TWEEDE BLAD DE LAATSTE PARTIJ. Iwan de Verschrikkelijke en zijn hond. BEHOORENDE BIJ HAARLEM'S DAGBLAD VAN Maandag 24 Juni 1889. Novelle van Sacher-Matoch. Tien jaar geleden woonde er in de hoofdstad van Galicië een schermmeester, Danieli geheeten. Lombardiër van gebcorte bad bij vroeger iu het keizerlijke leger ge diend. De politieke veranderingen, die er na den veldtocht van 1859 in Italië plaats vonden, bedden hem doen besluiten niet naar zijn vader land terug te keeren. Deze beminnelijke Italiaan was de lieveling van alle jongelieden, die zich op de schermkunst, die ridderlijke uitspanning, toelegden. Het behoorde tot de ion ton om alleen of gezamenlijk aan dit onder wijs deel te nemen, dat alle Zater dagen werd gegeven. Eens kwam de jonge graaf Pod- stacki zich aanmelden om deel te nemen aan den kleinen cursus. Hij was officier bij de cavalerie geweest had den dienst verlaten en tenge volge van velerlei reizen en ont moetingen een weinig blasé., ontweek hij de groote wereld en stelde zich tevreden met de aartsvaderlijke genoegens in het huis zijns ooms. Spoedig bleek het den graaf, dat hij veel verleerd had en hij besloot om gedurende enkele weken alléén met Danieli te studeeren. Het on derwijs had reeds sedert eenige da gen zijn gewonen gang, toen op een Zaterdag, bij een schermpartij, een degen brak en Danieli boven het rechteroog werd gewond. Hij was voor eenigen tijd niet in staat om zijne lessen voort te zetten. Toen de graaf twee dagen later terugkwam, bevond hij z ch eens klaps in tegenwoordigheid van An gela, de dochter van Daniël'. Haar voor de eerste maal ziende, werd hij zeer verrast en gevoelde hij dat het bloed hem naar het hoofd steeg. Dit meisje, dat ongeveer tw,utig jaren telde, was inderdaad een won der van vreemdsoortige schoonheid. Haar naam Angela scheeu een fijne ironie te zijn. Haar slanke buig zame gestalte deed denken aan die van een panter. Hare zeer kleine handen eu voeten waren van een zeldzaam artistieke fijnheid. De lijnen van haar gelaat bezaten de zuiver heid van een dier antieke beelden en hare trotsche waardigheid her innerde aan de hoogmoedige patri cische vrouwen vau het oude Rjine. Toch trok over dat gelaat vaak een demonische uitdrukking.Hare blauwe oogen hadden niets van de hemel- sche kleur, maar deden eerder deu ken aan het droomerige meer van onpeilbare diepte, of aan het gl'.n storende stalen lemmer. Haar prach tig haar, vau dat miiaueesch blonde, dat nog een erfrtuk schijnt te zijn van de gernsaaneche barbaren u.t den tijd der volksverhuizing, golfde als vlammen om haar laag voorhoofd van een wit als elpenbeen. Angela droeg roode kousen en was gekleed in een kort rokje van zwarte zijde. Haar leest was om sloten door een schitterende maliën kolder, wiens buigzaamheid ieder, beweging van haar lichaam toeliet. Twee prachtige armen, eener godin waardig, staken uit deze wapenrus ting. De rechterhand, die in een schermhandschoen met lange, stijve boorden was gestoken, omsloot het gevest van een schermdegen. Angela bedekte haar hoofd met een klein masker, dat van een vi zier was voorzien en bood den graaf aan, hem in de plaats van haar vader schermles te geven. De graaf nam dit met een beval lige buiging aan en weldra kruisten zich de beide degens. Na de eerste ripost kreeg Podstacki een touché. Hij glimlachte een weinig verlegen. Angela bleef koel eu onverschillig. Na twee- of driemaal weder be gonnen te zijn, trof zij den graat voor de tweede