reputatie, dat Burg. en Weth. alle pogin
gen in het werk stellen om haar uiteinde
nog te verhaasten bovendien. Dat had
althans jhr. Van Weede van Dijckveld
altijd gehoord, en dit raadslid was dus
niet weinig verontwaardigd, dat men nu
op het Munsterkerkhof, in de onmiddel
lijke nabijheid van onze Domkerk, een
circus had geplaatst, waar «kunsten" ge
maakt worden. Dat hadden zelfs onze los
bandige vaderen niet gedaan. Die hadden
het, evenals om de Janskerk, nooit verder
laten komen dan tot kramen. (Ja, die va
deren waren lieve jongens! «Achter de
kramen" waren ze haast niet vandaan te
slaan). En als Burg. en Weth. daar nu
niet mede ophielden, dan zou jhr. Van
Weede voorstellen, al stond hij dan ook
moederziel alleen (dan kun je wel thuis
blijven, want dan heb je niks op een ker
mis), om dat aloude volksvermaak, middel-
eeuwscn noemde ZEA. het, af te schaffen.
Dit dreigement kregen we aan het slot
van de zitting, toen alle raadsledeu reeds
overeind stonden en zich gereed maakten
om met al hunne onderhoorige vrouwen
en kindereu kermis to gaan houden
want het is de «fatsoenlijke" dag van daag,
en ik denk dat er nog al een velocipèdetje
gepakt zal worden, aangezien de verfijnde
mallemolen onzer dagen, o, smart, alleen
door soldaten, boereu en bijbohoorende
dames wordt ingenomen.
Zooals ik reeds zeide, onze zaal zag er
chique uit; de knoppen der koperen spij
kers glinsterden zoo helder op het zwarte
veterband langs de randen der groene tafels,
alsof ook zij gingen kermis houden, en als
er maar een beetje vroolijker toon ge-
heerscht had als De Geer <r maar
geweest was dan geloof ik dat we een
joligeu middag zouden gehad hebben. Maar
het was er van daag saai saai, zooals
het in de laatste jaren op onze door lang
zaam, maar zeker werkend vergif kwijnende
kermis is.
De W e e s i n r i c h t i n g te
Neerbosch beeft voor baar drukke
rij en wasscberij eene nieuwe groote
stoommachine ten geschenke ont
vangen.
Donderdag ochtend z ij n
vanwege de te Leeuwarden bestaan
de commissie voor vacantia-kolonies
naar zee 21 kinderen, jongens en
meisjes, van bier naar het eiland
Schiermonnikoog vertrokken^, om
daar gedurende een drietal weken
te verblijven. Evenals in de beide
vorige jaren staan de kinderen on
der toezicht van mej. C. van der
Sluis, hoofdonderwijzeres aan eene
der gemeentelijke bewaarscholen.
Een drietal leden der commissie wa
ren reeds woensdag naar het eiland
vertrokken, om het noodige voor de
ontvangst der kioderen voor te be
reiden.
De politie schijnt de da-
ders op 't spoor te zijn van den dief
stal in 't gebouw der bank van lee-
ning te Duinkerkenhet zijn twee
mannen en twee vrouwen uit Os-
tende, die een twintigtal gouden
ringen, verscheiden horloges, hals
snoeren en andere sieraden hebben
verkocht. Men denkt dat de arres
tatie der dieven spoedig zal volgen.
Te Winschoten is inde
laatst gehouden gemeent raadszit
ting door een der leden, den heer
Brader, indertijd als socialist in den
raad gekozen, een uitvoerig schrij
ven ter tafel gebracht, houdende
voorstel, om de ingezetenen, die in
de eerste klasse van den hoofdelij-
ken omslag worden aangeslagen op
eeu inkomen van f300, daarvan te
ontheffen, omdat zij dat hoog noo-
dig hebbeD, om in de behoeften van
vrouw en kinderen te voorzien. Het
voorstel is ter visie gelegd voor de
leden.
