TWEEDE BLAD BEHOORENDE BIJ HAARLEM'S DAGBLAD Maandag 14 Januari 1889. Arrondissements-Bleciilbanli TE HAARLEM, Zitting van Donderdag 10 Januari 1889. (Vervolg). H. Ik heb een keer een brief geschre ven en ik heb aan het slot van dien brief de uitdrukking gebruikt //mijn geduld is ten einde". P. Die brief is niet onder de stukken. Toen ik vroeg: //wat stond er in dien brief", heeft deze getuige de verklaring af gelegd. Blijft u daarbij juffrouw dat u een jaar voor het gebeurde een brief hebt ontvangen, waarvan het slot luidde: mijn geduld is nu ten einde, ik moet tot andere maatregelen mijn toevlucht nemeD? Gr. Ja, ik blijf daarbij, maar ik heb dien brief vernietigd. Hij heeft ook een brief aan mijn vader geschreven, maar toen ik het adres zag en de hand herken dej heb ik dien ongelezen vernietigd. P. Hoort gij het, bekl., en erkent gij aan deze juffrouw een brief geschreven te hebben, waarin de uitdrukking //mijn ge duld is ten einde, ik moet tot andere maatregelen mijn toevlucht nemen H. Dat ontken ik, alleen heb ik aan het slot gezegd, ik zal tot krasse maatre gelen mijn toevlucht nemen. Voorzitter stelt voor eene pauze te hou den tot half twee. Te kwart voor 2 wordt de zitting her opend. Getuige Johanna Hendrika M e y 1 a n d, 25 jaar. P. Ik wijs u op het gewicht van den eed en druk u op 't hart vooral den beschul digde niet te bezwaren. Hoe lang hebt gij Hoogerbeets gekend P G. Zes jaar. P. Hebt gij nooit verkeering met hem gehad G. Neen, nooit. P. Heeft hij getracht verkeering met u aan te knoopenP G. Ja. P. Heeft hij u nooit aangesproken? G. Neen. P. Wist je svie hij was G. Neen. P. Hij heeft u dus alleen brieven ge schreven. Waar hebt gij gediend voor gij bij Balabréga kwaamtP G. In de Zijlsingelstraat bij mevrouw Lagaai. P. Zijt gij in Rotterdam geweest P G. Ja. P. Wanneer P G. Toen ik bij mevr. Lagaai diende. P. Heb je te kennen gegeven, dat je niets van Hoogerbeets wilde weten P G. Ja, en toen heeft hij mij een brief geschreven, waarin hij mij te kennen gaf, dat ik binnen een half jaar een besluit had te nemen. P. Heeft hij verder nog aanzoek ge daan G. Neen. P. (een briefje toonende.) Is dat die brief, heb je hem toen gelezen en ook teruggezonden G. Mevr. Meyling heeft den brief voor gelezen, omdat er zooveel fransch in stond. P. Dat is dus 5 jaar geleden toen je bij mevr. Meyling op de Nieuwe Gracht diende. Had je toen geen verkeering met Goode? Kende je toen Balabréga P G. Neen. P. Zijn er scènes geweest 4 jaar geleden bij Balabréga Was hij bizonder lief tegen je? Heeft mej. Balabréga niets daarover tegen je gezegd? G. Neen, niets. P. Was het niet omdat er praatjes lie pen, dat je daar van daan wilde? G. Ik heb niets van praatjes gehoord. P. Maakte hij het je lastig? G. Neen. P. Je wou toch wel dat hij verkeering met je had. Heeft hij er nooit over ge sproken G. Ja. V. En toen ben je weg gegaan G. Ja. P. Verkeerde hij al met je, toen je wegging G. Neen, mijnheer. P. Ben je toen gekomen bij den heer Stolp? G. Ja. P. Heeft men gevraagd of je een vrijer had? G. Neen. P. Heb je later gezegd met wien je verkeerde? G. Ja. P. Heeft men je toen