NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. L IJ T T R A, 6e Jaargang. Dinsdag 4 Juni 1889. No. 1815. ABONNEMENTSPRIJS: ADVERTENTIES: S T V DSM E l W S. f KUILLE T O N. HAARLEM'S DAGBLAD Voor Haarlem per 3 maandenƒ1.20. Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden. -1.65. Afzonderlijke nummers-0.03. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen, ureau: Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem. Telefoonnummer 123. van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 30 cents Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze agenten en door alle boekhandelaren, postkantoren en courantiera. Directeuren-Uitgevers J. C. PEEREBOOM en J. B. AVIS. Hoofdagenten voor Tiet Buitenland: ie Generale de Fublicite Ftrangère G. L. DA IJ BE Sf CoJOHN F. JONES.Succ., Farijs 31 bis Faubourg Montmaitre. Haarlem, 3 Juni 1889. De door de postduiven-vereeniging „de Snelvlieger" uitgeschreven wedvlucht van Rheine op Zondag 2 Juni kon door wei gering der stationschef omdat geene dui ven van vreemde landen in Duitschland mogen losgelaten worden (volgens zijn oordeel) niet plaats hebben en zijn terug gezonden naar Oldenzaal waar zij ten 6 uur 20 min., Maandag 3 Juni, zijn losgelaten met goed weer. Wind noord Schoone prijzen waren door dc Ver- eeniging uitgeloofd. De uitslag was als volgt: le prijs duif van den heer J. Jung, a. k. 8 u. 40 min., gevlogen 1143 M. per minuut. 2e prijs duif van den heer T. A. Donnée, a. k. 8 u. 40 m. gevl. 1143 M. per min. 3e prijs duif van den heer A. Zigge- laar, a. k. 8 u. 42 m. gevl. 1127 M. per min. 4e prijs duif van den jongeheer A. Kremer, a. k. 8 u. 46 m. gevl. 1091 M. per min. 5e prijs duif van den heer P. M. Fa- ber, a. k. 8 u. 46^ m. gevl. 1088 M. per min. 6e prijs duif van den heer H. E. Jung, a. k. 8 u. 47| m. gevl. 1081 M p. m. Duif 7, van den heer Faber, a. k. 8 u. 59 min. Duif 8, van den heer P. v. Putten Jr., a. k. 9 u. 13£ min. Duif 9, van den heer F. J. v. Baars, a. k. 9 u. 22f min. Zaterdagavond werd in de bovenzaal van het Nutsgebouw eene vergadering gehouden van jongeliedeu ter bespreking van het onderwerp „Algemeene dienst plicht en de dienstplichtbond." De heer H. R. G. J. Brongersma trad als in leider op. In de eerste plaats gaf hij eene be schouwing van de organisatie onzer levende strijdkrachten en de middelen tot verbetering daarvan. Hij juichte het toe dat de jongeren hunne aandacht aan deze kwestie wijden, maar z.i. was het te betreuren dat de Dienstplichtbond, daaruit voortgekomen den wegdien deze tegenwoordig volgt, heeft betreden. Spreker wenschte aan te toonen dat in voering van algemeene dienstplicht voor de organisatie onzer levende strijdkrach ten de beste oplossing is, en dat z.i. de voorstanders van algemeene dienstplicht met den Diensplichtbond niet kunnen, ja niet mogen samenwerken. Tot oplossing van de vraag: Is alge meene dienstplicht noodzakelijk of niet voor de verdediging van ons land, achtte hij het een eerste vereischte zich op de hoogte te stellen van onze defensierege ling en van de organisatie onzer levende strijdkrachten. Daartoe gaf hij in korte trekken een beeld van ons defensie-stelsel. Hij wees op de openligging van ons land in het oosten en zuiden, waar slechts twee wegen zijn afgesloten. De Nieuwe Hol- landsche waterlinie en de werken bij Wil lemstad en overige versterkingswerken langs de N oordzeekust beschermen ons land slechts voor een gedeelte, maar wij mogen op de „vesting Holland" met hare 111 forten en werken vertrouwen, mits wij over een voldoende troepenmacht beschik ken. Is dit nu het geval? Ons leger is uit vijf lichtingen miliciens samengesteld, na aftrek van het verloop, op 12.7 pCt. gesteld, behalve de vrijwilligers slecht 45.396 mau sterk. De schutterij, 116.000 man in getale, heeft slecht3 21000 actief dienenden en dezen kunnen het leger volgens de uitspraak o.a. van den majoor- kommandant der leidsche schutterij, niet versterken. In oorlogstijd is dus nog niet eens over 60.000 geoefende soldaten te beschikken en deze toestand mag niet meer voort duren, wil men over de voor de verde diging van de „vesting Holland" benoo- dige manschappen