„Weldadigheid naar Vermogen" BINNENLAND. Een slimme oplichterij U t Argentinië beleed., 14 d. gev.; B. r. d. W., arb., Heemstede, verniel., 5 cl. gev. Uitspraak werd gedaan in de navol gende zaken, vermeld in Haarlem's Dag blad van '27 April jl. F. J. Wpianist, Haarlem, mish., 7 d. gev.; J. v. d. K., werkm., Haarlem, openb. dronkensch. en wedersp., 3 boete of 2 d. hecht, en 3 d. gev.; M. S.,bak- kerskn., Haarlem, als voren, f3 boete of 2 d. hecht, en 5 d. gev.; M. K., fabrieksw., Haarlem, als voren, f 3 boete of 2 d. hecht, en 10 d. gev.; F. M., machinist, Noordwijk, mish., f 3 boete of 2 d. h.; J. H., arb., Krommenie, verzet, 7 d. gev.; J. de R., bakkerskn., Krommenie, we dersp., 5 d. gev.; G. W., werkm., Koog aan de Zaan, verniel., 8 d. gev.; S. P. G., dienstbode, Aalsmeer, diefst, 3 m. gev.; A. T. de R., drukker, Aalsmeer, beleed., f25 boete of 10 d. hecht.; J. P. v. d. A. en W. v. d. A., arbeiders, Ben- nebroek, diefst., ieder 1 m. gev.; A. K., Bennebroek, beleed., 14 d. gev.; G. D., bedelarij, 12 d. hecht, en 3 m. opzend. Rijks-werkinrichting. Bij het Bestuur der Vereeniging: hebben zich de volgende personen voor werk aangemeld Twee voor huisknecht of oppasser. Eau voor koetsier. E-n voor ziekenoppasser. Vier voor kantoorlooper. Eea voor portier. Twee voor loopwerk. Een voo schrijfwerk. TAee voor tiiiurnanskuecht. Een voor opzichter. Een "oor koexbakke*sknech'. Twee voor broodbakkersknecht. Een voor bloemistl necht. Eeu voor j.olychromeerder. Een voor witter. Een voor zagenvijler. Twee voor metselaar. Ken voor timmerman. Ac it voor aar.lwerkers of los werkman. Vijftien voor werkster cf schoonmaakster. D ie voor burgcrwaschvrouw. Z'ii voor burgernaaister. Een voor burgerb»ker. Twee voor breister. Een voor strijkster. Eeu voor hulpkook ter. Particulieren en werkgevers, die van deze aanbiedingen wenschen gebruik te maken, worden beleefd verzocht zich schrif telijk tot het Bestuur der Vereeniging te richten, (bus Stadhuis of Doelen). Voor de vacante betrekking van secretaris der gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude hebben zich 38 sollici tanten aangemeld. De voordracht bestaat uit de heeren Jhr. J. W. Strick van Linschoten, secretaris-ontvanger te Anna Paulowna en Jhr. B. de Jonge van Campens- Nieuwland, volontair ter secretarie te Bloemendaal. De voordracht voor ontvanger is samengesteld uit do heeren L J. Vallentgoed te Houtrijk en Polanen en Jhr. J. W. Strick van Lin schoten, bovengenoemd. Letteren en Kunst. Door de „Beverwyksche Zangvereeni- ging" zal op Donderdag 9 Mei a. s., eene uitvoering worden gegeven. Uitge voerd zullen worden drie gedeelten uit Haydn's „Jahreszeiten". Als solisten tre den op mej. Jeanne Landré (sopraan), van Haarlem en de heeren Schmeink (tenor) en Orelio (bas), beiden van Am sterdam. Directeur de heer L. F. Bercken- hoff. In het berichtoverde viering Tan het 100-jarig bestaan van de afdeeling „NVor- tnerreer" van het Nut, noemden wij de namen van twee als solisten genoodigden. Thans vernemen wij dat niet dezen maar mej. Jeanne Landré en de heeren Mes- schaert en Rogmans de solopartijen zullen vervullen in het bij die gelegenheid uit- tevoeren oratorium „die Schöpfung". De Vereeniging tot het vormen eerier openbare verzameling van Heden- daagsche Kunst to Amsterdam is, be halve met de door haar aangekochte schilderij Garnalen visschor" van B. J. Blommer», vsrrykt met dri» door w^jle» den heer J. C. Zimmerman gelegateerde schildoryen: Zeegezicht", door W. A. Van Deventer, en twee landschappen door