NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. Blanken en Zwarten. 6e Jaarg'ang. Donderdag 18 October 1888; No. 1624. HAARLEM'S DAGBLAD AB0HE2IENTSPRIJS: Voor Haarlem, per 3 maanden/1.20. Franco dooi het geheele Rijk, per 3 maanden. -1.65. Afzonderlijke nummers- 0.03. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bureau: Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem, Telefoonnummer 122. ADVERTENT1EN: ▼an 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 cent G-roote letters naar plaatsruimte. Bij groote opgaven aanzienlijk rabat. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze agenten en door alle boekhandelaren, postkantoren en courantiers. Itflrecteuren-Ultgevers J C. PEEREBOOM en J.|B. AVIS. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Generale de Publieite Etrangère G. L. DATJBE Co., JOH. T. JONES, Suer., Parijt, 31btx Faubourg Montmart*-e. STADSNIEUWS. Haarlem, 17 October. Hier ter stede is op Degen en vijftigjarigen leeftijd overleden de heer A. van Vloten, lid der bekende bankiersfirma Van Vloten en Gys- selaar te Amsterdam. Tot onderwijzer aan de christelijke school in de Antoniestraat, hoofd de beer A. Verborst, is benoemd de beer Jan van der Sluis van Westmaas. De namen der sprekers, die dezen winter in de bijeenkomsten van de afd. Haarlem van den Nederl. Pro testantenbond zullen optreden, zijn in ons verslag niet nauwkeurig ver meld. Het zijn de heeren van Hille, Beyerman en professor Knappert. Maandagavond gaf de letterlievende *er- eeniging WJ. J. Cremer" een tooneelvoor- stelling te dezer 3tede. Het gold hier niet minder dan eene opvoering van het veel geprezen drama //Galeoto" van José Echoga- ray, uit het spaansch door J.H. Rössing. Dit is een tendenz-drama bij uitnemend heid een krachtig protest tegen den laster. Reeds in de eerste scènes tusschen Don Manuel, een bejaard maar krachtvol man, zijn jong vrouwtje, Donna Julia en hunnen jongen vriend Ernesto, een zoon van Don Manuel's weldoener en door dezen in zijn huiselijken kring opgenomen. Reeds in de eerste gesprekken hoort men van verre het kriekende kriekske, dat overal gehoord en nergens gezien wordt. Als eene schui felende slang nadert de laster de drie hoofd personen, die vredig te zamen leefden en bedwelmt hen onbewust door zijn giftigen adem. Men vraagt: Wat doet die Ernesto? Is hij een broeder, een neef of wat ook van Don Manuel? Of van zijn joDg vrouwtjeP Niet? En //men" glimlacht. De slang sist in 't verborgen en het is Ernesto zelf, die het eerst zijn nadering bespeurt. Al luider en luider worden de geruchten en al drukkender en drukkender begint de door stille verdachtmakerij bedorven at mosfeer op hen te wegen. //Men" de on tastbare en onzichtbare krijgt eindelijk vorm en gestalte in Donna Mercedes, de vrouw van Don Manuel's broeder Don Severo, die in onzekere en slechts voor een gemoed, minder onbedorven dan dat van Donna Julia doorzichtige termen op hare verhouding tot Ernesto wijst. De slang heeft gebeten en het gift van het wantrouwen doet onbewust reeds zijn wer king. Het kan niet baten, dat Ernesto een einde maakte aan wat hij reeds noemt, zijn scheeve verhouding tot zijn bejaarden vriend en diens jonge vrouw. //Men's" fluis teren gaat in spreken over. Eindelijk meent Ernesto zich te kunnen wreken. Een jonge graaf Leeft een toespeling gemaakt op zijne verhouding tot de vrouw zijns vriends; hij slaat hem in 't gezicht, hij zal met hem duelleeren. Intusschen komt Don Manuel Ernesto bezoeken, hem tot zich terugroepen, als wilde hij door een daad van vol ver trouwen de stem van wantrouwen, die in bem fluistert al luider en luider, tot zwij gen dwingen. Nu hoort hij van het voor genomen duel, zoekt zelf den beleediger zijner vrouw op en wordt in een tweege vecht door dezen gewond. Intusschen is Donna Julia hem gevolgd, als gedreven door duistere vermoedens, verneemt, dat Ernesto om haar duelleeren zal, zoekt hem terug te houden en houdt hem werkelijk