Os Duivel en de Koetsier. GEMENGD NIEUWS. crediet van f5000 voor mogelijke uitbreiding van personeel voor de behandeling van spoorwegzaken zoo noodig kon daarvoor een sup- pletoire aanvrage gedaan worden. Ook nu rezen klachten over het gebrek aan zuinigheid bij de Wa terstaatsambtenaren ernstig drong men aan op eene nieuwe Water staat-organisatie met afsnijding der weelderige wijze van werken. Zou ook het aantal ingenieurs niet kun nen worden verminderd f Men wenschte te weten of ook deze minister nog ejn bedrag van 15 millioen noodig acht, evenals in 1884 zijn voorganger, om den Rot- terdamschen Waterweg te doen be antwoorden aan de eischen. Vrij algemeen sprak men zijn ver wondering uit over den tragen gang van het Merwedekanaal, wat aan gaat het vak N gtevechtUtrecht, in weerwil van de aansporing tot bespoediging. Men vroeg opheldering omtrent het tijdstip van het aan hangig maken der gedingen tot ge rechtelijke onteigening: meer nauw keurige mededeelingen werden ver langd omtrent den loop der onder handelingen met de waterschapsbe sturen. Het hooge bedrag der aanlegkosten al 20 millioen wekte tot het donker was en er iemand in 't gezicht kwam met een bizon der fraaie bontmuts op. Dan, ter wijl de koetsier zijn paard in galop deed gaan, boog de dief voorover, greep de bontmuts van den voor bijganger en was in een oogenblik uit het gezicht. Ten laatste liep hij in den val, want een Tartaar, die van hem had gehoord, ging op een avond uit met een bontmuts, die hij stevig had vastgemaakt en toen de dief daar naar greep, pakte hij hem bij den pols, slingerde hem uit de drosky op de straat en gaf hem zulk een pak ransel, dat ieder deel van zijn lichaam, zoo zacht was als <kaeha> (boekweitpap). Maar dit was nog niet alles. Want nu liepen er geruchten van menscheu, die naar avondpartijen gegaan, nooit terug waren gekomen van koet siers die in het bezit waren van prachtig bont en zijden kleederen, waarvan zij de herkomst niet kon den zeggen van lichamen die ouder het ijs in de kanalen waren ontdekt en andere verhalen van dat soort, tot er ten slotte een al- gemeene paniek ontstond, en geen dame na donker alleen uit durfde gaan. Zooals gij kunt begrijpen, be groote verbazing, temeer omdat ver- gounen deze zaken, toen zij het leden jaar het totaal op 15 millioen onderwerp van alle gesprekken in was geraamd. do stad werden, ook hun intrede te Men vroeg welke houding de j doen aan de officierstafel en na Regeering zou aannemen tegenover eenigen tijd werden zij een geregeld de duitsch-nederi. maatsch. die Rijn, twistpunt onder ons. Dc meeste jon en Schelde langs de Noordervaart geren en ik moet u bekennen, wenschte te verbinden, een werk, dat men niet in 's lands belang achtte, maar veeleer als een bevoor rechting van Antwerpen beschouwde. In overeenstemming met den heer De S uers wees men op den in- en uitwendig zeer onooglijken toestand van de ridder- of z. g. loterijzaal op het Binnenhofeene restauratie werd hoogst wenschelijk geacht, mits voor af aan de Kamer een betrouwbare raming der kosten werd overgelegd. Ook de restauratie van de oude zaal der gecomitteerde Raden en het z.g. torentje bij het dep. van Binnenl. Zaken werd zeer wenschelijk ge acht. Uitbouw van de Kon. Biblio theek scheen zeer noodig. Overbren ging van het munt- en penningka binet var, 'sGravenhage naar Leiden werd door sommigen gewenscht. Ook nu hadden vele leden bezwaar tegen verbouwing van het dep. van Ma rine; zij achtten die, evenmin als verleden jaar, noodzakelijk; ande ren waren wel geneigd hun stem daaraan te geven, in bet vertrouwen, dat daardoor zou worden te gemoet gekomen aan het gemis van ge noegzame ruimte. sDeu vorigen winter