NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. 6e Jaargang. Vrijdag 8 Februari 1889. No. 1718. ABONNEMENTSPRIJS: ADVERTENTIES: IN TIJGERKLAUWEN. HAARLEM'S DAGBLAD Voor Haarlem, per 3 maanden1.20. Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden. -1.65. Afzonderlijke nummers- 0.03. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bnrean: Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem, ¥elefo«iinunimer 122. van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 cents Groote letters naar plaatsruimte. Bij groote opgaven aanzienlijk rabat. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onee agenten en door alle boekhandelaren, postkantoren en courantiers. Directeuren-Uitgevers J. C. PKKKIIKOUn en J. B. AVIS. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Generale de PubHeite Btrangère GL. DATJBE <f" Co., JOH. F. JONES, Sucr., Parys, 3Ibis Faubourg Montmartre. S T A S N I E D IV S. Haarlem, 7 Februari. Woensdagavond trad in //Teylers Stich ting" ala spreker op prof. C. P. Tlele van Leiden. De vergelijkende studie der verschil lende godsdiensten, zeide spr., is als we tenschap betrekkelijk jong. Eerst elf jaar geleden stichtte minister Heemskerk den eersten leerstoel daarvoor te Leiden, die door velen in ons land en ook daarbuiten is gevolgd. Het doel dier studie is om uit de ge schiedenis der godsdiensten den godsdienst der menschen te leeren kennen. Daartoe moet men alle godsdiensten, ook de laagste en walgelijkste, in den kring van het onderzoek trekken. De vergelijkende studie der godsdien sten heeft geleerd, dat elke godsdienst een eigen karakter heeft, maar ook dat elke groep van godsdiensten in enkele trekken overeenstemt. Dit ksn men de karakteristiek der godsdienst-familun noe men. Spr. zal zich bepalen tot de twee voornaamste, de indo-germaansche en de Se mitische, juister genaamd de theanthropische (innige vereeniging ti sschen God en men schen) en de theocratische (het heerscken van God over de menschenwereld der natuur). Men is tot deze verdeeling gekomen door nauwkeurige vergelijking van de leer en den eeredienst clt r godsdiensten. Een der duidelijkste kenmerken waaruit het karakter var. een godsdienst is op te maken, is de naam welke men geeft aan de goden of (waar het mouotbëisme heerscht) aan God. In den theocratischen godsdienst noemt men hem den machtige, den hoogverhevene, den hoogsten heer, den Koniug.Hier is dushetabsoluteidee van heer schappij. De belijder daarvan noemt zich het liefst Gods slaat of hond, zich zijn zoon te noemen zou hij godslastering achten. In de theantropische godsdiensten ge heel anders. Daar noemt men de goden hemelsch, schitterend, geveis, en geeft hun het liefst den vader- of moedernaam. Wel werd hieraan nog niet de verheven beteeken is gehecht, welke er de christe nen aan geven, maar uit de namen die de Indiërs en Grieken aan hunne zonen gaven, Theodorus, Dorotheus, Theogenes, Theagenes, blijkt de vertering die zij voor hun God koesterden. Ook de geheele opvatting van den aard der goddelijke wezens en van hunne werkzaamheid is in beide richtingen ver schillend. Volgens beider opinie is de schepping een maak, maar voor den theocratischen godsdienst staat de Schepper boven de schepping, in den theanthropischen is de schepping een uitvloeisel van den Schep per. In den eersten staat de Schepper zelfstandig tegenover de seheppiug, deze is door hem, niet uit hem; in den twee den staat de raenaehheid in innig verband met de godheid. In den theanthropischen godsdienst zijn de goden machtig, doch niet almachtig. Wel overwinnen zij steeds de demonen, reuzen en titanen, maar vernietigen kun nen zij hen niet. De booze geesten zijn oppermachtig in hun eigen rijk, hen ver jagen kunnen de goden niet. Ook is hun macht niet eeuwig en zelfs niet de hoogste macht in het heelal. En hier komt men aan het Noodlot en aan de vraagBe palen de goden de noodwendigheid of worden door deze de goden bepaald In den theanthropischen godsdieast huldigt men de laatste opvatting, in den theo cratischen is het geheel