tweede bead Slechts een lied. GEMEM$| NIEUWS. ADMIRAAL LEVACHER. BEHOORENDB BIJ HAARLEM'S DAG RL AI> VAN Maandag 15 April 1889. De heer Buffont, die met eene groote familie was gezegend en slechts een klein inkomen had, huurde de bovenverdieping van een groot huis te Parijs en om in de kosten tegemoet te komen, verhuurde hij een kamer aan den jongen heer Fer- nande, een componist, maar van wiens composities waarschijnlijk niemand iets heeft vernomen. Het was een kleine smalle kamer, met een hoog venster, maar het had dat voor deel, dat men uit dit venster met gevaar van den nek te breken een glimp te zien kon krijgen van de schoone prima donna mejuffr. La C...., wanneer zij c-en luchtje kwam scheppen op het balcon van de eerste verdieping. Om deze begrijpelijke reden huurde de heer Fernande het ap partement. Hij was ontzaglijk op haar verliefd, of schoon zij elkander nooit hadden gespro ken on het valsclie idee had diep wortel bij hem geschoten, dat zij wist dat hij haar eens bouquetten had toegeworpen 011 hem bizonderen dank bad betuigd toen zij die tegen haar fraaien kin drukte eu haar schoon hoofd erover heen boog en lachte met den stralenden lach van eene actrice tot het publiek. Zoo hij ooit naam en fortuin maakte, dan zou zij het weteu, maar niet tot dan zou hij wachten. Zoo minde hij in stilte voort en ar beidde aan zijr.e composities, bood ze uitgevers aan eu ontving ze //in dank terug". Nu en dan echter verkocht hij een lied; maar zijne liederen werden niet populair; en hij zou van honger hebben moeten om komen, zoo hij nu en dan niet eens op een danspartij piano speelde. Zijn dage- lijksch menu bestond uit brood, koffie en een weinig soep. Iu zijn kamer stonden een oude piano, een lessenaar, een stod, een meerschuimen pijp en een klein houlskoolforuuis. Wan neer hij vijf francs bezat en het geen be taaldag was van de huur, waande hij zich rijk. Mejuffr. La C.... bezat alle prachtige gemakstoelen en sofa's die maar voor geld te krijgen waren. Zij verspilde handen vol goud voor hare vrienden, voor haarzelf, voor hareu vetten poedel, eu gaf de bede laars die haar gekromde handen naar hair uitstaken en hunne uitgemergelde gezich ten aan de huisdeur ve.toonden, wanneer zij daar uitkwam en in haar rijtuig stapte. Men zeidc dat zij een boerenmeisje was geweest, wier schoon geluid toen zij aan de deur van een hut stond te zingeü de aandacht had getrokken van een rijk mu- ziek-lief hebber, die haar eene opleiding had verschaft. Er worden meer van die geschiedenissen van prima donna's ver haald. Niemand zou vermoed hebben dat zij eenmaal de waarde van een stuiver hud gekend. Ondanks al die buitensporig heden werd zij steeds rijker en verdiende in één avond een klein fortuin. Jong, schoon en aangebeden, wie kan ge lukkiger zijn? En toch, ofschoon zij zoo goddelijk kon zingen, zou zij niet éen van die kleine liederen hebben kunnen coru- poneeren, die daar boven in dat zolder kamertje werden geschreven, al stond haar joDg schitterend leven op 't spel! Ieder hunner was een parel, en waar schijnlijk wist de heer Fernande het, want genieën open baron zich aan hunzelven. Toch verkocht hij enkele rammelmarschen, walsen op oude thema's en stukken uit welbekende opera's tot galops omge werkt, terwijl zijne kleine liederen ver waarloosd op de tooubauK lagen of deze niet eens bereikten en in een hoek ge smeten werden door uitgevers zonder een greintje muzikaal gevoel. Wanneer deze of gene welbekende zan ger er eens een zou hebben gezongen. Mejuffr. La C.... b. v. b. dan zou bet anders zijn geworden. Die gedachte kwam allengs bij Fernande op, welke ten laatste tot een besluit werdmaar het moest het beste van alle zijn, dat hij voor zijn af god zou leggen, het allerbeste, dat was 't eenige middel. En zoo schreef hij in zijn nederig verblijf, de arme componist, en onder hem liet de gelukkige zangvo gel hare trillers hooren eu lachte en dar telde en was zeldzaam edelmoedig. Toch wist zij van zijn bestaan niets af, van hem die