TWEEDE BLAD UIT INSULINDE. Hit een baar zich aan een indische rijsttafel vermaakte. II11\ i\ K i\ li A IX KLEINE MAD. BEHOOBBNDE BIJ HAARLEM98 DAGBLAD VAN Maandag 27 Mei 1889. (Slot). Wij weten de vraag, waarmede mevrouw Armenius hare gasten uit- genoodigd had, zich te begeven naar de met tai van gereohten bezette rijsttafel. Doch zooals 't meer gaat bij dergelijke gelegenheden, geeft het gezelschap bijna nooit direct gehoor aan de uitnoodiging. Men heeft altijd nog wat te praten en te bespreken, zij 't dan ook over de beuzelachtigste zaken, of deze heeft gene iets mede te deeleD, dat hij nu juist in vol gezelschap niet zou willen of durven zeggen. Dit verschijnsel openbaarde zich ook thans onder de gasten van mevrouw Armenius, zoodat zij verplicht was met eenigen nadruk haar invitatie te herhalen. Nu werden als door een tooverslag alle gesprekken plotse ling gestaakt, de schaar rijst-eters zette zich in beweging en Pinkster nagel, de held van ons verhaal, week een weinig ter zijde om de jonge dames, die zich achter hem bevonden, te laten passeeren. Ge duldig stond hij door zijn lorgnet te blikken naar die verschillende bruine aangezichten, met hunne zoo zeer uiteenloopende trekken. Pink sternagel maakte nu wel geen studie van de aangezichten der jonge dames, maar hij vond ze toch interessant. Hij verdeelde de indische jonge dames in twee groepen; zijn verdeeling had hij gebaseerd op de huidkleur en hoewel hij zelf volblo d Hollander was, vond hij de lichtbruine kleur, 't zoogenaamde hitam manis met zwart haar en donkerbruine oogen toch aantrekkelijker dan 't voor komen der indische jonge juffers uit echt-hollandtche ouders voort gesproten. Noch de tx'ra blanke noch de lichtbruine kleur, noch gitzwarte noch goudgele lokken bezaten deze laatsten en vandaar dat Pinkster- nagel ze den naam gaf van amphi- bieén van 't indi.-ch menschenras. Doch gaan wij verder. Toen de laatste jongejuffvrouw den baar haar rug had toegekeerd keek hij nog even'jes naar buiten en volgde toen 't kakelend groepje. Spoedig was men de eetzaal binnen en Pink sternagels aandacht vestigde zich op de typisch uitgedoschte javaansche bedienden in hunne witte broeken halverwege bedekt door de sarong eenige malen dubbel gevouwen, met hunne elegant vervaardigde laken- sche jasjes of buisjes, versierd met zwaar vergulde knoopen. 't Eerste oogenblik was natuurlijk een oogenblik van verwarring, de een botste tegen den ander aan een djongos liep in zijn blinde haast bijna den gelorgnetteerdeu dokter omvertotdat de stem van mevrouw Armenius alweer een weinig orde bracht en een halt-Nederlander op luiden toon sprak. Ajotoewan-toewan doedoe- klahl Dat hielp. De stoelen werden ach tereenvolgens ingenomen en onze Pinksternagel kreeg een zeer benij denswaardig plaatsje tusschen Vic- torine en Mien voor wie de dokter goed was De tótók had 't warm en voortdu rend moest hij zijn zakdoek aan 't parelende voorhoofd brengen. Dan weer was hij verplicht zijn oogrand jes af te vegen want eenige nabu rige sambal-schoteltjes schenen een aanval gedaan te hebben op zijn hemelsche kijkers. Zijn lijden, lezers, nam nu een aanvang. Heb u zeere oogen, dokter vroeg Mien medelijdend. Pardon mevrouw, maar de prikkelende stofdeeltjes van dat heete goedje dringen miju togen binnen I Prikkelende stofdeeltjes,her haalde Mien verbaasd, die in de vooronderstelling verkeerde, dat de dokter 