NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. 6e Jaargang. Vrijdag 7 December 1888. No. 1667. ABONNEMENTSPRIJS: ADVERTENTIES: STADSNIEUWS. SARAH BLONDEL. HAARLEM'S DAGBLAD Voor Haarlem, per 3 maanden Franco door het geheele Rijk, per 3 Afzonderlijke nummers 1.20. maanden. -1.65. - 0.03. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bnrean: Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem, Telefoonnummer 123. ▼an 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 cents Groote letters naar plaatsruimte. Bij groote opgaven aanzienlijk rabat. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze agenten en door alle boekhandelaren, postkantoren en courautiers. Mrecteuren-ültgevcrs J. C. PKEREBOOH en'J. B. AVIS. Hoofdagent en voor het Buitenland: Compagnie Generale de PubUcite Ktrangère G. L. DAJJBE Co., JOB.. I. JONESSuer., Paryi, 31bts Faubourg Montmartre. Haarlem, 6 December. Voor het examen handteekenen (1. o.) te 's Hage gehouden is o. a. geslaagd mej. D. J. M. van den Arend, alhier. GEMEENTERAAD. Zitting Tan Woensdag 5 Aanvang 1 uur. Gesloten te 5 ure. Afwezig de leden Th. Figée, Kist en Derx. De Notulen worden gelezen en goedgekeurd. Ingekomen zyn de navolgende stukkenRe kest Wed. J. Schouten om onderstand, in han den van B. em W.; id. W. Warmerdam tot het huren van kiosk no. 1; id. id. J. H. van Ingen, aankoop grond Leidschevaart terrein nieuwe school, id. L. G. Prins, bouwen van een hooi schuur en wijz. pol. verord. in handen comm.v. strafverord.; id. van K. Hamelberg, aanbied, aar den buizen, in handen van B. en W. ter afdoe ning; Rapp. comm. v. fin. 8e suppl. begr.; id., verhuring van grond Bolwerksla&n aan Reeser, id. begroot. Eliz. Gasth. 1889; amendementen J. A. Lodewijks op verord. geneesk. armenzorg; Re kest mej. Tielenius Kruythoff om eervol ontslag als onderwijzeres aan de opleid, school v. meis jes. Wordt verleend; Rekest J. H. Krelage tot wijziging bouwplan Kleine Houtweg; B. en W. hebben op verzoek eervol ontslag verleend aan den klerk bij bet bevolkingsregister. Brieven v. Gedeput. Staten goedkeurende de staat tot be schikking over een post van onvoorziene uitga ven; goedkeuring v. id. tot verhuring van grond aan R. Riemsdijk; goedkeuring van id. van het kohier der dir. belast.: adres G. F. Evelein, aan bied. in schenking van het hem toebehoorende gedeelte der VerL OranjeboomBlaan; brief van Ged. Staten, goedkeurende verkoop van boomen. Aan de orde is een voorstel van B. en W. omtrent hot Stedel. Muziekkorps, met adres van eon aantal ingezetenen. Het voorstel van B. en W. luidt als volgt: l'het thans bestaande gemeentelijk Muziekkorps met ingang van 1 Januari a. s. te ontbinden, met toekenning van eervol ontslag aan den ka- pelmeeeter, den heer M. H. Muller; 2° in te trekken het reglement voor dat korps; 8° aan den heer Muller voornoemd met ingang van 1 Januari a. s. eene jaarlyksche gratificatie toe te kennen van 550; 4° te bepalen dat de gemeente aan het college van commissarissen, gedurende de drie eerstvol gende jaren, te beginnen met 1889, zal verleenen eene jaarlyksche bijdrage van f6000 wanneer de door dat college in het werk te stellen pogingen tot oprichting van een nieuw muziekkorps, naar het oordeel van B. en W. gunstige resultaten hebben opgeleverd. Voorzitter. B. en W. hebben gedaeht den steun te moeten inroepen van ingezetenen, die verstand van mnziek hebben en die een goe den invloed kunnen uitoefenen op den bloei van een muziekkorps. Door de welwillende medewer king van den heer Waller zijn wij instaat ge weest het voorstel te doen, dat naar wij hopen de Raad zal goedkeuren. Het zal meer kosten dan vroeger, maar B. en W. hebben gemeend