TWEED® BLAD
Een
gevaarvolle tocht.
BINNEN LAND.
GEMENGD NIEUWS.
DE SCHATGRAVERS.
BEHOORENDE BIJ
baarlem's dagblad
VAN
Maandag 18 Maart 1889.
Het was in het warmste gedeelte
vsn Juli zoo warm, dat wij ons
niet beter kouden bekoelen dan door
tochtjes op het water. Zoo gingen
Massey en ik beiden, wij hadden
niets te doen, en beiden verlangend
zooveel mogelijk ons te verfrisschen,
een tochtje per roeiboot maken in
de Midlands.
Traag roeiden wij voort, de eene
rivier op, waar de strooming ons
genoeg te doen gaf en ons warmer
maakte dan ooit, toen langs een
kanaal waar geen strooming was en
waar geen enkele boom aan de
oevers eenige schaduw wierp, en
een andere rivier weder af, waarop
wij ons kalm konden laten drijven
en ons verkwikken onder het loof
der boomen langs de oevers.
Laat in den namiddag, toen wij
zoo ongeveer een drietal weken op
het water hadden doorgebracht
kwamen wij aan een kanaal, dat
al smaller en smaller werd en plot
seling in den grond verdween om
verderop weer te voorschijn te ko
men en zich in het dal voort te
zetten.
Wat zag die tunnel er ongezellig
uit! Geen indrukwekkende ingang
van gehouwen steen, geen metsel
werk dat de ruwe wanden aan het
oog onttrok. Het was mets dan een
groote gapende opening, waarin het
pikdonker was. Het was ons on
mogelijk om aan land te gaan; tus-
schen de hooge steile oevers waren
wij opgesloten en in den tunnel
was evenmin kans om de boot te
ve.laten, want het water reikte van
muur tot muur.
Maar daarover bekommerden wij
ons ook al niet. Dat donkere bol
trok ons aan, maakte ons nieuws
gierig. In ieder geval, het zou er
koel zijn zoo koel als in een
kerk; en het was een nieuwigheid.
Wij kochten van den wachter boven
ons een vetkaars en aldus uitgerust
vertrokken wij.
«Gij moet op zijde gaan voor den
stoomsleeper,» riep hij ons na. Wij
verbaasden ons er over, wat voor
soort stoomboot dat wel kon zijn,
die in dit donkere nauwe slop voer
zonder in stukken te worden gereten
door de rotsblokken die overal uit
staken.
Wij behoefden niet lang te wach
ten. Een zwaar gedruisch nam van
minuut tot minuut toe. Onderaardscb
gerommel, als van een aardbeving,
deed de rotswanden trillen. Lang
zamerhand onderscheidde men het
gesis en gestommel van een ijzeren
echroefboot, die dreunend en zuch
tend door het water haar weg ver
volgde.
Nog een oogenblik en het dreu
nend geraas hield op.
De sleeper kwam in den zonneschijn
en zag er onoogelijk uit. Hij was
zeer lang, gebouwd in den vorm
van een sigaar met groote ijzeren
vinnen aan beide zijden om hem
tegen de rotsen te beschermen. Hij
droeg slechts een klein rood licht,
dat niet diende om op te sturen;
want in dat donkere hol dreef hij op
't roer. Somtijds was het noodig om
in den tunnel de schroef te doen
werken en dan wrong de boot zich,
als een kogel door een geweerloop,
door den engen doortocht.
De sleeper kwam er uit en wij
gingen er in. Het was er inderdaad
frisch en zoo donker, dat wij blijde
waren cnze kaars aangestoken te
hebben vóór wij twintig meter op
weg waren, opdat wij niet te
gen de vooruitstekende rotspunten
stieten. Ons vaartuig was niet ge
bouwd zooals de boot om schokken
te weerstaan, en er was geen heel
zware schok noodig om ons te doen
omslaan.
Vijf of zes minuten later stond
de kaars vast op den steven, in een
kandelaar van haar eigen vet en Wij
roeiden daarop traag verder, allerlei
liederen zingend, die de echo in de
rotsen somtijds op de grappigste
wijze weergaf.
