NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. 6e Jaargang. Donderdag 17 Januari 1889. io. 1699. ABONNEMENTSPRIJS: ADVERTENTIES: F. W. HOOGERBEETS, 1. C. PEEREBDOM en J. 6. AVIS. STAD S N I E SJ U S. SARAH BLONDEL. HAARLEMS DAGBLAD Voor Haarlem, per 3 maanden1.20. Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden. - 1.65. Afzonderlijke nummers- 0.03. Dit bind verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. BureauKleine Houtstraat No.. 9, Haarlem. Telefoonnummer 1X2* ran 15 regelB 50 Cents; iedere regel meer 10 een Groote letters naar plaatsruimte. Bij groote opgaven aanzienlijk rabat. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze agenten en door alle boekhandelaren, postkantoren en courantiers. klrecteuren-Ufltgevers J. C. PËKRRBOOn en J. B- AVI». Hoofdagent»n voor het Buitenland: Compagnie Generale de Publicite Etrangère G. L. DAXJBE Qr Co., JOH. F. JONES, Suer., Parige, 31bu Faubourg Montmartre. Aan ons Bureau is thans verkrijgbaar Bet COMPLEET UIT aVOERLG VERSLAG van de 1 Rechtszaak tegen waarin is opgenomen het Re- I quisitoir van den Officier van Justitie en het Pleidooi van I den Verdediger. Prijs compleet 15 Cents. Directeuren- Uitgevers. Haarlem, 16 Januari. De heer mr. A. J. W". Farn- I combe Sanders, afgevaardigde der Tweede Kamer van dit district, bracht Dinsdag een bezoek aan deze gemeente en bezocht er de katho lieke en de doopsgezinde school, als mede cU nieuwe school aan de Leidscke Vaart. ^rrondissements Stcchihanh TF, HAARLEM r5 Zitting van Zaterdag 12 Januari. (Slot). De officier heeft gezegd dat er hom- pi bast in de brieven stond. Neen, diezelfde I brieven zouden niet den min-ten bombast I bevatte als deze beklaagde, aan zoo grooten B aanleg en zoo vasten wil, nog dit paarde I dat zijn verstand zijn gevoel en fantasie I beheersehte. Als hij dat bereikt, en tot I zichzelf zegt met zijn vasten wil ik wil mijn verstand laten heerschen i over mijn gevoel en mijn fantasie en die I niet laten voorthollen door dik en dun, I dan is hij ook zonder gevangenisstraf 5 een nuttig lid der maatschappij. De be- klaagde met dien aanleg en dien wil om vooruit te komen, komt op zijn 23e jaar I in aanraking met een meisje. Lacht niet 1 over de wijze wuarop hij haar zijn liefde I verklaart. Zegt niethoe kom je er bij een meisje dat je niet kent zoomaar een brief te schrijven. In dat opzicht menee- S ren zal niemand dwaas durven vinden _j wat de bekl. deed. Hij komt dan in aan- I raking met een meisje, schrijft een brief I en vraagt haar ten huwelijk, en schrijft p haar dat ze kan antwoorden zoo en zoo. p. Ze antwoordt dat ze er van afziet. Laat ik hier terloops opmerken dat als ik thans den gang van die feiten naga, u j ook op die wijze onder het oog tracht U te brengen dat er geen voorbedachte raad aanwezig is. Hij wacht een jaar en vraagt haar weer per brief, en schrijft haar: «ik zou je op den publieken weg kun nen vragen, maar dat doe ik liever niet." Het meisje antwoordt dat ze niets van hem weten wil. Hij wordt een beetje geraakt en schrijft een brief, waarin daar iets van blijkt en doet haar lichte verwijten. Ik zal alles vermijden wat ten nadeele van Balabrega en Rika zou zijn en daarmee voldoe ik aan het uitdruk kelijk verlangen van bekl. Maar ik mag even repeteeren wat bij het verhoor ge zegd is. Er is gevraagd of bij mevr. Meilink niet wat veel aan de deur is