J. W. Bilders. Deze vier schilderyen zijn in het Rijksmuseum geplaatst. Mevr. De Graef-Verstraete en de heer A. Mutters zijn van heden af niet meer verbonden aan het gezelschap Van Lier. Zij doen een rondreis door ons land, die heden aanvangt. O. a. zal mevr. Verstraete voordragen «Het lachebekje" (Le fou rire), vertaald door mr. J. N. Van Hall. Uit Apeldoorn schrijft men aan het ütr. Dbl.: „Eerst in de laatste dagen is de stand van zaken op regeeringsgebied Z. M. den koning volledig kunnen medegedeeld worden. Over het algemeen was Z. M. zeer ingenomen met de plaats gehad hebbende handelingen. „De particuliere zaken worden reeds weder geheel door Z. M. geregeld, zoo dat er geen bezwaar zal bestaan ook weder de regeering te aanvaarden. „Zoodra het zachte weder voorgoed intreedt, zal Z.M. zeker dadelijk daarvan partij trekken. Thans reeds is Z. M. den geheelen dag op en wandelt meer malen door de verschillende zalen van het paleis." In Staatsblad no. 43 is afge- kondigd het volgende besluit van de Staten-Generaal in vereenigde vergade ring van 2 Mei 1889, krachtens art. 47 der Grondwet De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. „Overwegende, dat de Staten-Generaal heden in vereenigde vergadering hebben genomen het volgende besluit: „De Staten-Generaal in vereenigde „„ve-gadering verklaren, dat het in art. „„38 der Grondwet omschreven geval „„heeft opgehouden te bestaan."" „Gezien art. 47 der Grondwet; „Gelast, dat dit besluit, door plaatsing dezes in het Staatsblad wordt afgekondigd. „'s-Hage, 2 Mei 1889. uDe Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal „W. A. A. J. SCHIMMELPENNINCK VAN DER 01 JE." Van alle departementen van algemeen bestuur te 's-Hage, wap perde Donderdagnamiddag na het bekend worden van het besluit der Vereenigde Vergadering de nationale vlag. In het ootwerp-adres, aan Z. M. den Koning te zenden door ver schillende gemeenten in Friesland, wordt gevraagd het gemeentelijk belastingstelsel te wijzigen en uit te breiden in dien zin a. dat de gemeenten worden ontlast van het verrichten van die werkzaamhe den en het dragen tan die lasten, welke meer eigenaardig door het rijk behooren te worden verricht en gedragen b. dat aan de gemeenten door het rijk worden afgestaan de 21£ opcenten, die thans door het laatste van de belasting op de ongebouwde eigendommen worden geheven c. dat aan de gemeenten meer vrijheid worde gelaten tot het heffen van een grooter aantal opcenten op de belasting op de ongebouwde eigendommen; d. dat buiten de gemeente wonende eigenaren van vaste goederen, inrichtin gen en nijverheidsondernemingen, bene vens zedelijke lichamen, stichtingen, naam- looze vennootschappen en goederen in de doode hand, in eene plaatselijke directe belasting kunnen worden getroffen naar mate het belang, dat zij geacht kunnen worden bij de gemeentehnishouding te hebben. De Staatscourant bevat de namen der douanekantoren in Frankrijk, welke blijkens bericht van Zr. Ms. ge zant te Parijs voor den in- en doorvoer van runderen, schapen, geite* en varkens zijn gesloten. Da te Amsterdam bestaande 4e sectie van het Metalen Kruis heeft zich ontbonden, en hare banier, attribu ten het geheele archief ten geschenke gageren aan de onderofAoier*-reretniging1 der zeemacht „Van Sptyk," die het over gebleven ledental als „broederleden" in hare vereeniging opnemen en in de eerste openbare bijeenkomst, ter herdenking van 's Konings 40-jarige regeering, feestelyk installeeren zal. By de keuze van de schenking, welke stond tusschen