TWKlËBE BLAI) De droom van den rechter. BINNENLAND. De wraak eens kinds. JiEHOOBENDE BIJ UAAIILFjM'S JJA. GBLAD YAN Maandag 27 Januari 1890. Esn proces wegens moord was aanhang g*. De grondslagen der beschuldiging berustten zuiver op toevallige omstandigheden. Richard Ireton, de befchuldigde, was altijd iemand met een uitmun tend karakter geweest en wel zoo danig, dat er een algemeene opvat ting bestond dat het onmogelijk was dat zulk een voorbeeldig jon geling zulk een treurige misdaad bad gepleegd. Hij had zijne studie-jaren aan de universiteit voltooid en vele moei lijkheden dcor zijn taaie wilskracht overwonnen, waarom hij door zijne mede-studenten werd beschouwd als een van die ge'ukkige sterve iingen, die slagen moeten. Maar de fortuin was hem niet geheel gun stig, en hij was nog werkzaam als onderwijzer in de dorpsschool en moest 'a avonds laat zijne studiën voortzetten. Het was vreemd dat zulk een arm. ijverig en ernstig man tijd kon vin den om verliefd te worden. Toch was het zoo, hij beminde de schoone Netty Haines, de doch ter van een rijken farmer en het meest coquette meisje in Somerset, En tot zijn ongeluk was het be kend, dat de vermoorde mau, de arme Harry Sloane, zijn mededin ger was. Dan avond waarop de moord plaats had, hadden de beide min naars elkander ten huize van Hai nes ontmoet, en Netty had erg met Ireton gecoquetteerd, ofschoon zij hem het meest van beiden beminde, Ireton was zeer boos geworden, toen hij m de kleine val was ge raakt, die zij hem had gespannen en was heengegaan blijkbaar zeer ontstemd, eenigen tijd voordat Harry het huis verliet. Ireton woonde in het landhuis van Caleb Sivash. De afstand van Haines' huis bedroeg «isschien een mijl en de weg leidde door een dicht bosch. Harry Sloane was een rijk far mer, wiens groot landgoed grensde aan dat van Sivash. Nog moet ge zegd worden dat Sivash bekend stond ak iemand, die voor geen sterveling ieis over had en zelfs werd beweerd dat hij geld van Harry had geleend. Hoe het ook zij, de vervolging steunde blijkbaar alleen op het getui genis van Sivash. De moord was gepleegd gewor den in een verafgelegen gedeelte van het land, maar het proces werd gevoerd in het landstadje, waar de rechter Justice Keene was gevestigd. Hij was nog een jong man, en zeker was het de eerste maal zij os levens dat hij zulk een lastig pro ces behandelde. Wat een toevallige omstan digheid maar treffende samen loop, mompelde de rechter 111 ch zeiven, en wat kan blin der nooulot zijn dan zuivere toe- vall'gheid? Zijn Edelgestrenge was dien dag zoo vervuld met het proces en zoo ingenomen met zichzelf, dat hij daar over zou rechtspreken, dat hij stii- wijgend het middagmaal georuik- te *en na den maaltijd zich in zijn bibliotheek terugtrok, terwijl hij zijn vrouw de opmerking maakte, dat hij geheel uitgeput was en niet gestoord wilde worden. Het vertrek waarheen hij zich begaf, was gemeubeld met een zon derlingen spiegel. Het was een ouderwetsche, halfronde, koperen, bollen spiegel van ongeveer drie voet in diameter, die in een tnaga zijn van oudheden te Padua, ali eeae zeldzaamheid was aangekocht en die, naar het heette, afkomstig was uit de zestiende eeuw van den beroemden Ma^ini. Deze vreemde spiegel was def tig geplaatst tegen een vooruit springenden hoek van den muur tegenover höt westelijke venster zoodat hij bij 't ondergaan der zon (die nu langzaam wegzonk) de laatste stralen daarvan opving en in schuine richting terugkaatste, waar door de warmte werd