NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD. EEN GEBROKEN LEVEN. 6e Jaargang. Vrijdag 25 Januari 1889. No. 1706. ABOHNEUEHTSFRIJS: ADVERTENT1ËN: STADSNIEUW S. HAARLEM'S DAGBLAD Voor Haarlem, per 3 maanden1.20. Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden. -1.65. Afzonderlijke nummers- 0.03. Dit bind verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen, dnreanKleine Hontstraat No. 9, Haarlem. Telefoonnummer 1X3. van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 een Groote letters naar plaatsruimte. Bij groote opgaven aanzienlijk rabat. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onse agenten en door alle boekhandelaren, postkantoren en conrantiers. Vlrectearen-Uligeverg J c. rKKHKHOOll en J jH AVI». Roof dagenten voor het BuitenlandCompagnie Generale de fublieite Eirnnfire G. L. DAUBS Co., JOH. F. JONES, Suer., Farijt, dibit Faubourg Montmartre. Haarlem, 24 Januari. De eerstvolgende vergadering van den Gemeenteraad zal plaats hebben Woensdag 30 Januari a. s., des na middags te 1 ure. Onze stadgenoot, de heer A. W. C. van Es, is door Burg. en Weth. van Groningen voorgedragen ter benoeming als gymnastiekonderwij- zer aan de school in de Parklaan aldaar. Onder het opschrift wHet Koloniaal Museum" bevat het Januari-nommer van het Tijdschrift der Nederlandsche Maat schappij tot bevordering van nijverheid, het volgende artikel van den heer F. W. van Eedenalgemeen secretaris der Maatschappij en directeur van genoemd museum. ffIn Juli dezes jaars zal het juist vijf en twintig jaren geleden zijn, dat de eerste grondslag is gelegd van het Koloniaal Museum, want in 1864 werd door de al gemeens vergadering der Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van nijver heid het besluit genomen tot de oprich ting daarvan, naar aanleiding van een voorstel vau het departement Utrecht, en meer bepaaldelijk van onzen in de weten schap met roem bekenden dr. J. W. Gun ning, thans hoogleeraar te Amsterdam. //De eerste vergunning tot het gebruik maken van eenige lokalen in het Pavil joen te Haarlem werd verleend door den minister Thorbccke, waardoor welwillend werd voldaan aan het verzoek van direc teuren der Maatschappij, onder het voor zitterschap van prof. A. H. van der Boon Mesch. wVan der Boon Mesch, de ultra-conser vatief, die in de liberalen van die dagen de voorloopers zag der /Aroode republiek", vroeg eene gunst aan den groeten lei der dier partij, den zoozeer door hem ge- halen collega, en Thorbecke verleende die gunst. Beiden waren overtuigd, dat het hier een hooger belang gold dan kleingeestige begrippenstrijd. Ik zag in deze merkwaardige samenwerking een gunstig voorteeken en tevens de bevesti ging van mijne overtuiging: als de par tijschappen zwijgen, bloeit het vaderland. wMet deze leus is het Museum gegrond vest en uitgebreid. Het heeft zich in stilte ontwikkeld, ver vau alle politieke woe lingen. Het heeft op koloniaal gebied niet anders beoogd dan vermeerdering van kennis, van de voor Nederland zoo on misbare kennis van de voortbrengselen zijner Koloniën. «Die Koloniën zijn nog altijd onuitput telijk rijk. Ik zeg niet te veel als ik be weer, dat hare productieve kracht honderd maal grooter is dan van onze europeesehe gewesten, en dat alleen onze gemakzucht en bekrompenheid oorzaken zijn, dat de Koloniën nog niet het honderdste op brengen van hetgeen zij kunnen opbrengen. z/Men heeft wel eens beweerd dat Ne derland zich te zeer verrijkt heeft ten koste van Nederl. Indie en zich onrecht vaardig bevoordeeld heeft met hetgeen de inlanders hebben opgebrecht. Ik beweer daarentegen, dat Nederland nog veel te weinig van zijne Kolo niën heeft part ij getrokken en daardoor juist den inlan der beeft te kort gedaan. HIk ken voor het menschelijke leven geen beteren stelregel dan #z e 1 f te ge nieten door anderen te doen geniete n," en deze stelregel geldt ook vooral voor het nuttig gebruik der Koloniën. z/Oader een mild maar rechtvaardig europeesch bestuur en bij geregelde werk zaamheid onder europeesehe leiding, is de inlander ontindig gelukkiger dan onder zijn eigen vorsten. Hij leeft bij den dag en zou door jagen naar rijkdom en kapi taal, door //effectjes koopen" zijn aard moeten verloochenen. Hij is dus uitstekend geschikt om voor ons te