Op omstreeks een kwart mijl van
den ingang van den tunnel maakte
deze een bocht waardoor wij den
lichtenden stip welke de ingaDg
was, niet meer konden zien.
Slechts de brandende kaars op
den steven verspreidde nog baar
wak schijnsel dat ternauwernood
voldoende was om de geheele
breedte van de tunnel te doen
overzien.
De glibberige muren glansden in
hare stralen en men kon het vuil
het aanhangsel daarvan onder
scheiden. Lange rotspunten waren
als speren op ons gericht en boven
sijpelde het water door de rots
wanden en viel onophoudelijk in
onze boot en op ons neer. Wij
vonden de grot niet fraai, maar
toch was er veel dat onze aandacht
trok.
Plotseling hoorden wij het romme
lend geluid weer achter ons. Er was
ea vergissing mogelijk, de stoom
boot kwam achter ons aan. Wij
wenschten niet doo haa overvallen
te worden, maar zij stoomde zoo vlug
dat wij werk zouden hebben haar
te ontkomen. Wij dompelden onze
riemen in bet water en schoten
vooruit.
«Misschien winnen wij het van
die oude kast», zeide Massey, op
bedaarden toon na een paar hon
derd meter vooruit te zijn gekomen.
«Zij wint nog niets op ons. Ik
zie bet roode licht nog niet.»
Zonder op te houden met roeien
trachtten wij de duisternis met onze
blikken te doorboren, terwijl bet
gerommel aanhield. Een oogenblik
later bom! Wij waren tegen een
glibberigen steenen uitstek aange
varen met zulk een kracht, dat wij
bijna kantelden en de kaars sloeg
overboord, zoodat wij nu geheel
in 't donker waren.
Het is moeilijk onzen toestand te
beschrijven. Zelfs met de brandende
kaars tot onze hulp hadden wij
nog moeite botsingen te voorkomen.
Nu waren wij in het dikste donker.
Wij konden niet vooruitgaan zon
der oogenblikkelijk gevaar te loopen
om te slaan en als wij langzaam
roeiden stond dit gelijk met verrast
te worden door het monster achter
ons. Er was geen ruimte om op zijde
te ontkomen. Wij hadden geen licht
om te zien waar wij waren, want
onze laatste lucifer was weg, en wij
konden nooit hopen gehoord te
zullen worden, daar de donderende
echo's onze kreten toch zouden over
stemmen.
Verdrinken was te verkiezen ho
ven vermorzeld te worden en voort
stoven wij met een kracht, die wij
ons nooit bewust waren geweest te
bezitten.
Te vergeefs spanden wij iedere
spier van onze armen in, vruchte
loos tuurden wij in die egyptische
duisternis.
Nu eens liepen wij tegen de rots
muren, dan weer sloegen de scherpe
rotspunten de stukken van onze
boot en roeispanen. Meer en meer
helde de boot over en het water
liep er m. Wij hadden een paar
duim water iu de boot en iedere
druppel die er bij kwam verzwaarde
onze moeite, terwijl de scherpe rot
sen onze handen, armen en hoofden
openscheurden.
Voort ging het zonder te letten
op onze wonden en op den «tijd»,
daar wij ieder oogenblik hoopten
de schemering van het daglicht in
de verte te zien. Hoe lang wij wors
telden, zou ik niet kunnen zeggen,
het scheen ons een eeuw toe. Mis
schien was het in werkelijkheid
zeven of acht minuten. Toen hiel
den wij op onze riemen te hantea-
ren, eerst de een, daarna de ander
en wachtten wezenloos af wat er
komen zou.
Nauwelijks honderd meter achter
ons was het roode licht een
boosaardig rood oog gelijkend, dat
een zwak schijnsel op het trillende
watervlak wierp. Het was een ge
weldig rumoer. Al nader en nader
kwam onze ondergang. Wij hoorden
het geregeld ontsnappen van den
stoom en het schuren van het schip
langs de rotsen. Wij konden ter
nauwernood elkander verstaan, zelfs
toen onze hoofden elkander raakten:
maar uit het weinige wat ik hoorde
kon ik opmaken, dat als Maasev een
teeken gaf wij tegelijk moesten gaan
schreeuwen.