maal. Én toen hij, ondanks zichzelf medegesleept, met meer kracht aanviel, pareerde zij met veel kalmte, maar wierp zich plotseling op hem met de woeste vervoering van eene amazone in den strijd. Steeds drong zij voor waarts, zoodat hij den muur bJjna bereikte en toucheerde hem voor de derde maal. Toen salueerde zij haar tegenstander eu drukte op haar floret een kus. Hij was dubbel overwonnen. De aandoening en de vervoering brachten zijn geest in verwarring. Nooit had bij eene dergelijke vrouw ontmoet. Die van Parijs, Weenen en Lam berg, ja, zelfs de schoonste, kwamen hem nu zonder bekoring voor, zon der onderscheiding, echte «bour geoises» naast dat uitdagende, dui velachtige meisje met dat marme ren gelaat en die ijzeren zenuwen De graaf richtte eenige compli menten tot Angela; zij aanvaardde ze met hare gewone kalmte en koel heid en zij maakte zich weer ge reed, de oefening te hervatten. Het was Podstacki onmogelijk om haar een enkelen keer te treffen hij was volkomen overwonnen. Bij de tweede les was Podstacki zich geen meester meer. Hij had zooveel van zijne zeker heid en zelfbeheerschmg verloren, dat Angela htm na de eerste schrede ontwapende. Op deze wijze zullen wij niet verder komen, zeide Angela met den blik van een streng onderwijzer, Gij zijt nog niet genoeg geoefend om met goeden uitslag en voordeel te kampen. Laat ons nogmaals be- giunen. Gij vergist u, mejuffrouw, antwoordde de graaf levendig, het is niet het gebrek aan bedrevenheid en oefeniug, die de schuld van mijn nederlaag zijn, maar wel uw ver rukkelijke schoonheid.... Mijnheer! Het is uw oog, ging Pod stacki onverstoorbaar voort, dat mij betoovert, dat mij ontwapent, dat mij tot uw slaaf, dat mij gek maakt Nog eenmaal dat woord, mijn heer de graaf, en ik verlaat deze zaall En waarom, mompelde Podstacki, die de hand van het jonge meisje had bemachtigd, kunnen liefde en aaubidding beleed.gen? Houdt ge mij voor eeu man zonder eer" Neen, antwoordde Angela, die de hooge en waardige gestalte van den graaf, zijn baard en de zwarte haren, die zijn edel en uit drukkingsvol gelaat omlijstten, met vurige blikken verslond, maar ik vrees.... Wat vreest gij, sehoone dui velin? Dat ik ook zal eindigen met u te beminnen. En dan, wee zoo ge mij niet geheel en al toebehoort, zoo gij den spot met mij drijftWeet dat ik geen meisje ben die zich te vreden stelt met slechts een deel van uw hart. Angelariep de graaf uit, gij maakt mij tot de gelukkigste van alle stervelingen. Zoodra gij er in toestemt, zal ik de uwe zijn, uit sluitend de uwe! Hij sloeg de armen om het schoone bevende meisje en drukte het aan zijn borst. In een laDgen vurigen kus bleven zij vereenigd, toen rukte Angela zich uit de armen van den graaf los en vluchtte heen.j Den volgenden avond liepen bei den arm in arm op de wandelplaats van Lamberg en eeden en beloften bezegelden den band, die beiden omsloten hield. De schermlessen werden geregeld voortgezet en de wijze waarop de jonge leerares haar leerling behan delde, maakte voor den graaf een nieuwe bekoring uit en vormde een nieuwen band. Toen Danieli zijn onderwijs her vatte bleef Podstacki zijne be.ninde getrouw. Zij waren altijd alleen gedu rende de les en zoo de vader van Angèle somtijds de schermzaal binnentrad was dit niet uit wantrouwen, maar omdat hij er zijn moest. Eene op een avond ontmoette de er een jongen bleeken man, met zwarten baard en haren, die hem met een vijandigen blik opnam. Angela werd op bare beurt