werken, als wij hem slechtg naar zijne inzichten waardig behandelen. De Europeaan die zich waar dig als zyn meeidere gedraagt, wordt hooger door hem geacht dan hij die met hem europeesehe gelijkheid zoekt. //Daarom kan de Nederlander met een gerust geweten den rijken bodem van Indië gaan ontginnen en de werkkrachten der inlanders gebruiken, niet alleen, maar dat is zelfs zijn dure verplichting als ko loniale natie. z/En om daarin te gemoet te komen, heeft het Museum nu bijna twintig jaren meegewerkt, door de aandacht te vestigen op de voortbrengselen die de Koloniën opleveren en kunnen opleveren. //D oor zich uitsluitend op dit gebied te bewegen is het Museum allengs meer en meer eene vraagbaak geworden omtrent de waarde van alle minder bekende koloniale grondstoffen en natuurvoortbrengselen en hunne toepassing in de nijverheid. //Het geniet als zoodanig ook meer en meer het vertrouwen van de voornaamste handelsfirma's in Nederland en de Kolo niën, en zal zeker nog veel meer uitrich ten als de algemeeue medewerking van de belanghebbenden zal zijn verkregen. «Aan het Koloniaal Museum is thans de eer beschoreD, bij de nieuwe inrichting van het orgaan der maatschappij, den jaargang 1889 te openen. Een bescheiden aanvang zeker, ja zoo bescheiden, lat ik wel eens moet lachen, met zoo ge ringe middelen te streven naar een zoo onmetelijk doel. Daarom doe ik een be roep op mijn landgenooten om, door toe treding als leden der maatschappij of als raadsleden van het Museum onze krachten te sterken, ten einde het orgaan op kolo niaal gebied meer en meer beantwoorde aan de hooge eischen van ons rechtmatig erfdeel in Oost en West." Voorts bevat de genoemde aflevering eene beschrijving van belangrijke grond stoffen en andere voortbrengselen van Ned.-Indië, voornamelijk uit Borneo, aan het Museum geschonken door dr. P. W. Korthals, te Haarlem. Deze beschrijving is gemaakt door dr. D. de Loos, te Leiden, op verzoek van den heer Van Eeden, die daarbij het volgende mededeelt: Dr. Korthals is de laatst overgeblevene van de rijks-commissie voor het weten schappelijk onderzoek van Ned.-Indië, be noemd door Koning Willem I. Hij heeft in die functie eenige jaren in Ned.-Indië doorgebracht en op zijne reizen eene on schatbare menigte planten verzameld, waar van een gedeelte door hem is beschreven in deel 8 van het kostbars werk: Verhan delingen over de natuurlijke geschiedenis der Nederlandsche Overzeesche Bezittingen, Leiden 188944. Door deze onderzoekin gen en door verschillende geschriften be treffende ned.-indische planten, is Kort hals in de wetenschap met roem bekend. En ook de ned.-indische cultuur heeft vele nuttige wenken aan kem te danken. Hij is in 1829 een der eersten geweest, die de regeering opmerkzaam maakte op de geschiktheid van Ned.-Indië voor de kina cultuur, hij was de eerBte die de aandacht gevestigd heeft op de in het wild groeiende koffiesoorten op Borneo en Sumatra, wier aankweeking tot vorming van nieuwe ras sen, bij achteruitgang der oudere wel eens ter sprake mag komen. FAUST. Vele lieihebbers van schoone opera'g zullen morgen (Vrijdag) weder in de gelegenheid zijn Gou nod's Faust iu den schouwburg alhier te zien opvoeren door het HollaucLche Operagezelschap. Gelijk de hoofdpersoon dezer opera slechts eenmaal de verjon gingskuur ondergaat, mag zich de opera zelve iu een aanhoudende verjonging verheugen, want zeer zeker is er in die fraaie schepping met hare aaneenschakeling van be vallige melodieën zóóveel, dat niet alleen een opkomend geslacht op ouderer gezag het werk hooren wil, maar ook zij die het reeds zoo vaak zagen het nog eens willen genieten. Het gezelschap der Hollaudsche Opera is indenlaatsten tijd nogee ige flinke elementen rijker geworden en dus kan men iets goeds ver wachten. De schouwburg-directie heeft ook nu weder alles gedaan om eene goede opvoering te ver zekeren hetgeen met het oog op de groote toebereidselen werkelijk geen kleine taak is geweest. Men bedenke slechts dat voor deze opvoering met inbegrip van koren en orchest omstreeks honderd personen noo- dig zijn. De talrijk opgekomen hoorders voor de lezing, die dr. E. v. d. Ven in Teylers- Stichting zou houden, smaakten het eigen aardige genot aan de hand van dezen be trouwbaren gids een tocht te doen