andersom. Daar is niets uitgesloten van de macht der goden. Daar ontbreken ook de booze gees ten niet maar zij staan onder de goden en kunnen niets doen zonder hun bevel. Zoo in de geschiedenis van Job, waar satan, God vraagt wat hij doen moet. Het karakter van den theocratischen godsdienst komt het best uit waar de vraag rijsttfhoe de loop der wereld met Gods rechtvaardigheid te rijmen is." De dichter van Job heeft op die vraag twee antwoorden in den proloog is Job's on geluk een proef, in het verhaal zelf treedt Javeh zelf met hem in debat en vraagt hem wZijt g ij het die dit alles gescha pen hebt P" Dan antwoordt Job #ik ben te geriDg." Alle vragen vallen daar weg. God is alleen oppermachtig, God wil het. De grondtrekken der beide godsdien sten vindt men niet min Ier duidelijk ge openbaard in de opvatting van de ver houding tusschen naeDschen en goden. In den theocratischen is er een wijde klove God woont in het verborgen, wie Hem ziet, moet sterven. Zeer enkele bevoorrech ten zien alleen de slip van zijn gewaad, hij spreekt tot hen in den donder. De godheid openbaart zich wel in droomen en visioenen maar staat niet meer in rechtstreeksche betrekking tot de menschen. In den theanthropischen godsdienst valt de scheidsmuur weg goden worden menschen en meBschen worden goden. Apotheose en incarnatie zijn twee kenmer ken van de theanthropische richting. In de eerste opvatting kan een mensch ge- j zalfde wezen of profeet, niet een zoon van God, in de tweede is behoefte zich de goden als mensch geworden te denken. Daar heeft men zonen en dochteren van goden, die menschen zijn: Apollo, Hera- kles, Eamah, Zarathustra, Boeddha, onder gaan de apotheose, worden godenIn den tijd der ronaeiosche keizers bereikte deze opvat ting haar toppunt en had haar laatste woord gesproken. De incarnatie (goden als men schen) is iu Indië veel uitgewerkt en in de Edda vindt men dat de goden zich ia allerlei gedaanten aan de menschen ver- toonen. Het karakter der beide godsdiensten komt ook uit iu den vorm van den eere- dienst. Het is gansck iets anders God te beschouwen als heerscher, dan wel al» Vader. De eerste opvatting brengt eerbie dige vrees, de laatste vrijmoedig vertrou wen mede. De tempel van den theocratischen gods dienst had een hoogen voormuur; den tem pel zelf mochten alleen de priesters betre den en er was een vertrek waarin zij zelfs niet mochten biunentreden. Daar woonde in heilige stilte de Godheid zeil. Bij den theanthropischen godsdienst was (te tem pel voor elkeen geopend, het beeld der godheid was vaak ook buiten het heilig dom zichtbaar, In den offerdienst hetzelfde verschil. De theocratische richting ging uit van het standpunt, dat alles, ook de mensch zelf, aan den absolutes soeverein toebehoorde en dat het louter genade was als de god heid niet alles eischte. Lang bleven de menschenoffers in zwang, vooral in West- Azië, bij de Assyriërs, Eeniciërs, Judeërs, Armeniërs, en vooral bij de Caithagers. Abrahams offerande is van deze opvatting een bewijs. Javeh kan doen wat hij wil. Dat Abraham bereid is ziju zoon ten offer te brengen is eeu bewijs zijner vroomheid en al wordt hem, wanneer dat bewijs ge leverd is, de pijnlijke offerande geschon ken, Javeh kon en mocht die verlangen. De Semieten waren van nature niet wreeder dan de Ariërs, maar het verschil lag in de opvatting van hun godsdienst. Ia de theanthropische richting is het offeren slechts eeu geven om te ontvan- hen. Prometheus laat als hij een geslacht dier ten offer brengt, de godheid kiezen welke stukken zij verlangt. Het beste deel rerstopt hij onder de huid en geeft daar aan een ouoogelijk aanzien, het oneetbare echter versiert hij met glanzend vet. De Godheid bemerkt het bedrog wel, maar neemt uit goedheid het slechtste stuk. Zoo brengt Numa PompiJius volgens Ovidius, de Godheid een ui, wanneer zij een men- schenhoofd verlangt, als zij daarmee niet tevreden is eeu hoofdhaar en eindelijk een vischje. De Godheid wel verre van te toornen, schept hierin behagen. //Waartoe", zegt spreker ten slotte, leidt eenzijdige