Ie kl. in driëen zon gesplitst moe ten worden zooals B. en W. vreezen. Dit jaar hebben zich 15 leerlingen op den 8-jarigen cursus aangemeld, als wij dat voor het gemiddelde aannemen, dan wordt de 5-jarige cursus in 8 jaar van 45 leer lingen ontlast. De overige kunnen in tweeën worden gesplitst. Het zou mogelijk zijn met het bestaande personeel toe te komen en met niet al te groote onkosten den toestand gaande te houden. Ik heb nog eenige opmerkingen van minder beteeke- nis. B. en W. geven een lijstje van les uren, maar het heeft mij verwonderd enkele cijfers gevonden te hebben, die ik mij niet kan verklaren, dan alleen hierdoor, dat bij enkelen niet in aanmerking is geno men, dat zij op andere scholen lesgeven,- bij anderen is dit wel berekend. Ik wensch even te verklaren de uitdrukking die ik gebruikt heb en waarop B. en W. zich beroepen n. 1. dat de lesuren boven het onmogelijke zullen stijgen. Ik heb hier het volgende mee bedoeld. In den regel wordt maar 82 uur les ge geven, wordt er meer gegeven, dan komt men tot den toestand dien ik genoemd heb: //boven het mogelijke opvoeren". B. en W. zeggen, dat er bezwaar is zooveel lesuren op een hoofd op te hoopen en ik zal de eerste zijn, om dat bezwaar te erkennen. Toen ik de eer had mijn stuk in te zenden heb ik mij op het standpunt van B. en W. gesteld, maar deinsde terug met het oog op de zeer groote kosten. B. en W. gaan zelf van het standpunt uit, dat men niet te veel lasten leggen mag op de schouders der leeraren. Zij willen dat dezen geven gemiddeld 25 lesuren. Past men dat toe, dan moet men veel wijzigen en veel sub sidiaire leerkracht aanschaffen. Men zou dan hulp moeten geven in geschiedenis, fransch, duitsch, plant- en dierkunde, aard rijkskunde. Men kan bij deze leemte op verschillende wijze te werk gaan. Men kan meer leeraars benoemen, dat is zeer kostbaar, men kan ook vakken ver eenigen en dan daarvoor een leeraar be noemen. Zulke leeraars zijn niet talrijk en men moet ze hooger betalen dan volgens den tegen woordigen maatstaf aan de H. B. S. Als men dat doet, moeten ze aangesteld worden op hooger traktement. Wat volgt daaruit? Men komt in groote moeilijkhe den tegenover het bestaande personeel, doordat de nieuwe hooger traktement, de anderen een lager traktement genieten. Het zou hard zijn als de nieuwe collega's met al de voordeelen heengingen en men zou vanzelf moeten komen tot vermeerdering van alle traktementen en dus de kosten der school nog veel hooger maken. Ziedaar wat ik meende in het midden te moeten brengen. Het stelsel van B. en W. heeft zijne goede zijde, maar zal veel meer dan mijn stelsel van de financieele kracht der gemeente eischen. Von Reeken. Ik zou gaarne een en ander willen refuteeren. Ik zal trachten op het kardinale punt te wijzen. De heer Huet beweegt zich in gedachten om het idee, zich te behelpen met het aanwezige aantal leeraren. Hij wil uit een financieel oogpunt, dat niet meer leeraren werden aan gesteld. Ik hoor tevens tot mijn verbazing dat die vierde klasse niet gesplitst is? Ja,wie heeft dat dan beslist? De directeur zelf op eigen hand? hebben de heeren leeraren geweigerd! heeft de comm. het gezegd De heer Huet zegtin geschiedenis en natuur kunde was het niet noodig. Het kon voor teekenen, plant- en dierkunde, fransch en engelsch, daaruit volgt, dat het niet plaats heeft voor duitsch en nederlandsch. Bij de splitsing komt de leeraar in het duitsch van 24 op 26 en die in het nederlandsch van 22 op 24 uur. Het kon dus gemakke