langs den sterrenhemel. De overrijke stof, die ons hier ter beschouwing gegeven wordt, verklaarde spreker, eischt eene beperking, evenals het gemis aan een goede telescoop en het surrogaat daarvoor van projecties van glasphotographiën naar teekeningen door sterrekundigen met het oog voor den kijker genomen, een welwillend beroep op de verbeelding noodzakelijk maakt. Hij zou zich daarom bepalen tot eenige op merkingen over dia punten aan den hemel, die gewoonlijk den naam van vaste sterren dragen, omdat zij bij de dagelijksche be- wegiag des hemels ten opzichte van el kander niet van plaats veranderen. Na door woord en beeld verduidelijkt te hebben, wat men onder deze dagelijk sche beweging des hemelsdie voor ons oog van oost naar west plaats vindt, verstaat (voorb. loop van zon en maan) en hoe in verband met den schuinen stand der hemelas op onze aardas, de vaste lichtpunten verdeeld kunnen worden m lo sterren, die voor ons oog nooit onder gaan (cirkel-polaire sterren), 2o sterren, die op- en ondergaan (zou en maan bijv. zijn afwisselend zichtbaar op het noorder en zuider-halfrond), 3o sterren, die voor ons nooit opgaan, toonde spreker door een proef aan, hoe men de poolster, het vaste punt aan den hemel, dat schijnbaar geen cirkel beschrijft, kan vinden. De poolster is de eerste groote ster, die men ontmoet wanneer men een lijn trekt door de twee benedenste sterren van het sterrenbeeld, //de Groote Wagen" (dissel, trekosseD, septembriones) en be- vindt zich in het sterrebeeld «de Kleine Wagen" (stand boven de Alpen of Ape- nijneu en hierdoor een richtpunt voor de romeinsche zeelieden op de Middellandsche Zee, transmontana, //hij raakt zijn tra- montacen kwijt"). Ten einde zich gemakkelijker in die we reld van werelden, die men sterrenhemel noemt, te orienteeren, heeft men van de tijden der sterrewichelarij af aan, sommige sterrengroepen tot sterrenbeelden samenge voegd, (de Groote Beer, de Kleine Beer, de Maagd etc.), die door de hoofdafme tingen hunner massa, de illusie van het beeld, waarnaar zij genoemd zijn eenigszins in de hand werken. Nuttiger dan het be trekkelijk ijdele werk van deze benoeming, die later, toen de vroegere verdeeling door de nauwkeuriger kennis van den sterrenhemel (omzeiling van Kaap de Goede Hoop, kennis sterrenhemel Zuid.-Halfrond) onvolkomen bleek, in den volsten zin des woord tot een werk der ijdelheid werd ver laagd (Schild van Sobieski, Stier van Ponia- towski, Hart van Karei II, Glorie van Frederik etc.), nuttiger dan dit inruilen der astronomen van sterren voor kruisen, is het catalogiseeren van den hemel, waar toe] 125 j. v. Chr. Hipparchus den grondslag legde. Hij bracht 1022 sterren in kaart, verdeeld in 48 sterrenbeelden, die in den loop der tijden en bij de uit breiding der wetenschap altijd de voor naamste gebleven zijn. Twaalf dezer sterrenbeelden vormen den zoogenaamden Zodiak of Dierenriem, den gordel, waarin voor ons oog de zou in de twaalf maanden des jaars achtereen volgens haar standpunt heeft. De beteeke- nis der namen van sommige dezer beelden staat hiermede in verband (Weegschaal 21 Sept; Maagd Wijn- of Druiven- lee8ster: Oct.; Kreeft, schijnbare achter uitgang: 22 Juni; Steenbok, klimmend beest 22 Dec.) In de laatste twee eeuwen heeft dit catalogiseeren door de verbetering der sterrekundige werktuigen en de hernieuwde belangstelling van de astronomie, een hooge vlucht genomen, vooral na de on derzoekingen van het Phot. Observato rium te Parijs, dat de plaats van 200.000 sterren op de sterrenkaart heeft vastgesteld. De beroemde W. Struve van het observa torium te Pulkowa heeft ze naar hunne lichtsterkte verdeeld in 6 klassen, die voor een gezond oog zichtbaar zijn en 6, die alleen door den telescoop zijn te ontdek ken (telescopische sterren). Tot de eerste soort behooren 3237 vaste lichtpunten, waaronder 20 nevelvlekken. Na door een zeer belangwekkende proef [sterrenb. de Tweelingen] in 't licht te hebben gesteld hoezeer het aantal sterren sedert de toepassing der photographie op de waarneming des sterrenhemels vergroot is, (twijfelachtige waarde voor de we tenschap, oneffenheden vau het collodium) bepaalde spreker de aandacht van zijn auditorium bij de genoemde licht- of ne velvlekken. Gezien door een sterken kij ker (telescoop van Lord Rosse te Parsons- town) lossen vele dezer vlekken zich op in sterrenhoopen (sterrenbeeld Hercules, ontdekking Herschell dubbelsterren), waar van sommige ringvormig zijn (sterrenb.de Lier). Sommige evenwel laten zich, 't zij omdat ze nevelen zijn, 't zij omdat onze kijkers te zwak zijn om ze to ontleden, FESID'ïlAXiiaTOüa. Oorspronkelijke Novelle door HASSELAER. 