Morgen (Zaterdag) zullen
waarschijnlijk de russische glijba
nen te Scheveningen opengesteld
worden. De ondernemer is de heer
Tr&v&glino van het Handelsmuaeuaa
te Amsterdam. Woensdagavond
is het achtjarig zoontje van den heer
v. V. te Schiedam, dat op een rijn
vaartuig een eind door de Lange-
haven was medegevaren, nabij de
brug over de Gerrit-Verboonstraat,
vermoedelijk door het draaien van
het schip, overboord geslagen. De
pogingen die tot redding werden
waren vruchteloos, zoodat het knaap
je, ten aanschouwe van de talrijke
menigte die voor de nog geopende
brug geschaard stond, in de diepte
verdween. Eerst een kwartier na
het ongeval werd het lijkje opge
haald. Woensdagavond heeft te
Harlingen een barbier, in eenen
aanval van waanzin of misschien
van delirium, zijne vrouw met een
scheermes in het aangezicht, aan
den hals en de armen verscheidene
wonden toegebracht. Waren de bu
ren niet ter hulp gekomen, hij zou
haar zeker hebben vermoord. Da
politie was spoedig bij hand en bracht
den dader in de cel van het poli
tiebureau. De vrouw werd naar
het gesticht tot ziekenverpleging
gebracht, waar haar geneeskundige
hulp is verstrekt. De verwondingen
schijnen gelukkig niet gevaarlijk.
Aan een der politiebureelen te
Rotterdam had een vrij zonderling
verschijnsel plaats. In den loop van
den dag hadden Zondag zooveel be
schonken personen in het bureel een
onderkomen gekregen, dat er plaats
gebrek kwam. Met het oog op den
aanhoudenden toevoer, werden toen
diegenen, die het minst beneveld
waren, uitgezocht en naar hunne
woning teruggebracht. Een aardig
denkbeeld zag men Zondag ter ten
toonstelling te 's-Hage in toepas-,
sing gebracht: de bewakers, die in 1
de oude kamers vertoefden, waren
in oude kleedijin de kloostercel
zat een monnik te lezen de trap
ia de eetzaal werd bewaakt door een
ITeeuwschen knecht en een antieke
dienstmaagd liep in de keuken rond
een soldenier paste op de wapenzaal
en een deftige burger zat in den
salon te lezen in «vader Cats», al
leen de kraamkamer was ledig.
Het is merkwaardig, zegt de Arnh.
Ctzoo cavalièrement als de Figaro
met de buitenlandsche gebeurtenis
sen omspringt. Zoo verhaalt het
blad, dat Nederland thans bezig is
het Regentschap te regelen, wat
men geheel vergeten had bij de
regeling van de troonsopvolging, die
onze Kamer zes maanden bad bezig
gehouden. Wie met het Regentschap
zal worden bekleed acht de Figaro
eene ernstige zaak, wegens de be-
geerigheid van zeke duitsche Mo
gendheden in de buurt van Neder
land. De Figaro acht het zeker, dar
de Moeder tot voogdes zal worden
aangewezen en dat er een raad van
voogdij zal worden ingesteld om de
naaste bloedverwanten des Konings,
die allen min of meer Duitsche
vorsten zijn, buiten de zaken van
Nederland te houden. De voor
zitter van den Bredaschen gemeen
teraad heeft bij zijn laatste ziekte
zijn luim niet verloren. Bij de jong
ste vergadering zeide hij o. m.: «Dat
er in Valkenburg banken zouden
komeD, mijnheer Van Hal, stond
reeds van den beginne vast, doch
men kan moeielijk eeu huis meubi-
leeren zcolaDg dat huis nog nief
voltooid is, en zoo ging het ook
met het Valkenburg. Maar het is
waar, we leven tegenwoordig in
een tijd, waarin alles vlug in zijn
werk moet gaan; het einde daar
van is nog al eens dikwijls, dat
men ook vlug op het kerkhof ligt».
Het navolgende droevig voorval
had in de gemeente Elshout (N. B.)
dezer dagen plaats. De 23 jarige
dochter van den landbouwer W. K.
aldaar werd door eene der koeien,
die zij moest melken, in de weide
aangevallen. Het woedende dier viel
op haar aan en stiet haar eene der
horens in den mond en scheurde
de wang tot onder het oog. Het
meisje kwam achterover in een sloot
terecht, nog altijd achtervolgd door
het dier, dat met de voorpooten op
haar sprong, juist toen twee men-
schen, die in den omtrek werkende
waren, kwamen toegesneld en het
geluk hadden de ongelukkige van
de verdere vervolging van het woe
dende dier te bevrijden en haar van
een anders wissen dood te red
den. Zij werd huiswaarts gebracht
en verkeert in smartelijken toestand.
