer werd en de heer Hodson be sloot, een maand vacantie te nemen en zijn vrouw de wonderen van het vaste land eens te laten zien, want hij had een zeer goed jaar gehad en mocht zich die weelde wel ver oorloven. Daar zij juist hun meid hadden weggejaagd wegens diefstal, besloten de Hodsons het huis maar geheel te sluiten en den sleutel aan hunne goede vrienden de Srntons in bewaring te geven, die ook voor de verzending der brieven zouden zor gen. Mevrouw Sinton beloofde bo vendien, dat zij het huis in orde zou houden en het door hare dienst bode zou laten luchten en schoon houden. Eindelijk kwam het uur van ver trek, de sleutels werden overhan digd aan den heer Sinton, die ze zorgvuldig wegsloot in zijn brand kast en het viertal begaf zich naar Londen, daar de Hodsons aan het station van Charing Cross op den trein gaan en de Sintons hen uit geleiden doen zouden, nu hunne lieve vrienden hun zesweekschen reis naar Zwitserland aanvingen. «Adieu. Weest maar voorzichtig,» waren 's heeren Sinton laatste woor den vdór de trein vertrok. «Weest volkomen gerust over uw huis. Ma rie en ik zullen er voor zorgen als voor ons eigen. Geen ding zal te klein zijn om er onze aandacht aan te wijden. Adieu dan. Goede reis!» En de trein vertrok. «Wat zijn het toch lieve men- echen!» zeide Hodson tot zijn vrouw. «O ja,» zeide zij met warmte, «en wat is het goed en vriendelijk van hen, zoo op ons huis te willen pas sen. Dat is een steen van mijn hart!» De Hodsons genoten derhalve veel op hun reis. Aanvankelijk kregen zij iedere week bericht van de Sin tons, maar ongeveer veertien dagen voor hun terugkomst kregen zij een briefje, waarin de heer Smton hun meldde dat hij wat vroeger vacantie had gekregen dan hij gedacht had en besloten had, een uitstapje naar Zweden te makenweshalve hij tevens de sleutels terugzond. Hij eindigde met den wensch, dat zij veel genoegen hadden gesmaakt en de mededeeling dat zij voor alles hadden zorg gedragen. Een paar weken later keerden de Hodsons naar Wimbledon terug, maar toen zij van het station naar huis reden bemerkten zij dat de kennissen die zij ontmoetten, hen verbaasd aankeken. Toen zij hun huis bereikten, verwonderden zij er zich ten hoogste over, dat aan het huis van de Sintons weer het bordje «Te koop of te huur» hing. «Daarvan heeft hij mij toch niets geschreven,» zeide Hodson. «Mis schien is hij nu deelgenoot gewor den bij Anderson en Co. en....» hij zweeg van verbazing stil, want toen hij den tuin voor het huis binnen ging, vond hij overal hooi liggen en zag de indrukken van groote laarzen op de grasvelden en bloem perken. Zonder iets meer te zeggen snelde hij naar de deur, opende die en ging haastig binnen, gevolgd door zijn vrouw. Nauwelijks had de dame den drempel overschreden, of zij uitte een luiden gil en zou flauw geval len zijn als er een stoel was geweest, waarop zij zich kon laten vallen. Maar die was er niet. De huiskamer war geheel ledig: tafels, stoelen, kleeden, schilderijen, alles was weg en er was niets te vinder, dan wat vuile voetstappen en wat hooi. Het ontstelde echtpaar liep alle kamers door en vond ze alle in denzelfden toestand er was niets meer in het huis. De Srntons hadden woord gehouden, niets was hen te klein geweest om er hun aandacht op te vestigen en het huis was inderdaad schoon leeg. O «er den wanhoop die zich van de Hodsons meester maakte bij deze ontdekking, zullen wij een sluier werpen. Toen Hodson tot kalmte was ge komen, stelde hij een onderzoek in, maar ontdekte weinig. Het bleek dat de heer Sinton overal had ver teld, dat Hodson naar Londen ging verhuizen en hem verzocht had, de meubelen daarheen over te brengen. Daar de Hodsons vóór hun vertrek alle rekeningen hadden betaald, ge loofde men dit verhaal gereedelijk. Weldra waren dan ook uit Londen eenige mannen gekomen, die alles hadden medegenomen. De Sintous waren een dag later vertrokken met achterlating van hun meubilair, ter beschikking van de leveranciers die nog geen van allen betaald waren. Toen Hodson zich naar Ander son Co. begaf, bleek hem dat zijn buurman slechts bediende was ge weest en dat de firma hem even gaarne had willen terugzien als de Hodsons, daar hij met eene som van tienduizend gulden op de loop was gegaan. Waarschijnlijk had Sinton de meubelen verkocht en den op brengst bij het gestolen geld ge voegd. Natuurlijk moest Hodson's buiten verblijf opnieuw gemeubileerd wor den, hetgeen zeer duur was en toch niet zoo in den smaak viel van