zoolang terug tot de tijd verstreken is. Men hoort stappen naderen. //Van hierl" z/Maar waarom De stem van het wan trouwen evenwel spreekt reeds zoo sterk, het door den laster gewekte ongeloof in elkander werkt reeds zoo onbewust-hevig, dat Donna Julia iuplaats van met open vizier al wat komen mocht in 't gezicht te zien, vlucht in den alkoof. De deur der kamer wordt geopend, Don Manuel wordt binnengedragen. Hij moet dadelijk te bed worden gelegdmen draagt hem naar het alkoof.... Ernesto verzet zich hardnekkig tegen deze maatregel; dit wekt achterdocht, Don Severo treedt den alkoof binnen en Donna Julia wordt ontdekt.... Zoo leent het onverbiddelijke noodlot den onverbid- delijken laster de hand. Zelfs de doodelijk gewonde Don Manuel gelooft nu aan hunne schuld. Zelfs Donna Julia begint Ernesto te wantrouwen. Zoo wast de ach terdocht als een woekerplant, die de levens sappen van liefde en vriendschap tot zich trekt met gulzigheid, zoo trekt de laster al nauwer en nauwer zijn tooverkring om hen en waar zij beproeven er buiten te treden, waar één stap voldoende schijnt om de duivelsche bezwering op te heffen, daar treedt de wereld hen te gemoet mei zijn medelijdend-spottendeu glimlach en wijst hen terug om de oorzaak zelf van hun ongeluk: dat zij door haar belasterd zijB. Zoo sterft eindelijk Don Manuel, vloekende zijn vrouw en in 't gezicht slaande zijn besten vriend en bet is slechts de uiterste schakel in dezen, door den laster gesmeden onheilsketen, wanneer ten laatste gebeurt, wat de kwaadsprekende wereld gewenscht heeft: dat Ernesto de jonge vrouw tot de zijne maakt, niet uit kracht van hun liefde, maar uit kracht van hun beider groot oDgeluk. In deze onnatuurlijke daad uit zich het bittere wraakgevoel tegen de meedoogenlooze wereld, die vertreedt, wat haar voor de voet komt; hier verscheurt met éénen ruk de van ingehouden veront waardiging bevende hand het benauwende rag harer conventies. Met meesterhand heeft Echégaray in een rij van aaigrijpende en logisch uit elkan der voortvloeiende tafereelen dit aangrij pende slot voorbereid. Men ziet hem kam pen tegen het wantrouwen, de goedhartige Don Manuelmen voelt hen lijden en strijden, zijn jong vrouwtje en zijn jonge vriend. Men ziet ze worstelen, deze drie tegen de slang van den laster, die inden beginne heimelijk sissend nadert, hen om singelt, hen omvat en in telkens nauwer in immer knellender bochten hen omkron- kelt. Er gaat een smartelijke angstkreet uit hen op als uit de groep van Laokfton. Veel van het aangrijpende in Galeoto" kwam bij de vertolking tot zijn recht. Don Manuel behaagde ons vooral voor zijn ver wonding en Donna Julia over 't ge heel wel. Wanneer wij ons tegenover haar eene opmerking mochten veroor loven zou het deze zijndat zij hier en daar een weinig meer verscheidenheid van toon in haar wijze van zeggen mocht brengeneen zekere eentonigheid in haar voordracht viel soms niet te miskennen. Hetzelfde was op te merken bij Ernesto, die zich evenals zij over 't algemeen voors treffelijk kweet van zijn taak. Beide ble ken het best in hun kracht, wanneer het gevoel zich meer in handelen dan in zeg gen moest openbaren. Door eenige welge kozen gestes wist Ernesto van tijd tot tijd kracht bij te zetten aan zijn woordeD, waarvan de toon ons in het voorspel wel een weinig hard en forsch toescheen voor een gevoelig en dichtend jongeling. De uitvoering der rollen van den tweeden rang: die van Donna Mercedes, Don Se vero en Miguel verdient een woord van lof, vooral die der eerste. Over 't geheel mag de vertolking van Galeoto voortref felijk geslaagd heeten en het moge als een blijk worde aangezien van de bizondere belangstelliug, waarmee wij haar volgden, dat wij ons eenige opmerkingen van on dergeschikten aard hebben veroorloofd. Met de opvoering van yüe Moord in de Plantage", waar-ij men zich eenige oogenblikken vroolijk kon maken over het Daberouw en de zielsangsten van Krakeling en van Bommel, die zich op den morgen