verspreid, die anders bij loodrechte stralen zoo hinderlijk kan zijn. Aan de andere zijde der kamer, tegenover den spiegel, stond een beeldje, de boo ze godin Kali voor stellende, op ten voetstuk van zwart marmer, een koopje dat te Cairo was gedaan. Het was een zuiver toeval ge weest, dat dit afachu *elijk bron zen afbeeldsel van de Godin van het Kwade zoodanig was gep'aatat dat het juist in de geheimen tuurde van het wonderlijke koperen instru ment in haar vreeselijke hou ding met haar mageren nek omge ven door een halssnoer van grijn zende doodskoppen. De heer Justice Keene strekte zich in den zachten lederen leunstoel uit met zijn rug naar het kleine monster en het gelaat naar de bolle koperen oppervlakte. Het is tijd voor mij om mij ontslag te nemen, bromde hij bij zich selven,wanneer ik mij zware verantwoordelijkheid mede naar huis breng, zoodat zij mij huiselijken vrede verbittert. Ik heb het doodvonnis geveld over een dozijn mannen of meer, wetende dat ik mijn plicht deed en mijn land als een goed burg diende, en de zinnebeeldige blauwe barret afzettende, kwam ik opge ruimd thuis, trok mijn gewone kiee- deren aan en bracht met mijne vrienden vroolijk den avond door, Maar nu moet ik waarlijk droef geestig worden, want ik kan het diepe medelijden niet van mij zetten, dat ik voor dien kcappi jongen gevoel, die in de strikken van het noodlottige toeval is ge vangen geraakt. «Ik houd hem voor onschuldig, maar er is een keten om hem ge smeed, die geen inenschelijke hand in staat is te verbreken, en ik huiver wanneer ik bedenk dat het morg voor zonsondergang mijn plicht zijn, als rechter, de jury overeen komstig de bewijzen in te lichten te af- Zoo zeggende, liet hij 't hoofd achterover tegen het zachte kussen van zijn stoel leunen en keek afge trokken in den spiegel. Juist op dat oogeablik brak de zon door de wolken en wierp een helder licht over de koperen op pervlakte. De rechter sloot de oogen, niet staat om het verblindende licht verdragen, maar de indruk daar van bleef in zijn geest bestaan. Deze vertoonde zich als een groote vurige kring, te midden waarvan de boosaardige Kali zich veitoonde, als zinnende op een slechte daad. Een voor een de grijnzende doods koppen losmakend, die haar hals keten vormden, scheen zij ze leven ia te blazen, iedere kop vereenigde zich met het overige lichaam en de droeve optocht bewoog zich voor waarts. De rechter kreunde zwaar; hij ademde moeilijk en was niet in staat ich te bewegen en moest alles aan zien. Hij begreep wat het was. De ongelukkige mannen, die hij tot de euwigkeid had gedoemd en wier chedels het halssnoer vormden van de grimmige Kali. Eindelijk hield de vreeselijke op tocht stil en Kali opende wijd haar grafachtigen mond. Er was geen geluid voor de ooren eens sierveimgs hoorbaar, maar haar geest sprak 101 den zijne eu de rechter verstond hst. Ea toen hij in den spiegel keek zag hij een door de maan ver lichten hemel, 't was middernacht, en een man. Het was de vermoorde Harry Sloane, die vroolijk door het dichte woud liep, want was zijn mededinger niet heengezonden? Daar springt plotseling van uit de scha duw van 8en dikken boom een zwaar gebouwd man te voorschijn met zwarte wenkbrauwen en dichten baard, die op ruwen toon roept Halt I En toen de aaageroe- pene onwillekeurig staan bleef, gaf de moordenaar hem een zwaren slag. waardoor hij met kracht tegen den grond sloeg en hij steunend bleef liggen. Daarop knielde de snoodaard op het lichaam vaa den gevallene neder, na