bleek, maar zij wendde dezelfde koelbloe digheid voor als altijd. Zij stelde de beide mannen aan elkander voor«De heer Lagarfey, graaf Podstacki». Vervolgens gmg zij met den laatste schermen. Plotseling werden zij door Lagar fey onderbroken, die uitriep: Mijnheer de graaf, sta mij eenige woorden toe. Ik bemin deze vrouw, en ik hoop haar eenmaal te bezittenten minste als gij geen slechte bedoelingen met haar hebt Mijnheer Lagarfey I riep de graaf op dreigenden toon uit. Ik keu u, graaf Podstacki, zeide de Hongaar, en ik zal u Angela niet afstaan zonder u haar te betwisten. Hier zijn twee degens, kieseen onzer moet op de plaats blijven. Ik geloof niet dat 't noodig is om de beslissing aan de wapens ovcr te laten, antwoordde Podstacki; het komt de juff-ouw toe om zich tusschen ous te verklaren en onze plicht is het, zoowel van u als van mij, ons aan haar uitspraak te on derwerpen. Verdedig u I riep Lagarfey uit, een der degens deu graaf voor de voeten werpend. En oogeubliakelijk wilde hij zich op Podstacki werpen, toen Angela zicb tusschen hen wierp en den Hongaar het wapen uit de hand rukte. Een blik van haar was voldoende om hem te onderwerpen. Hij viel voor de voeten van Angela, drukte den zoom van haar kleed aan zijne lippen en liep als een waanzinnige naar buiten. Den volgenden morgen vond men hem dood in de openbare tuinen van Lemberg. De rechterhand hield nog krampachtig het pistool omklemd. Toen de graaf deze droevige tij ding aan Angela bracht, stortte zij geen traan, maar zag zij Podstacki scherp aan, alsof zij tot in het diepst van zijn ziel wilde doordringen. Helaas, murmelde zij, zoo gij mij moet verraden, kome het bloed va» dien ongelukkige over u. Zonder een woord te uiten, drukte Podstacki haar teeder aan zijne borst. 't Werd herfst, de avonden wer den lang en koud. Men bezocht den schouwburg. Eens zag Angela «Wil helm Teil» aangekondigd. Zii huurde een weinig in 't oog vallende plaats, want zij wenschte zich niet aan de blikken der menigte bloot te stellen. Des avonds ging zij er alleen heen, gehuld in een dichten sluier. Na de eerste akte liet zij hare blikken door de zaal dwalen en schrok eensklaps toen zij in eene loge twee dames zag zitten, blijkbaar moeder en dochter, in wier gezelschap zich graaf Podstacki bevond, die alle eer aan het schoone jonge meisje be wees en haar met verliefde blikken vroeg Den volgenden morgen Angela bij de schermles: Wie was die schoone blondine aast wie ik u gisteren in de opera heb zien zitten? De graaf kleurde. Een nicht van mij, mej. Re- wizka? Vindt gij haar schoon, zij be valt mij niet. Angela was gerustgesteld. Eenige weken verliepen. De win ter had de koele aarde met een wit lijkkleed overtogen. Eens op een middag, toen Angela na eenige inkoopen ie hebben ge daan, huiswaarts keerde, ontmoette zij een fraaie slede, door een vurig paard met snellen tred over de sneeuw voortgetrokken. In die slede, welke kwistig versierd was, zaten Podstacki en de aardige jonge dame Re wizka. De graaf voerde met krachtige hand de teugels. Angela moest zich aan den muur van een huis, dat zij voorbijging, vasthouden. Toen het prachtige span voorbij was, balde zij een oogenblik toornig hare kleine vuisten en richte zich naar een nabijzijnde kapel. Daar knielde zij neder voor het beeld van de Moeder der Smarten en bad langen tijd onder het schreien van heete tranen. Denzelfden avond kwam de graaf haar bezoeken. Wat scheelt er aan vroeg hij, «ge hebt geweend.» Waarom