Woensdag was te 's-Bosch
zoo deelt de P. N. C. mede
een zeer zeldzaamnatuurverschijnsel
waar te nemen. In het noorden ver
toonde zich eene waterhoos, ODge-
veer 20 graden boven den horizou,
en verhief zich tot ongeveer 50 gra
den daarboven noordwestelijk. Zelf
donker gekleurd, stak zij sterk af
tegen de veel lichter lucht en kron
kelde als eene slang, naar de veel
donkerder hoogere wolken, waarin
zij zich verloor. Kort daarop ont
lastte zich boven de stad een on-
weder met zwaren regen vergezeld.
Aan den Zevenbergschen Hoek,
gemeente Zevenbergen, is een twin
tigjarige jongeling verdronken. Be
zig zijnde met grasnijden in de
nabijheid van eene sloot, had hij
het ongeluk daarin te vallen, en
werd spoedig daarna zijn lijk op
gehaald.
WETGEVENDE MACHT.
Behalve zijne motie in het belang der
kleine beleeningen heeft het Kamerlid
(Jlerx nog drie amendementen op de Bank-
wet voorgesteld. Het eerste strekt om niet
over te gaan tot de kapitaalsvergrooting,
die den voorsteller van 't amendement niet
gemotiveerd schijnt en z. i. geen ander
resultaat zou opleveren, dan dat de win
sten der Bank over een grooter kapitaal
worden uitgekeerd, alvorens de Staat in
de winst gaat meedeelen.
Het tweede beoogt te doen vervallen de
in de wet verleende bevoegdheid, waarvan
een hoogere rente wet der beleeningeu het
gevolg kan zijn.
En het derde heeft ten doel de krediet
middelen der Bank ook te brengen onder
het bereik van zoovelen, die ze voor uit
breiding van handel en nijverheid t ij cl e-
1 ij k behoeven, doch slechts vaste goede
ren tot zekerheid hunner beleeniug kun
nen aanbieden.
De voorsteller beoogt alleen, een ver
bod te doen vervallen, dat met betrekking
tot de reeds zoozeer gedeprecieerde onroe
rende goederen eene ware onbillijkheid in
zich sluit.
Bij het afdeelings-onderzoek der vier
wetsontwerpeu tot bekrachtiging van pro
vinciale heffingen in Friesland werden door
Fele leden bedenkingen geopperd wegens
de verbooging der lasten, welke daaruit
voor de scheepvaart vooral de binuen-
landsche en in het bizonder voor de
stoomvaart zouden voortvloeien.
Tegen de verhooging der begrooting
van Waterstaat met kosten ten behoeve
van het plaatselijk onderzoek, dat de land-
bouwcommissie in een aantal gemeenten
in elke provincie wenscht in te stellen,
opperden in de afdeelingen der Tweede
Kamer verschillende leden bezwaar. Be
stond aan zulk een onderzoek behoefte,
dan behoorde tot eene enquête de toevlucht
te worden genomen. Van andere zijde werd
den minister in overweging gegeven deze
aanvraag bij de begrootiug voor 1889 aan-
hai gig te maken.
De debatten over de bestendiging van
het monopolie der Nederlaudsche Bank
werden in de zitting der Tweede Kanier
van Donderdag op dezelfde wijze voort
gezet als in die van Dinsd_ag jl. Het tour-
nooi tusschen den heer Doïnela Nieu
we n h u i 8 en de sprekers werd voort
gezet, ofschoon op minder heftigen toon.
Onder de voorstanders van de Staatsbank
schaarde zich ook nu de heer Rutgers
van Rozenburg, evenwel met dien
verstande, dat de Amsterdamsche afgevaar
digde het rijk slechts in den uitersten nood
de Bankverrichtingen wil overdragen.
Deheeren van Baar en Haffmans
waren niet tegen de bestendiging van het
Bankmonopolie. Eerstgenoemde wenschte
dat de minister van Financien, door te
ver te gaan met wijziging, op verlangen
der Kamer, niet de geheele zaak zou doen
mislukkende heer Haffmans trachtte
integendeel den minister voor eventueele
veranderingen toegevend te stemmen.