q een scberp penuemes,ensneedeen adei open om hem te doen doodoloeden. Het slachtoffer bracht met moeite het hoofd eenigszius naar voren en beet in den arm van den moorde naar, juist boven zijn pols. Toen was alles voorbij. Toen de rechter bleef staren, hoord hij de sissende stem van Kali deze woorden zeggen: Nu kent gij den moordenaar, dien ik kenmerkte door dit teeken ziju linkerpols draagt de sporen van de tanden des vermoorden, en hij gebruikt de linkerhand, m plaats van de rechter. De zon had haar laataten rooden glans in den spiegel geworpen, en het vur ge vizioen verbleekte. De rechter waB in staat zich aan den zwaren slaap te onttrekken, die hem benauwde en zijne ledematen verstijfde. Ik moet mijn ontslag nemen, mompelde hij verdrietig. lk zou niet instaan voor het leven van een man, die zulke benauwde droo- men had. Vervolgens ging de heer Justice Keene naar bed en, na langen tijd viel hij in slaap en ontwaakte ver- frischt. Noch dacht hij aaD Kali's hals snoer, of het tooneei in het woud, toen hij de gerechtzaal binnentrad met ziju gewonen ferinen pas en kalm nam hij plaats op de bank. Nogmaals werd zijn hart diep getroffen, toen de gevangene ver cheen. Hoe belangwekkend zag hij er uit, met zijn bleek, verstandig gelaat en zijn oeschaafde houding. Den vorigen dag waren zeer be zwarende getuigenissen gehoord. Het was bewezen, dat Ireton Netty Haines eerder had verlaten dan zijn mededinger; dat hij de mededinger was van den vermoor den mandat hij het meisje het hof maakte; dat zij hem booa had ge maakt, waarop hij zeer opgewonden wegging; dat er eenige koele en scherpe woorden tusschen beide mannen waren gewisseld ai deze dingen vormden ieelijke ver denkingen en Ireton wist het. Nu was de zaak zoover gevor derd dat een onweerlegbaar bewijs zou worden geleverd. De man Sivash naderde met lang zamsn tred. Hij had zwarte wenkbrauwen, een zwaren baard en was zeer gezet, zijn houding was onzeker en net scheen of hij niet gaarne wilde ge tuigen. Jüe man legde den eed af en toen de getuige verder sprak, verborg de arme Iretou zijn verwrongen ge iaat in de handen. Hij govoeide dat zijn lot zou worden besnst; geen inenschelijke macht kon dien keten van een samenloop van omstandig heden verbreken. Sivash verklaarde, dat hij te éen uur was wakker geworden door een scherp geblaf van zijn hond en naar de buitendeur gaande, ontmoette hij Ireton, die hem zeer haastig voor bijliep, hij vloog de trappen op en liet zijn pennemes vaüen, dat de getuige nu meebracht. Ireton kreunde. Hij wist, maar hoe te bewijzen dat de man loog en het viel niet ie ontkennen net mes wa6 van hem, met nel scherpe lemmer, nu met bloed be vlekt. Het verhoor werd gesloten. Er heerschte een diepe stilte en het bewijs scheen verpletterend. Laat Sivash, d= getuige, de mouw VuU. zijn linkerarm op- stroopen. Sivash werd doodelijk bleek, toen hij gehoorzaamde. Daar stonden de ïiidfukseis door de tanden achter gelaten. Laat den getuige wegens mein eed arresteeren, bevai de rech ter. Ik heb reden te gelooven, dat de moord werd gepleegd door een linksch persoon, en zoodanig is Sivash. Laat deze teekens op zijn arm vergeleken worden met de tanden van den vermoorden man, Op dit oogenblik rilde Sivash en viel, alsof hij een plotselingeu, on verwachten slag had gekregen. De jury verwijderde zich ODge- veer vijf minuten en «prak toen het oordeel u.t: Ireton is onschuldig. Sivash werd toen als de moorde naar aangeklaagd en bekende zijn misdaad. Naar wij