avond op avond haar wachtte, naar haar luisterde, de mannen benijdde die het recht hadden naast haar te zitten en haar waaier vast te houden; misschien wie weet ook haar handde man die eenmaal haar begunstigde minnaar zou worden. Eu zij verheugde zich in haar gelukkig, vlinderachtig bestaan en wist niets van hena af. Ten slotte werd onze componist onder romantisch en drang ook dichter. Hij schreef de woorden van een lied dat hij noemde Liefdes Stervensdroom" en hij gaf het een melodie zoo zoet, zoo edel, zoo teeder eu zoo klagend, dat terwijl hij het op zijn oude piauo speelde, hij wist dat het het schoonste was, dat hij ooit geschreven had de schitterende bizondere parel, die hij voor zijne aangebedene zou leggen. Hij schreef 'het keurig over en schreef in eeu kleine noot //Een Bewonderaar", anders niet eu hij besloet het bij haar deur te leggen eu den uitslag af te wachten. „Wanneer ik het haar ooit hoorde zin gen, zou ik zoo gelukkig zijn", zeide hij bij zichzelf; „ik zou dan wel kunnen sterven". Welke vreemde dingen zeggen wij som tijds. liebt gij wel eens iets gezegd, dat gij niet direct meende, dat later juist bleek te zijn, ofschoon niet zooals gij het bedoelde? Ik wel. Eens op eeu morgen zeide hij „Vandaag zal ik het doen", en met die woorden verliet hij zijne kleine kamer. Hij snelde de trappen af met het kleine kostbare pakje in de hand en stond voor de deur door welke men mejuffr. La C....'s vertrekken binnentrad. Hij was van plan geweest om te tikken en de muziek neder te leggen maar ach hoe ongeluk kig de deur stond open. Daartegen over zag hij haar sierlijk boudoir en het was ledig. Hij wilde naar binnen sluipen, de muziek op haar tafel leggen en wegsluipen. Wanneer het lied haar beviel, zou hij het haar den een of an deren tyd hooren zingen en dan zou hij spreken. Hij ging naar binnen en legde het pakje zachtjes neer, met zekeren eer bied keek hij rond en zijn oog viel op een portret. Het was dat van zijne godin zelve, eu gevat in kostbare steeuen. Die konden hem niet schelen. Alles wat hij zag was haar lief gelaat. Hij boog zich er over heen hij onderzocht het eu nam het in zijn hand. „Zij is hatzelf!" zeide hij. „Het is wondervol". Hij zou het hebben gekust, maar plot seling hoorde hij een licht geritsel. Hij keerde zich om en zag mejuffr La C.... „Hoe zorgeloos van Auguste", riep de dame uit, „om de deur open te laten, dat die ven er in kunnen komen!" eu luid riep zij om hulp. Fernande zeide niets. Bewust van zijn vreeselijken toestand, was hij sprakeloos geblevenen het was hem bij de ver andering van tooneelen als een droom, dat hij zich zag gearresteerd en in de gevangenis geworpen. De „prima donna" trad als getuige tegen hem op. Hij was de man, dien zij in haar kamer had gevonden. Hij had het kostbaar sieraad in de hand en zij ge loofde dat hij het wilde stelen. Zy had hem nooit te voren gezien, o neen, nooit. Op dat oogenblik gevoelde de jonge man, dat het wel geweest zou ziju, indien hij dood was. Zij bad hem nooit te voren gezien Dan had zij ook niet tegen hem geglimlacht, toen hij haar hei bouquet prachtige rozen toewierp. Het was slecht» verbeelding l Hare blikken waren niet op hem gericln. Zij had hem nooit opgemerkt. Eu Fernande kon alleen zeggen dat hij niet schuldig was. In zijne ellende kou hij niets meer zeggen. Hij gaf zelfs zijn beroep niet op en zijne achtenswaardig heid als middelen van verdediging. „Ik h»et Fernande, ik ben drie en twintig jaar oud en ik ben niets en nie mand". Dit zeide hij toen men hem vroeg wat hij te zeggen had en niets meer. Men noemde hem eeu vagebond en hij werd veroordeeld tot zes maanden dwangar beid als eeu dief. Mejuffr. La C..