was ik in Sint Petersburg,» verhaalde een rus- sisch officier en ik had er een uit stekend leven. Daar kan men ge noegens smaken 1 Alle avonden gmg ik uit bals, diners, opera's, het fran-che theater, en wat niet al! Nu moet ik u vertellen, dat er juist omstreeks dien tijd veel ge sproken werd van straatroof. Dat is nu des winters wel zoo vreemd niet, maar toen scheen het of er een roof-epidemio was uitgebroken. Een was er, die er eea geregeld systeem op na scheen te houden. Hij nam gewoonlijk een «izvoshtchix» (huurkoets) en beval den koetsier iangzaam door de straten te rijden dat ik er zelf ook toe behoorde lachten om de geheele historie en zeiden dat het niets anders was dan een grap, om lieden, die niet beter wisten, om den tuin te leiden maar de ouderen schudden het hoofd en zeiden, dat zulke dingen meer voorkwamen. Er was zeiden zij wellicht een groot deel over drijving bij deze geschiedenissen, maar niettemin beweerden zij dat zij plaats hadden en men er zich niet met een lachend gelaat van kon afmaken. Toen eens op een avond het ge sprek nog al tamelijk hoog was geloopen, zeide de oudste niajo ir, een veteraan, die den geheelen Knm oorlog bad medegemaakt, op kalmen toon«Gij znlt niet eerder geloof echeoken aan deze dingen alvorens gij er zelf een staaltje van hebt beleefd». En zoo geschiedde hst, zooals men zal vernemen. Dien winter werden er bizonder veel gemaskerde bals in St. Peters burg gegeven en nu houd ik nergens zooveel van als van zulke bals. Talrijke malen ging ik er heen en wist altijd een costuum te kiezen, dat het mijne vrienden onmogelijk was, mij te herke nen, ofschoon zij er allen waren en bet veroorzaakte natuurlijk niet weinig vroolijkheid, wanneer ik den volgenden dag ver telde, wat zij in mijne nabijheid hadden gezegd. Een dag na nieuwjaar was er een groot gemaskerd bal bij prinses P. en eenigen der onzen waren uit genoodigd, waaronder ook ik. Wij hadden een recht prettigen avond en bet was eerst tegen twee uur den ongezelligsten tijd dien ik ken dat ik naar huis gmg. Nu zal ik u zeggen, dat ik juist in het bezit wan van een nieuwen «shoob» (bonten mantel) een zeldzaam prachtig stuk, zacht als fluweel,waarin ik mij geheel wikkelde, zoodat ik met mijn bonten muts en kraag tegen iedere russiscbe koude was bestand. Maar ongelukkigerwijze schijnen ook andere lieden een voorliefde voor goed bont te bezitten en toen mijn koetsier zijne oogen op bet mijne had laten vallen dat tus- schen twee haakjes minstens een honderd vijftig roebels waard was zag ik ze glinsteren als kolen vuur. Juist op dat oogenblik schoot mij de waarschuwing van den ouden majoor te binnen, dat Btemde mij erg onaangenaammaar ik lachte er om, stapte in de slede en voort ging bet. Er waren twee wegen naar mij ne woning een nog al lange, maar die door tamelijk drukke stra ten ging, de andei eenigszins korter maar die liep langs groote onbe bouwde terreinen in het meest een zame gedeelte van de geheele stad. Ik h eid het er voor dat mijn voer man den eersten weg zou kiezen en daar ik nogal vermoeid was si ep ik in voor ik kon zien wat hij deed. Plotseling hieldhij stil en wekte mij. «Wat wilt ge?» vroeg ik voor gerende erg verschrikt te zijn. «Slap uit», zeide hij, «oogenblik- kelijk», en hij sprong van den bok en greep mij aan. Voor ik verder ga, moet ik u vertellen dat de vermomming, welke ik dien avond had gekozen, die was van een duivel horens, staart, een zwart gezicht, vurige oogen en wat er meer bij hoortinderdaad, ik zag er huiveringwekkend uit. Toen de kerel mij aanpakte, stapte ik tamelijk bedremmeld uit, alsof de schrik mij geheel had overmees terd. Hij greep mijn mantel bij de kraag en trok hem open, mijn