lijk. Waarom is dat niet gebeurd? Nu zegt de heer Huetde leeraren kon den dat niet doen. Dat is mij niet duidelijk. De verhouding van het aantal leeraren hier tot andere plaatsen is onjuist weergegeven. Yerhooging van enkele leera ren zou verhooging van alle tengevolge hebben. Op het oogenblik zijn er geen termen voor traktements-verhooging, naar mij dunkt. Als alleen de directeur en de leeraren een klasse moeten splitsen, geeft men hun de beurs der gemeente in han den. De splitsing in 3 afdeelingen, als het aantal leerlingen boven 60 is, geschiedt nergens, althans zeker niet te Amsterdam. Daarin heeft de directeur zich vergist. Waller. Het is een moeilijk geval, omdat hier is een toestand van overgang. Het aantal leerlingen is zoo groot, dat het moeilijk is zoo voort te gaan, en toch niet zoo groot, dat het noodig is een dubbel aantal leeraren aan te stellen. Mogelijk is het, dat over een paar jaar minder leerlingen komen en als wij dan een dubbel stel leeraren hadden benoemd, zou den wij de gemeente hebben benadeeld. Toch voelen we dat het moeilijk gaat den toestand te bestendigen, ik voel in theorie wat voor het voorstel van B. en W., maar het bezwaar van den heer Huet weegt zwaar bij mij. In het concept-besluit van B. en W. wordt niets gepreciseerd, maar toch ligt er in meer leeraren aan te slel len. Dat is een sprong in het duister om dat wij niet weten, hoeveel leeraren wij moeten aanstellen. Als ik het goed begrepen heb wil de heer Huet een nieuwe regeling hebben, dan komt men bij toename van het aantal leerlingen toch tot de nood zakelijkheid het aantal leeraars te vergroo- ten. Daarom dunkt mij is er een uitweg: over te gaan tot een regeling der jaar wedden aldus: aanstelling op f1800, op klimming in een zeker aantal jaren tot f 2400 met dien verstande, dat elk lesuur boven de 24 afzonderlijk wordt betaald. Dan zoudegewen8chte evenredigheid ontstaanzijn tusschen de leeraren aan het gymnasium en die der H. B. S., en zou men ook met een gerust geweten het aantal lesuren kun nen verhoogen, omdat de leeraar er voor betaald werd. Moest men dan een dubbel stel leeraren hebben, dan zouden vanzelf de jaarwedden der andere dalen. Er is wel bezwaart dat zijn de wisselende wed den. Staan de directeur en de leeraren ver der niet te hoog, dan dat men hen wan trouwen moet in zake de splitsing der klassen Huet. De heer von Reeken verbaast zich over het feit dat de 4e kl. niet is gesplitst en vraagt aan wien toe te schrij ven is de tegenwoordige toestand. De comm. heeft daaraan geen schuld. Gerui- men tijd heeft de directeur gecorrespon deerd met B. en W. over de maatregelen, om die beslissing mogelijk te maken. Die beslissing hebben B. en W. nog altijd niet genomen en daarom is de splitsing nog niet geschied. Splitsing is steeds een zeer lastig werk. De heer von Reeken heeft voorts mijn stuk geheel misverstaan. Al wat ik gezegd heb, steunt op dit beginsel: Het toenemend aantal leerlingen eener school, moet sterk in aanmerking genomen worden bij den toestand van een leeraar. Indien zich de 2 dingen gezamenlijk voor doen, dat het aantal lesuren stijgt en dat der leerlingen toeneemt, wordt de positie van de lteraren zeer verzwaard. Dit is hier in Haarlem het geval. Na eene uitvoerige repliek van den heer von Reoken, wordt de beslissing over deze zaak wegens het vergevorderde uur tot de volgende zitting uitgesteld. Ter drukkerij van "Haarlem's Dagilad

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1888 | | pagina 6