niet opmerkzaam gemaakt dat dit verkeerd was? G. Ja. P. Wat heb je toen geantwoord G. Ik heb gezegd dat de broer van Balabréga ook met een meid getrouwd was en dat het dus wel kon. P. Had je je moeder er over gesproken? G. Neen. P. Heb je dat over vroegere vrijers wel G. Ja. P. Vond je moeder die verkeering met Balabréga goed? G. Neen. P. Zoo zie je hoe verkeerd kinderen doen als ze hun ouders niet willen volgen. Ging je niet uit met Balabréga? G. Ja. P. Wanneer? G. Op Zondag, om de 14 dagen en eiken Woensdag van 7 uur tot half elf. P. Kwaamt gij met hem bij anderen? G. Ja. P. Waar? G. Bij mijn moeder en bij Toepoel. P. Over dag? G. Ja. P. Hoe iaat ging je Zondags uit? G. Te 5 uur. P. Kwam hij je dan halen G. Ja. P. Wachtte hij je op? G. Niet altijd. P. Bracht hij je 's avonds thuis? G. Ja. P. Heb je gemerkt dat Hoogerbeets in de buurt was als je uitging en thuiskwam G. Ja. P. Heb je dikwijls brieven van hem? G. Ja. P. Ouderteekend? G. Niet in het begin. P. Bij den heer Stolp of bij je moeder? G. Bij meneer Stolp. P. Heb je ze aan je moeder gegeven G. Ja om te bewaren. P. Heb je ook brieven gehad voor je bij meneer Stolp was? G. Ja, ook toen ik bij Balabréga diende. P. Van morgen zijn die brieven voor gelezen. Waren die brieven aan u geadres seerd G. Ja, sommige aan mijn moeder. P. Kan je opgeven wat er in stond? Wat gaf hij er in te kennen Hoe kwam Hoogerbeets aan uw por tret. Hebt u hem dat gegeven G. Neen. P. Hij gaf op dat van een vriend of vriendin te hebben gekregen. Hebt u wel ns aan anderen portretten gegeven G. Ja. P. Kwamen in verschillende brieven dreigementen voor? G. Ja in het begin. Toen ik nog op de Nieuwe Gracht diende heb ik mijn zwa ger Toepoel er over gesproken. P. Heeft die niet gevraagd de brieven te hebben en niet gezegd er met Hooger beets over te hebben gesproken G. Ja, en later heeft hij gezegd dat hij niets met Hoogerbeets kon beginnen. P. Straks heeft u verteld dat u hem wel zag als u uitging. Stond hij dan op waoht G. Ja ik kwam hem vaak P. Welken weg giüg hij? G. Verwulft en Gierstraat. P. Je ging in den regel uit met Bala- bréga.Had je met hem een afspraak ge maakt om hem ergens te ontmoeten? G. Ja, in de Koningstraat. P. Zag je Hoogerbeets dan loopen of stond hij daar? G. Tegen den avond was hij er dikwijls. P. Als je thuiskwam zag je hem dan ook G. Ja. P. Heeft hij je nooit aangesproken G. Neen. P. Beu je niet eens met Balabréga en hem naar het politie bureau gegaan G. Ja. P. Wa3 Balabréga opgewonden G. Ja. P. Wat ging u daar doen G. Ons beklagen over den last dien Hoogerbeets ons aandeed. P. Kou Balabréga zijn voornaam niet zeggen of wou hij dat niet? G. Jawel, maar hij was wat zenuwachtig. Del Court. Toen gij de eerste brief kreegt herinnert ge u dat ge schreeft dat ge nog te jong was? G. Neen, ik heb gezegd het was te mal. i Hooft. Toen je op de Nieuwe Gracht diende heb je briefjes gekregen, waarin stond, dat je niet moest uitgaan met heertjes. Ben je toen wel eens uit geweest. Heb je alleen maar kermis ge houden G. Neen, ik ben niet met heertjes uit geweest, alleen met kermis met jongens. t Hooft. Werd er niét