muts viel op datzelfde oogenblih op den grond en daar stond ik, in al mijne vreeselijkheid, zoo grimmig als een duivel, met fonkelende oogen en een gelaat zoo zwart als kool. Nooit zag ik iemand zoo schrikken als mijn aanvaller. Een oogenblik stond hij zoo stijf als een paal, zijne oogen puilden uit zijn hoofd; toen gat' hij een gil, dien men een uur ver moet hebben kunnen hooren en plot 1 daar lag hij plat op den grond ais een doode en ik zat op den rand der slede en lachte dat ik schudde. Ik had echter meer te doen, dan daar te zitten lachen en zoodia ik weder adem kon scheppen, klom ik op den bok der slede en reed zoo snel ik kon naar het naaste politie bureau. Toen ik daar in mijn dui- velskoatuuin aankwam, veroorzaakte ik niet weinig ontsteltenis, maar spoedig was de zaak opgehelderd eu toen ik het gebeurde mededeelde weerklonk er een gelach dat de kamer er van dreunde. De beambte, die proces-verbaal opmaakie, kon nauwelijks schrijven van bet lachen eu toen de schurk achtige kuets.er werd binnenge bracht en uiij daar weder zag m- mijn gehoornd hoofd en de groote vuriare oogen, die op hem waren ger.cbt, en het schaterend gelach der aanwezige politiemannen hem in de ooren klonk, werd hij opnieuw door een vreeseiijken angst aange grepen en zoDk nogmaals bewus teloos ineen. Ik wilde den armen drommel, na den schrik dien ik hem op bet lijf had gejaagd, niet hard vallen, maar liet bet verder aan de politie over, die er voor zorgde, dat hij zijn gerechte straf niet ontging. Maar van dieu dag af ontving ik van mijne kameraden den naam vantlzvoshtchikoff strakh»(de schrik Op bet werklieden-con- gres te Londen is Donderdag de heer Van Asdonck, van de neder- landscbe kleedermakersvereenigiDg, tot voorzitter der buitenlandsche af- deeling gekozen. De algemeene voorzitter, de heer Anseele, voerde in de middag-bijeen komst bet woord en ontvouwde de middelen waardoor men tot de ves tiging eener groote internationale vereeniging zou kunnen geraken. In de namiddag-zitting deed de heer Costalini, de italiaansche ge delegeerde, de behoefte uitkomen aan eene bizondere propaganda in Italië. Hij hoopte, dat de Eogelschen de Ital'anen zouden helpen in hun streven om zich van den druk van sommige wetten en bepalingen te verlossen. Zoolang de Italianen zich onderworpen toonden aan bet kapi taal, zouden zij slaven blijven. On kunde was het voornaamste strui kelblok voor den vooruitgang der werklieden in Italië, waar 80 percent hunner van onderwijs verstoken zijn. De heer Fortelh verwonderde zich over de ellende, welke te Londen heerscht. Hij zeide, dat de werkende klassen vooral te lijden hebben van de groote machinerieën, waardoor de kapitalisten bet werk goedkooper krijgen. Indien de werklieden niet den moed hadden om te gaan vech ten of te dooden, konden zij althans den arbeid staken. Dan zouden zij zien wat er van den rijkdom en de welvaart der kapitalisten terecht kwam. Als het groote hulpmiddel tegen de algemeene ellende werd een algemeene werkstaking genoemd. Twee kappersbedienden te Charenton begaven zich Woens dagnacht omstreeks één uur naar huis, toen zij op straat, achter een kerk, een vrouw vonden badend in een plas bloed. Beiden herkenden haar dadelijk voor de echtgenoote van den banketbakker Morelle, die niet ver daar vandaan woonde. De ongelukkige had een diep gat in het voorhoofd, veroorzaakt door een revolverkogel en was blijkbaar stervende. Terstond werd de commissaris van politie gewaarschuwd, die zich naar den winkel van Morelle begaf waarin ondanks het nachtelijk uur nog licht brandde, terwijl Morelle rustig zat te lezen. „Ga spoedig mede," zeide de commissaris, „uw vrouw ligt daar ginds gevaarlijk