kunnen beschikken. Hoe moet ons leger nu zijn ingericht om aan billijke eischen te voldoen. Onze landmacht heeft eene tweeledige taak te vervullen: handhaving onzer neutraliteit, hiervoor is een veldleger noo- dig en verdediging onzer liniëD, waar voor een bezettingsleger noodig is. Het veldleger moet slechts uit goedgeoefende troepen bestaan en dus uit de laatste lichtingen worden gevormd en voldoende sterk zijn om een troepenmacht van min stens 40,000 man te kunnen weerstaan en haar opraarsch, bij een feitelijken oor log, naar onze liniën te vertragen. Het bezettingsleger moet in staat zijn in zeer korten tijd onze liniën in staat van tegen weer te brengen, terwijl een deel ervan het veldleger kan steunen en tevens sterk genoeg moet zijn om eene landing op de kust te voorkomen. Door militaire spe cialiteiten wordt voor het bezettingsleger een sterkte van 55000 man noodig ge acht, ook uit de militie getrokken. Dan zal men in de eerste behoettcn kunnen voorzien. Bij een langdurigen krijg zal een landweer ter vervanging der schut terij noodig zijn, de eerste moet dan onge veer 100000 man sterk zijn, terwijl wij ook over eene reserve van ongeveer 25000 man moeten kunnen beschikken, ook liefst uit de militie getrokken. De zoo noodzakelijke legeraterkte van 125000 man benevens een landweer van ruim 100000 man is op drieërlei wijze te ver krijgen lo. door verlenging van dienst tijd met behoud van het tegenwoordig contingent; 2o. door verlenging van dienst- tijd en verhooging van 't contingent: 3o. I door algemeenen dienstplicht. Volgens de door den minister Reuther in zijn ontwerp tot regeling der militie gebruikte formule vinden wij dat een löjarigen diensttijd nog niet voldoende zou zijn om een leger van 125000 man te verkrijgen. Ieder milicien zou dan 15 jaar moeten dienen en de schutterij zou de oudgedienden moeten derven of zou voor een deel slechts uit personen van 35 tot 45 jarigen leeftijd bestaan. Om het contingent van 10000 tot 11000 man en vervolgens telkens met 1000 op slaande, tot 30000 man te doen toene men dit laatste getal geeft het contingent aan bij algemeenen dienst plicht zouden wij, indien wij de jaar- lijksche lichting op 15000 man brachten, de diensttijd op 10 jaar moeten stellen tot 20000 man op 8 jaar, tót 25000 man op 6 jaar. Bij algemeenen dienstplicht was een diensttijd van 5 jaar voldoende om het beoogde doel te bereiken en dit laatste verdient de voorkeur, lo Omdat de im- moreele loting, de vrijstelling van broe- derdienst en die der eenigo zoons ver vallen. In plaats aan deze vrijstellingen te verb enen, stelle men kostwinners vrij en dit doe men dan ook zoo ruim mogelijk. Ook de bezwaren die het eerste en tweede punt uit militair oogpunt aan kleven, roerde spreker aan. Slechts door algemeenen dienstplicht wordt op de bil— lijkste wijze en in korten tijd een leger verkregen, dat één met het geheele volk in staat zal zijn onze onafhankelijkheid te handhaven. Vervolgens de afschaffiug der plaats vervanging behandelende bracht spreker een argument van den heer Groeneveld te berde, die hier in den afgeloopen win ter heeft gesproken. „Persoonlijke dienst plicht", had hij gezegd, „is een eisch van rechtvaardigheid een eisch om de last gelijkmatig te doen drukken". Maar, vroeg spreker, kan er bij het lotingstel sel sprake zijn van rechtvaardigheid, van gelijken druk, waar het blinde toeval regeert Zal het iemand, die eene goede op voeding heeft genoten even gemakkelijk vallen zich aan het kazerneleven te ge wennen. Ik voor mij ik geloof het niet. „Zoo werkelijk de landsverdediging een plicht is, mag de gelegenheid niet be- staan, die af te koopen." Zou het niet beter zijn hier te lezen „Zoo werkelijk landsverdediging een plicht is, moet ieder Nederlander dien vervullen, mag niemand er aan worden onttrokken." Verder zeide de heer Groeneveld: „Sommigen, die zich niet kunnen laten vervangen, gevoelen veel grooter j stoornis in hun werkkring dan studee- renden. De kostwinner van een gezin wordt dikwijls weggenomen." Dit nu is, zegt spreker, helaas vol- i komen juist, maar houdt deze ongelijk heid van druk op, wanneer de studee rende ook moet dienen Neen, alleen