na een eenigszins woeligeu nacht schuldig denken aan de moord van een water- en vuurvrouw met deze rroolijke fransche klucht van Labiche werd deze welgeslaagde voorstelling besloten. Zaterdagavond, kwartier over tie- n, werd te Lisse een zeldzaam voorkomend natuurverschijnsel, een maan-r egenboog, waarg enomen.Ter- wijl er bij eene weinig bewolkte lucht wat regen viel en de maan zich niet ver boven den horizon verhiefvertoonde zich aan den noordelijken hemel een zwak ge tinte regenboog. Het verschijnsel duurde slechts twee minuten. LETTEREN EN KUNST. Bij den heer Tj. van Holkema zullen een reeks etsen verschijnen uit particu liere kabinetten. De uitgave draagt ten titel //Oude Kunst." Aan den kunstschil der Wilm. Steelink is 't werk opgedragen, terwijl de heer J. E. Yan Someren te Am sterdam er een toelichtende tekst bij zal voegen. De eerste afleveringen zullen etsen bevatten van schilderijen van RembraBdt, Nic. Maes, J. Ruysdael, A. Cuyp, Jan Steen, A. Van Ostade, G. Metsu en A. Brouwer. Een keurig gedrukte prospectus, voor zien van een mooien kop van Rembrandt, is door den uitgever verspreid. Sarasate zal, naar het //Handels blad" meldt, te 's Bosch in December a. 6. medewerken op een uitvoering van de 's Hertogenbossche Zangvereeniging. Inhoud Hollandsche Lelie No. 16, 2e jaarg.: Hoofdartikel. Vor men. Letterkundige sprokkelingen. Russische Martelaren. Berichten. Recepten. Roman. Correspondentie. Weekkalender. RECHTSZAKEN VERVALSCHING VAN BRANDPOLI8SKN. In haar zitting van heden heeft de 5e kamer der arrondissements-rechtbank te Amsterdam, uitspraak gedaan in de zaak van den assurantie bezorger v. d. Aa, beschuldigd van het verval- schen van brandpolissen. De rechtbank, overwe gende dat niet ter terechtzitting van eenige benadeeling van den geassureerde Frohman ge bleken waB sprak mitsdien den beklaagden vrij. Hl N N K N I A N I). Hedennamiddag te 3 ure hield de Tweede Kamer eene open bare vergadering. Nopens het bericht in de Javabode over hooger pensioen, den heer Pijnacker Hordijk toege zegd, alsmede een pensioen voor zijn echtgenoote zegt de Tijd «Wij meenen de juistheid hiervan ten sterkste in twijfel te mogen trekken.» Het bericht van het over lijden van prof. Schleyer blijkt voor barig geweest te zijn. Op een vraag daaromtrent kwam het volgende antwoord in: «Sol Schleyer datuval Volapüka no nogo edeilom», hetgeen beteekent: «De heer Schleyer, uit vinder van het Volapük, is nog niet dood». Het bestuur van de V e r- eeniging tot stichting van een toe vluchtsoord voor*— in den drank verslaafden heeft zich, naar prof. Van der Lith in het Ut. Dagbl. mededeelt, in de vorige week gecon stitueerd. Het bestaat uit vijf leden en zal later op zeven gebracht worden. Alvorens tot verdere organisatie over te gaan en een nader beroep te doen op de veelzijdig toegezegde hulp, heeft het bestuur gemeend, met een uitgewerkt plan te moeten gereed zijn, waartoe thans de noo- dige stappen gedaan wordeD. Het bestuur hoopt dat nog deze maand zijne plannen hekend gemaakt, de plaatselijke commissies benoemd, circulaires verzonden en bijdragen gevraagd zullen kunnen worden. In de Sport komt een uit voerige beschrijving voor van den wedrit te Hoofddorp (Haarlemmer meer) gehouden tusschen een wiel rijder (den heer Scheltema) en den bekenden hit van den heer De Jong. 't Blijkt daaruit, dat Scheltema bi zonder hard heeft gereden en niet alleen het vastelandsrecord met niet minder dan 1 minuut en 10 seconden heeft geslagen, maar zelfs 14 secon den binnen het mereld-record is Naar wij gehoord hebben al dus besluit de Sport heeft de hit-eigenaar andermaal een uitda ging gericht tot de wielrijders over eiken afstand tot zes kilometer. Wij zoudeD (behalve Scheltema) geen wielrijder aanraden het te probeeren, tenzij Huysser uit zijn winterslaap ontwaken wil en gelooven dat geen enkel ander ned. wielrijder op 't oogenblik eenigen kans heeft van zegevierend uit dien strijd te voor schijn te komen. Indien zelfs Schel tema of Huysser het aanneemt, kon den wij den roem van 't stalen wiel wel eens overleven, in aanmerking genomen dat de hit bij aankomst nog zoo frisch was als een hoen, 't geen niet gezegd kan worden van Scheltema. Te Beverwijk is overleden de heer J. F. A. M. Janssen, sedert 1866 deurwaarder bij de arronais- 8ements rechtbank te Haarlem en bij het voormalige kantongerecht te Beverwijk. 