ontwikkeling van een dezer beide richtingen f De theocratische richting legt licht den grondslag lot een vernede rend despotisme, het denken zelf op gods dienstig terrein ia verboden. Deze richting verloopt licht in slaafsheid en onmensche- lijkheid. De mohammedaansche godsdienst, hare hoogste uiting, is er in geslaagd alle men8chelijke zelfontwikkeling en hoogere beschaving te dooven. De theanthropische richting loopt gevaar, de goden meer en meer te verlaten en de grenzen tusschen menschen en goden uit te wi8schen. Zij voert licht tot godloo* chening en wereldvergoding, zooals in het Boeddhisme of Brahmisme. Beide godsdiensten zijn echt religieus. Saamgesmolten brengen zij den godsdienst tot zijne hoogste ontwikkeling. God b o- v e n den mensch en i n hem reine vroomheid en reine menschelijkheid. Aan de oplossing daarvan arbeidt sinds eeuwen het Christendom. Op dit oogen- blik staan de uitersten fel tegenover elkaar doch geen hunner zal de andere vernieti gen, daarvoor zijn beiden te zeer religieus. Samen vereeaigd zullen zij den waren rei- nen godsdienst vormen, al zullen wij dat niet beleven." Hiermede eindigde spreker zijne rede. Er is menigmaal over geklaagd, dat onze schouwburg wat kiein is en dat heeft voornamelijk de let terlievende vereeniging «J. J. Cre mer» op haar geweten, een schuld intusschen, die menig gezelschap in dank aanvaarden zou. Deze verdienste van het publiek in zoo onbergbare menigte tot zich te lokken krijgt langzamerhand eene gevaarlijke zijde. Wie Woensdag avond den strijd om een zitplaats, door velen met hardnekkigheid ge streden bijwoonde, zal het schrik beeld niet kunnen weren, dat de spelers weldra genoodzaakt zullen zijn een deel hunner bewonderaars op de planken toe te laten als in de tijden van Hans Sachs. En mocht de omgekeerde verhouding die er bestaat tusschen de grootte van Cremers roem en die van haar ba kermat nog scherper worden, zoo loopen acteurs en actrices gevaar achter de coulissen te worden ver drongen. J. J. Cremer» deed ditmaal weer een Binken stap in die gevaar lijke richting. Niet door de voor stelling van fVereemgd», een too- neelspel, dat niet zoovele verdiensten heeft of het spel is allicht beter dan het stuk; maar door de vertolking van «Janus Tulp». Wij maken der régie van «Cremer» ons com pliment over de uitnemende wijze waarop zij ieder der spelenden een taak heeft opgelegd, geëigend om zijn bizondere gaven in 't licht te doen treden. Om van de bijfiguren niet te spreken ofschoon ook hun een woord van waardeering toe komt werd de figuur van jonker van Rietheuvel niet uitnemend weer gegeven? Zijn laatdunkende ma nieren, zijn gefatigeerd accent waren uit de werkelijkheid gegrepen en zijn gemaaktheid droeg den stempel der hoogste natuurlijkheid. Wanneer Janus Tulp vooral in zijn barbiersperiode en in de eerste phase van zijn parvenubestaan zeer goed weergegeven wanneer deze nieuwerwetsche bourgois-gen- tilhomme, tegenover deze figuur speelde, waren de snob en de salet jonker elkander waard, ook in hun spel. De barbiersbediende Barend was te onbetaalbaarder, naarmate hij meer hulp «van beneden» noodig had. De toostscène alleen zou hem een goed deel van 't behaalde suc ces waarborgen. Maar de hoogste aanspraak op onze hulde mag de vertolkster van «Tante Betje» ma ken. Daar Jag in hare opvatting van deze echt hollandsche figuur een meer dan gewoon gevoel voor gezonde kunst. Haar spel was tot in de fijnste nuancen natuurlijk. En wanneer wij den wensch uitdrukken de vereeniging J. J. Cremer» spoe dig nogmaals een proeve van haar spel te zien geven, daar is dit niet het minste om haar, de Albregt Engelman van het gezelschap te kunnen waardeeren. De bierhuishouder van E., wo nende van Marumstraat, die in de maand December van het vorig jaar is bekeurd ter zake van het toe dienen van sterken drank in het klein zonder de daartoe vereischte vergunning,is door het kantongerecht alhier veroordeeld tot eene geld boete van zestig gulden, subsidiair 14 dagen gevangenisstraf. Arrondissements-ltechtbaiik TE HAARLEM, Zitting