5) II. Willem wilde antwoorden op dit verwijt en de zieke zeide met zwakke stem: ik gevoel mij zoo prettig nu Willem er weer is, maar mevrouw van der Horst ging voort zonder daarop te letteD: Het is heel natuurlijk, iedereen doet alsof ik er niet was, maar ik geloof dan toch, dat èso moeder wel het recht heeft om over haar kinderen te waken. Lize is ook al zoo eigenzinnig: ik heb haar altijd aangeraden zich toch vooral warm te kleeden, maar ze wist natuurlijk wel 'beter en nu ligt ze daar.... ik heb het altijd wel gezegd! Willem zweeg, hij wist wel dat dit het beste was wat hij in deze omstandigheid kon doen en Lize drukte zijn hand als om hem schadeloos te stellen voor de harde woor den van hare moeder. Terwijl zij zacht samen spraken, ging de deur open en verscheen de oude heer Beek met zijne twee dochters, welke laatste zachtjes binnentraden en met eenigszins verlegen ge zicht naar Lize keken, als gezonde menschen die een zieken kamer betreden altijd doen. Met hartelijke belangstelling vroegen zij hoe het met Lize ging en zett'en daarbij zulke meewarige gezichten, dat Willem eerst er een weinig boos om werd: zóo erg was het toch niet en daarna weer die zelfde vrees gevoelde welke hem bekropen had in de eerste oogenblikken toen hij haar weerzag. 't Is niets, hoor W«m, zeide het meisje fluisterend, alsof ze zijn gedachten op zijn gezicht gelezen had. Je moet niet oDgeruet wezen hoor. Marie Kepelman heeft het wel driemaal gehad en ze is toch nu zoo gezond als ze maar wezen kan, het gebeurt immers zoo dikwijls dat iemand bloed opgeeft wat hem niets hindert. Ik ben immers altijd zoo gezond geweest Willem gevoelde bij die troostende woorden zijn angst verdwijnen, hij wilde zoo gaarne het beste er van hopen en nam dus veel spoediger die bemoediging aan dan hij aan een sombere voorspelling geloofd zou hebben. Zijn vader tikte hem nu op den schouder. Kom Wil lem, ga mee, Lize mag niet te veel spreken en heeft rust noodig. Over Willem's gezicht kwam een trek van teleurstelling en ook het meisje drukte zijn hand en gaf teekenen van ongedu.d. -Ik ben juist zoo opgewekt, zei ze, en het hindert mij volstrekt niet dat Willem met mij praat. Zoo erg bedoelde de dokter het toch niet! Jawel, zoo bedoelde hij het wel, zeide mevrouw van der Horst scherp. Willem moet nu heengaan en kan morgen ochtend weerkomen. Maar vraag dan de meid eerst naar mij, Beek, en stuif niet weer zooals straks, dadelijk de kamer in naar Lize toe. Willem voelde tiet bloed naar zijn wangen stijgen bij dit onaangenaam verwijt en alleen een fluisterend «Willem» van zijn meisje wjerhield het bitse antwoord, dat hij op de lippen had. Men nam afscheid en Beek kuste het bleeke meisje zach tjes op het voorhoofd en voagde zich na een hartelijk«tot morgen!» hij zijne bloedverwanten, die hem reeds waren voorgegaan en beneden aan de trap op hem wachtten. Langzaam begaven zij zich door de drukke hoofdstraten naar de Govert Flincksiraat, waar de heer Beek woonde. Nu had Willem geen haast meer, bij iedere stap die hij deed verwijderde hij zich verder van zijn lief, ziek meisje, en zijn gedachten waren zoo geheel en al bij haar, dat hij niet eens hoorde hoe zijn vader hem tot spoed aanmaande, omdat zijn moeder zoo ongeduldig zou zijn, hem weder te zien. Eindelijk zeide hij, zonder dat er vooraf iets over dit onderwerp was gezegdStaat hoesten wel eens met de maag in verband Wel neen, antwoordden uit een mond de beide meisjes, die niet begrepen waarom hij deze vraag deed en bij de droevige trek die bij dit antwoord dat hij wel voor zien had, op Willem's gezicht kwam, voegde zijn vader er vroolijk aan toeHoor die beunhazen van geneeskun digen eens, men zou denken dat zij het menachelijk .ichaam en zijn geheimen op een prik kendenEr zijn zooveel on gesteldheden die uit een verwijderde oorzaak voortkomen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1889 | | pagina 1