„Weldadigheid naar Vermogen"
BINNENLAND.
Een slimme oplichterij
U t Argentinië
beleed., 14 d. gev.; B. r. d. W., arb.,
Heemstede, verniel., 5 cl. gev.
Uitspraak werd gedaan in de navol
gende zaken, vermeld in Haarlem's Dag
blad van '27 April jl.
F. J. Wpianist, Haarlem, mish., 7
d. gev.; J. v. d. K., werkm., Haarlem,
openb. dronkensch. en wedersp., 3 boete
of 2 d. hecht, en 3 d. gev.; M. S.,bak-
kerskn., Haarlem, als voren, f3 boete of
2 d. hecht, en 5 d. gev.; M. K., fabrieksw.,
Haarlem, als voren, f 3 boete of 2 d.
hecht, en 10 d. gev.; F. M., machinist,
Noordwijk, mish., f 3 boete of 2 d. h.;
J. H., arb., Krommenie, verzet, 7 d. gev.;
J. de R., bakkerskn., Krommenie, we
dersp., 5 d. gev.; G. W., werkm., Koog
aan de Zaan, verniel., 8 d. gev.; S. P.
G., dienstbode, Aalsmeer, diefst, 3 m.
gev.; A. T. de R., drukker, Aalsmeer,
beleed., f25 boete of 10 d. hecht.; J. P.
v. d. A. en W. v. d. A., arbeiders, Ben-
nebroek, diefst., ieder 1 m. gev.; A. K.,
Bennebroek, beleed., 14 d. gev.; G. D.,
bedelarij, 12 d. hecht, en 3 m. opzend.
Rijks-werkinrichting.
Bij het Bestuur der Vereeniging:
hebben zich de volgende personen voor
werk aangemeld
Twee voor huisknecht of oppasser.
Eau voor koetsier.
E-n voor ziekenoppasser.
Vier voor kantoorlooper.
Eea voor portier.
Twee voor loopwerk.
Een voo schrijfwerk.
TAee voor tiiiurnanskuecht.
Een voor opzichter.
Een "oor koexbakke*sknech'.
Twee voor broodbakkersknecht.
Een voor bloemistl necht.
Eeu voor j.olychromeerder.
Een voor witter.
Een voor zagenvijler.
Twee voor metselaar.
Ken voor timmerman.
Ac it voor aar.lwerkers of los werkman.
Vijftien voor werkster cf schoonmaakster.
D ie voor burgcrwaschvrouw.
Z'ii voor burgernaaister.
Een voor burgerb»ker.
Twee voor breister.
Een voor strijkster.
Eeu voor hulpkook ter.
Particulieren en werkgevers, die van
deze aanbiedingen wenschen gebruik te
maken, worden beleefd verzocht zich schrif
telijk tot het Bestuur der Vereeniging te
richten, (bus Stadhuis of Doelen).
Voor de vacante betrekking van
secretaris der gemeente Haarlemmerliede
en Spaarnwoude hebben zich 38 sollici
tanten aangemeld.
De voordracht bestaat uit de heeren
Jhr. J. W. Strick van Linschoten,
secretaris-ontvanger te Anna Paulowna
en Jhr. B. de Jonge van Campens-
Nieuwland, volontair ter secretarie te
Bloemendaal.
De voordracht voor ontvanger is
samengesteld uit do heeren
L J. Vallentgoed te Houtrijk en
Polanen en Jhr. J. W. Strick van Lin
schoten, bovengenoemd.
Letteren en Kunst.
Door de „Beverwyksche Zangvereeni-
ging" zal op Donderdag 9 Mei a. s.,
eene uitvoering worden gegeven. Uitge
voerd zullen worden drie gedeelten uit
Haydn's „Jahreszeiten". Als solisten tre
den op mej. Jeanne Landré (sopraan),
van Haarlem en de heeren Schmeink
(tenor) en Orelio (bas), beiden van Am
sterdam. Directeur de heer L. F. Bercken-
hoff.
In het berichtoverde viering Tan het
100-jarig bestaan van de afdeeling „NVor-
tnerreer" van het Nut, noemden wij de
namen van twee als solisten genoodigden.
Thans vernemen wij dat niet dezen maar
mej. Jeanne Landré en de heeren Mes-
schaert en Rogmans de solopartijen zullen
vervullen in het bij die gelegenheid uit-
tevoeren oratorium „die Schöpfung".