De felheid waarmede de heer D o m e 1 a
Nieuwenhuis het monopolie had be
streden verknapte in zijn oog de kansen
van dit ontwerp zeer, zoo zelfs, dat ware
de heer Nieuwenhuis aandeelhouder, hij
zijn eigen belang niet beter kon hebbeu
voorgestaan.
De heer van Houten liet zich be
houdens zijne bezwaren tegen enkele on-
derdeelen, vrij gunstig uit over het beheer
van de Bank en achtte verlenging van
haar octrooi gewenscht. Zij toch heeft de
productieve kracht der natie verhoogd,
wat de heer Nieuwenhuis, die de waarde
van den intellectueelen of levensarbeid niet
genoeg erkent, weten kan.
Spreker wil ook de staatsbank liever
hebben, maar wij hebben geen keus en
staan voor bestaande toestanden. Men on
derschat te veel, ook de heer Rutgers, de
moeilijkheden, aan verandering van het
Bankwezen verbonden. Kan men geen
Baukbestuur samenstellen, dat het vertrou
wen heeft van het publiek, wat dau? Welke
credietinstelling zal in de behoefte der
Bank kunnen voorzien Ons geheele oeco-
nomiach stelsel wordt dau aan een crisis
blootgesteld. Er is nooit verandering ge
weest zonder overname van de bestaande
Bank. De staat, richt hij een Bank op,
zou dus de nederlandsche Bank moeten
overnemen, daarbij een geheele crisis pro-
voceerende. En dat zal men doeu voor
een verschil van 4 ton 'sjaars? Dergelijk
luchthartig omspringen met het crediet
zou nndeeliger zijn dau het gemis van
eeuige meerdere winst.
Hij betwist den heer Nieuwenhuis, dat de
aandeelhouders krijgen 10 pet. Spr. bere
kent slechts ruim 7 pet. Hoe kwam de
heer Nieuwenhuis tot dat cijfer? Hij noo-
dïgt hem uit, dit te justificieeren.
Hij zou de verantwoordelijkheid niet op
zich nemen om, naast de tegenwoordige
Bank, eene staatsbank op te richten. Maar
werd aan de Bank de eisch gesteld dat
zij worde overgedragen aan den staat,
spreker is overtuigd dat de aandeelhou
ders hooge eischen zouden( stellen. Hierbij
is geen sprake van inbreng van arbeid en
vlijt, doch vau kennis. Het is niet genoeg
eene zekere som te betalen, bankbiljetten
te laten drukken, een Bankpaleis te laten
bouwen, agenten aanstellen, maar dan heeft
men nog geen bank en het zoo noodige
vertrouwen. Daarop moet men letten bij
het stichten van eene bank.
Als wij eene staatsbank maakten zonder
overname van de ned. Bank, dan zou meu
krijgen een toestand als die van de Rot-
terdamsche bijbank.
Ook wijst hij nog op de politieke en
financieele nadeelen, verbonden aan eene
nieuwe regeling van het bankwezen op
clen voet van eene staatsbank.
Hij vraagt of, wanneer het bankbestuur
zou moeten worden benoemd door een
politiek lichaam als de Tweede Kamer,
de bank dan vrij zou blijven van Pincoff's-
waarden.
Spr. zal tegen de voorgestelde kapi
taalsvergrooting zijne stem uitbrengen, en
meent dat de bank hare volle koopkracht
bij het sluiten van dit contract niet heeft
aangewend.
De minister van Financiën
verdedigde daarop in eene uitvoerige rede
de van zijn ambtsvoorganger in hoofdzaak
overgenomen wetsvoordracht.
Juist met het oog op deu toestand van
ons muntwezen kan niet genoeg gewaar
deerd worden het bezit van eene centrale
credietsinstelling als de Nederlandsche
Bank, die het geheel overziet. In moeilijke
tijden heeft een bank van 200 mille meer
waarde dan twee banken van 100 mille.
De minister is dan ook geen voorstander
van dergelijke kleine banken. Yoor Neder
land, waar zeer veel papier in omloop is,
zouden calamiteiten op bankgebied zeer
nadeelig zijn.