„ ging morrend naar huis en verklaarde „dat zij het land eraan had om naar zulke ellendige plaatsen te gaan". Zij gebruikte eeu heerlijke lunch. Zij vond een pakje op tafel, opende het eu las Fernande's kleine anonym? noot, waaiop zij lachte en het lied doorneuriede, en zeide toen „zeer aardig." Eenigp dagen later studeerdo zij het iu en toeu zij op een avond werd uitgonoodigd, besloot zij het fo zingen. Arme Fernande! VVauneer hij daar maar had kunnen ziju, om te zien hoe de vrou wen weenden bij zijn schoon gezang aan liefde en dood gewijd en te hooren hoe men het toejuichte. Avond op avond moest de zangeres „Liefdes Stervensdroom" zingen. Zauglief hebbers zongen het om strijd en het werd uitgegeven. Daar de naam van den componist onbekend was, werd het mejuffr. La C....'s lied genaamd en velen meeuden dat het van haar was en het bracht veel geld op. Eens bezocht zij op eeu uitstapje de ge vangenis waarin Fernande zich bevond. Zij stond te middeu van hare aanbidders en zeide tot eea der opzichters Waar houden die gehangenen van? zal ik een minnelied zingen? „Zooals de dame behaagt," zeide man. „Allen kennen dat thema." En de dame lachte en liet een kleinen triller hooren, toen begon zij Fernande's lied, „Liefdes Stervensdroom". O, hoe schitterden de oogen die haar aanschouwden O wat eeu gloed bedekte die magere wangen,hoe zwelde hem de borst eu welk een ongekende gevoel vervul den het hart van nornmer vier en twintig, toen hij bij zich zelf fluisterde: „Het is mijn lied! Het is mijn lied! „Wat scheelt er aan?" mompelde num mer drie en twintig tot nummer vier en twintig. „Ik zeg, mon ami, spreek." „Wat is er?" vroeg de zangeres aan den bewaker, toen de laatste tonen van liet lied van hare lippen vloeiden. „Er schijnt eenige opschudding te zijn." „Ja, dat is zoo," zeide de bewaker kalm; „nommer vier en twintig is er de oorzaak van?" „Is hij ontvlucht?" riep de dame uit en keek rond, alsof zij gehoord had, dat er eeu tijger was ontsnapt. „Hij maakte eenige beweging en was toen dood," zeide de bewaker. „Die menscheu hebben nooit eeuig ge voel van betamelijkheid," zeide de dame. „Hoe vreeselijk!" Men begroef Fernaude in een hoekje der begraafplaats van de gevangenis. Eu mejuffr. La C.,.. zong zoo lang tot zij een maa van naam bekoorde en de zijne werd, maar zoolang als zij zal zingeD, zal zij nog dikwijls het lied „Liefdes Stervensdroom" zingen. Het is zoo schoon, zoo zoet eu boven dien, het was het werk van een onbekend aanbidder. Het is een lievelingslied van mevrouw geworden eu zal het altijd blijven. Niemand herinnert zich nu nog num mer vier cn twintig, die zoo onbeleefd was om te sterven, terwijl mejuffr. La C.... zong. Hl N N E IV L A i\ De j a a r 1 ij k s c h e A 1 g e- meene Vergadering van het Neder- sche Genootschap tot zedelijke ver betering der gevangenen zal plaats hebben op 9 Mei a. 's voorm. half 11, te Amsterdam. Naar men verneemt, he fa- ben de verschillende spoorwegon dernemingen zich, na het overlij den van den oud-hoogleeraar dr. F. C. Donders, tot den hoogleeraar dr. H. Snellen gewend, met het verzoek op te treden als oogheel kundig adviseur bij de spoorweg diensten. Uit Wognum wordt ge meld: Gaan er overal klachten op over het ieder jaar verminderend aantal kieviten, dit is ook waar in de streken van Noord-Holland benoor den Hoorn gelegen. Op de landen laLgs de streek, iu de omstreken van Nibbikswoud, Wognum, Mid- woud, OosiwuUii, Twicü enz. wer den vroeger meer honderden van eieren gevonden dan thans tiental len. Men zegt dat doordien de eie ren te veel opgeraapt worden, de vogels verhuizen. Deze bewering is minder juist. Na lo. Mei hebben de vogels hier rust. Deskundigen hebben de volgende zienswijze. De kievit vertoeft gaarne bij poe len eu moerassen in lage streken. Naarmate de grond beter bewerkt eu de watereland in overeenstem ming gebracht wordi met den grond, en dientengevolge de insecten, waar mede hij zich voedt, schaarscher worden, verhuist de vogel naar an dere streken. Aan de uitnemende inpolderingen, die zulk een guneti- gen invloed hebben uitgeoefend op den toestand der landerijen, de nauw lettende zorg die er door polderbe sturen wordt gewijd aan den wa terstand, zal het hoogstwaarschijn lijk moeten worden toegeschreven dat de kiviten hrer ieder jaar zeld zamer worden. Er is ingebroken in de