daarover te moeten heenstappen; als de zaak sla gen zou meenden wij dat het noodzakelijk was niet op de aangegeven som te beknibbelen. Het scheelt trouweDS maar f 800, het eenige wat extra komt is de gratificatie aan den kapelmeester den heer Muller, die op de jaren komt dat hy moei- lyK de kapel meer kun doen marcheeren. Toch hebben wij gemeend den heer Mnller, die jara» lang zijne beste werkkrachten ten dienste der gemeente gesteld heeft, niet te laten gaan zonder hulp, hoewel hij geen aanspraak op pensioen heeft. Maar B. en W. hebben gemeend dat het een eisch van billykheid was. De Kan ter. M. de V. Ik hen geen muziek kenner, en heb nadat ik het adres gelezen en daaronder gevonden had onderteekenasrs, wier namen op muzikaal gebied een goeden klank hebben, gezegdhét zal wel zoo wezen. Evenwel is het tegenover my ontkend en ook door iemand, die verstand van muziek beweert te hebben, dat het korps zoo heel sleeht was. Dat gaf tegenover mij niet veel, dat had hy moeten doen in het De kommandant der schutterij heeft den maat regel genomen van het korps niet meer te wil len gebruiken omdat het zoo slecht en de ka pelmeester zoo ongeschikt was. Ik hen volstrekt niet overtuigd, dat het korps die smadelijke behandeling verdiende, maar wel dat de smaad door den kommandant van de schutterij het Stedelijk Muziekkorps aangedaan, terugkaatst op het gemeentebestuur in de eerate plaats en ook op den Raad. Gelijktijdig dat ik van dezen stui tenden maatregel vernam, heeft de kommandant ervan kennis gegeven aan B. en W. Het komt mij voor, dat het niet overbodig zou zijn geweest als hij daar vroeger van had kennis gegeven, ook aan den Raad. Do meest eenvoudige weg lag voor de hand en wijst zich vanzelf aaa, hat is de begrooting. Die krijgen wij alle jaren tege- lyk met de gemeente-begrooting en wat daarin wordt vermeld, doorloopt vanzelf verschillende stadiën en komt eindelijk bij den Raad terecht. Ik heb de hegrooting van het Stedelijk Muz ek- korps nog eens overgelezen van de laatste tien jaar en gevonden verschillende opmerkingen en voorstellen van meer of minder belang, de voor naamste hadden betrekking op meer fondsen en verbetering van traktementen. Voor het grootst# deel hteft de Raad steeds gevolg gegeven aan die voorstellen, in 1880 heeft de Raad deze be- grootingspost verhoogd met duizend gulden. Dat is wel een hewys, dat de Raad voor een behoor lijk korps wat over had. Ik heb verder ook geen voorstellen tot verhoogiug meer aangetrof fen, in geen van die begrootingen, ook niet in da nota's die daarbijgevoegd waren. Ik heb geen enkel woord van blaam over den kapelmeester gevonden en over zijn ongeschiktheid, maar wel gevondon woorden tot zyn lof en voorstellen tot verhooging van zijn traktement. In geen diar hegrootingen heb ik gevonden ook maar een enkel woord, dat kon doen denken, dat het korps zoo slecht was, niets gevonden dat op de ge dachte kon brengen dat de toestand zoo ellendig was, dat het korps eensklaps gebrandmerkt in het openbaar en op zijde zou worden gesteld, niets, hoegenaamd niets is daarvan te vinden. Al die stukken zijn ingediend en onderteekend door den officier der schutterij, die op verzoek van B. en W. door den kommandant is aangewezen veor het toezicht op en de regeling van het korps. "Wanneer wij nu dit een en ander in aan merking nemen en daarbij bedenken, dat de kommandant der schutterij zonder voorafgaande en tijdige waarschuwing, ook aan den Raad, is overgegaan tot het nemen van buitengewone, naar buiten-werkende en stuitende maatregelen, dan vind ik dat dit niet consequent, maar wel zeer vreemd is en krenkend voor den Raad. Evenzoo noem ik de weigering van den komman