De Vereeniging tot het vormen
eerier openbare verzameling van Heden-
daagsche Kunst to Amsterdam is, be
halve met de door haar aangekochte
schilderij Garnalen visschor" van B. J.
Blommer», vsrrykt met dri» door w^jle»
den heer J. C. Zimmerman gelegateerde
schildoryen: Zeegezicht", door W. A.
Van Deventer, en twee landschappen door
J. W. Bilders. Deze vier schilderyen zijn
in het Rijksmuseum geplaatst.
Mevr. De Graef-Verstraete en de
heer A. Mutters zijn van heden af niet
meer verbonden aan het gezelschap Van
Lier. Zij doen een rondreis door ons land,
die heden aanvangt. O. a. zal mevr.
Verstraete voordragen «Het lachebekje"
(Le fou rire), vertaald door mr. J. N.
Van Hall.
Uit Apeldoorn schrijft men
aan het ütr. Dbl.:
„Eerst in de laatste dagen is de stand
van zaken op regeeringsgebied Z. M.
den koning volledig kunnen medegedeeld
worden. Over het algemeen was Z. M.
zeer ingenomen met de plaats gehad
hebbende handelingen.
„De particuliere zaken worden reeds
weder geheel door Z. M. geregeld, zoo
dat er geen bezwaar zal bestaan ook
weder de regeering te aanvaarden.
„Zoodra het zachte weder voorgoed
intreedt, zal Z.M. zeker dadelijk daarvan
partij trekken. Thans reeds is Z. M.
den geheelen dag op en wandelt meer
malen door de verschillende zalen van
het paleis."
In Staatsblad no. 43 is afge-
kondigd het volgende besluit van de
Staten-Generaal in vereenigde vergade
ring van 2 Mei 1889, krachtens art. 47
der Grondwet
De Voorzitter van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal.
„Overwegende, dat de Staten-Generaal
heden in vereenigde vergadering hebben
genomen het volgende besluit:
„De Staten-Generaal in vereenigde
„„ve-gadering verklaren, dat het in art.
„„38 der Grondwet omschreven geval
„„heeft opgehouden te bestaan.""
„Gezien art. 47 der Grondwet;
„Gelast, dat dit besluit, door plaatsing
dezes in het Staatsblad wordt afgekondigd.
„'s-Hage, 2 Mei 1889.
uDe Voorzitter van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal
„W. A. A. J. SCHIMMELPENNINCK
VAN DER 01 JE."
Van alle departementen
van algemeen bestuur te 's-Hage, wap
perde Donderdagnamiddag na het bekend
worden van het besluit der Vereenigde
Vergadering de nationale vlag.
In het ootwerp-adres, aan
Z. M. den Koning te zenden door ver
schillende gemeenten in Friesland, wordt
gevraagd het gemeentelijk belastingstelsel
te wijzigen en uit te breiden in dien zin
a. dat de gemeenten worden ontlast
van het verrichten van die werkzaamhe
den en het dragen tan die lasten, welke
meer eigenaardig door het rijk behooren
te worden verricht en gedragen
b. dat aan de gemeenten door het rijk
worden afgestaan de 21£ opcenten, die
thans door het laatste van de belasting
op de ongebouwde eigendommen worden
geheven
c. dat aan de gemeenten meer vrijheid
worde gelaten tot het heffen van een
grooter aantal opcenten op de belasting
op de ongebouwde eigendommen;
d. dat buiten de gemeente wonende
eigenaren van vaste goederen, inrichtin
gen en nijverheidsondernemingen, bene
vens zedelijke lichamen, stichtingen, naam-
looze vennootschappen en goederen in de
doode hand, in eene plaatselijke directe
belasting kunnen worden getroffen naar
mate het belang, dat zij geacht kunnen
worden bij de gemeentehnishouding te
hebben.
De Staatscourant bevat de
namen der douanekantoren in Frankrijk,
welke blijkens bericht van Zr. Ms. ge
zant te Parijs voor den in- en doorvoer
van runderen, schapen, geite* en varkens
zijn gesloten.