dikwijls bij mevr. Meijliug aangebeld, was u daar alleen G. Neen, er was nog een tweede-meid. O. De brief E is gezonden na 19 Deo. '84 onderstel ik. In dien brief komt die uitdrukking voor z/A bon entendeur demi mot suffit." G. Ik heb eenige brieven teruggezon den ook. V. Ik wensch de opmerking te maken, dat de brief is van 2 jaar geleden en niet van 4 zooals de rechter-comm. zegt. P. Kunt ge u herinneren dat na de brie ven met bedreigingen Balabréga een re volver heeft gekocht? En heb je niet gemerkt dat hij met een revolver liep? G. Neen, mijnheer. P. En je had opgegeven in de instruc tie dat Balabréga een revolver heeft ge kocht omdat hij bang was? G. Hij heeft er mij nooit over ge sproken. P. Sedert een week of wat droeg Bala bréga een revolver bij zich, omdat Hoo gerbeets gez°gd had met ons af te re kenen dat heb je opgegeven. Nu op den 5den Sept. Je zei straks je ging te 7 uur uit G. 'tWas dien avond miet later. P. Waarheen ben je toen gegaan? G. Verwulft over, de Gierstraat door. Toen ik daar voor een winkel stond zag ik Hoogerbeets. P. En ben je toen teruggegaan? G. Ik ben de Koningstraat gegaan en heb Balabréga ontmoet. P. Bij welken winkel stond je in de Gierstraat G. Bij een winkel van suikergoed. P. Waar zag je Hoogerbeets G. Hij ging langs mij heen. P. Toen zijt gij de Gierstraat doorge gaan, Doelstraat, Wilhelminastraat, Raam- singel, Houtplein en zoo naar den Hout. U maakte dan toch een omweg. G. Ja. P. Heb je gezien dat Hoogerbeets je volgde G. Ja. P. Op het Houtplein ook nog G. Toen zagen wij hun niet meer. P. Waar zag je hem weer G. Op den Dreef. P. Bij het huis van meneer Koopmans Reeds vroeger had u hem ontmoet. Was dat bij het huis van meneer Zocher G. Ik heb er niet op gelet. P. Liep hij met de hand in den jas? G. Ja. P. Is hij toen verder doorgegaan G. Ja. P. Liep u gearmd G. Neen, los. P. Toch dicht bij elkaar G. Ja. P. Heb je iets gedacht toen u hem tegenkwam G. Ja ik vond het vreemd dat hij daar zoo op eens kwam. P. Merkte je dat hij toen achter je liep G. Neen. P. Toen je was aan.het laatste huis op deu hoek der Hazepaterslaan zag je dominé Mees toen met zijn vrouw? G. Ik heb hem dien avond niet het was al donker te 7 uur. P. Het moet wat later zijn dunkt me. G. 't Was tusschen 7 uur en half acht. P. Wat is er toen gebeurd? G. Er viel een schot. P. Voelde je wat? G. Ja, ik voelde iets in mijn linkerborst, P. Ben je dadelijk den hoek omge- loopen G. Ja. P. Heb je toen nog meer schoten ge hoord G. Ja, nog drie. P. Heb je schoten gehoord voor je den hoek om was G. Ja. P. Heb je niet je parapluie verloren? G. Ja. P. Was Balabréga nog bij je? G. Ja. P. Ik dacht dat je opgegeven had dat Balabréga links was gegaan? G. Ja, op het laatst. P. Toen jo langs de huizen bent ge gaan, heb je toen veel meer schoten ge hoord G. Neen. P. Weet je wie geschoten heeft? G. Hoogerbeets. P. Heb je gezien dat het Hoogerbeets was G. Neen, ik veronderstelde het. P. Toen je hem de eerste keer zag, dacht je toen niet: hij wil een revolver voor den dag halen G. J&, ik dacht al het is zoo vreemd, hij liep met de hand in zijn borst. P. Heeft hij je aangekeken