gebeld. Daarmee staat in onmiddellijk verband, dat mijn bekl. toen kon aannemen dat er iets aanwezig was. «Het verwijt was ongepast, in dien tijd waren er volstrekt geen praatjes over Rika geweest", zei de president. In de eerste brieven dan schreef bekl. aan Rika, kort daarna ontmoette Hoo gerbeets haar terwijl ze een galant bij zich had. Die galant behandelde Hoogerbeets ongepast, het relaas in de stukken is te vinden in brief G. Die is geschreven in 1884 en ik herinner u dat met dit doel beklaagde heeft dat gezegd voor den rechter commissaris, deze heeft gezegd neen het staat vast dat die brief is ge schreven twee jaar geleden; Rika Mey- land en haar moeder zeiden het ook later begreep de officier dat het wel vier jaar geleden kon zijn en ik heb een brief doen voorlezen waaruit blijkt dat bekl. de waarheid zeidede getuigen niet. Kort daarna hoorde Hoogerbeets dat Rika's moeder hem wel eens wilde spre ken. Toen is Hoogerbeets naar die vrouw toegegaan,hij beweert,dat ze zich toen heeft aangesteld als eene furie. Ik geloof eigen lijk dat volgens den indruk dien wij van haar voor de rechtbank hebben ge kregen die opvatting juist kan geweest zijn. De moeder zei toen: «'t was geen heertje, maar haar broer." Hoogerbeets neemt dat, naïef genoeg, wel aan en schrijft in den briefuw broer vergezelde u. Het tweede bewijs dat bekl. waarheid spreekt is dit, dat hij op dit punt ook niet geloofd is geworden en Jat bij het verhoor gebleken is dat zijn mededeeling juist was. Toen had beklaagde kennis gemaakt met de moeder. Rika ging naar Rotterdam en komt terug en raakt aan het verkeeren met Goode. Rika komt Hoogerbeets met Goode tegen en scheldt hem uit voor hjongen en democraat. Hoogerbeets is zoo dwaas, er weer een brief op te schrijven. Er komen wèl voorbeelden van zachtheid in die brieven voor o. a.//Als ge mij iets te zeggen hebt, stuur dan een knap mensch, ik zal hem beleefd ontvangen." En wat was het antwoord? De moeder kwam met een politieagent en eenige jongens ruzie maken voor de deur van Hoogerbeets die niet thuis was. Nu laat Hoogerbeets haar anderhalf jaar loopen gedurende den tjjd dat zij met Goode verkeert. Daarop volgen weer brieven. Hoogerbeets deed verwijten aan Rika en Balabréga: dat was onge past, zij gaan naar het politiebureau. Toen heeft Balabréga tot Hoogerbeets gezegdik zal je een mes door je don der steken. Van dien tijd af draagt Hoo gerbeets vrij geregeld een pistool bij zich, om zich te verdedigen tegen Balabréga. Ziedaar wat voorafgegaan is aan de po ging tot moord. Ik vraag u is door den officier verklaarbaar gemaakt, dat er door die feitjes sedert vier jaar //voorbedachte rade" was. Ik geloof dat de geëerde amb tenaar er niet is geslaagd, dat iemand psychologisch duidelijk te maken. Ik heb gezegd dat ik het bewijs kon leveren van het tegendeel. Ik heb dat gedaan door de getuigenis van Mees en vrouw, door de schoten enz. Ik kom nu tot dit Wanneer ergens gebeurt een ernstig mis drijf met voorbedachten raad, is het dan ooit in rechtzalen voorgevallen, dat de bekl. noch véór noch na het misdrijf iets had gedaan als voorbereiding? Is er iets gebeurd waaruit blijkt dat bekl. dacht z/van avond ga ik doodschieten" Ik geloof het niet. Het pistool schijnt hij gekocht te hebben in '85, dus lang ge leden, ook niet toen hij al dreigde, in '84. Dit pistool droeg hij bij zich sedert de bedreiging van Balabrega. Niets