't stof der Btraat bedoelde en u zweet zeer hard, lieve Kod,3) Kassian!4) Maar de sambal is voor u ook niet goed, mevrouw, vervolgde de tótók daar u aan kiespijn sukkelt. Voor deprikkende stofdeeltjes, dokter? Ja, maar ziet uw oogen meer voelbaar dan mijn kies-kies,') bcekan ?6) Do zenuw maakt haar kies pijn, voegde de man van Mien er bij. O, hernam Pinksternagel, is 't zenuwkiespijn 1 Heb u niets, dokter, om de zenuw te verdooven? De baar zou juist op deze vraag antwoorden, toen een bruine hand hem eensklaps een kolossale hoe veelheid rijst voor 't aangezicht hield. De dokter schrok onwillekeu rig, doch spoedig begreep hij de bedoeling der beweging en schepte wat van de korrelige massa op zijn bord, terwijl hij mompelde: dat ia prachtig mooie rijst, flinke korrel en goed schoon gewasschen. De bruine hand verdween, maar even spoedig verscheen zij met een ander gerecht, dat er zeer vreemd uitzag, 't *as op sommige plekken vuurrood en zat vol met kleine vier kante zwarte stukjes, de lucht, die er uit opsteeg, was verre van ver kwikkend. 't Behoorde stellig tot de irottende spijzen» en juist zou onze dokter er voor bedanken, toen Victorine, die de weifeling van den orang poetih zag, met allerliefste stem sprak, terwijl haar gelaat een bizonder bekoorlijke uitdrukking aannam Kom dokter, een weinig sambal op de rijst, anders smaakt u de rijst niet, er zitten geen verrotte gar nalen in. Dat kan wel zijn, dacht de Esculaap maar daar zit toch iets in, dat in staat van ontbinding verkeert, laat ik 't echter beproe ven. Nu juffrouw sprak hij luid ik gelooi' u, maar 't is mij te sterk. 2) Komt dames en heeren» ga toch zitten! 3) God; de g spreken de half Nederlanders moeilijk uit. 4) Arme stakkert. 6j Kiezen. 6) Is 't niet? Och kom, gaf Victorine ten antwoord, dat is slechts schijn baar. De dokter blikte Victorine goed aan. 't Is heusch, dokter,sprak de dochter des huizes, kom laat ik maar een theelepeltje vol geven, 't is zoo erg niet, als u wel denkt De baar liet zijn buurmeisje stil begaan en toen hij eenige oogen- blikken later volgens 't oordeel van mejuffrouw Armenius alles had wat bij de rijst behoorde, begon de maal tijd. Victorine glimlachte een weinig en volgde 't voorbeeld van den Es culaap. Dat smaakt goed, mom pelde Pinksternagel, toen hij een paar scheppen van zijn indischen hutspot had gebruikt. Langzamer hand echter voelde onze gasteen lichte branding aan 't verhemelte op komen,die zich ook aan de tong open baarde. Niet wetende wat hij deed nam de baar een flinken teug ijs- water. Nauwelijks had hij 't glas nedergezet of de brand werd hevi ger en vanwege de hitte begonnen zijne hemelsche oogen liefelijke traaudruppeltjes te ontlasten. Mon Dieu, bromde Piuk- sternagel, dat wordt een gekke geschiedenis. Hij nam nog een fermen slok van 't ijskoude water! Tevergeefsl 't werd hoe langer hoe erger en pijnlijker, de brand nam in hevig heid toe. Pinksternagel kreeg 't benauwd, hij wist geen raad meer, zijn mond brandde, zijn oogen traan den geweldig en in zijn neus ge voelde hij een hevige prikkeling. Daar kwam een engel opdagen. Dokter,klonk 't half luid van den overkant. Pinksternagel wendde het vuur- roode gelaat naar de plaats van waar de zachte stem kwam en aanschouwde 't vriendelijk gezicht van een echt hollandsch meisje, de goevernante van de familie Arme nius, die innig medelijden had met haar landgenoot. Dokter, sprak