Bronbeek, Invalidenhuis en „Van Speyk," werd voor de laatste beslist, als eene herinnering aan den held van 1831. De pogingen van eenige amsterdam8che socialisten, om aan den Ringdijk te Haarlemmermeer een lokaal voor vergaderingen te verkrygen, zijn ondanks de hoog gestelde en aangeboden huur afgesprongen. Donderdagnacht is te Breda op 79-jarigen leeftijd plotseling overleden de vice-admiraal G. C. C. PelsRijcken, oud-minister van Marine. Bij het station te Wolvega rukte eene koe zich uit de Landen van haar geleider. In dolle vaart wierp zij zich op een meisje, en vervolgens op een man, die het kind kwam ontzetten. Beiden zijn ernstig gekwetst de man zelfs levensgevaarlijk. Het woeste beest werd in allerijl een hakpees afgesneden en voorts afgemaakt. Met de slechte tijden is ook het getal der zoogenaamde „industrie-ridders" iu onze maatschappij op schrikbarende wijze toegenomen. Van alle kanten komen da gelijks berichten over oplichtingen, die met meer uf minder succes hebben plaats gehad en er zijn er onder, die met zoo veel slimheid en menschenkennis worden aangelegd en uitgevoerd, dat men het moet betreuren, dat de dader zijn ver nuft niet voor betere dingen heeft aan gewend. Nu is het zeker, dat ook in dit vak niet alles meer is „couleur de rose". De grootere voorzichtigheid, die het publiek in acht neemt, door schade en schande wijs geworden, d» verbeterde inrichting der politie en vooral do telegraaf, die voor alle booswichten zoo rampzalige uit vinding, zijn voor den oplichter even zoovele struikelblokken op zijn glibberig pad. Wat wonder, dat zij er op uit zijn om naar middelen te zoeken om zich te verrijken ten koste hunner slachtoffers, zonder gevaar te loopen in handen der wrekende gerechtigheid te vallen. En helaas, wie zoekt, die vindt en zoo zijn er verschillende kwade praktijken in de wereld gekomen, die met geen mogelijkheid door de justitie kunnen wor den gestraft omdat het bewijs altijd ont breekt. Zoo kwam ons dezer dagen een be schrijving ter oore vau eene oplichterij, die vooral in onze groote steden, reeds jaren lang ongestraft wordt gepleegd. Een netgekleed heer wandelt op de Keizersgracht; hij heeft een wandelstok in de hand. Een zeer gewone stok alleen bevindt zich vlak onder denkiop een klein koperen plaatje en achter dat plaatje is eene kleine holte en in die holte.... maar neen, wat daarin zit zal straks wel blijken. In dr?n zak heeft be doeld heer een houten hamertje al weer een zeer gewoon hamertje, maar met een dergelijk plaatje en een derge lijke holte en denzelfden inhoud. Zijn vorschend oog dwaalt langs de naambordjes aan de groote huizen van de Keizersgracht. Daar ziet. hij een naambordjedat aantoont dat eene weduwe daar wcont. 's Mans oog klaart ophier is wat te verdienen! Fluks wipt hij den stoep op, belt aan en vraagt de te dame spreken. „Kan ik de boodschap niet doen Neen, dat gaat niet, hij moet mevrouw zelf spreken. Hij wordt binnengelaten en mevrouw komt. „Ik ben die en die," zegt hij met veel strijkages, „zuiveraar van huizen. U heeft mij een boodschap gezonden om by u te komen, ten einde uw huis te zuiveren." Mevrouw, zeer Verbaasd, zegt dat zij van niets weetmeneer vergist zich zeker. Na wat over- en weerpraten zegt meneer, dat zyn bediende zich dan moet vergist hebben en hij aeker op de Heerengracht wezen moeten als me vrouw opstaat om te kennen te geven dat zij het gesprek als geëindigd be schouwt, maakt de bezoeker onder dui zend excuses zich gereed om heen te gaan. Plotseling blyft hij staankykt scherp naar