i3 aanwezig na de daad dat \Vijst op het vaste besluit en als nu de officier zegt waarom heb je je niet doodgeschoten wel natuurlijk, hij had het niet goed overdacht. Wanneer ge straks in Raad kamer zult vergaderd zijn tot bespreking dezer kwestie, wijs ik u op een schijn bare kleinigheid, voor mij echter van gewicht. Toen ik als advokaat met bekl. sprak, en ik al eenige notitiën genomen had zei bekl. toen hij plotseling ophield z/daar hoor ik een orgel Ik zeg: wat bedoel je daarmee? heb je dien dag van het feit iets gehad met muziek Ja, hij had dien dag een orgel gehoord en dat had veel invloed gehad op het misdrijf. Wie gevoel heeft voor muziek zal be grijpen wat ik bedoel, wie dat niet heeft kan ik het niet nader verklaren. Hij liep rond, zonder werk en waar schijnlijk zonder voldoend voedsel. Hij liep rond en hoort een orgel. Iemand kan door zoo'n orgel in deze stemming komenIk, die hier alleen ronddwaal zonder geld, zonder vrienden, zonder liefde, ik heb een vader die zuipt en een moeder die mij onecht ter wereld heeft gebracht en als hem later gevraagd wordt: waarom liep je buiten? dan zegt bekl.: ik liep, natuurlijk, ik had niets te doen. En later in de stad terugkeerende ging hij naar de plek waar hij het meisje kon zien dat hij lief had, niet met een mis dadig gevoel, maar uit liefde. Hij dacht: ik zal haar maar niet naloopen en toen dacht hij: ja ik zal het toch maar wel doen en hij is hen nagegaan. Meer dan dronken zooals hij zegt, als ik was, wilde ik haar doodschieten. Goddank die aandrift ging weer weg, maar keerde weerom en ik legde aan op het hoofd en toen ging het goddank weer weg, maar half en ik schoot driemaal, mijn pistool telkens naar beneden drukkende. Ik heb reeds straks gezegd dat in mijn systeem van geen poging tot doodslag j sprake kan zijn, maar alleen van mis- handeling door schuld, als de schoten zoo gevallen zijn als ik aanneem en zoo als de Officier het aanneemt, ook dan is er alleen mishandeling door schuld. Ik zou daarover nader kunnen wijzen op de verschillende verklaringen van Balabréga. 1 Eén ding staat onomstootelijk vasteen verklaring van Balabréga is niet juist, ik neem het hem niet kwalijk. Hij heeft van het begin af wat gedraaid. Hij heeft zijn pistool weggegooid en uit zijne verschil lende verklaringen kan men afleiden, dat hij verkeerde in den waan dat hij wel eens strafbaar kon zijn. Wat ik ook van Balabrega kon zeg gen, als jurist moet ik zeggen dat het niet aangaat iemand in zijn geval iets ten laste te leggen. Maar als dat niet kan meneeren, meen ik ook dat Hoo gerbeets ook niet van poging tot dood slag op hem beschuldigd kan worden. J Ziedaar mijne beschouwingen over wat voorgevallen is. Natuurlijk kan ik niet van alles wat Hoogerbeets zegt bewijzen i dat het waar is. Eigenaardig is het dat de verschillende kleine incidenten waarbij I bij verdacht werd onwaarheid te zeggen, zijn gebleken waar te zijn. Ik heb gesproken over den toestand waarin de persoon verkeerde, over zijne ontwikkeling, en zeg nog eens: is het mogelijk dat iemand door hoovaardij tot zoo iets komt? Ik herhaal mijn raad aan dezen beklaagde: leer je verstand je gevoel en fantasie beheerschen en het zal je niet meer overkomen, dat je brie ven schrijft met fransch en latijn aan een meisje dat dat niet kent. Want je gevoel moet je zeggen dat dat meisje het niet lezen kon en als ze het kon, niet