speelt gij die droevige comedie met mij Zeg mij ronduit dat gij mij niet bemint». Ik bemin slechts u! Zweer het Ik zweer het I En mej. Rewizka Zij is mijne nicht, ik heb het u reeds gezegd. Ik ben voorkomend jegens haarzooals mijn plicht is. Anders niet. Angela schudde droevig het hoofd. - Ik weet het niet, zeide zij, maar eene inwendige stem waar schuwt mij, dat gij ons beiden be driegt, dat arme onschuldige kind en mij, die voor u heeft gezondigd. Altijd die droevige gedachten, Angela! Ik bemin u alleen. Houd toch op met ons beiden zoo te martelen. Nogmaals was zij voor enkele dagen gerustgesteld. Op een avond ging zij naar een juwelier om een steen in een arm band te laten zetten en zag een prachtige parure op de toonbank liggen. Welk een schoone parurehoe veel kost die vroeg Angela na haar bewonderd te hebben. G aaf Podstacki heeft die voor zijne verloofde besteld. Zij kost zesduizend florijnen. O ja, nu herinner ik mij, mompelde Angela geheel verplet terd door die woorden, men zegt dat hij de verloofde is van de schoone mejuffrouw Rewizka. Juist, het huwelijk zal over acht dagen plaats hebben. Angela ging met wankelenden tred heen. Thuis gekomen bleef zij lang voor het venster van haar kamer staan en staarde op de bloemen, die de vorst daarop geteekend had. Toen kleedde zij zich met zorg. Zij trok een kazabaïka van geborduurde goudstof aan en bevestigde paarlen in hare golvende haren. Toen begaf zij zich in de scherm zaal, die geheel verlaten was. Juist trad graaf Podstacki binnen. Zij trad vastberaden op de deur toe, Bloot haar en draaide den sleutel tweemaal in het slot om. Wat doet gij? vroeg Pod stacki. Wij zullen onze rekening veref fenen en ik heb daarbij geene ge tuigen noodig. Wat is er dan toch, Angela? Wat zijt gij heden vreemd! Zij zag hem aan van het hoofd tot de voeten, toen kruiste zij met koele bedaardheid d? armen op haar borst en plaatste zich recht voor hem. Kunt ge loochenen dat gij op een afschuwlijke wijze met mij den spot gedreven hebt? Kunt gij looche nen dat mejuffrouw Rewizka uw verloofde is? Praatje-. Ik heb de parure gezien, die gij voor haar hebt besteld. De graaf verbleekte. Vergiffenis, Angela, veroordeel mij niet.... Familieredenen nood zaakten mij.... Genoeg! viel hem deltali- aansche iu de rede. Gij hebt mijn hart vergiftigd, mijn leven verwoest, ik kan u ni.t verbeven. God, mis schien, zal u vergeven; ik, nooit! Ik zal mij wreken, want ik ben geen duif, dat had gij moeten be grijpen. Zij' gij gek? Ik ben volkomes bij mijo ver stand. Gij zijt gek geweest, toen ge mij van liefde spraakt, toen gij dacht dat gij ongestraft met mij kondt spe len. Hier is een degen, verdedig u Ik moet sterven of ik zaludooden! Ik zie dat ge uw verstaud hebt verloren. Dat zou geen wouder zijn. Maar aan wien de schuld, zoo niet aan u Herinnert ge u Lagar fey? Zijn bloed schreeuwt ook om wraak. Voor u is de ongelukkige gestorven. U heb ik hem ten offer gebracht. Ik zal u, op uwe beurt, ter zijner nagedachtenis offeren. pbüilleto kt. Oorspronkelij ke Roman, naar het duitsch VAN HANS HOFFMANN. 