van Donderdag 7 Februari 1889e J. V. heeft den 31en Dec. een brood gestolen uit de broodkar van de ventster Louise H. De agent Wagenmaker betrapte hem op heeterdaad. Bekl. zegt dit uit armoede te hebben gedaan, daar hij geen werk had. Hij is opperman. De eisch is 3 dagen gev. D. P. heeft zich tegen den agent van politie Bos verzet, toen deze hem wegens weerspannigheid naar het politie-bureau wilde brengen. Bos had n.h een arrestant, dien P. wilde bevrijden. Dit ongevraagd redder-spelen komt P. duur te staan, hij heeft zich niet ter zitting vertoond, wel begrijpende dat men hem niet vriendelijk FHmLIiHTON. Roman van Kabl Helimes. 3) TWEEDE HOOFDSTUK. Natalie. Vernedering? Is dat dan erger dan schulden te heb ben? Ik verzoek liever een gunst aan iemand, die maat schappelijk mijns gelijke is, dan aan een ondergeschikte. Hoe slecht de weield ook zijn, ik kan mij niet voorstellen dat de baron de handelwijze van zijn rentmeester billijkt. Ik ben er zeker van, dat de landheer niet eens onze namen kenthij moet overigens een jong en edelmoedig man zijn. Het is de eenige uitweg dien ik nog zie, oom Arthur, en wij moeten dien iDslaan! Maar Natalie, hij zou kunnen denken.... Dat ik misbruik maak van zijn galanterie, omdat hij een jong meisje dit verzoek niet zal kunnen weigeren, hij mag denken wat hij wil, ik kan er niets aan doen! Maar het is bitter Natalie, zeer bitter. In weerwil van zijn tegenstribbelen, was de oude man te zelfzuchtig om zich niet verlicht te gevoelen, daar hij bij zichzelf dacht, dat niemand zulk een mooi meisje iets zou kunnen weigeren. Ja, de gang is bitter, gaf Natalie toe, hoe zwaar zij dien vond zeide zij hem niet; er zijn echter geen andere middelen. Morgenochtend ga ik naar het kasteel toe en ik moet den baron spreken. DERDE HOOFDSTUK. De eigenaar van Carlton. Een vrooliik gelach klonk op de grasvlakte voor het slot, waarop zich een opgewekt gezelschap bevond. Mevrouw Von Bavasseur, de nicht van baron Lionel von Raven, nam op bewonderenswaardige wijze de honneurs waar en bevond zich juist bij de gasten, waarvan eenigen bezig waren een grooten windhond te plagen. Ook Lionel stond midden in den kring bij de anderen en onderhield zich met zijn gasten, vooral met zijn nicht Caecilia, toen plotseling een bediende van het kasteel met vluggen tred op hem toetrad. Men heeft toch nooit rust; waarschijnlijk komt de oude Luscom mij weer met eeh of andere zaakkwestie plagen. Heer baron, zeide de bediende,eene jonge dame verzoekt u te mogen spreken. Zij heet mejuffrouw Melle- ville, doch zegt dat u haar naam wel niet kennen zal. Melleville Neen, dien naam ken ik volstrekt niet, zeide de baron nadenkend. Is het een dame of misschien de dochter van een der pachters? Het is eene dame, als ik mij niet vergis eene vreem delinge; ik heb haar nog nooit gezien. Zij vraagt of zij mijnheer den baron over een zaak-aangelegenheid een oogenblik mag spreken. Zeker, ik ben tot haar dienst. Waar hebt gij haar gelaten In de bibliotheek. Goed, ik kom dadelijk. Zeg in den stal, dat de paarden voor den wandelrit eerst over een half uur gezadeld moeten worden. Nauwelijks had zich de dienaar verwijderd, of de heeren en dames maakten allerlei schertsende toespelingen op het geheimzinnig bezoek. Raven haalde glimlachend de schouders op. Ik heb haar nooit gezien en nooit van haar gehoord, waarschijn lijk is het eene onderwijzeres, die boekjes te koop aanbiedt of geld vraagt voor een liefdadig doel. Daar zult gij zeker aan voldoen, merkte Caecilia op terwijl de heeren nog altijd een geheimzinnig liefdesavon tuur in de zaak wilden zien. Gelooft er van wat ge wilt, ik kan u niet helpen, zeide de baron lachend.Mocht ik verhinderd worden op den bepaalden tijd weer bij u te zijn, rijdt dan maar weg, ik zal wel nakomenI Wacht niet op mijl Natuurlijk niet, zoo onbescheiden zouden we niet wil len wezen, riep Forrester, Lionel's beste vriend, toen deze haastig naar het kasteel ging. De koekoek moge die dame halen, dacht de baroq,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1889 | | pagina 1