restairratietent der «Lsidsche IJs club». De inbrekers zijn twee jon gens, die gevat zijn door een paar houtkoopersknechts en door dezen uitgeleverd aau den gemeente-veld wachter van Oegstgeect, die ze op zijne beurt nredeuam naar het Raad huis dier gemeentewaar proces verbaal tegen de booswichten, die in de tent zeker niets van hun gading gevonden hebbenis op gemaakt. Te Deventer heeft de po- litie de hand gelegd op een jongen van 14 en een van 17 jaar, die van de huizen de zinken pijpen, welk# lot afvoer van regenwater dienden, afrukten, en bij eenige aldaar wo nende kooplieden te gelde maakten. Eeu dienstbode van den landbouwer N., te Bornerbroek, heeft Woensdag getracht, het huis van haren meester in brand te steken. Gelukkig is deze poging bij tijde verijdeld. Als reden gaf zij daarvoor op, dat zij er niet langer mocht wezen. Er is aangifte bij de politie gedaan. Te Buckingham hadde- zer dagen etui steeple chase plaats, waaraan alleen door leden van het Parlement mocht worden deelgeno men. Er waren twaalf mededingers, van welke Cyril Flower, een Glads- toniaan en schoonzoon van den over leden Anthony de Rothschild, over winnaar bleef op een paard, dat den beteekenisvollen naam «Home Rule» droeg. In ons land treffen wij op het platte land soms wonderlijke staaltjes aan van bijgeloof, Het vol gende bewijst dat ook onder de boeren in Frankrijk het geloof aan wenderdoktersduivelbanners en dergelijke evenmin tot de geschie denis behoort. Te Armagnac woont een zekere Crespin, die bekend is onder d«n bijnaam ciHerr,» en die te consulteeren is in verschillende landstadjes, voor allerlei ziekten van het vee enz. Een landbouwer, Fitte genaamd, aldaar, had een ziek var ken en ontbood den wonderdoenden Crespin. Toen deze zich eene be schrijving had doen geven van de lekte van het beest, verklaarde hij dat de duivel bij Fitte woonde en dat om hem te verjagen men negen maal negen gebeden moest laten doen, wat 162 francs zou kosten. Het geld werd hem ter hand ge steld, maar het varken bleef ziek. Toen zeide de «Herr» dat de dui vel er niet uit wilde en hij ontbood een handlanger in een grooten roo- den mantel gehuld met witten baard en een blauwen bril. Beiden be gonnen een tooverformulier op te zeggen en verbrandd n daarna eeu bosje haar van het varken, waarvan de asch onder het eten van de huis- genooten moest worden gemengd. Dit middel waarvoor zij zich 200 francs lieten geven, zou we! helpen. Intusschen maakten zij zich met het geld uit de voeten. Bovendien hadden zij gezegd dat men een som van 170 francs in een kamer moest leggen. Deze was voor den duivel bestemd en als hij ze niet meenam, moest men een kip levend kooken Als dat nog niet hielp moesten zij ook de 170 francs hebben. Het geld bleef onaangeroerd en onze beide toovenaars poetsten de plaat met een niet onaardig bedrag, dat zij den onnoozelen boer zoo han dig uit deu zak hadden geklopt. Oogelukkig voor Crespin gelooft de oudste zoon van Fitte niet veel aan tooverij. Hij heeft de politie den beiden bedriegers nagezonden, die aangehouden werden en dus niet lang pleizier van de gemakkelijk verdiende dubbeltjes hebben gehad. De scherprechter Kraut* te Berlijn, kon dezer dagen zeker niet langer vedragen, dat hij wer keloos moest blijven en zocht on genoegen met een slagersknecht wien hij zulk een schop toebracht, dat de getroffene onder de vreese- lijkste pijnen overleden is. Tegen den welbekenden heul is thans een aanklacht wegens mishandeling in gediend en het gerecht heeft tele fonisch naar Spaudau het bevel ge geven, Krautz, die daar woont, ge vangen te nemen. Hij bevindt zich thans reeds in voorloopige hech tenis. De keizer vanOostenrijk heeft bepaald, dat het slot Mayer- ling, waarin kroonprins Rudolf ge storven is, tot een nonnenklooster der Karmeliten-orde zal worden in- jrericht. Het slot waartoe eenige PEUILLflTO KT. Naar het fransch van Eug. Sue. i) Gij zijt wel goed met uw vrees voor ons, dat wij ons zullen vermoeien, mijnheer Levacner, maar stel u