dant der schuttery, om te voldoen aan het ver langen van B. en W., dat het korps in uniform zou bijwonen de begrafenis van een ridder der Mil. Willemsorde. Men zegt, dat de kommandant niet anders kon handelen om consequent te blijven, (ik twijfel nog of hier geen art. van de verordening is overtreden, hoewel men my dat heeft tegengesproken) nm men dat niet anders weet te verdedigen dan met een beroep op de consequentie, is dat voor mij een bewys, dat het eerste besluit niet goed en niet wel doordacht is geweest. Door iemand is my verzekerd, dat opzet am dan Raad te krenken niet heeft bestaan. Het spy t my, zoo hier te moeten spreken, ik heb niets tegen den persoon, integendeel, maar ik heb veel tegen zyne handelingen, zóóveel dat ik mij verplicht heb gevoeld bier erover te spreken. Ik kon het niet laten want zyne handelingen hebben my uitermate verbaasd. Neg meer ben ik verbaasd over de houding van B, en W., die alles hebben verdragen, alsof het de maeat ge wone zaak gold. Ik ben ook voor meegaandheid en verdraagzaamheid, maar ik geloof dat B. enW. met de toepassing van die deugden wat ver zyn gegaan. Ik begrijp niet, dat B. en W. in de eerste Raadsvergadering na die begrafenis geen reglements-verandering hebben voorgesteld om den kommandant de macht te ontnemen. B. en W. hebben dat niet voorgesteld en stallen nu voor den kapelmeester te ontslaan en een nieuw korps aan te stallen. Een van beiden óf man was overtuigd dat het korps slecht was óf men was dat niet. In het eerste geval had men vroe ger een voorstal moeten doen, in het andere had men het nu niet mogen doen. Lodewijks. Over de zaak die de haar de Kanter te berde brengt, over de militaire be grafenis, wensch ik ook iets in het midden te brengen. Als ik goed ingelicht ben waren B. en W. begin van dit jaar bekend met het gevoelen van den kommandant der schuttery. In het reglamant blijkt dunkt, mjj, dat het korps in da eerste plaats is een stedelijk, in de tweade een korps voor de schuttery. M. L is een verzoek om het muziekkorps te doe» medegaan in uni form niet gedaan, alleen is de gewone opdracht gegeven aan den officier daarmee belast. Als nu de kommandant met de officieren besloten heatt het korps niet mee te nemen by de schutters- oefeningendan kan hy om consequent te zijn ook niet varoorloven dat het meegaat in uni form ter begrafenis van een ridder der «Militaire Willemsorde Enschedé. Ik vind de rede van den heer de Kanter zeer belangrijk en wil zeggen dat zóo ook myn overtuiging is. Het doet mij leed, dat de kommandant der schutterij de fout heeft be gaan zoo'n krassen maatregel te nemen. Ik vind hot korps niet zoo best en ontbinding alleszins gewettigd, maar begrijp niet hoe hij zoo'n grie- venden maatregel kon nemen tegenover den ka pelmeester en de leden. Voorz. Het is wel noodig een enkel woord van het Dagel. Best. te zeggen omtrent wat de heer de Kanter gezegd heeft. Zwygen is dik wijls noodzakelijk en goed om verwikkelingen te voorkomen, wij weten ook dat telang stil zwijgen flauwhartigheid en moedeloosheid ken merkt, em ik ben volkomen eens, dat op zijn tijd gehandeld moet worden. Deze historie met het muziekkorps heeft eene geschiedenis. Niet lange jaren geleden is, zeer tegen mijn zin, het traktement van den kapelmeester ver hoogd. Ik was er tegen niet omdat ik den ka pelmeester niet geschikt vond, maar omdat ik meende dat iemand die een groot deel van zijn tijd aan zich had, met f1000 genoeg was be taald. De Raad was zoo tevreden over den ka pelmeester, dat hij het traktement met f200 verhoogde. Toen werden er allengs aanmerkingen gemaakt. Aanmerkingen nu zijn zeer goed, maar als men er een manie van gaat maken, is