toen je hem ontmoette in de Gierstraat G. Toen wel, op den Dreef niet. P. Liep je toen niet gearmd met Ba labréga G. Neen. P. Toch dicht bij elkanr? G. Ja. P. Je kunt alleen zeggen, dat je drie schoten hoorde? Ben je meer geraakt ge worden G. Aan de borst en het linkerbeen. P. Heb je ook aan den rug iets gevoeld? G. Ja, pijnlijk was het, maar niet dadelijk. P. Toen ben je in de Hazepaterslaan ge- loopen en in het huis geweest van juffrouw Kuipers. Toen zijn de dokters gekomen en hebben je vandaar laten brengen naar het Diaconessenhuis, daar ben je eenigen tijd geweest en later geopereerd. Drs. Lode- wijks en Kouwer hebben je behandeld en dr. Fyan heeft het eerste verband aang Heb je toen Balabréga ook gezien? G. Ja, maar hij is spoedig weggegaan. P. Waar had je wonden? G. In den rug en de dij. P. Is er een schot van achteren komen? G. Op zij. P. Van welken kant kan je zijn schot gekregen hebben, toen je van den Dreef naar de Hazepaterslaan ging? O. Gij waart in den draai van de Dreef en de Hazepaterslaan? t Hooft. In het verhoor heb je ver klaard, toen wij even den hoek voorbij gekomen waren. Het laatste schot was dus onder het raam van meneer Koopmans? Heb je toen niet gezegd//Stans, Stans, doe het niet?" G. Ja. P. Heb je gemerkt dat Balabréga een revolver had? G. Ja. P. En toen je den hoek omging van het Florapark, hoorde je toen het derde schot G. Ja. P. Er moet dus tusschen het 2e en 3e schot eenige tijd verloopen zijn. Waar ben je getroffen? Get. wijst eenige plaatsen aan op den rug en linkerdij. P. Hoe was je gekleed? G. Ik droeg, behalve mijn gewone klee- ren, een regenmantel en een corset. P. Ken je die kleeren? G. Ja. P. In den mantel kan je niet zeggen welk gat daarin gekomen is van het schot in den rug en welk van het schampschot? Je had drie rokken aan, niet waar? Van boven en onder allebei aan de linkerzij zijn daarin en ook in do broek gaten. Hoelang zijt gij in het gasthuis geweest? G. 6 weken. P. Zijn er twee kogels gevonden G. Ja. P. Een is er bovendien nog gevon den. 't Hooft. Herinner je je niets van het hek? G. Niets, wel van de parapluie. P. Zc weet alleen van drie schoten. Had ja besef om zelf je parapluie op te rapei G. Ik wou het doen, maar kon niet. P. Ge hebt je vastgehouden aan het hekje van het huis van den heer Koop mans en bent waggelend verder gegaan. O. Ik heb de getuige verhoord toen zij 2 uur na het gebeurde te btd lag. Toen heb je verteld dat je Hoogerbeets had ontmoet en meende te zien, dat hij iets uit zijn zak haalde. G. Neen, ik bedoelde dat hij de hand in zijn borst had. V. Heeft getuige pertinent verklaard drie schoten te hebben gehoord onmiddel lijk achter elkander? P. Neen, zij heeft maar drie schoten gehoord. V. Zijn die drie schoteu onmiddellijk gevolgd of was er tusschenruimte G. Ik weet het niet. 't Hooft. Rika heeft in de instructie verklaard, dat het derde schot dat zij hoorde, viel toen zij den hoek omging. O. Ik geloof dat de rechter te veel hecht aan de instructie. Op deu eersten avond heeft zij dadelijk gezegd dat onmid dellijk na elkaar het eerste en tweede schot vielen nadat zij toeu bukte en een golf bloed haar mond kwam, was zij geheel ver bijsterd. Dat vind ik zeer natuurlijk. 