Da te Amsterdam bestaande
4e sectie van het Metalen Kruis heeft
zich ontbonden, en hare banier, attribu
ten het geheele archief ten geschenke
gageren aan de onderofAoier*-reretniging1
der zeemacht „Van Sptyk," die het over
gebleven ledental als „broederleden" in
hare vereeniging opnemen en in de eerste
openbare bijeenkomst, ter herdenking van
's Konings 40-jarige regeering, feestelyk
installeeren zal.
By de keuze van de schenking, welke
stond tusschen Bronbeek, Invalidenhuis
en „Van Speyk," werd voor de laatste
beslist, als eene herinnering aan den
held van 1831.
De pogingen van eenige
amsterdam8che socialisten, om aan den
Ringdijk te Haarlemmermeer een lokaal
voor vergaderingen te verkrygen, zijn
ondanks de hoog gestelde en aangeboden
huur afgesprongen.
Donderdagnacht is te Breda
op 79-jarigen leeftijd plotseling overleden
de vice-admiraal G. C. C. PelsRijcken,
oud-minister van Marine.
Bij het station te Wolvega
rukte eene koe zich uit de Landen van
haar geleider. In dolle vaart wierp zij
zich op een meisje, en vervolgens op
een man, die het kind kwam ontzetten.
Beiden zijn ernstig gekwetst de man zelfs
levensgevaarlijk. Het woeste beest werd
in allerijl een hakpees afgesneden en
voorts afgemaakt.
Met de slechte tijden is ook het getal
der zoogenaamde „industrie-ridders" iu
onze maatschappij op schrikbarende wijze
toegenomen. Van alle kanten komen da
gelijks berichten over oplichtingen, die
met meer uf minder succes hebben plaats
gehad en er zijn er onder, die met zoo
veel slimheid en menschenkennis worden
aangelegd en uitgevoerd, dat men het
moet betreuren, dat de dader zijn ver
nuft niet voor betere dingen heeft aan
gewend.
Nu is het zeker, dat ook in dit vak
niet alles meer is „couleur de rose". De
grootere voorzichtigheid, die het publiek
in acht neemt, door schade en schande
wijs geworden, d» verbeterde inrichting
der politie en vooral do telegraaf, die
voor alle booswichten zoo rampzalige uit
vinding, zijn voor den oplichter even
zoovele struikelblokken op zijn glibberig
pad. Wat wonder, dat zij er op uit zijn
om naar middelen te zoeken om zich te
verrijken ten koste hunner slachtoffers,
zonder gevaar te loopen in handen der
wrekende gerechtigheid te vallen. En
helaas, wie zoekt, die vindt en zoo
zijn er verschillende kwade praktijken
in de wereld gekomen, die met geen
mogelijkheid door de justitie kunnen wor
den gestraft omdat het bewijs altijd ont
breekt.
Zoo kwam ons dezer dagen een be
schrijving ter oore vau eene oplichterij,
die vooral in onze groote steden, reeds
jaren lang ongestraft wordt gepleegd.
Een netgekleed heer wandelt op de
Keizersgracht; hij heeft een wandelstok
in de hand. Een zeer gewone stok
alleen bevindt zich vlak onder denkiop
een klein koperen plaatje en achter dat
plaatje is eene kleine holte en in die
holte.... maar neen, wat daarin zit zal
straks wel blijken. In dr?n zak heeft be
doeld heer een houten hamertje al
weer een zeer gewoon hamertje, maar
met een dergelijk plaatje en een derge
lijke holte en denzelfden inhoud.
Zijn vorschend oog dwaalt langs de
naambordjes aan de groote huizen van
de Keizersgracht. Daar ziet. hij een
naambordjedat aantoont dat eene
weduwe daar wcont. 's Mans oog klaart
ophier is wat te verdienen! Fluks
wipt hij den stoep op, belt aan en vraagt
de te dame spreken. „Kan ik de boodschap
niet doen Neen, dat gaat niet, hij
moet mevrouw zelf spreken.
Hij wordt binnengelaten en mevrouw
komt.
„Ik ben die en die," zegt hij met
veel strijkages, „zuiveraar van huizen.
U heeft mij een boodschap gezonden om
by u te komen, ten einde uw huis te
zuiveren."