de eigenaars als het vorige ameuble ment. Hei nieuwe is slechts de spookgestalte van het oude. Boven dien zijn de Hodsons van vertrou wend zooals vroeger achterdochtig geworden en hoewel het huis van Sinton weer bewoond is, en wel door een zeer achtenswaardig ambtenaar, bemoeien zij zich volstrekt niet met hunne naaste buren. Onder een aantal win kelbedienden en eenige patroons te Amsterdam worden pogingen aan gewend om onder de groote win keliers in de hoofdstraten tot over eenstemming te geraken omtrent de sluiting hunner magazijnen op een vroeger uur dan tot heden geschiedt. Reeds vroeger hebben eenige win keliers zich voorstanders verklaard van eene dergelijke regeling, die hen zeiven niet zou schaden, wan neer de maatregel slechts algemeen werd toegepast, en die vooral hunne ondergeschikten ten goede zou ko men wier arbeidsdag verre van «normaal» kan genoemd worden. Toenmaals zijn die pogingen afge stuit op onvoldoende medewerking en concurrentiegeest. Bij genoegzame deelue- ming zal te Amsterdam dezen zo mer een wedstrijd worden gehouden in het schrijven voor jongens en meisjes van 12 tot 15 en van 15 tot 17 jaar. De afdeeling zijn schoon schrift, vlugschrift, en rondschrift voor elke categorie afzonderlijk. In elke afdeeling zijn vier prijzen, be staande uit medailles van verguld zilver, zilver en brons voor de eerste prijzen en diploma voor den vierden prijs. De jury bestaat uit de heeren prof. Alberdingk Tfcijm, eerelid; J. H. Gartsen, hoofd der school le- klasse no. 22; D. Hekker Jr., id. 2e klasse, lett. G; J. H. Hinse, id. school Zeemanshoop; C. Petri, id. Van den Ende-school; J. J. H. Cornelisse, leeraar H.B.S. 3-jarige cursus voor jongens, aldaar. Vrijdag, in den vroegen ochtend, werd een persooD, die op een bankje aan den ingang van het Bosch in den Haag tegenover het tentoonstellingsterrein in slaap was gevallen, door een man die naast hem was komen zitten, zijn horloge ontvreemd.De op het tentoon stellingsterrein dienstdoende nacht- wachts bespeurden het echter, en het mocht een hunner gelukken, den dader onmiddellijk te arrestee ren. Het horloge, dat reeds door den dief in eene sloot was geworpen, werd spoedig opgehaald en de dader geboeid naar het politiebureau ge bracht. De knecht van den voer man Wansink te Laren, in Gelder land, die door het op hol slaan van bet paard, waarmede hij met vracht goederen naar Deventer reed, ver schillende wonden kreeg, is aan de gevolgen daarvan overleden. T ij deus een kortstondig, maar zwaar onweder, is Dinsdag avond te Willemstad in het huis van den veerman B. Struik door den bliksem een gat in het dak gesla gen, zonder brand te veroorzaken. Een stuk van de goot werd ver brijzeld, benevens een hardsteenen paal nabij de woning. Omtrent het overlijden van den bekenden schaakspeler Zu- kertort te Londen wordt het vol gende gemeld: Zukertort was Dinsdag nog zeer wel en 's avonds was hij aan het schaken bij Simpson. Maar laat in den avond werd hij ziek en hij werd toen naar de Schaakclub in King- street overgebracht, en toen hij be wusteloos werd en bleef, naar het ziekenhuis. Daar stierf hij 's nachts, zonder weer tot bewustzijn te zijn gekomen, aan bloeding in de her senen, zeggen de doktoren. Zukertort won den eersten prijs bij het scbaaktournooi te Parijs m 1878 en bij hettournooi te Londen in 1883. Duitscher van geboorte, woonde hij sedert 1870 in Engeland. Een fransch blad doet het onwaarschijnlijke verhaal van een kind van zes maanden, dat bui ten in een wi g liggende, door een arend zou zijn meegenomen naar zijn nest. Daarop nam de vader die niet ver vandaar werkte en wanhopig was, zijn geweer en schoot daarmée op den arend, met het gelukkig gevolg dat deze gekwetst werd en het kind losliet, hetwelk door den vader werd opgevangen en geheel ongedeerd bleek te zijn. Is het niet of men de werken van den onvergetelijken baron Von Münchhausen leest De jongere manschap- pen van de Duitsche regimenten hebben binnen den tijd van zeven maanden, drie maal den eed van getrouwheid aan het vaandel moeten zweren Van het lijk van keizer Frederik zijn vijf verschillende fo tografische afbeeldingen gemaakt. Vooral die welke en profil genomen ie, wordt als zeer schoon geroemd. De vier andere geven het gelaat „en face'' en een daarvan geeft het lijk met den bloementooi weder. Waarschijnlijk zullen deze afbeel- FEUILLETO N, door PAUL HERVIEU. 