't Hooft. Mijn opmerking is alleen aan den verdediger. V. Maar als ik wel begrijp, heeft ze dat aan den officier wèl verklaard. O. Dien indruk heb ik toen gekregen. P. Den volgenden dag heeft zij gezegd dat zij maar 2 schoten gehoord had. V. Heb je gezegd, dat Hoogerbeets ge woonlijk met de hand in den borstzak liep G. Neen, ik zag dat hij de hand in de borst had en heb nog aan Balabréga ge zegd we krijgen zeker weer een brief. V. Heeft Rika Meyland last gehad van Hoogerbeets toen ze met Goode verkeerde? G. Ja, op een avond heb ik wel vier krantjes van //Recht voor Allen" gekregen. V. Heelt hij je niet met rust gelaten, toen je met Goode verkeerde? G. Neen, hij schreef mij brieven. P. Heb je, toen je met Goode liep, nog met anderen geloopen G. Neen, meneer. H. De uitdrukking //ik zal met je bei den afrekenen" heeft ze versterkt, die is leugenachtig, zij is nèch geschreven noch mondeling gezegd. De tijd gedurende welke ze met Goode verkeerd heeft ze geen last van mij gehad, integendeel ik heb last gehad van haar. P. Hoogerbeets, dat klinkt heel aardig, maar wat zou een meisje dat niet met je te doen wou hebben, je lastig vallen? Dat zijn dwaze pretenties. Get. A. C. B a 1 a b r g a, kantoorbe diende, oud 23 jaar. P. Heb je beklaagde Hoogerbeets voor 5 Sept. 1888 gekend? G. Ja, mijnheer. P. Je bent in deze zaak zelf ten nauwste betrokken; ik raad je aan beklaagde niet te bezwaren. P. Sedert wanneer heb je kennis ge kregen aan het meisje? G. Ongeveer 2 jaar geleden. P. Niet veel langer? G. Neen, mijnheer. P. Ben je niet lief tegen haar geweest toen ze nog bij je vader diende en heeft je zuster je niet op die ongewenschte ver standhouding gewezen en gezegd dat er nooit iets van kon komen G. Ja, mijnheer. P. En heeft je zuster toen Rika de dienst opgezegd en is deze toen uit den dienst gegaan 2 jaar geleden omdat er praatjes liepen, betreffende je omgang met haar G. Pardon, mijnheer. P. Toen zij in dienst gegaan is bij Stolp, heb je toen de verkeeriug voortgezet? G. Ja, mijnheer. P. Ging je toen Zondags om de veer tien dagen en Woensdags met haar uit 1 G. Ja, mijnheer. P. Kwam je wel eens met haar bij je vader aan huis G. Pardon, mijnheer. P. Beschouwde je haar als je toekom stige vrouw? G. Ja, mijnheer. P. Kwam je wel eens bij haar moeder? G. Enkele malen. P. De verkeering heb je dus 2 jaar voortgezet, toen zij in dienst was bij den heer Stolp en heb je dat met een goed hart gedaan G. Ja, mijnheer. P. Heb je in dien tijd wel eens ont moetingen met Hoogerbeets gehad G. Dikwijls kwam ik hem tegen. P. Heb je zelf ook brieven gehad G. Ja, mijnheer. P. Heb je nooit brieven gezien, die aan haar waren afgezonden G. Enkele. P. Was zij toen al bij Stolp G. Ja, mijnheer. P. En wat ging je doen bij de politie G. Klagen dat Hoogerbeets ons altijd bemoeilijkte. P. Wat stond er in die brieven G. Het ging niet aan dat ik met haar omging enz. P. Was dat eenvoudig omdat hij je naliep was je toen opgewonden toen je op het bureau kwam? G. Ik heb wel mijn naam op kunnen geven. P. Hoe