Het was onze laatste kans, hoe
wanhopig!
De boot naderde steeds.
Wij telden den tijd bij seconden.
Eensklaps voelden wij dat het wa
ter onder ons in beroering kwam
door de naderende boot. Toen zagen
wij in het roode lamplicht een man
op den boeg staan. Nog twintig voet
was hij van ons af. Zou Massey
dan nooit het teeken geven?
Juist toen die gedachte mij door
't hoofd ging kneep hij mij in den
arm. «Ahoy», gilden wij, en het
scheen mij toe of die lange bange
kreet de echo's van het donderend
geraas van de boot en het water
overstemde. Een oogenblik later ver
dween de man op den boeg en het
geraas van de stoomboot vermin
derde plotseling. De machine stond
stil en wij waren gered.
Geen oogenblik te vroeg,want toen
de boot stil lag geraakte onze kano
tusschen haar ijzeren voorsteven
en de rotsen en ging met de punt
omboog staan. Wij hoorden het hout
kraken en piepen in die vreeselijke
omknelling.
De algemeene jaarver
gadering van de nationale christeD
geheel-onthoudersvereeniging zal op
22 Mei a. s. te Amsterdam gehou
den worden.
Het Weekblad van het
Recht bevat een breed gemotiveerd
vonnis van het kantongerecht no 3
te Amsterdam, waarbij beslist is dat
de houder van een classicaal lot in
de Staatsloterij bij verwisseling voor
eene volgende klasse geen recht
heeft op hetzelfde nummer.
In de duiteche tijdschrif-
ten leest men van eene romeinsche
inscriptie, die op het eiland Tessel
gevonden. Onder een brokstuk
van eene vrouwelijke gestalte staan
nl. de volgende woorden gegrift
«Deoe Hludance conductores pisca-
tus mancipe Q. Valerio Secundo v.
1. m.» Het is dus een steen ter
eere van Hludana opgericht door
pachterB van de visscherijen. Uit
vroegere vondsten in noordelijk
Duitschland was Hludana reeds be
kend als «beschermvrouw der haard
steden». Zangemeister beweerd, dat
de steen uit deu tijd tusscbeu
Vespasianus en Trajanus moet datee
ren daar het water voor visscherij
toen verpacht werd, moet op dat
oogenblik ook de rechter-Rijnoever
tot aan de plek, waar de steen ge
vonden is, nog tot het romeinsche
rijk hebben behoord. Hij beweert
verder, dat het de eerste romeinsche
inscriptie is, welke in Nederland
ten noorden van den Rijn gevonden is.
In de Donderdagavond
gehouden raadszitting te Zaandam
is mot 12 tegen 3 stemmen (die
der commissie ad hoe) besloten Lb
10 October 1890 de gasfabriek van
de firma W. H. de Heus Zoon
voor gemeenterekening te exploitee-
ren en de fabriek c. a. van de te
genwoordige eigenaars over te na
men voor den getaxeerden prijs van
f75.858,32.
B. en W. stellen een gasprijs in
het vooruitzicht van 81/» cent, zoo
Koog a/d. Zaan als tot heden blijft
aangesloten; een prijs van 9 cent
psr stère, zoo die gemeente niet
mocht willen toetreden.
Hoe gek de drank den
men mensch soms maakt I
Iemand, wonende aan het plant
soen bij de Vrouwenstraat te Alk
maar, veroorzaakte voor zijn woning
heel wat drukte, doordien hij, in
beschonken toestand verkeerende,
met een bankbiljet van f 25 eeD
sigaar aanstak en een tweede van
f 25 in vier stukken scheurde, tot
groote ergernis van bet vele volk,
dat zich voor zijn woning had ver
zameld.
Naar men verneemt ie
de hoogleeraar H. G. van de Sande
Bakhuijzen te Leiden door den
keizer van Duitschland benoemd tot
ridder 2de klasse der pruisische
Kroonorde.