begrijpen. Leer dus alles wat je te zeggen hebt zoo te zeggen dat de personen aan wie het gericht is, je begrijpen. Als je dat doet zal je met de gaven en de kennis die je hebt eenige sporten hooger, kan nen komen. Daarmede heb ik gezegd wat ik meende te moeten zeggen en eindig met u af te vragen of niet een noodlottig fatum dezen Hoogerbeets voor u heeft gebracht. Gij zij t thans geroepen in naam der wet dezen persoon «voor ver betering" in een gevangenis te zetten. Die qualificatie kan ik daaraan niet-, geven. Maar bedenkt dan dat hetzelfde fatum de drie personen ten spoedigste heeft doen herstellen en dan zou ik dus zeg gen ge weet de talio van wat het fa tum gegeven heeft, weest mild in uw oordeel en barmhartig in uw vonnis. REPLIEK. De officier van justitie erlangt het woord: Het zal nu omstreeks driehonderd jaar geleden zijn, dat er ook een Hoo gerbeets voor de rechtbank stond en deze kon toen de merkwaardige woorden van Juvenalis hooren, die vrij vertaald aldus luiden: een pantser zij mij dit, geen schuld bewust te wezen en door geen zelfverwijt te blozen of te vreezen." Het was te wenschen dat alleen het fatum dezen bekl. hiertoe had gebracht, maar ik ge loof dat hijzelf zeer wel voelt dat hij wat hij heeft gedaan niet alleen op rekening j van het noodlot kan schuiven. Die man I had de zelfbeheersching moeten hebben het meisje te ontwijken, niet haar zoo lang te volgen met een pistool in den boezem. Hij werpe dat niet op een on bekend fatum. De geachte verdediger heeft omtrent de dagvaarding eene opmerking gemaakt: hij heeft gezegd dat het woord «sluipen" onrechtvaardig was. Dat noem i k «slui pen", twee gelieven achterna te gaan een langen weg, zich dan om te keeren en hen van achteren aan te vallen dat is volgens mijn raeening «sluipmoord". Ik betwijfel of de verdediger er in geslaagd is de voor- j bedachte rade uit te lichten Ik geloof dat hij zelf voelde dat het terrein hem i onder de voeten wegzinkt, hij heeft bij do voorlezing zijner citaten zichzelf' tel- j kens afgebroken. Tegenover den voorbedachten raad j staat de handeling in impetu die kalm i nadenken uitsluit. Nu heb ik bewezen dat deze man het denkbeeld om het meisje van het leven te berooven 4 Jaar bij zich heeft omgedragen. De verdediger had moeten aantoonen dat Hoogerbeets in die vier jaar geen oogenblik tijd ge- vond n heeft om kalm na te denken. Ik zou den verdediger willen vragenonder we ke gemoedstemming meent hij dat men een misdaad begaat? Een hande ling zonder gemoedsaandoening laat zich niet denken. Ik zou de rechtbank nog kunnen ver wijzen naar andere sc'i rij vers waar zij spreken over voorbedachten rade, b. v. naar: Chauveau et Nélie. Théorie du CodePénal waar wij lezen: La préméditation diffère essentiellement de la volonté criminelle. La volont conjjoit le désir du crime et l'accoraplié aussitót. C'est une occasion subite qut l'éveille; elle ne réfléchit pas, elle obéifc a la passion qui l'agite, elle se précipite FEIUIL!Ïil3TON. Naar het fransch van Louis Gallet. 