er geen houden meer aan. Ik geloof dat dit op den kapelmeester van toepassing is. Nu komt dezen zomer van den kommandant bericht, dat zijne officieren besloten hebben geen gebruik meer te maken van het muziekkorps. Dit verwonderde ons, maar wij konden het niet veranderen, wel verlangen dat het korps zon blyven mnziek geven in den Hout. Dat keurde de kommandant ook goed. Intuaschen is ook gebleken dat de schutterij uitstekend het muziekkorps kan missen, het heeft zich best geoefend ook zonder dat. Maar de stad kan het niet missen. Nn komt ongelukkig te sterren een Ridder der »M. W.« Ik geloof dat wy allen, ook het Dag. Best. er prys op stellen dat de militaire honneurs zoo plechtig mogelijk geschieden. Toen gevraagd werd om de medewerking van het muziekkorps, heb ben B. en W. dat eenparig toegestaan en tegelijk besloten den kommandant te vragen het mu ziekkorps in uniform mee te mogen laten gaan. De officier die belast is daarmede zeide: «als het nn eens geweigerd wordt? Wy antwoordden: dit zal de kommandant niet doen. Toen is geschied wat de heeren weten. Het deed mij ook zeer onaangenaam aan, maar de kommandant was in zijn recht en wij hebben alleen hem een brief geschreven om naar de reden zijner weigering te vragen. Het antwoord is geweestals ik wei ger het korps mee te nemen bij de schutterij, zou het inconsequent geweest zijn om toe te staan, dat het meeging in uniform met de be grafenis van een ridder der »M. W.» Daarover is niet verder gesproken, maar B. en W. heb ben gemeend een nieuw voorstel te moeten doen om een herhaling van dergelijke dingen te voor komen. Ik geloof dat als de heer de Kan ter deze zaken in overweging neemt, hy zich zal kannen verklaren waarom eeist n u een voorstel van B. en W. den Raad bereikt. Ik geloof, dat de zaak zóo bet best behandeld is zonder krenking van de waardigheid van het Gemeentebestuur, hoe wel ik het met den beer de Kanter betreur, dat de kommandant der schuttery gehandeld heeft, zooals hij gedaan heeft. VoorBtel van B. en W. Art. 1. en 2 worden zonder hoofdelijke stem ming goedgekeurd. Art. 8. Enschedé. Met genoegen heb ik gezien, dat B. en W. voorstellen f 550 als jaarlijkschc gratifi catie aan den kapelmeester toe te kennen. Ik zon het wel wenschelijk achten, eene kleine demonstratie van den Raad te doen uitgaan als bewijs van sympathie. Ik waag het eene kleine verhooging voor te stellen, al is het van luttel belang, om namelijk de gratificatie te verhoogen met een bedrag van f 50. Wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Art. 4 zonder hoofdelijke stemming goedge keurd. Reglement. Art. 1. Het gemeentelijk muziekkorps te Haar lem bestaat uit een kapelmeester en het noodig getal leden {muzikanten). Art. 2. Het bestuur en het toezicht over het korps is opgedragen aan een college van commis sarissen, bestaande uit zes personen, te benoemen door den gemeenteraad, op aanbeveling van Bur gemeester en Wethouders. Zoo mogelijk bestaat dit college uit één lid van den gemeenteraad, den kommandant of een officier der dienstdoende schutterij, een lid van elk der besturen van de sociëteiten «Trou moet JBlijcken- en nde Vereeniging», van de Bach- vereenigïng en van de af deeling Haarlem der Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst. Telken jare treedt een dezer leden af, volgens eenen door commissarissen op te maken en aan Burgemeester en Wethouders mede te deelen rooster. Hij is terstond herkiesbaar. He eerste aftre ding vindt plaats 1 Januari 1890, Telken jare voor 1 December wordt door com missarissen aan Burgemeester en Wethouders eene aanbeveling van twee personen ingediend ter vervulling van de wegens periodieke aftreding te