1) Het nieuwe schooljaar begon acht dagen na Paschen. In eindelooze rijen naderden de gymnasiasten van S.olpenburg a'len in die troostelooze stemming van een onbepaalden ge wetensangst, zooals die na de vacantie de borst beklemt van den volgzaamsten leerling, nadat de door honderd jonge harten liefdevol gekoesterde hoop opnieuw ten schande was gemaakt, de hoop, dat nog in den afgeloopen nacht het gymnasium een prooi der vlammen mocht zijn geworden, of de directeur die van 'lederen dood, of dat ten minête door het uitbreken van de cholera, de pest of door eeu vreese- lijkeu cykloon, een ontzachlijke aa-dbeving, of het plotseling outstaan van een vuurspuwenden berg, midden op de markt, of een dergelijke gebeurtenis van algemeen belang, het begin van het ouderwijs nog eenige dagen mocht worden veMraagd. Ook ditmaal was Diets van dat alles geschied; de breede deur vaj het gymnasium stond honend opengesperd en niet de miDste hindernis stond den vrijen toegang tot de lo kalen in den weg. Daar waren zij weder, die kale,grauw-uitgeslagsn wan dei', die groote ramen met kleine ru ten, die zwarte tafel, die lompe katheder, die onmogelijk lange lessenaars zelfs de eenige versiering, de kunstig ingesneden letters, vlam mende of doorboorde harten en andere symbolen van vroe gere zielsverteedering waren door brutaal overschilderen met dikke bruine verf weder weggevaagd geworden, en voor de he. stelling zou zooals te voorzien was, weder menig moei- tevol uur van mathematiek of mythologie worden gevorderd. Zooals alle onderste derde klaBsen stond ook die van Stolpeuberg in den roep van onuitsprekelijke verdorvenheid, en zooals alle onderste derde klassen op goede gronden. Heden was weliswaar nog niets van hare vreeselijkheid te bespeuren; stom en verdrietig zat van de wilde scharen, reeds lang voor het gehate uur sloeg, ieder op zijn plaats, slechts een afschuwelijk gegeeuw verbrak nu en dan de gedrukte stilte, somtijds ook wel een eigenaardige scherp klappende dubbele slag, die voor iDgewijde ooren het uit- deelen en wederontvangen van oorvijgen tusschen twee buren beteekende. Maar de hoofdstemmiug der klasse was droef eu vreedzaam, over 't geheel vredelievend. De rneestcn zaten diep over hunne leerboeken gebukt, eeu'ge geheel vertwijfelende karakters echter, hadden iedere hoop laten varen, hunne boeken vastberaden dichtgeslagen en staarden wezenloos naar den met grauwe regenwolken bedekten morgenhemel. Daar kwam er nog een aangeloopen, die bijt a te laat was, en zijn stem klonk vroolyk en helder in de alge- meene dofheid. Ai jongens, de nieuwe is buiten! Ik heb hem gezien! En wij krijgen hem juist voor het eerste uur. Ik weet het van Butzke uit de eerste, die miju vriend is! Dat werkte als een trompetsiguaal op uude strijdro-seu. Wie? Hoe heet hij? Hoe ziet hij er uit? Wat krijgen wij bij hem? riepen allen dooreen. Hoe hij heet, weet ik niet, maar mathematik geeft hij natuurlijk, antwoordde het jonge mensch met zekere slimheid. Duivels, hoe ziet hij er uit? Leelijk, zeide de ander op gedempten toon, zeer leelijk Na deze flinke persoonsbeschrijving scheen de stem ming weder bizonder flauw te zullen wordeD, toen plotse ling op den achtergrond, waar de meest gevreesde en be strafte individuen huisden, een vastberaden stem zich deed hooren: Nu, kinderen, die zullen we eens onder banden nemen! Deze bescheiden oorlogskreet wekte de stemming weder met verrassende snelheid op. Van alle kanten klonken vtoo- lijke toeroepen: Nu, natuurlijk! Dat zullen we ook! o jé! Met dien zullen we 't wel klaar spelen! Wat zou hij wel willen? zoo'n mathematiker maar! Laat hem op passen! Weet ge wat, kinderen? gilde een gebiedende stem door het algemeen rumoer. De laatste bank be gint te trommelen, zoodra hij kwaad wordt en als hij daar-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1889 | | pagina 5