45) XVII. Een dorst naar wraak dreef en zweepte hem voort. Op het gezicht van den lagen muur, die de bezitting van den dokter omringde, toomde hij zijne vaart evenwel in. Het scheen hem wenschelijk toe een oogenblik tot zich- zelve te komeu en ondanks de storing zijner geestesfunc- tiën gevoelde hij als bij ingeving de noodzakelijkheid vóór hij iets ondernam, poolshoogte te gaan nemen van den toestand. In plaats van aan de poort te kloppen, zooals aanvan kelijk zijn voornemen was, volgde hij den muur en bereikte eindelijk een punt, vanwaar men de gansche bezitting over zien kan. In de nabijheid was een poortje, dat volgens gewoonte openstond. Jacques had daar door kunnen gaan. Hij deed dit evenwel niet. Het mocht schijnen, dat de nabijheid van twee boeren, die op eenigen afstand arbeidden, hem weer hielden op het grondgebied van den dokter te sluipen. Toch was dat de reden niet, die hem weerhield. De zaak was, dat hij onuitstaanbaar leed. Bij beurten koortsachtig opgewonden en diep neerslachtig, gevoelde hij zich uitgeput en strekte zich op het gras uit. Hij bleet langen tijd in deze houding, zonder verlost te worden van de trillingen, waarvan hij dien dag plotseling te lijden ge kregen had. De schittering van het zonlicht op een zeis, die een jonge boer op eenigen afstand scherpte, trok zijn aandacht; en wederom deed hem evenals onderweg een snerpende pijn de oogen sluiten. Toen hij het hoofd afdraaide en zijn oogen op het zachte groen der boomen in des dokters tuin vestigde, merkte hij twee personen op, die langhaam voortwandelden. De afgevallen, droge naalden der dennen kraakten onder den voestap van George en Sarah, die langzamerhand de muur naderden. Sarah ondersteunde George die nog bleek en zwak was. En de reine blik van het jonge meisje scheen elk oogenblik in de trekken van haren vriend te willen lezen, wat hij dacht en of hij iets wenschte. Een glimlach zweefde om George's lippener lag dank baarheid, liefde, maar ook droefheid in dien glimlach. Zij zet'ten zich neer op ongeveer twintig pas afstand van Jacques, die met strakken blik, opgesperde oogen en samen geperste lippen hunne minste bewegiDgen volgde. George zat eenigzins van hem afgekeerd. Het witte lin nen, waarin de gewonde arm hing trok Jacques aandacht op onweerstaanbare wijze. Eensklaps scheen het hem toe, dat Sarah haar hoofd zachtjes op den schouder van George legde en dat deze zijne lippeu op haar voorhoofd drukte. Zijn hart klopte met hevige slagen en zijn oogen schit terden ODheihpellend. Op zijn knieën in het gras zittende en de kracht mis sende op te staan strekte hij de hand uit naar het geladen geweer, gebood op zachten toon zijn hond te gaan liggen en den kolf tegen den schouder leggende mikte hij op George. Hij handelde zonder nadenken, bijna werktuigelijk. Hij wilde George dooden dat voornemen was sedert weken bij hem tot rijpheid gekomen. Ea nu ging hij George dooden, schijnbaar met de grootste kalmte. De witte doek om George's arm riep evenwel die ste kende pijn te voorschijn, die hem bij herhaliDg had ge kweld en met moeite hield hij den blik op dit mikpunt gevestigd. Niettemin overwon hij door de kracht van zijnen wil deze lichaamssmart en zochten zijn koortsachtig bevende vingerB den trekker. BijDa gelijktijdig knalden twee schoten. Jacques bleef als versteend in dezelfde houding zitten. George had zich opgericht. Met vertoornde stem riep hij uit Wie is zoo onvoorzichtig om hier in de nabijheid te schieten, zonder te waarschuwen En dan nog wel met kogels I De dokter kwam haastig toeioopen en toonde George, die de kogels duidelijk had hooien voorbijfluiten, hoe vlak boven zijn hoofd twee boomtakken a aren getroffen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1889 | | pagina 1