Mevrouw, zeer Verbaasd, zegt dat zij
van niets weetmeneer vergist zich
zeker. Na wat over- en weerpraten zegt
meneer, dat zyn bediende zich dan moet
vergist hebben en hij aeker op de
Heerengracht wezen moeten als me
vrouw opstaat om te kennen te geven
dat zij het gesprek als geëindigd be
schouwt, maakt de bezoeker onder dui
zend excuses zich gereed om heen te
gaan.
Plotseling blyft hij staankykt
scherp naar het behangsel en ruikt er
eens aan. „Maar mevrouw", zeer ge
heimzinnig „u heeft er toch ook, het
huis is niet zuiver." Mevrouw verschrikt,
maar zeker van haar zaak, antwoordt zij
„Neen, dat kan niet zijn, ik heb er nog
nooit iets van ontdekt."
„O mevrouw, daar zijn wij zoo fijn
op, wij zien het dadelijk. Uw huis is
niet zuiver, ik zal het u bewijzen!" Hij
neemt zijn stok en klopt daarmee tegen
het behangsel, het plaatje schuift door
de schokken open enZiet u wel,
mevrouw
Mevrouw springt van angst een paar
voet achteruit. „O God, man, maar dat
is verschrikkelijk, dat is ijselijk. Wat
moet ik doen Wat moei ik doen
Meneer met eene handige beweging
strooit fluks wat poeder op de plek.
„Misschien zit het alleen hier, ik zal de
meubelen eens even probeeren." Met de
hamer klopt hij tegen de poot van een
der stoelen. Hetzelfde resultaat en me
vrouw is zoo beangst, dat zij „meneer"
order geeft dadelijk haar huis te zuive
ren. Hoeveel kost het?
Meneer profiteert van den eersten in
druk en eischt een som, waarvan een
arbeidersgezin een half jaar kan leven.
Het moet dan maar gebeuren en de be
zoeker gaat met heel veel drukte en be
weging, met een groote casque voor het
gezicht, om zooveel mogelijk den roeman
te spelen en met behulp van ladders
en touwen aan het werk. Kamer voor
kamer wordt behandeld dat wil zeg
gen dat de „zuiveraar" de deur sluit
(het is vergif, ziet u mevrouw) en op een
stoel gaat zitten, want zijn dag is alweer
goed.
Als het geheele huis op deze wijze ge
zuiverd is, verzekert de bezoeker de ont
stelde dame dat er geen gevaar is dat
zij i-r ooit weer last van zal hebben en
als mevrouw hem zijn loon geeft, vindt
zij het wel wat veel geld, maar heeft
volstrekt geen vermoeden dat wat haar
zoo heeft doen schrikken, door den be
zoeker in zijn stok en in zijn hamer is
meegebracht.
Natuurlijk spreekt mevrouw met nie
mand over de zaak, zulke onaangename
dingen roert men in een gesprek niet aan
en de zuiveraar, die zoo gemakkelijk zijn
geld „verdiend" heeft en wel weet dat men
dergelijke zaken niet aan de groote klok
hangt, volvoert morgen dezelfde handig
heid een paar huizen verder.
Dat de „zuiveraar" speciaal alleenwo
nende dames bezoekt is gemakkelijk te
begrijpen. Dames schrikken wat gauwer
dan heeren, die wel eens op de gedachte
zouden kunnen komen den stok of den
hamer te onderzoeken en dat zou den
zuiveraar niet bollen.
Wij teekenden dit op uit den mond
van een man van het vak, die zich niet
met dergelijke schelmenstreken ophoudt.
Want, al zijn er zoo, ze zijn zoo niet
allen.
De medewerker van het Nbl. v. Ned.,
thans in Argentinië vertoevende, schrijft
aan zijn blad uit Buenos-Ay res, dd. 19
Maart, het volgende:
Ik ben gisteren en vandaag nog eens
naar het Emigrantenhuis geweest. Bijna
alle Hollanders zijn reeds vertrokken. Die
er nog waren, begonnen zich langzamer
hand aan het leven te gewennen en
klaagden niet meer: ook zij zagen thans
wel kans om werk te krijgen. Den com
missaris generaal van het Emigranten
huis, dien ik heden sprak, vroeg ik nog
eenmaal uitdrukkelijk, hoe het toch met
de terugbetaling der passagegelden ging.
Tot antwoord haalde hij de schouders op.
„Daar schijnt gij u meer over te bekom
meren dan wij," was het eenige, datk|
er aan toevoegde.