Het stelsel van de staatsbank. Dat de
heeren Yan Dedera en Yan Bylandt
die instelling verdedigden, bevreemdde
hem, hij dacht dat zij er tegenstanders
in het algemeen van waren. De werkzaam
heden, de operatiën van eene staatsbank
zouden eigenaardig medebrengen, dat de
staat een onderzoek naar de belangen van
particulieren en hunne soliditeit zou moe
ten instellen, hetgeen van staatswege een
hatelijk, inquisitoriaal karakter zou dragen.
Nog andere bezwaren somt hij tegen de
staatsbank op, niet het minst de schqn
van partijdigheid en politiek, welke de
staat op zich zou kunnen laden. Dat de
staatsbank meer zou voldoen aan de be
langen van handel en nijverheid dan de
tegenwoordige Bank, kan de minister den
heer Nieuwenhuis niet toegeven, die dit
trouwens zal hebben te bewijzen. Evenmin
acht hij het bewezen, dat do ar de staats
bank meer geld zal komen in de staatskas.
De minister beantwoordt daarna eenige
speciale punten. Over de munt zelve
wenscht hij niet te spreken. Hij meent
dat, ook al verkeerde men thans in meer
normalen toestand, men nog ten aanzien
van de Bank in niet meer veranderde
positie zou verkeeren dan thans. Uitstel,
met het doel om de Bank tot eene be
paalde muntpolitiek te dwingen, acht de
minister niet raadzaam, want de vrees van
de heeren v. Dedem eu v. Bylandt is in
derdaad overdreven.
Ten aanzien van het landbouwkrediet
is ook de minister vrij sceptisch. Hij be
toogt daaraan de voor- en nadeelen.
Omtrent de winstverdeeling refereert de
minister zich grootendeels aan den heer
v. Houten. Hij bevestigt dat het van de
zijde der Bank is uitgegaan om den staat
te doen deeleu in de winsten en citeert
uit een schrijven van deu heer Mees, die
het denkbeeld volstrekt niet verwerpelijk
en niet onbillijk achtte, dat de staat moest
deelen in de winsten vau liet monopolie.
Dat men in 1863 geen winstaandeel aan
nam, schrijft de minister toe aan te ver
gedreven doctrinarisme. De winstverdeeling
acht de minister redelijk en billijk, en hij
doet verder uitkomen, dat de Bank niet
zoo weinig inbrengt als de heer Rutgers
meent.
De waarde van de Bank bij liquidatie
kan veilig gesteld worden op 140 percent,
eu behalve dit brengt zij alles in, hare
zaak, hare clienteele, hare relaliën enz.
Het is dus voor den staat niet van belang
ontbloot het monopolie af te staan aan de
Ned. Bank, dan aan eene andere nieuw
op te richten maatschappij.
Op de vraag, met welke amendementen
de Bank zich kan vereenigeu, kan de min.
niet absoluut antwoorden, evenmin do di
rectie, want de eindbeslissing ligt bij de
aandeelhouders. Eene positieve verklaring
kan hij dus niet geven. Men moet zich
echter bij elke beslissing wèl doordringen
van de verantwoordelijkheid.
De lieer Clerx verklaart, dat hem een toe
zegging, dat de minister ziju invloed zal gebrui
ken om den minderen man door de Bank te doen
helpen, aangenamer zou zijn dan het opdringen
van geld aan den landbouw, dat hij iu zekeren
zin nadeelig acht. Dan zou hij er toe kunnen
komen zijne motie in trekken.
De heer Do me la Nieuwen huis beantwoordt
de verschillende sprekers, Hij verduidelijkt eenige
uitdrukkingen die bij in de vorige zitting ten
opzichte van enkelen hunner heeft gebezigd, ont-
zeide den heer Schaepman het recht om hem de
les te lezen of een hoogen toon tegen hem aan
te slaan.
Hij bleef het Bankmonopolie bestrijden en wijst
er op dat de Bank weinig doet voor den klein
handel.
De heer van Houten wijst er den heer
Nieuwenhuis nog op, dat hij voorlichting in de
sectiën kan vinden, ook omtrent de kwestie van
den strijd tusschen beurs en geweten eu de vrij
heid der Kamerleden, om andere betrekkingen
bij Maatschappijn te bekleeden. Dit laatste was
echter nog geen reden om talentvolle krachten
aan de Kamer te onttrekken. Indertijd heeftde heer
Rutgers de Kamer over de wet over de Kanaal
maatschappij uitstekend voorgelicht, door zijne
betrekking tot die Maatschappij.