geruit, ons werk zal noch lang noch moeilijk zijneenmaal buiten de kisting, zullen wij het zeil voor den wind hijschen en er zal van het schip worden wat het wil. Maar als het omslaat, ongelukkige dwaas, riep de admiraal huiverend uit, zullen gij en Simon eveDgoed verdrinken als ik. Waarachtig 1 Maar als gij dan zoo dwaas zijt om te willen sterven, ik wil blijven leven Simon ook: Ie 't niet, brave Simon? gij wilt leven, gij, en langen tijd. Gij hebt wel degelijk gelijk. De jonge matroos schudde ontkennend het hoofd. Baas Anton zeide tot hem; Jongen, vertel je geschiedenis aan mijnheer Levacher. Dat is de moeite niet, antwoordde de jonge ma troos, ik zou wel willen sterven; dat's allesI Ie dat alles! riep de admiraal uit, wiens tanden klapperden van angst, is dat alles.... maar dan is alles gedaan Mijnheer Levacher, hernam Anton, ik zal u met een paar woorden de geschiedenis van Simon vertellen. Gij weet wel dat in April vau dit jaar, bij dien zwareu storm uit het noordoosten... eeu der schepen, waar Simoa op was, verongelukt is. Ja, maar Goddank heeft de equipage op éen man na, zich aan de kiel kunnen vasthou den en een kotter die langs de kust voer, heeft de schip breukelingen gered. Maar niettemin heeft vier en twintig uur het gerucht geloopen dat de schuit met man en muis naar de diepte was gegaan. De vrouw van Simou, die deu jongen ziels liefhad, waande hem verdronken. Zij was zwanger en door deu hevi- ven schrik, welken dat bericht haar veroorzaakte, was zij binnen drie uren een lijk. Toen Simon terugkwam, ont moette hij de begrafenis van zijn vrouw en van dien dag af heeft hij de brui van het leven; is 't niet, Simon? De matroos schudde droevig het hoofd. En toen ik straks, ging Anton voort, aau S.mon heb voorgesteld om op deze wiize deu dood te vinden, heeft hij voor de eerste maal in zes maanden gelachen, die arme jongen. Wat mij betreft, mijnheer Lrvacher, sedert mijne twee zoons in uw dienst verdronken zijn... spreek ik als Si mon... het leven heeft niets meer voor mijl Zijne zoons! riep de admiraal uit, alsof een lichtstraal door zijn gedach ten schoot en terwijl zijn angst verdubbelde -— ik ben ver loren. Hij wil zijne kinderen wreken. Den dag, waarop zij stierven, mijnheer Levacher, heb ik u ook gezegd Wij krijgen een stormachtigen nacht; bij de opkomst der maan zullen wij zwaar weder hebben eu gij wzet wat zwaar weer in dezen tijd van 't jaar beteekent. Geloof mij, miju- heer Levacher, laat de schepen niet uitgaan. Daarop hebt gij mij geantwoord dat ik een oud beest was, een oude lafaard, en op uw bevel zijn wij iu zee gegaan en gij weet wat er is gebeurd... Auton, ik zal je een pensioen geven van honderd napoleons, om u schadeloos te stellen voor het verlies vau uw zoons, die u op uw ouden dag zouden hebben onder steund. Ik maak er geen koopwaar vanik wil u alleen eens laten ondervinden dat gij ongelijk hadt, om uw sche pen van nacht te laten uitgaan.en dat het spelen was met het leven van een dertig van die arme matrozen. Auton.. gij gelooft dus dat ik een tijger ben, ik een tijger I Welnu, komaan, mijnheer Levacher, ik heb vol strekt zoo'n slecht idee niet van u... Gij bemint uwe vrouw, uwe kinderen, en als gij een grafsteen had moeten hebben, zou men er op geschreven hebben: EEN GOED VADEE EN EEN GOED ECHTGENOOT. Gij zoudt geen kuiken den hals omdraaien; gij zijt geen slecht mensch, neen, maar gij zegt, zonder aan iets kwaads te denken: Ik heb schepen, bijgevolg moet ik er ook van trekken. Gij erkent het zeli, beste Aton, ik dacht aan geen kwaad toen ik hevel gaf dat de schepen moeBten uitgaan. Neen, zeker niet, mijnheer Levacheren toch zonder aan iets kwaads te denken, kondt gij een dertig goede matrozen laten verdrinken, de eenige kostwinners hunner gezinnen. Ook moet, ziet u, mijnheer Levacher, uw voorbeeld die genen aan iets goeds doen denken, in plaats van in 't geheel aan niets, die evenals u, onschuldig kwaad kunnen doen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1889 | | pagina 5