gewond." Hij stond op en volgde den arnbte naar naar het politie bureau. Hij toonde geen ontroering maar zeide alleen: „Ja, bet is mijn vrouw, ik heb haar sedert van avond 10 uur niet meer gezien; zij zal een onge luk hebben gekregen, wij hadden ongenoegen.» De commissaris liet Morelle ver trekken en de stervende overbren gen naar het hospitaal St. Antoine, toen hij bij het doorzoeken van bare kleederen eene revolver vond, waar mede de misdaad blijkbaar was be gaan. Eén patroon was afgeschoten en, wat zeker eene onverklaarbare omstandigheid is, de veiligheidspin zat in het rondsel. Waarschijnlijk heeft de moorde naar het wapen in den zak der ver wonde gestoken om daardoor de verdenking van zich af te werpen. Intusschen is Morelle gearresteerd daar er geruchten loopen betreffende de slechte verstandhouding tusschen van den koetsier), een naam dien ik hem en zijn vrouw, welke laatste ten huldigen dage nog hooren moet. den volgenden dag gestorven is. Zondag heeft te Par ij s in de zalen van Vautier, avenue de Clichy, een tentoonstelling plaats gehad van hollandsche kanarievo gels, vanwege de vereeniging voor kanarievogels aldaar. De toegang was vrij. Er waren exemplaren van 3, tot 4 en 500 francs. De teelt van deze vogeltjes geeft te Parijs aanleiding tot een drukken handel. Genoemde vereeniging laat elk jaar meer dan vierduizend kanarievogels uitbroe den en deze tak van nijverheid ver schaft velen personen een middel van bestaan, zooals den verkoopers zeiven, kooienfabrikanten, stroower- kers, murik planters enz. In eene enkele gemeente, Puteaux, zijn niet minder dan honderdvijftig personen, die zich met den aanplant van murik bezighouden en de gemeente heeft er zelfs een naam door gekregen. Volgens de leden der vereeniging wordt te Parijs dagelijks voor 10.000 francs murik verkocht en zijn al daar minstens 85.000 huizen waarin kanarievogels worden gehouden. De vereeniging, die zich noemt „la Sociéié Serinophile de Paris" bestaat thans bijna vijf-en-twintig jaar. Tijdens den oorlog van 1870 is zij uiteengegaan, daar bet den leden onmogelijk was de vogels te bewa ren. De diertjes stierven van hon ger, vele werden er gestolen en vervolgens opgegeten, maar na 1871 herleefde de vereeniging weer krach tiger dan ooit eu verkeert thans in flmken bloei. Het opkweeken kost heel wat moeite en zorgen, want de kanaries zijn aan tal van ziekten blootgesteld: ver koudheid,dyphteritis rhumatiek en zelfs de j.cht. Maar de kanariekweekers zijn knappe arisen. Elk hunner is in 't bezit van allerlei volgens hem uitstekende middelen om zijne vogels te ge nezen. Den tentoonstelling werd besloten met een feest, waaraan alle leden deelnamen en waar het recht vroo- lijk toeging. Zooals in de statuten bepaald is, werd champagne aangeboden aan die leden, wier kanaries niet waren bekroond. Omtrent de ontploffin- gen, welke te Parijs plaats grepen, wordt nader gemeld, dat geen der voorbijgangers of bewoners in de rue Boucher en in de rue Fran- jaise, vóórdat de slagen gehoord werden, iemand van verdachte be wegingen op straat gezien had. Door de politie werden later in een koffiehuis een aantal stukken van een metalen cilinder gevonden, samengesteld uit lood en antimoni um, die haar waarschijnlijk op bet goede spoor der misdadigers ge bracht heeft. Een voorval, dat met het oog op deze feiten niet zonder gewicht is, vond in het kwartier des Halles plaats. Donderdagochtend had zich daar een talrijke menigte verza meld, die onder elkaar het voorge vallene van den afgeioopen nacht besprak. Eensklaps drong zich een 35-jarig man een zekere FélixLes- bats, door het volk met den uitroep: «Dat is mooi gelukt, ze hadden heel Parijs in de