Het financieel betoog van den heer Nieuwen-
schreef hij, met of zonder de erfenis, dat komt er bij
mij weinig op aan. Wanneer gij niet uit eigen beweging
tot mij wilt komen, zal ik het voorbeeld moeten volgen
van mijn voorvaderen, de dappere riddersik zal den burcht
bestormen, die u verbergt, en u met kracht van wapenen
wegvoeren.
Met de kennis die ik had van Mary's karakter, bevreemdde
het mij volstrekt niet, toen zij mij een paar dagen later het
volgende antwoord zond om over te schrijven: Indien
Mr. Robbins ooit verwacht gelukkig te zijn met Amy Belden,
laat hem dan nog eens rijpelijk overwegen, of het zaak voor
hem is den stap te doen waarvan hij in zijn laatste schrijven
gewaagde. Hij zou door zulk een daad niet slechts het geluk
verwoesten van haar die hij zegt te beminnen, maar groot
gevaar loopen de genegenheid, die den gelegden band duur
zaam maakt, voor goed te dooden.
Dit schrijven droeg geen datum en was ook niet onder
teekend. Welken invloed het gehad heeft op heiden, kan ik
niet dan gissen. Slechts dit weet ik, dat twee weken later
de heer Leavenworth vermoord in zijn kamer werd gevon
den en dat Hanna Chester, die regelrecht van de plaat?
waar de daad was gepieegd, naar mijn woning kwam, mij
smeekte haar op te nemen en voor ieder verborgen te houden,
ter wille mijner genegenheid voor Mary Leavenworth.
XXXIII.
EEN ONVERWACHT GETUIGENIS.
Juffrouw Belden zat een geruime poos zwijgend in ge
dachten verzonken, onder den indruk, die haar laatste woor
den hadden teweeg gebracht, zoodat voor eenige oogenblik-
ken een sombere stilte bleef heerschen in het vertrek. Ik
was de eerste die den draad van ons onderhoud weer
trachtte op te vatten met de vraag naar eeu meer omstan
dig verhaal van Hanna's onverwachte komst, daar het mij
een raadsel scheen, dat zij hier kon binnenkomen zonder de
aandacht te trekken der buren.
Het was een stormachtige avond, hernam zij,
en ik was vroeg te bed gegaan -mijn ledekant stond
toen in de kamer hiernaast toen ik ongeveer kwart over
éen (de laatste trein naar R... vertrekt te 12,50) een zacht
geklop aan het venster hoorde, dicht bij het hoofdeinde
van mijn bed. In de onderstelling dat een mijner buren
plotseling ziek was gewordeü, en mij om hulp kwam vragen,
stond ik haastig op en vroeg wie daar was. Hanna, het
meisje van miss Leavenworthklonk fluisterend het ant
woord. Laat u mij asjeblief binnen door de keukendeur.
Verschrikt op het hooren van die mij zoo welbekende stem, en
door een zekere geheime vrees bevangen, stak ik in der haast
een lamp aan en liep naar de keukendeur. Is er nog
iemand bij u? vroeg ik. Neen, klonk het antwoord.
Kom dan maar binnenzeide ik met bevende
stem. Maar nauwelijks had zij aan dit verzoek voldaan,
of ik voelde dat mijn krachten mij begaven en ik van
schrik mij nauwelijks overeind kon houden; want zij zag
er zeer vreemd uit, was zonder bagage eu had in haar
verwilderd voorkomen veel van een dolenden geest.
Wat is er, Hanna? riep ik uit. Wat is er ge
beurd? Hoe komt ge hier in dien toestand en op dit uur
van den nacht?
Miss Leavenworth heeft mij hier heen gezonden,
antwoordde zij op den doffen toon van iemand die een les
opzegt. Zij beval mij tot u te gaan en zeide dat -u mij
niet zoudt wegzenden. Ik mag nier niet vandaan en nie
mand mag weten dat ik hier ben.
Maar waarom? vroeg ik bevende en ten prooi aan
duizend vreezen, waaraan ik geen naam wist te geven,
wat ie er dan gebeurd?
Dat durf ik niet zeggen, fluister.e zij, men heeft
mij gezegd, dat ik 't niet mocht vertellen; ik moet alleen
maar hier blijven en mij stil houden.
Wordt vervolgd.)