het behangsel en ruikt er eens aan. „Maar mevrouw", zeer ge heimzinnig „u heeft er toch ook, het huis is niet zuiver." Mevrouw verschrikt, maar zeker van haar zaak, antwoordt zij „Neen, dat kan niet zijn, ik heb er nog nooit iets van ontdekt." „O mevrouw, daar zijn wij zoo fijn op, wij zien het dadelijk. Uw huis is niet zuiver, ik zal het u bewijzen!" Hij neemt zijn stok en klopt daarmee tegen het behangsel, het plaatje schuift door de schokken open enZiet u wel, mevrouw Mevrouw springt van angst een paar voet achteruit. „O God, man, maar dat is verschrikkelijk, dat is ijselijk. Wat moet ik doen Wat moei ik doen Meneer met eene handige beweging strooit fluks wat poeder op de plek. „Misschien zit het alleen hier, ik zal de meubelen eens even probeeren." Met de hamer klopt hij tegen de poot van een der stoelen. Hetzelfde resultaat en me vrouw is zoo beangst, dat zij „meneer" order geeft dadelijk haar huis te zuive ren. Hoeveel kost het? Meneer profiteert van den eersten in druk en eischt een som, waarvan een arbeidersgezin een half jaar kan leven. Het moet dan maar gebeuren en de be zoeker gaat met heel veel drukte en be weging, met een groote casque voor het gezicht, om zooveel mogelijk den roeman te spelen en met behulp van ladders en touwen aan het werk. Kamer voor kamer wordt behandeld dat wil zeg gen dat de „zuiveraar" de deur sluit (het is vergif, ziet u mevrouw) en op een stoel gaat zitten, want zijn dag is alweer goed. Als het geheele huis op deze wijze ge zuiverd is, verzekert de bezoeker de ont stelde dame dat er geen gevaar is dat zij i-r ooit weer last van zal hebben en als mevrouw hem zijn loon geeft, vindt zij het wel wat veel geld, maar heeft volstrekt geen vermoeden dat wat haar zoo heeft doen schrikken, door den be zoeker in zijn stok en in zijn hamer is meegebracht. Natuurlijk spreekt mevrouw met nie mand over de zaak, zulke onaangename dingen roert men in een gesprek niet aan en de zuiveraar, die zoo gemakkelijk zijn geld „verdiend" heeft en wel weet dat men dergelijke zaken niet aan de groote klok hangt, volvoert morgen dezelfde handig heid een paar huizen verder. Dat de „zuiveraar" speciaal alleenwo nende dames bezoekt is gemakkelijk te begrijpen. Dames schrikken wat gauwer dan heeren, die wel eens op de gedachte zouden kunnen komen den stok of den hamer te onderzoeken en dat zou den zuiveraar niet bollen. Wij teekenden dit op uit den mond van een man van het vak, die zich niet met dergelijke schelmenstreken ophoudt. Want, al zijn er zoo, ze zijn zoo niet allen. De medewerker van het Nbl. v. Ned., thans in Argentinië vertoevende, schrijft aan zijn blad uit Buenos-Ay res, dd. 19 Maart, het volgende: Ik ben gisteren en vandaag nog eens naar het Emigrantenhuis geweest. Bijna alle Hollanders zijn reeds vertrokken. Die er nog waren, begonnen zich langzamer hand aan het leven te gewennen en klaagden niet meer: ook zij zagen thans wel kans om werk te krijgen. Den com missaris generaal van het Emigranten huis, dien ik heden sprak, vroeg ik nog eenmaal uitdrukkelijk, hoe het toch met de terugbetaling der passagegelden ging. Tot antwoord haalde hij de schouders op. „Daar schijnt gij u meer over te bekom meren dan wij," was het eenige, datk| er aan toevoegde. Ik kom dus tot de conclusie, dat men het daarmee niet nauw neemt; zeker al thans dat men er de menschen niet las tig om valt. Ik zal ook in de kolonies daarnaar informeeren. De commissaris deelde mij mede dat het goevernement zelf kolonies ging slichten. Tot nog toe is dit steeds aan