ontstane vacature. De Kanter. Ik wensch wel in overweging te geven om het college te doen bestaan uit 7 personen, een oneven aantal en inplaats van een, twee leden van den gemeenteraad te ne men, mij dankt dat is beter. Voorz. Ik heb alleen bezwaar tegen de tal rijkheid. M a e a r Ik deel geheel de meening van den heer de Kanter, wij maken een gemeentelijk korps en geven veel kracht aan personen, die buiten het gemeentebestuur staan. Daarom acht ik het wenschelijk dat er 2 leden van den Raad by zijn, dan is de kans dat er vergaderd wordt zonder éen lid van den Raad zooveel kleiner. Dit amendement wordt zonder hoofdelijk# Btemming goedgekeurd. De Kanter. Is het de bedoeling om dub beltallen aan te geven Ik acht dat gewenscht. Voorz. De bedoeling was, éen persoon aan te bevelen en da Raad blyft vrij daar buiten te gaan. De Kanter. Jawel, maar dat doet men hoogst ongaarne. M a c a r In art. 3 is bepaald, er zal een voordracht worden gedaan van 2 personen, nu zal ook B. en W. een voordracht maken. Het zal voor B. en W. moeilijk worden van die aan beveling af te wijken, ik zou dus willen wegla ten de aanbeveling van B. en W. De heer Snelt j es acht de redactie niet juist en wil byvoegen dat als leden dier bestu ren als zoodanig aftreden, kan lidmaatschap dezer commissie tevens vervalt, de heer Krol wil 2 leden jaarlijks laten aftreden, de heer Waller acht het bezwaar van den heer Sneltjes denk beeldig. Van die instellingen hier genoemd zijn meestal de bestuurders herkiesbaar, maar als da tijd van aftreding voor een van die leden in een bestuur is gekomen zal hy stellig denken: nu ik niet meer in het college ben, noem ik onmid dellijk mijn ontslag. Ik kan mij ook voorstel len, dat in zoo'n bestnar één man was, die zich voor muziek interesseerde en als wij nu for muleerden zooals de heer Sneltjes wenscht, zou men zoo iemand dien men gaarne in het collego wilde laten, moeten verliezen. Ik geloof dus dat die alinea zeer goed blyven kan. De Kan ter. Staat er niet iets overbodigs inP de woorden «den kommandant* acht ik overbo dig, er staat ook lid van het bestuur derjsocieteit niet of «president*, het is in strijd met de har monie in het artikel en harmonie behoort ook bij een muziekkorps. Ik stol dus voor de woor den «den kommandant* weg te laten. 't Hooft. Ik vind veel bezwaar om mee ta gaan omdat het er nu eenmaal instaat. Als wij toegeven dat de kommandant ook tot de officieren hoort, neemt dit niet weg dat ook dikwijls de kommandant tegenover de officieren staat, men zon zich later op dit amendement kunnen beroepen om te zeggen: de kommandant is uitgesloten. De Kanter. Ik kan niet donken hoe de officieren en de kommandant ooit tegenover el kander kondon worden geplaatst. Het amendement van den heer de Kanter wordt verworpen met 17 tegen 4 9temmen. Vóór de heeran de Kanter, Enschedé, Huet en van Ek. Op voorstel van den heer Macaré worden do woorden «aan Burgemeester en Wethouders» veranderd in «aan den Raad*. Art. 2 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Art. 8. Commissarissen geven van elke vaca ture in hun college, binnen zes weken na haar ontstaan, kennis aan den Raad met bijvoeging eener aanbeveling van twee personen. FÏÏOIIjLaTO 3ST. Naar hel fransch van Louis Gallet. 