lucht moeten laten springen De omstanders waren veront waardigd op den man, die niet op hield te schelden op de «kapita listen.» Vier slagersjongens pakten den dynamietapostel vast en begonnen hem af te ranseleD, en reeds was hij geducht tnege'akeld, toen de politie Fred luisterde nauwelijks. Hij stond nu recht overeind tegen den muur en staarde den spreker aan, maar de tra nen die zijn blik benevelden, bewezen dat hij aan andere dingen dacht. Weder keerde zich mr. Davids om ten einde heen te gaan, tien hij zich nogmaals bedacht en bleef staan. Hij tastte in den b'nnenzak van zijn jas en haalde een klein briefje te voorschijn. Ik zou bijna vergeten hebben, u dit briefje te overban- handigen, zeide bij. De dochter van den directeur der gevangenis gaf bet mij en zeide dat het een belangrijke tijding bevatte 1 F.-pd keek hem verbaasd aan, daarop nam bij gretig het briefje aan en scheurde het met bevende vingers open. Met verwondering merkte de rechtsgeleerde op, dat hij bij het lezen der weinige regels welke het bevatte, gedurig rood en bleek werd en de tanden vast op elkander klemde. Ik hoop dat dit briefje u tot andere gedachten zal brengen 1 zeide bij, het ijzer willende smeden terwijl het heet scheen te zijn. Maar hij verbaasde zich niet weinig, toen de jonge man op hartstochlelijken toon uitriep Ik blijf bij hetgeen ik gezegd heb. Ik weet nu meer. Gij hebt mij verweien, dat ik geen vermoeden op iemand had, nu weet ik wien ik te wantrouwen heb! Wien dan? vroeg mr. Davids, nieuwsgierig een stap vooruit doende. Fred was op het punt om te antwoor den, maar plotseling sloot hij den mond weder en keek den rechtsgeleerde vastberaden aan: Ik kan het u niet zeggen, antwoordde hij daarop langzaam, later zult gij begrijpen waarom niet. Nu ben ik meer dan ooit overtuigd, dat ik het best mijn eigen ver dediger zijn zal. Geef u om mijnentwille geen verdere moeite, mijnheer 1 Niemand is in staat, mijn zaak zoodanig te bepleiten als ik dat zelf zal doen! Mr. Davids zag den jongen man aan alsof hij vreesde met een krankzinnige te doen te hebben. De verandering in Fred's uiterlijk was ook zeer opvallend. Zijne oogen die eerst zoo hol stonden en zoo dof, schitterden nu van blijd schap en een blos van opgewondenheid kleurde zijn tot nu toe zoo bleeke wangen. Ik weet niet wat u bezielt, antwoordde hij daarop, ik kan u verder niet helpen, en toen klopte hij tegen de deur als teeken dat men hem moest opendoen. Onmid dellijk daarop werd de zware deur geopend en met een koelen knik ging de rechtsgeleerde heen. Fred had zich reeds weder omgewend en las het kleine briefje nog eeDS over. Zijne vingers beefden geweldig en verrieden genoegzaam zijne innerlijke aandoening. Waarde vriend, zoo luidde het korte briefje, wij «nemen deze gelegenheid te baat om u te verzekeren dat «wij in geenen deele aan uw onschuld twijfelen. Hier is «stellig kwaadwilligheid in het spel. «Het schijnt zeer duidelijk te zijn, dat mr. Mac Glynn plannen beeft ten opzichte van miss Mary Linton. «Een goed verstaander heeft aan een half woord genoeg. Dit korte schrijven was onderteekend door Fred's col lega's behalve den jongsten bediende. Fred lachte zenuw achtig. Ik begrijp, ik begrijp I riep hij luid, het was Mac Glynu die het geld in mijn lessenaar verborg, om mij weg te krijgen, ten einde Mary het hof ïe maken. Dat zeiden zijne oogen dus, toen hij mij gelukwenschte met mijne salarisverhooging! Maar pas op, schelm, gij hebt het doel nog niet bereikt en als ik nog eenige veerkracht bezit, zult gij het ook nooit bereikenI Daarvoor sta het woord van een eerlijk man u borg I (Wordt vervolgd

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1888 | | pagina 6