zij, steek wat droge rijst in den mond, dan zal u verlichting gevoelen. Zeer dankbaar, gaf de Es culaap ten antwoord, die van de hitte haast niet kon spreken. Hebben de dames je beet ge had, dokter, klonk 't uit den mond van den heer Armenius, wiens aandacht onder 't spreken door, toe vallig op den dokter was gevallen. Och ja? vroeg mevrouw op medelijdenden toon. Wordt u geplaagd door de prikkelende stofdeeltjes dokter, liet Mien er op volgen. Wat is er gaande klonk het uit den mond van Annette Mi- chielterwijl zij een verachtelijken blik wierp op Victorine, die den armen Pinksternagel de pijniging had be zorgd. Ben je zoo warm, man, merkte een half Nederlander op, ja, juf frouw Victorine, 't is stout van je om je buurman in den brand te steken 1 De Esculaap begon hevig te niezen Maar u is verkouden, dokter, merkte Victorine eenigszins glim lachend op. Ja, brulde Pinksternagel. Uw flink gebouwde neus is be t«r tegen de prikkelende rottende spijzen bestand dan de mijne.... Dokter, klonk 't weer half luid uit den mond der goevernante, steek wat droge rijst in den mond dan zal u verlichting gevoelen.... De dokter zocht naar een droog klompje. Verdoemd, bromde hij, de heele rommel is besmet met dat ver giftige goedl Kassi nasi sama toewan dokter, beval Mijnheer Armenius. Een tweetal javaansche bedienden vloog naar den dokter toe en Mien was zoo goed een schoon bord van tafel te nemen, dat Annette naar haar toeschoof om daarop wat rijst te scheppen dat zij den doktor voor zette. De dokter nam nu met een nog niet besmette vork een Hinken klomp en stak dien in den mond. Er volgde inderdaad een kleine verlichting, de brand verminderde, doch nog traan den de hemelsche oogen en vloeiden de zweetdroppels langs 't roode gelaat. Revanche, bromde Pinkster- nagel en hier doelde hij op de ha- viksneuzige, dien hem de poets had gebakken, terwijl hij zijdelmgs naar Annette keek en met haar een blik wisselde. Op dit oogenblik kreeg Mien 't ook te kwaad de kiespijn kwam op. Ik heb u gewaarschuwd voor de prikkelende stofdeeltjes, sprak de dokter, terwijl hij zijn buurvrouw aanzag met een medelijdenden blik, want Pinksternagel was een man met een goed hart en daarom ver diende hij niet beetgenomen te wor den. Wanneer wij in 't hart van Victorine hadden kunnen lezen, zou den wij 't duidelijk gevonden hebben, dat zij den lölók zoo beetgenomen had, natuurlijk, want de bavik«neu- zige was jaloersch: Pinksternagel had zich meer met Mien en Annette Michiel opgehouden dan met haar, At jarige, de dochter des huizes! Die jaloezie bij de meisjes I Nadat Pinksternagel eenige malen droge rijst had gegeten, werd de brand eenigszins minder en na een minuut of tien was onze dokter weer normaal I Victorine! riep een stem op luiden toon, die van niemand anders kwam dan van den heer Armenius, ik heb hier nog wat èttjar katimoen8), ben je er nog van gediend? Minta lagi'i gaf Victorine ten antwoord. Wat blief! riep de heer Ar menius, die zijn dochter niet ver stond. Minta lakizegt uwe dochter! riep Pinksternagel. Wat wie? riepen verschei dene stemmen. Mejuffrouw Victorine minta laki, herhaalde de Esculaap. Een hevig gelach brak los, ter wijl aller oogen zich op Victorine vestigden. Deze gevoelde zich ge raakt en op b.tsen toon sprak zij dat heb ik niet gezegd. Niet? vroeg de dokter half lachend nu, dan heb ik mij ver gist. Ja, ja, dat heeft de juffrouw wel 1) Geef mijnheer den dokter wat rijst. 