13) VII. Sarah hief hare groote, mooie oogen naar den kadet op en, gelukkig in 't bezit dezer nieuwe vrienden, antwoordde zij met haren liefsten glimlach Ik wil gaarne eens komen, mijnheer, als juffrouw Madeleine het toestaat. Als ik het toestaNu, dat is me ook een vraag I Je moogt in dit geval doen zooals je goed dunkt, lieve Sarah's leven vloot nu geregeld heen. Na de dagen van studie, brachten haar de uitgangsdagen of de vacantie naar het huis in de duinen of naar Honvaux. Eene innige vriendschap verbond haar weldra aan Lucienne Raynal. Al mocht deze nieuwe sympathie niets te kort doen aan de kinderlijke liefde, die Sarah aan Madeleine toedroeg, deze gevoelde toch duidelijk, dat zij eene mededingster had. Want Lucienne scheen weldra niet buiten Sarah te kunnen leven en nam elke gelegenheid te haat, om deze bij den dokter in te leiden. En ondanks de aanmerkingen, die Ma deleine maakte, bracht hare pupil daar meuigeu dag door. Laat haar toch, zeide de dokter, laat haar toch pleizier hebbenmen moet niet zoo altijd aan zich zeiven denken. U moet haar-zelve beminnen en niet om het ge noegen, dat hare tegenwoordigheid u verschaft. Madeleine legde er zich bij neer. Sarah behield haar ka mertje te Honvaux naast dat van Lucienne en de partijtjes en de wandelingen gingen rustig door onder de ouderlijke hoede van mijnheer en mevrouw Sylvain of onder aanvoering van George Raynal, die al zijn vrije uren te Boulogne of te Hon vaux doorbracht. Honvaux was bovendien een zeer geliefkoosde verzamel plaats voor de vrienden van den dokter. Het was een oud landgoed, gelegen tusschen Wimereux en Boulogne op de helling van een heuvel eu beschut tegen de zeewinden. Het geheel was samengesteld uit een reeks van groote gebou wen, welke eertijds door koning Hendrik VIII werd be woond bij zijne belegering van Boulogne en waarvan som migen nog den stempel droegen. In 1805, toen Napoleon droomde van een aanval op En geland, had een van zijn generaals hier zijn intrek geno men en er eenige versieringen in aangebracht. Men toont nog in de rez-de-chaussée «de eetzaal van den generaal», geheel met fraai beschilderd hout beschoten. Zoo houdt men op de eerste verdieping «de kamer van den koning» in eere, hoewel het niets is dan een groote, holle ruimte, modern behangen met papier tegen tien stuivers de rol en met een armzalig schoorsteenmanteltje, waaronder de vreeselijke Hen drik waarschijnlijk nooit zijne voeten gestoken heeft. Het huis behoorde niet aan den dokterhij huurde het en bracht er den tijd door, wanneer het hem in Boulogne, zijn eigenlijke woonplaats te warm en te vunzig werd. Honvaux was de bezitting van een oude boerenfamilie, die er zich weinig mede bemoeide en haar voor een prij«je aan anderen overliet, daar zij bij de bevolking dezer streek in een slechten reuk stond. Al die verhalen over den eogelschen koning en de gene raals van Napoleon, toegelicht en aangevuld als zij werden door het sensatie zoekende volk, hadden Honvaux een druk besproken plaats gemaakt. Men zeide in éen woorddat het er spookte, als wist men niet te vertellen of het de geesten der schoone hof dames van koning Hendriks hof of die der dames uit het eerste keizerrijk waren, die dit oord tot hun nachtelijke wandelingen hadden uitverkoren. De dokter, wiens grootste zwak niet in spokenvrees be stond en bij wien de ontmoeting van den geest van Anna Bo- leyn of van eenige schoone generaalsvriendin hoogstens een gevoel van nieuwsgierigheid zou hebben opgewekt, de dokter had met een gerust hart zijn intrek genomen in deze woniDg, waar het hem volgens zijn zeggen, niet te hevig spoken zou; want hij was van eene vroolijke natuur, hield er van onder vrienden te zijn en was nooit slechter in zijn humeur dan wanneer hij geen bezoek ontving. Wanneer de kinderen er waren waaronder men behalve Lucienne en Sarah ook George rangschikte ondanks zijn mannelijk uiterlijk en zijn mooie en flinke kadetten-uniform wanneer de kinderen op Honvaux waren, werden er groote wandeltochten op het touw gezet

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1888 | | pagina 1