Donderdagavond zijn
door de politie te Delft in beslag
genomen ten huize van eene uit
draagster een paar bottines, welke
vermoedelijk door een tamboer uit
de kazerne waren ontvreemd teD
nadeele van een der onderofficieren.
Zondagavond zal een
der sterkste schaakspelers van ons
land de heer jhr. D. van Foreest uit
Amsterdam overkomen, om in het
lokaal der werklieden-schaakver-
eeniging te Utrecht eene proef van
zijn zeldzaam talent te geven. Ge
noemde heer zal namelijk zooveel
partijen tegelijk spelen als er zich
tegenspelers zullen aanmelden; men
verwacht dat dit een 40-tal zal be-
drageD.
Voor de onderwijzers-
examens, die in April a. s. in Den
Bosch zullen gehouden worden,
hebben zich aangemeld 72 mann.
en 46 vrouw. cand.
Jongelieden te Boksum
hebben een ouden wegwerker, die
veel van een borrel hield, een glas
jenever gegeven, vermengd met
nicotine uit eene tabakspijp. De
oude man, die in één teug het glas
ledigde, stierf weinige uren daarna
aan vergiftiging door nicotine, ge
lijk uit het geneeskundig onderzoek
bleek. De zaak wordt vervolgd.
Aan de toegangswegen
tot de gemeente Emmes zullen bor
den geplaatst worden met het op
schrift «In de gemeente Emmes
worden geen aalmoezen gegeven
aan bedelaars, landloopers en mars
kramers.»
De Donderdag teZutfen
bij zijne overbrenging ontsnapte ge
vangene is Vrijdagnacht te Gen-
dringen gearresteerd.
Naar de Wiener Medic.
Presse bericht, heeft dr. Mouut-
Pleyer de origineele gedachte ge
dachte, Edison's fonograaf in hare
grootste volmaaktheid toe te passen
op het physisch onderzoek van zie
ken, tot het opvangen van gelui
den in de longen en in het hart,
en deze na eenigen tijd te reprodu-
ceeren. Hij is er iu geslaafd daar
toe geschikte cilinders samen te
stellen.
Uit Par ij s wordt gemeld,
dat een der directeuren van de
Bank van Frankrijk, graaf Pillet
Will, zijn ontslag heeft genomen,
omdat hij zich mot kan vereenigen
met het besluit betreffende een
voorschot van 100 milloen francs
aan het «Compioir d'Escompte»,
welk voorschot niet voldoende ge
dekt moet zijn.
Ook de tweede directeur, de heer
Mallet, zou om die reden dreigen,
zijn ontslag te nemen.
De Parnell-commissie is
tot 2 April uiteengegaan, om den
advokaat van Pamell tijd te geven
zijn bewijzen tegen de limes te or
denen. Alle beschuldigde ïersche af
gevaardigden zullen dan tevens ver
schijnen en O'Brien en Harrington
zullen tijdelijk op vrije voeten worden
gesteld, om voor hun verdediging
te kunnen zorgen.
De schadevergoeding, die de Times
zal hebben te betalen, wordt op 4
a 5 millioen gd. geschat.
Bij de pruisische regee
ring bestaat het plan, een telegraaf
draad aan te leggen van Hamburg
over Oldenburg naar Nieuwe Schans,
welke lijn van daar zal worden
vervolgd tot Amsterdam, in verband
met de telegrafische verbinding met
Engeland, ten einde bij voorkomende
stoornis op den kabel Emden-Lon-
den, daarvan gebruik te kunuen
maken.
Men verneemt het ovei_
lijden van den beroemden teno"
PBUILLBTON.
Naar het enqelsch van
EDGAR POE.
9)
(Slot.)
Het is nu tijd om onzen sleutel te rangschikken voor
zoover hij ontdekt is en wij krijgen dan in den vorm van
een tabel:
5
stelt
voor
a
6 stelt
voor
i
t
5J
d
5J
n
8
e
0
3
S
r
4
n
h
5 JJ
t
Wij hebben thans niet meer dan tien van de meest ge
wichtige letters, en het is niet noodig om de oplossing in
&1 hare onderdeelen verder voort te zetten.