8) Zuur van komkommers. 3) Vraag nog meer, als 't u blieft. 10) Vraag een man. gezegd, riepen verteheidene stem- men. Nu, Armenius, merkte een echte Hollander op, je dochter steekt 't niet achter stoelen en banken! Wel dokter, voegde Arme nius half schertsend er bij, de weg is gebaand! Victorine zag even op en scheen Annette met haar blik te willen doorboren. De dokter lachte een weinig. Nu,durf je er niet vooruitkomen, waarde heer, merkte de heer Ar menius op. Kom, dokter, zeide mevrouw allervriendelijkst, is u verlegen? O volstrekt niet, antwoordde Pmksternagel maar, ziet u, ik ben reeds geëngageerd! Victorine zag verbaasd op,'t gelaat van mevrouw Armenius betrok en dat van mijnheer keek voor zich. Geëngageerd, herhaalde Vic torine, terwijl zij voor zich keek. Mag ik vragen met wie ver volgde zij. Met Jeanne Hoper, was't korte antwoord. Met Jeanne Hoper I herhaal den de overigen;van Hoper den suikerboer Juist, antwoordde Pink sternagel. Waarom dat zoo lang geheim gehouden dokter vroeg nu me vrouw Armenius. Omdat ik nog geen plaats heb, mevrouw Een doodelijke stilte volgde. Komt I mijne vrienden sprak toen mijnheer Armenius, laat ons dan drinken op de gezondheid van dokter Pinksternagel en Jeanne Ho per Een donderend hoeral ging er op. Daaiop vulde Pinksternagel zijn glas, en Victorine aanziende sprak hij: Laat ons ook een dronk wij den aan de gezondheid en 't geluk der jarige! hoera! lang zal zij leven! Lang zal zij leven m gloria weergalmde 't in de eetzaal. De vroolijkheid zetelde thans weer op aller aangezichten en toen 't laatste gerecht biefstuk, aardap pelen en rla werd rondgebracht haalde Pinksteraagel zijn schade dubbel en dwars in. Op dit oogenblik brak er iets de band waardoor Victorine zich tot Pinksternagel aangetrokken had gevoeld. Arme VictorineGeluk kige Pinksternagel! Haarlem Mei 1889. TJAMPAKA. Naar wij vernemen, heeft de Maatschappij tot exploitatie van staatsspoorwegen de westfaalsche mijnen, waar het werk voortduurt, gerechtelijk gesommeerd om de op brengst van kolen procentsgewijze aan haar te leveren. Andere spoor wegen volgen dit voorbeeld. (IV. II. Ct.) Men meldt uit Amster dam Do volgende circulaire is aan een aantal stadgenooten gezonden: De ondergeteekenden, van het hooge gewicht der oprichting van een herstellingsoord voor drank zuchtigen innig overtuigd, hebben zich in eene op 6 Mei gehouden bijeenkomst tot een plaatselijk co- Lichtbruin, zachtbruin. FBÜXLLBTO KT, i) Daar waar de Rue de Nesles en de Rue de Nevers een hoek vormen, bevindt zich een oud huis met hooge grijze mnren waarop de regen vat vele jaren sombere arabesken heeft nagelaten. Nooit scheen de zon op die vensters met kleine ruitjes, die er zoo melancholisch uitzien en het ge bouw nog meer het voorkomen verleenen van een verblijf van armoede en ellende. Da benedenverdieping is besloten tusschen de pui van een bergplaats van verhuiswagens en de werkplaats van een kastenmaker, terwijl een nauwe ge welfde gang, des nach4s afgesloten door een ruwen hou ten deur, leidde naar een vochtige binnenplaats, die slecht geplaveid was met groote ronde keien. Vetachtig water, afkomstig van den huiswasch en audere huishoudelijke za ken, druppelde u t de looden pijpen en vloeide hier of sij pelde op andere plaatsin daartusschen door. Men gevoelde een vreemden indruk, wanneer men tot op de bunenplaats «ai doorgedrongen en het waagde omhoog te z'en. D,e muren met vuilbruine viekkeD, vol grillige sch-ijrcij en spleten, waarboven onregelmatige daken zich verhieven waarlangs goten hingen, welke omlaag dreigden te vallen en op hunne beurt weder tot bevestiging dienden van afvoerpijpen, die onder wonderlijke bochten en krom mingen naar beneden liepenhet scheen of die muren naar elkander toeneigden en op het punt stonden in te storten. En daar die vochtigheid altijd in den koker bleef, dien zij op die wijze vormdenomdat nooit eenig gerucht de eento nige stilte verbrak, kreeg men een gevoel alsof men op den bodem van oen put liepVooral het kleine vakje van deu onbeweeglijken hemel, dat door die daken werd be grensd, gaf aan die voorstelling een schijn van waarheid. Nooit zag men des zomers tijdens de zoele schemeravonden de zwaluwen al schreeuwende hunne kringen beschrijven in dat vakje azuur, welks helderheid dan in schrille tegen stelling was met het grauwe halfduister van de kleine binnenplaats. Maar des winters drukten de grijze wolken iu al hunne somberheid op de plaats Voor het venster der tweede verdieping sleepte een magere heliotroop met gele bladeren baar ellendig bestaan voort in een half gebroken pot van bruin aardewerk... Een kleine kooi, die aan deu muur was opgehangen, bevatte een gele sijs, die zijn laatste deuntje reeds lang gezongen had... Ach, hoe oud en arm was dat huis: ouderdom en armoede verleenden het een treurig aanzien. Die verla'eu vogel, die verdorde plant behoorden aan de kleine Mad. Wie was de kleine Mad?Een meisje van zestien jaar, eeu lief gezichtje omlijst door donkerbruine haren, in dat lieve gezichtje, eeu paar zwarte oogeu met een fluweel achtige!! glans, overschaduwd door laoge wimpers; roode gulle lippen en fijugevormde ooreD, die, o zoo lief waren, half door de overvloedige krullen bedekt. Een rechte neus met dunne beweeglijke vleugels vormde met de rose wangen waarin kuiltjes even boven de fijne ronde kin, een bekoor lijk geheel. Men moest zich afvragen of zulk een schep seltje in deze omgeving behoorde. Inderdaad de natuur wijkt sums van hare wetten af ter wille van de jeugd! Zij werkte in eeu grooten winkel in de rue de la Paix: •Augustine Randon In hoeden en veeren.» Mad was een verkorting van Madeleine; zoo werd zij altijd in huis genoemd. Eenige dochter in een werkmansgezin, was zij geboren en opgevoed op de tweede verdieping van het oude huis en maakte er nu de geheele vreugde van uit, al het geluk der nederige oudersde vader was nog jong ondanks de grijze haren aan zijne slapen, hij was stoker bij een stoom bootmaatschappij. Moeder verdiende eenig geld als vouw- ster in een courantendrukkerij. De kleine verdiensten van Mad bij het dagloon der «oudelui», stelden hun in staat bescheiden te leven, zich niet bekommerend om den dag van morgen; zonder vrees voor de huur waren zij gelukkig in hunne liefde voor elkander. Moeder Tinard was een uitmuntende vrouw, altijd opge wekt, werkzaam en onvermoeid. Steeds stond zij het eerst op en bij 't krieken van den dag riep zij vader«op, Jojo.... je bed uit't is tijd Zij noemde hem altijd Jojo en niet Georges, zooals hij werkelijk heette en zooals zij Mad voor Madeleine zeide, het was nog eene kinderlijke ge woonte, die haar uit eeu overdreven teederheid was bijge bleven.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1889 | | pagina 5