particulieren overgela ten. Voor een appel en een ei kochten dezen van het goevernement lappen grond, zoo groot als bij ons eene gansche pro vincie en meer nog. Dien grond verdee- len zy in vakken, waarbij rekening ge- houden wordt met de natuurlijke afwa tering van het land, de gesteldheid van den bodem enz. Circa 20 meter in den grond vindt men bijna overal zuiver, helder water. De eigenaar laat zich on geveer in het midden zijner bezitting een huis bouwen en nu is het zijne zaak om te zorgen, dat hij het land tegen een goeden prijs bij kleinere gedeelten weer van de hand zet. Op verschillende con dities wordt dit beproefdelke kolonie heeft hare eigen reglementen en voor waarden, maar deze zijn onderworpen aan de goedkeuring van hot goeverne ment. De een verkoopt land tegen eene grondrente van 0 van den oogst; de ander levert land én landbouwbenoo- digdheden op crediet tegen afbetaling in een zekeren tijd enz. Ondanks den ge ringen prijs, waarvoor hij het land be komt, moet de stichter eener kolonie toch een vermogend man zijn, want hy heeft aanvankelijk reusachtige uitschotten. Maar hij vertien-, ja verhonderdvoudigt toch zijn vermogen in korten tijd, wan neer hij er in slaagt, geschikte landbou wers voor zijne kolonie te vinden. De goede naam, dien ons volk als landbouwers heeft, deed daa om de aan dacht op ons land vestigen. De heer Ra mon Manzi heeft op zijne kolonie La For tuna (hij bezit er vier en gaat dus voor een millionnair niet uit den weg) meerdere Italianen, Zwitsers, Duitschers, Luxemburgers en ook Hollanders. Met deze laatsten schijnt hij het goed getrof fen te hebben, althans hij zocht ditmaal bij voorkeur Hollanders, mits zij boeren waren. „De hollandsche boer, zegt hij, gaat bij de ontginning van zijn land met over leg en geduld te werk. De Italiaan be werkt niet meer dan hij noodig heeft, de Hollander bewerkt zooveel mogelijk. De Italiaan doet in een jaar zelden meer van zijne schuld af dan zijn contract hem verplicht; de Hollander maakt dat hij zoo spoedig mogelijk eigenaar van zijn land is. Bovendien loopt de Italiaan wel hard van stal, maar hij geeft het ook even spoedig weer op. Als de ontginning van zijn land niet terstond meevalt, ziet hij er volstrekt geen bezwaar in om weer heen te gaan. De hollandsche boer heeft iets van den mier; hij begint en begint opnieuw als het wezen moet. Hij is min der haastig in zijn besluit om weer ver der te trekken". Ook Zwitsers en Duitschers staan vrij- goed bij hem aangeschreven, maar hij geeft aan hollandsche boeren de voorkeur. Alles hangt natuurlijk af van den in druk en de heer Ramon Manzi oordeelt naar de ervaring, welke hij opdeed; maar zeker is, dat de hollandsche boeren, die hier heen komen, dankbaarhe d schuldig zijn aan hen, die vroeger hier heen gin gen, want de boeren hebben er den klad nog niet in gebracht. Hadden de werk lieden maar een even goeden indruk ge maakt, voor velen zou hier dan zeker eene betere toekomst zijn weggelegd, dan ze hier toch nog kunnen vinden. Ik had den heer Ramon Manzi sedert onze eerste kennismaking niet vóór van daag teruggezien, ofschoon hij voortdu rend in de stad was gebleven. Bijna da gelijks trachtte ik hem te spreken te krijgen, maar nooit vond ik hem tehuis. Heden ontmoette ik hem toevallig aan het Emigrantenhuis en nu spraken wy af om heden naar zijne kolonie LaFor- tuna te gaan om daar eens een kijkje te nemen. Hij had veel zaken te doen in de Btad; daarom was zijn terugkeer uit gesteld. De landbouwers, die hij heeft aangenomen, hebben