3F"S3'£J2;XjXjiEi'!J7«3> KT. Een verhaal uit den ameriiaanschen burgeroorlog. 52) XXIXe HOOFDSTUK. EENE WIJEPLAATS. Zeg niet, dat gij haar niet gezien hebt, mr. Penn, gij zult mij daarmee dooden; ik kan haar niet missen! En de oude arme trouwe man vertelde al snikkende de ge schiedenis hoe Virginia was verdwenen, en hoe hij bij het ontdekken van den boschbrand, haar was gaan zoeken, en nauwelijks geweten had, waar hij al dien tijd geweest was. Zeg nu niet, dat gij niets van haar weetzeg het niet Ik zal u zeggen wat gij wilt dat ik zeg, Toby; maar gij moet mij eene keuze laten. Zeg dan dat gij haar gezien hebt. Ik heb haar gezien, herhaalde Penn. O, God zegen u, mijnheer Penn. En is zij veilig? Zij is veilig, zeide Penn lachende. Goddank! En Toby, weenende van vreugde, kuste herhaaldelijk de hand van den jongeling. En weet gij waar zy is? Ja Toby. Sta nu op, en kniel hier niet op de rotsen en dat in den regen. Ja. maar zeg nu ook dat gij haar en mijn ouden meester in veiligheid hebt gebracht, en dat gij mij naar hen zult brengen, en dan zuilen de hemel en de oude neger u zegenenzeg nu ja, mijnheer. Heb ik u dan beloofd, dat ik alles zeggen zou, wat gij maar wildet? Ja, ja, dat hebt gij, mijnheer Penn, zeide Toby op zegevierenden toon. Dan veronderstel ik, dat ik het moet zeggen. Cudjo deze naderde hen juist op dat oogenblik, Cudjo, hier is uw vriend Toby, die zijn meester en juffrouw Virginia wil gaan bezoeken. Wat moet hij hier doen? vroeg Cudjo norsch. Er zijn hier reeds veel te veel menschen. CudjoI gij kent den ouden Toby toch wel? zeide Toby zoo zacht en verzoenend mogelijk. Volstrekt niet! Cudjo maakte een verachtelijk ge baar. Ik wenschte, dat gij mijlen hier vaDdaan waart. Wel, Cudjo, herinnert ge n den ouden Toby niet Ik heb u onlangs nog ontmoet. Ik herinner mij er niets van. Gij waart het, die toen mijn venster binnenklom, om de kleeren van mijnheer Penn te halen. Herinnert gij u dat niet meer? En Toby kon zijne edele verontwaardiging niet langer verkroppen, ofschoon hij nog steeds met slaaf- eche onderdanigheid tegen Cudjo opzag. Penn begaf zich aehter de rots en wachtte tot de woor denstrijd zou zijn geëindigd. Hij was er van overtuigd, dat Cudjo niet zoo boosaardig was, als hij voorgaf te zijn, maar daar hij in de gegeven omstandigheden een zeer invloedrijk man was, wiide hij dit zooveel mogelijk doen uitkomen. Uw meester met zijne dochter worden goed verzorgd, en daar zij in mijn huis zijn, is er voor u geen plaats. Gij hebt er ook niets noodigl hij keerde hem den rug toe. Er niets noodig hebben, Cudjo? Weet gij wel, wat gij daar zegt? Waar mijn oude meester en Virginia zijn, daar is de oude Toby noodig. Zij kunnen buiten mij niet leven. Ik moet mijn ouden meester verplegen. Gij denkt niet na, Cudjo! Praat gij van verplegen, als Pomp er bij is? Pomp, wat kan Pomp doen? Ik zou hem niet ver trouwen om zelfs eene zieke kip op te passen. In zijne opgewondenheid zeide Toby alleswat hem voor den mond kwam. Zoo, heeft hij mr. Hapgood dan niet verpleegd? Weet gij daar niets meer van? Toby was voor een oogenblik verbluft, maar hij herstelde zich spoedig en zeide: Hij mijnheer Penn beter gemaakt? Hij heeft niets voor hem gedaan. Ik heb hem het eerst verpleegd, dat is een feit. O wat een domme negerzeide Cudjo. Daar is mijnheer Hapgood zelf, laat hij er over beslissen. Gij hebt beiden gelijk, zeide Penn. Toby heeft mij goed verpleegd, en ik ben er hem nog altijd dank baar voor. Nu, wat heb ik gezegd I zeide Tohy.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1888 | | pagina 1