dan, wanneer het dienen van den stu- deerende het dienen van den kostwinner uitsloot, zou er in deze sprake zijn van rechtvaardigheid. Dit is echter in het door den heer Groeneveld besproken stelsel geenszins liet geval. Spreker kan zich slechts ten deele vereenigen met zijn argument, dat door invoering van den persoonlijken dienst plicht, het gehalte van ons leger zou verbeteren, maar stelt zich daarvan geenszins de resultaten voor die de heer G. verwacht. Het aantal beschaafde jonge lui toch, dat op deze wijze in de gelederen komt, zal zeer klein zijn. Wat de mee ning betreft uitgedrukt door den graaf van Limburg Stirum, dat de plaatsver vangers de pest voor het leger zouden zijndaarover loopen de meeningen uiteen. Merkwaardig is het wat de graaf van L. S. zegt in zijn memorie van ant woord bij de behandeling van zijn wets ontwerp tot afschaffing der plaatsver vanging. Hij zeide hierin „Vervallen plaatsvervanging en num merverwisseling, dan is het, zoo dit ge paard gaat met verbetering der positie van den vrijwilliger, met grond te ver wachten dat een groot deel van hen die thans als plaatsvervangers of nummer ver wisselaars optreden, zich als vrijwil liger zullen verbinden. Dat wil dus zeggen.- mits onder een anderen naam zouden de plaatsvervan gers en numraerverwisselaars tot de goede elementen van het leger kunnen behoo- ren. Wat voor waarde kan men na deze woorden aan de beschuldigingen tegen de plaatsvervangers toekennen? Resumeerende kwam spreker tot de volgende conslusiën. lo. Algemeene dienstplicht is noodza kelijk voor de defensie van ons land. 2o. Alleen door algemeenen dienstplicht is persoonlijke dienstplicht gewettigd, 3o. Zoolang het tegenwoordige stelsel, hetzij dan met of zonder verhooging van contingent en verlenging van den dieust- tijn blijft behouden, zoolang is het onbil lijk de plaatsvervanging af te schaffen. De Dienstplichtbond nu neemt tegenover deze drie conclusiën deze houding aaD. Hij bemoeit zich niet met politiek. Het doel zijner leden is zich te verbinden hunnen dienstplicht persoonlijk te ver vuilen en anderen hiertoe op te wekken. Hij bomoeit zich niet met politiek.Dat wil niet zeggen dat de leden alleen voor hun plezier gaan dienen, zonder eenig bij oogmerk, zonder te willen toonen, dat in hunne oogen afschaffing der plaats vervanging zeer goed mogelijk 13, zonder op het moreel van het leger eenigen in vloed te willen uitoefenen; neen, want uit de circulaire door het voorloopig be stuur bij de oprichting van de afdeeling Haarlem verspreid, blijkt juist het te gendeel en uit het feit dat de heer Groeneveld in den dienstplichtbond optrad met het politieke onderwerp „Persoonlijke dienstplicht en de dienst plicht ond". De Dienstplichtbond stelt zich alleen ten doel: lo. Het persoonlijk vervullen van de dienstplicht te bevorderen 2o. Hiermede aan te toonon dat af schaffing der plaatsvervanging mogelijk is, en hiertoe mede te werken; 3o, Door persoonlijken Dienstplicht het gehalte van het leger te verbeteren. 4o. Hun die hiertoe mede willen wer ken inlichtingen en hulp te verschaffen. Wel degelijk is dus de dienstplicht bond eene politieke vereeniging en beter had zij gedaan met dit te bekennen en in te stemmen met de woorden van den heer Tindalwaar deze naar sprekers meening terecht zegtDe landsdefensie is geen^ partijvraagstuk, het is het vraag stuk bij uitnemendheid, waarbij alle Ne derlanders belang hebben. Geen partij- maar wel een politiek vraagstuk, het onderscheid hiertusschen is groot. Erkent de Dienstplichtbond eene politieke vereeniging te zijn met boven genoemd programma, dan juicht spreker hen toe die tot de oprichting hebben medegewerkt en het getrouw blyven. Erkent hij dit echter niet en vervul len de leden slechts persoonlijk hun dienstplicht voor hun pleizier, dan heeft hij geen nut, en had de oprichting veilig achterwege kunnen blijven. Maar voor de nederlandsche jongeling schap is een schooner doel weggelegd dan om een adspiranten-afdeeliug van d-n anti-dienstvervangingsbondte vormen. Aan haar is het te eischen, dat haar recht worde gedaan, aan haar te eischen dat zij in staat worde gesteld haar va derland met het