Ik kom dus tot de conclusie, dat men
het daarmee niet nauw neemt; zeker al
thans dat men er de menschen niet las
tig om valt. Ik zal ook in de kolonies
daarnaar informeeren. De commissaris
deelde mij mede dat het goevernement
zelf kolonies ging slichten. Tot nog toe
is dit steeds aan particulieren overgela
ten. Voor een appel en een ei kochten
dezen van het goevernement lappen grond,
zoo groot als bij ons eene gansche pro
vincie en meer nog. Dien grond verdee-
len zy in vakken, waarbij rekening ge-
houden wordt met de natuurlijke afwa
tering van het land, de gesteldheid van
den bodem enz. Circa 20 meter in den
grond vindt men bijna overal zuiver,
helder water. De eigenaar laat zich on
geveer in het midden zijner bezitting een
huis bouwen en nu is het zijne zaak om
te zorgen, dat hij het land tegen een
goeden prijs bij kleinere gedeelten weer
van de hand zet. Op verschillende con
dities wordt dit beproefdelke kolonie
heeft hare eigen reglementen en voor
waarden, maar deze zijn onderworpen
aan de goedkeuring van hot goeverne
ment. De een verkoopt land tegen eene
grondrente van 0 van den oogst; de
ander levert land én landbouwbenoo-
digdheden op crediet tegen afbetaling in
een zekeren tijd enz. Ondanks den ge
ringen prijs, waarvoor hij het land be
komt, moet de stichter eener kolonie toch
een vermogend man zijn, want hy heeft
aanvankelijk reusachtige uitschotten.
Maar hij vertien-, ja verhonderdvoudigt
toch zijn vermogen in korten tijd, wan
neer hij er in slaagt, geschikte landbou
wers voor zijne kolonie te vinden.
De goede naam, dien ons volk als
landbouwers heeft, deed daa om de aan
dacht op ons land vestigen. De heer Ra
mon Manzi heeft op zijne kolonie La
For tuna (hij bezit er vier en gaat dus
voor een millionnair niet uit den weg)
meerdere Italianen, Zwitsers, Duitschers,
Luxemburgers en ook Hollanders. Met
deze laatsten schijnt hij het goed getrof
fen te hebben, althans hij zocht ditmaal
bij voorkeur Hollanders, mits zij boeren
waren.
„De hollandsche boer, zegt hij, gaat
bij de ontginning van zijn land met over
leg en geduld te werk. De Italiaan be
werkt niet meer dan hij noodig heeft,
de Hollander bewerkt zooveel mogelijk.
De Italiaan doet in een jaar zelden meer
van zijne schuld af dan zijn contract hem
verplicht; de Hollander maakt dat hij
zoo spoedig mogelijk eigenaar van zijn
land is.
Bovendien loopt de Italiaan wel hard
van stal, maar hij geeft het ook even
spoedig weer op. Als de ontginning van
zijn land niet terstond meevalt, ziet hij
er volstrekt geen bezwaar in om weer
heen te gaan. De hollandsche boer heeft
iets van den mier; hij begint en begint
opnieuw als het wezen moet. Hij is min
der haastig in zijn besluit om weer ver
der te trekken".
Ook Zwitsers en Duitschers staan vrij-
goed bij hem aangeschreven, maar hij
geeft aan hollandsche boeren de voorkeur.
Alles hangt natuurlijk af van den in
druk en de heer Ramon Manzi oordeelt
naar de ervaring, welke hij opdeed; maar
zeker is, dat de hollandsche boeren, die
hier heen komen, dankbaarhe d schuldig
zijn aan hen, die vroeger hier heen gin
gen, want de boeren hebben er den klad
nog niet in gebracht. Hadden de werk
lieden maar een even goeden indruk ge
maakt, voor velen zou hier dan zeker
eene betere toekomst zijn weggelegd, dan
ze hier toch nog kunnen vinden.
Ik had den heer Ramon Manzi sedert
onze eerste kennismaking niet vóór van
daag teruggezien, ofschoon hij voortdu
rend in de stad was gebleven. Bijna da
gelijks trachtte ik hem te spreken te
krijgen, maar nooit vond ik hem tehuis.