Ik heb u genoeg gezegd om u te overtuigen dat cijfer
schrift van dit soort gemakkelijk is op te lossen en u eenig
inzicht gegeven in het karakter der ontwikkeling.
Wees er van verzekerd dat het proefje, dat voor ons ligt,
tot de eenvoudigste soorten van cryptogrammen behoort.
Er blijft mij nu slechts over u de geheele overzetting van
de karakters op het perkament te geven, daar zij thans
verklaard zijn en dan staat hier
A good glass in the bishop's hostel in the devil's
seat forty-one degrees and thirteen minutes north-east and
by north main branch seventh limb east side shoot from
the left eye of the death's-head a bee line from the tree
through the shot fifty feet out.
Maar, zeide ik, het raadsel schijnt er nog
even slecht bij te staan als ooit. Hoe is het mogelijk om
in die poespas eenige aanwijzing te vinden?
Ik stem toe, antwoordt Legrand, dat de zaak
er nog vrij ernstig uitziet, oppervlakkig beschouwd. Mijn
eerste poging was om den zin op de natuurlijke wijze te
verdeelen, zooals door den samensteller kan zijn bedoeld.
Gij bedoelt punten en komma's te plaatsen.
Ja, zoo iets.
Maar hoe was het mogelijk, dat te doen?
Ik bedacht dat het een streek van den schrijver was
om zijn woorden zonder afscheiding achtereen te schrijven,
om op die wijze de moeilijkheid van de oplossing te ver-
grooten. Nu zal een niet al te scherpzinnig man, bij het
nastreven van een dergelijk doel, allicht in overdrijving
vervallen. Wanneer hij tijdens de samenstelling aan eene
gaping kwam, die natuurlijk eene pauze vereischte of een
punt, dan zou hij zich bizonder beijveren om zijne karakters
dicht tegen elkander te zetten. Indien gij het cryptogram
nu eens wilt gadeslaan, zult gij gemakkelijk vijf zulke ge
vallen van ongewone opeenhooping bemerken. Hierop let
tende, maakte ik de verdeeling aldus
A good glass in the Bishop's hostel in the Devil's
seat forty-one degrees and thirteen minutes north
east and bij north main branch seventh limb east side
shoot from the left eye of the death's-head a bee line
from the tree through the shot fifty feet out.
Zelis deze verdeeling, zeide ik, laat mij nog
in 't duister.
Ook mij liet zij in 't duister, antwoordde Le
grand, gedurende eenige dagen in welke ik ijverig na
vraag deed in de buurt van Sullivan's Eiland, naar een
of ander gebouw bekend onder den naam van «Bishop's
Hotel»want ik liet het verouderde woord «hostel» ach
terwege. Daar ik omtrent dit punt geen inlichtingen ver
kreeg, was ik van plan den kring van mijn onderzoek uit
te breiden en dit meer stelselmatig voort te zetten, toen op
een morgen het plotseling bij mij opkwam, dat dit «Bi
shop's Hostel» eenige betrekking kon hebben op een oude
familie, die Bessop heette en voor tal van jaren in 't bezit
was geweest van een oud kasteel, omstreeks vier mijlen noord
waarts van het eiland. Ik ging diensvolgens naar de plan
tage en begon mijne onderzoekingen op nieuw bij de oudere
negers van de plaats. Ten laatste zeide een der oudste
vrouwen dat zij wel eenB had gehoord van een plaats die
«Bessop's Castle» heette, en dacht dat zij er mij wel kon
brengen, maar dat het noch een kasteel, noch een herberg,
maar een hooge rots was.
Een goed glas in het Bis3chop3 Hotel in den Duivelsstoel eon en veertig
graden en dertien minnten noord oost en hij noord hoofdarm zevende tak
oostzijde schiet van het linkeroog van den doodskop - een rechte lijn van
den boom door het schot vijftig voet uit.