kwaamt ge in 't bezit van die revolver G. Ik had een revolver als lid van de schietclub. P. Je heb aan den rechter-commissaris opgegeven dat Hoogerbeets je dikwijls lastig heeft gevallen dat het erger en erger werd en je toen een revolver hebt gekocht. Dit zijn punteu die je a tête reposé hebt kunnen mededeelen. G. Ik heb gezegd dat hij ons lastig heeft gevallen, dat ik nu en dan een revolver droeg om ingeval van moord te kunnen gebruiken. P. Hoe lang had je die revolver Droeg je die in eon surtout Had je afspraak gemaakt om met Rika uit te gaan? G. Ja mijnheer. P. Heb je opgemerkt dat Hoogerbeets in de buurt was. Heb je hem gezien dat hij toevallig heen en weer liep en als je 's avonds haar thuis bracht,daar in de buurt ook Toen je op 5 Sept. uitging volgde hij je toen ook wel G. Ja, mijnheer. P. Had u toen afgesproken 7 uur te komen in de Gierstraat. G. Ja, mijnheer. P. Zag je in de buurt Hoogerbeets? G. Ja, mijnheer. P. Was je met Rika opgewandeld G. Ja, mijnheer. P. Gevolgd door Hoogerbeets G. Ja, op de Raamsingel keek ik om en zag hem. P. Waar zag je hem niet meer G. We hebben niet verder omgekeken na den Raamsingel. P. Waar heb je hem het eerst weergezien? Toen u gegaan is rechts van den Dreef? G. Ja, mijnheer. P. Waar beu je hem tegengekomen? G. Op de helft van den Dreef voorbij het Paviljoen. P. Dus voor het huis van meneer Vas Visser G. Ja, mijnheer. P. Heb je iets bizonders aan hem be merkt? Stak hij de hand in den zakp G. Ja, zoo liep hij altijd. P. Heeft Rika toen iets gezegd G. Ja, ze zei: //We krijgen zeker weer een brief." P. Liep je gearmd met haar G. Ik geloof op dat oogenblik niet. P. Toch naast elkander G. Ja, mijnheer. P. Toen hoorde je een sohot, waar kwam dat vandaan G. Achter ons. P. Heb je omgekeken G. Ja, mijnheer. P. Waren die drie eerste schoten ge vallen op dezelfde plek? Merkte je toen, dat Rika geraakt was G. Ja, omdat zij hard gillend P. Ben je haar dadelijk gevolgd? G. Ja. P. Waar heb je omgekeken? G. In de Hazepaterslaan, tot ik het tweede schot hoorde. P. Heb je op den Dreef omgekeken? G. Na het 2de schot. P. Herinner je je ook dat je ds. Mees tegen gekomen bent G. Ik heb er niet op gelet. P. Is toen Rika dadelijk de Hazepa terslaan ingegaan nn ben jij haar gevolgd P G. Ja. P. In dezelfde lijn? G. Ja. P. Heb je gezien dat ze haar parapluie heeft verloren en zich vasthield aan het G. Neen. P. Ben je haar achternagegaanP G. Ja, maar ik zag haar niet. P. Nu wou ik wel eens weten je bent van haar afgeraakt bij het huis van mevr. Koopmans, wat is er toen verder gebeurd? G. Toen ik het vierde schot hoorde heb ik mijn revolver voor den dag gehaald, P. Ben je geraakt door het 4de schot? G. Door het 3de. P. Jelui waart nog op den Dreef toen de 3 schoten vielen en toen ben jelui allebei den hoek omgegaan en hebt ge hoord het 4e schot G. Dat weet ik niet. P. Zag je Rika nog? G. Neen. P. Waar werd dan op geschoten? G. Ik weet het niet. P. Hoe komt het dat je nu zegt, dat je met het 3e schot gewond bent, terwijl je dat onmiddellijk na het voorval niet wist?

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1889 | | pagina 5