2) (-SZo#.)] Ziehier wat zij lazen: 3 September. tAan den rand van den vijver Mijnheer de Directeur, er geschieden zonderlinge dingen op uw spoorwegbaan. Gij moest zulk eene belachelijke on derneming niet voortzetten, dat durf ik u verzekeren. Dit briefje was geteekendSerge Ostrepieff, kluizenaar op den Bachalp. Deze ontdekking wekte bij de lezers verschillende ge waarwordingen op Het verschrikkelijke geheim van den tweevoudigen moord was derhalve door een vreemdeling ontdekt, die ongetwij feld over kostbare aanwijzingen kon beschikken. De ver blijfplaats van dezen belangrijken getuige was betrekkelijk dichtbij, zijn woning was de naastbijgelegen hut op den top van den berg. Deze stond op een plek waar de weg veel breeder was dan elders, en het zou ongetwijfeld de eerste zorg van den vermoorden directeur zijn geweest, den bewoner nauwkeurig te gaan ondervragen. Maar, hoewel de heer Muller zijn plicht aldus zuiver afgebakend zag, aarzelde hij zich naar den kluizenaar van den Bachalp te 'begeven, wiens woestheid en ruwheid bij de bergbewoners in den omtrek spreekwoordelijk geworden was, terwijl de heer Linder zich wel gaarne ten koste van zijn collega op den voorgrond zou hebben gesteld, maar evenmin het bezoek bij den kluizenaar alleen durfde af leggen. Na eenig stilzwijgen hief de opzichter het hoofd op, knipte met de oogen en zeide zachtjes: «Gij zijt een man, niet waar mijnheer Linder?» «Mijnheer Muller», antwoordde de aangesprokene, «wij zijn twee mannen!» Deze verklaring werd bevestigd door een stevigen hand druk, waarmede huichelaars zoo mild zijn. Men had elkan der begrepen en onmiddellijk werd het feit getelegrafeerd aan het bestuur, met de bijvoeging, dat de ijver van het personeel gelijken tred hield met het gewicht der omstan digheden. Den volgenden dag na het middagmaal begaven de beide mannen zich op weg, na de vervanging van hun dienst be hoorlijk te hebben geregeld, en in weerwil van den storm die zich uitte in bliksemstralen, stortregens en windvlagen. Nadat zij zwijgend een eind den berg waren afgedaald, staken zij den spoorweg over en bereikten langs de oevers van den vijver aan den Bachalp een ruw gebouwtje, dat op een verhevenheid van het terrein was gebouwd. Bij het geraas dat zij door hun kloppen op de deur maak ten, piepte een marmot onder den grond. «Dat is vreemd», zeide de heer Muller, terwijl hij poogde te schertsen, «ik dacht dat die dieren wel voor de voor uitgang der beschaving zouden zijn gevlucht!» «Klop maar!» bromde de heer Linder. «De eenige mar mot die ons belang inboezemt schijnt vast te slapen». Nauwelijks had hij dit gezegd of de deur werd geopend en er vertoonde zich een zeer zonderling personage. Het was een lange man, gekleed in een zwarten jas met een bleek en ongeschoren gelaat. Het hoofd, dat met een pels muts bedekt was, boog zich op de borst voorover en men kon de leeftijd van deze spookachtige verschijning moeilijk raden, daar zijn levendige oogen twictig en de rimpels in zijn gelaat zestig jaar aanwezen. Toen de bezoekers hunne namen en kwaliteiten hadden genoemd, deed de kluizenaar een stap achteruit en zeide met een heldere stem: «Gij zijt welkom, heeren, hoewel ik voor uw beroep de grootste afkeer koester». Deze ontvangst stemde de bezoekers zoo onaangenaam, dat zij reeds op het punt stonden terug te keeren, maar Serge Ostrepieff duwde hen zonder omslag in een lage, on gemeubileerde en duistere kamer, waar zij op een kist konden gaan zitten. Hun gastheer sloot de deur, stak twee kaarsen aan en wendde zich tot de beide bezoekers, terwijl hij met een grijnslach zeide: «Ik ben u eene verklaring schuldig. Welnu, zij volgt hier. Er is maar een ding op de wereld dat ik haat en gij zult zien of die afkeer gegrond is. Ik haat den spoorweg. Reeds 16 jaar draag ik dit gevoel in het hart, en dat is zeer natuurlijk. Luistert! Den 2den September 1869 begaf ik mij per spoor van St. Petersburg naar Mos kou. Het stortregende. Toen de avond gevallen was, ver lieten wij juist het station Twer toen eensklaps Hier scheen de herinnering hem pijn te doen, hij liep met groote schreden heen en weer, terwijl zijne toehoorders de grootste aandacht toonden. De Rus ging voort. «In uwe betrekking hebt gij stellig wel eens een botsing van twee treinen bijgewoond. Gij weet welk een afgrijse lijk resultaat dat opleverthet is onmogelijk te zien wat hout, ijzer of menschenvleesch is. Toen ik weer tot bewust zijn kwam lag ik in rien modder en rondom mij, o afgrij-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1888 | | pagina 5