Heden ontmoette ik hem toevallig aan
het Emigrantenhuis en nu spraken wy
af om heden naar zijne kolonie LaFor-
tuna te gaan om daar eens een kijkje te
nemen. Hij had veel zaken te doen in
de Btad; daarom was zijn terugkeer uit
gesteld. De landbouwers, die hij heeft
aangenomen, hebben allen kosteloos ver
held groeide aan, toen ik hem na eenigen tijd de mooie
■wijken zag verlaten, en de nauwe straten van de voorstad
zag opzoeken.
Van dat oogenblik af, zonder dat hij het vermoedde dank
zij mijne talrijke vermommingen, verliet ik hem niet weer.
Drie dagen achter elkaar doorkruisten wij op die wijze de
vuilste straten terwijl wij bleven staan voor de lombard
winkels, en terwijl wij de donkerste wegen insloegen waarin
de dieven en moordenaars schuilplaatsen hadden gevonden
Wat was bij Blake de drijfveer tot dit zoeken? Ik wist het
niet maar daar hij volstrekt niet op de mannen lette, moest
het zeker eene vrouw zijn die hij met zooveel volharding
zocht Hij was altijd zoo verstrooid, dat ik hem eens over
het lichaam van een kind dat gevallen was, heen zag' stap
pen zonder dat hij het zelf bemerkte
Den avond van den derden dag, kwamen wij na vele
omwegen aan bij het hotel Windsor, waar gravin de Mirac
kamers had gehuurd hij schelde aan stak plotseling de
straat over en hield toen stil, de handen op den rug en
met gebogen hoofd, alsof hij vreesde binnen te treden Op
hetzelfde oogenblik naderde er een rijtuig, mevrouw de Mirac
die in avondtoilet was, steeg uit.
Zoodra hij haar zag, nam hij een besluit, maar dit be
sluit was niet zooals ik vermoedde; hij wierp een blik op
de gravin, die in een doek gehuld was, deinsde toen ach
teruit en gaf door zijn gemompel blijken van woede, en
zonder te wachten tot de deur van het hotel zich achter
haar gesloten had, sloeg hij in alle haast den weg naar
huis weer in.
Den vierden dag was ik tot mijne grooten spijt ziek en
was het mij dus onmogelijk hem te volgen. Alles wat ik
kon doen was mij in de dekens te wikkelen en aan het
venster te gaan zitten. Ik zag- hem uitgaan, en dien dag
had ik verder geen andere afleiding dan nu en dan het
angstige gelaat van juffrouw Daniels te zien, die in het
huis tegenover mij achter de ruiten stond.
Zij zag er nog ongeruster uit dan gewoonlijk, dikwijls
keek zij in de straat alsof zij de terugkomst van haar heer
en meester wilde bespieden Ik heb later vernomen, dat de
arme vrouw op dit tijdstip geen minuut rust had; zijging
voortdurend naar het politie-bureau om te vragen of men
nog geen nieuws wist
Den avond voor den dag, dat ik begonnen was Blake
te bespieden had juffrouw Daniels een onderhoud met Gryce
gehad, zij had hare vrees laten doorschemeren dat het jonge
meisje wet dood kon zijn, en had gevraagd of de politie
in dat geval in staat zou zijn, zulk een ongeluk te weten
te komen
Men antwoordde haar bevestigend, hetgeen haar eenige
kalmte gaf. Toen zij wegging verklaarde zij echter, dat als
men na verloop van eenig dagen nog niets bemerkt had,
zij zelve nasporingen zou gaan doen, en dat....
Zij had haar zin niet voleindigd, maar een dreigend ge
baar gemaakt
Eindelijk kwam de heer Blake weer thuis.
Juffrouw Daniels, die zijne terugkomst bespiedde, trok
zich snel terug en verborg zich achter een gordijn terwijl
hij ontmoedigd en vermoeid naar boven ging.
Den volgenden dag was ik veel beter, en kon ik mijn
onderzoek voortzetten, waarvoor mijne hartstocht dagelijks
toenam.
Het was een schoone wintermorgen; zoodra Blake zich
op straat bevond snelde ik hem achterna, maar hetzij hij
ontmoedigd was door zijne vroegere pogingen, die geen
resultaten hadden opgeleverd, hetzij om eene geheel andere
reden; hij ging niet verder en wenkte den conducteur van
den tram naar de avenue de Madison, om stil te houden.
Wordt vervolgd.)