allen kosteloos ver held groeide aan, toen ik hem na eenigen tijd de mooie ■wijken zag verlaten, en de nauwe straten van de voorstad zag opzoeken. Van dat oogenblik af, zonder dat hij het vermoedde dank zij mijne talrijke vermommingen, verliet ik hem niet weer. Drie dagen achter elkaar doorkruisten wij op die wijze de vuilste straten terwijl wij bleven staan voor de lombard winkels, en terwijl wij de donkerste wegen insloegen waarin de dieven en moordenaars schuilplaatsen hadden gevonden Wat was bij Blake de drijfveer tot dit zoeken? Ik wist het niet maar daar hij volstrekt niet op de mannen lette, moest het zeker eene vrouw zijn die hij met zooveel volharding zocht Hij was altijd zoo verstrooid, dat ik hem eens over het lichaam van een kind dat gevallen was, heen zag' stap pen zonder dat hij het zelf bemerkte Den avond van den derden dag, kwamen wij na vele omwegen aan bij het hotel Windsor, waar gravin de Mirac kamers had gehuurd hij schelde aan stak plotseling de straat over en hield toen stil, de handen op den rug en met gebogen hoofd, alsof hij vreesde binnen te treden Op hetzelfde oogenblik naderde er een rijtuig, mevrouw de Mirac die in avondtoilet was, steeg uit. Zoodra hij haar zag, nam hij een besluit, maar dit be sluit was niet zooals ik vermoedde; hij wierp een blik op de gravin, die in een doek gehuld was, deinsde toen ach teruit en gaf door zijn gemompel blijken van woede, en zonder te wachten tot de deur van het hotel zich achter haar gesloten had, sloeg hij in alle haast den weg naar huis weer in. Den vierden dag was ik tot mijne grooten spijt ziek en was het mij dus onmogelijk hem te volgen. Alles wat ik kon doen was mij in de dekens te wikkelen en aan het venster te gaan zitten. Ik zag- hem uitgaan, en dien dag had ik verder geen andere afleiding dan nu en dan het angstige gelaat van juffrouw Daniels te zien, die in het huis tegenover mij achter de ruiten stond. Zij zag er nog ongeruster uit dan gewoonlijk, dikwijls keek zij in de straat alsof zij de terugkomst van haar heer en meester wilde bespieden Ik heb later vernomen, dat de arme vrouw op dit tijdstip geen minuut rust had; zijging voortdurend naar het politie-bureau om te vragen of men nog geen nieuws wist Den avond voor den dag, dat ik begonnen was Blake te bespieden had juffrouw Daniels een onderhoud met Gryce gehad, zij had hare vrees laten doorschemeren dat het jonge meisje wet dood kon zijn, en had gevraagd of de politie in dat geval in staat zou zijn, zulk een ongeluk te weten te komen Men antwoordde haar bevestigend, hetgeen haar eenige kalmte gaf. Toen zij wegging verklaarde zij echter, dat als men na verloop van eenig dagen nog niets bemerkt had, zij zelve nasporingen zou gaan doen, en dat.... Zij had haar zin niet voleindigd, maar een dreigend ge baar gemaakt Eindelijk kwam de heer Blake weer thuis. Juffrouw Daniels, die zijne terugkomst bespiedde, trok zich snel terug en verborg zich achter een gordijn terwijl hij ontmoedigd en vermoeid naar boven ging. Den volgenden dag was ik veel beter, en kon ik mijn onderzoek voortzetten, waarvoor mijne hartstocht dagelijks toenam. Het was een schoone wintermorgen; zoodra Blake zich op straat bevond snelde ik hem achterna, maar hetzij hij ontmoedigd was door zijne vroegere pogingen, die geen resultaten hadden opgeleverd, hetzij om eene geheel andere reden; hij ging niet verder en wenkte den conducteur van den tram naar de avenue de Madison, om stil te houden. Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1889 | | pagina 2