wapen in de hand te verdedigen. Algemeene dienstplicht zij hare leuze. Dan zullen leger en volk één zijn. Dan zal Neerlands onafhankelijkheid duurzaam zijn verzekerd. Dit beeld had spreker zich voor oogen gesteld, toen hij de oprichting van den dienstplichtbond vernam. Persoonlijke dienstplicht sluit echter algemeene dienstplicht uit en zijne hoop, zeide spreker, zou dus niet worden ver vuld. Hiermede besloot hij zijne nu en dan warm toegejuichte rede. Aan het debat namen twee der aan wezigen deel. De heer T., hulde brengende aan den spreker voor zijne aangename voordracht, bracht in bedenking of algemeene dienst- uil hel engelsch, van, Anna KathaHna Green. 35) XVIII. Liefde en plicht. Dan zou ik misschien toegeven, vervolgde zij met een Hauwen glimlach, als ik u niet beminde zooals een jong meisje bemint, dat in eene wereld is opgevoed, die baar afschuw inboezemt Gij hebt bij mij bet eerst licht in de mij omringende duisternis verwekt, en mij geleerd de wegen der reinheid, eer en kennis te bewandelen Ik zou wel de slechtste vrouw zijn, als ik zooveel goedheid wilde erkennen, door Maar Luttra, viel Blake baar opnieuw in de rede, toen gij mij huwdet wist gij toch wel, dat uw vader en uw broeder in staat waren, misdaden te beg'aan. - Dat is waar. maar ik was verblind door den harts tocht. geboren uit dankbaarheid en geestdrift, en die moet men niet vergelijken met de liefde vol van zelfverlooche ning der vrouw, die den lijdenskelk tot op den bodem ge ledigd en ondervonden heeft welk leed ons de opoffering baart. Ik verzeker u, dat ik toen nog niet begreep, wat ik deed, en ik dacht dat mijn vader en broeder toen op dat oogenblik nog niet veroordeeld waren. Vervolgens kon ik uit hoofde van de voorzorgsmaatregelen, die gij hadt ge nomen, niet vermoeden, dat ik hen weer zou ontmoeten, en dan ook worden zulke banden niet zoo gemakkelijk ver broken; zooals gij weet hebben zij mij teruggevonden, en later zullen zij mij weer terugvinden. Nooit! riep haar echtgenoot Nooit' Zij zullen voortaan voor u dood zijn, als lagen zij reeds in het graf; al de voorzorgen zijn reeds genomen en goed ook. En de schande? Gij kunt geen voorzorgen daartegen nemen! Zij zal altijd blijven bestaan, en ik moet haar alleen dragen. Ik bemin u onuitsprekelijk, maar ik vereenig mij niet met u, alvorens deze schande van mijn voorhoofd is weggewischt Bij hetgeen ik u gezegd heb, kan ik u geen andere redenen meer opgeven Ik zal mij in een dorpje verschuilen, en ik zal mijne liefde voor u toonen, door vu rige smeekbeden naar den hemel op te zenden, voor hem, dien ik tot mijne laatsten ademtocht toe zal blijven be minnen. Met een zoowel teedere als bevelende handbeweging liep zij langzaam naar de kamer, waar haar vader en broeder haar wachtten. XIX. Verklaringen. Dat is te veel! riep Blake. Zij wil mij niet begrijpen. Hij scheurde een blaadje uit zijn notitieboekje, schreef er haastig iets op, en zeide, terwijl hij zich tot mij wendde Zoudt gij zoo goed willen zijn mijnheer, dit 'orie§e naar mijn huis te laten brengen, met bevel het onmiddel lijk aan juffrouw Daniels ter hand te stellen? Ik riep een agent en deze vertrok dadelijk. Zij zal misschien gehoor geven aan het verzoek van eene vrouw, mompelde hij, en liep met klimmend on geduld de kamer op en neer. Daar mijne aanwezigheid daar g-eheel overbodig was, begaf ik mij, door nieuwsgierigheid gedreven, naar de ka mer, waar Luttra van haar vader afscheid nam, en ik voegde mij bij Gryce die voor een der vensters stond. Ik zal het nooit vergeten, zeide de jong-e vrouw, dat uw bloed door mijne aderen vloeit. Wat mijn lot ook moge worden, en waar ik mijn hoofd ook moet ver- hergen, dat gij tot in 't stof hebt doen buigen, gij kunt er beiden van verzekerd zijn, dat ik zonder ophouden zal bidden voor uw berouw en uw terugkeer tot een eerlijk leven Dat God mijne g'ebeden verhoor! en ik later nog- eens door mijn vader zal gezegend worden! Het antwoord op deze treffende woorden was niets dan een dof gegrom, dat niets goeds voorspelde, en Gryce liet de twee politie-agenten aanrukken om de verharde boos-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1889 | | pagina 1