uinemen, heeft Z. M. de Koning aan da heeren Wes- terouen van Meetersn te Amsterdam en mr. H. J. A. Mulder te 'a Ilage zijnen dank doen betuigen voor de toegezonden circulaire inet begelei dend schrijven betreffende de voor genomen opricht,ngeener Nederland - sche Vereeniging tot voorkoming van ongelukken in labrisken en werkplaatsen waartoe op 31 Janu ari eene vergadering in de residen tie is belegd. Z. M., die, ook blij kens de aanneming van het be schermheerschap over de te Amster dam te houden tentoonstelling van voorwerpen ter bevordering der vei heid en gezondheid in fabrieken en werkplaatsen, veel belang in deze aangelegenheid stel', heeft ook aan het plan tot oprichting der bedoelde Nederlandeche Vereeniging zijne ad- haesie betuigd en verklaard met veel belangstelling kennis van den inhoud der circulaire te hebben genomen en van het goede doel, hetwelk de heereu Westerouen van Meeteren eu mr. Mulder zich voorstellen. (A'. R. C.) De minister van Water- staat zal weldra voorstellen tot her stel van de viaducten te Amsterdam aau de Vertegenwoordiging onder werpen. De Eerste Kamer «al a.s. Maandag 27 dezer des avonds te 81/, uur in openbare vergadering hare werkzaamheden hervatten. Onlangs heeft da heer Van Kempen in de Tweede Kamer het eeu en ander gezegd over het toezicht, hetwelk onze marine uit oefent op de visscherij inde Noord zee. Hij zeide o. a.«Bij de visschers bestaat de verdenk'ng dat de kom- maudauten, om internationale ver wikkelingen te vooikomea, liefst de vreemdelingen welke onze visschers uadeei dosn) maar niet z;en. Die verdenking is waarschijnlijk geheel ongegrond», en hij voegde er bij: «Men zou het meer kunueu toe schrijven aau onbekendheid van het terre n». gen de insinuatie, hierin opge sloten, komt de overste A. J. Kt abb konmandaot van de Dolfijnin het Uil. op. Hij noeint dai laster. liet welk recht, mijnheer Van Kempen» vraagt hij «lastert gij en dan op zulk een laffe wijze bovendien mannen die hun nen plicht doeu en niet hun tijd verdoen met blindemannetje spelen met vreemde visschers, noch op an dere wijze zoo'u pret hebben in de Noordzee?» «Gij zijt de eigenlijke lasteraar. (En niet de visschers van wie ik het ook nu niet geloof). En gij hebt niet eens den moed openlijk te be schuldigen, doch smokkelt de aan tijgingen welwillend, en, er een erg overdreven vindend gezicht bij zet tende, straffeloos binnen». «Ik kan begrijpen, dat zij, die een rede aanhooren, met altijd dadelijk de volle beieekeris van eemg ge zegde vatten, anders zoude het mij verwonderd hebben dat er, toen gij uwe rede geëindigd hadt, niemand naar aanleiding van uwe laffe insi nuatie en den door u gedebiteerden onzin het woord vroeg. Ik voor mij ben overtuigd dat in de rijen onzer PEUILLHTO Hf. Naar het fransch van PAUL BOURGET. 2) (Slot.) Zij met hun drieën en wij met ons zessen, dat was te zamen negen en dat was veel. Ten slotte kwamen wij met sen maaitijd gereed, dien mijn moeder smakelijk had gewild. Men moet hen verteederen, zeide de arme vrouw, die mij noodzaakte naar de vischkaar te gaan om eenige forellen te halen, van die mooie eu frissche forellen, die ik zoo graag in mijne handen voelde sidderen. Ik moest ook In den kelder gaan en champagne voor hen halen, vier van de flesschen, die mijn vader vroeger ledigde op den zegepraal des keizers. Ik kan u niet zeggen welken indruk het op mij maakte, aldus een feest aan te richten voor hen met die dingen, welke van ons waren en in dat huis, dat zij met hunne luidruchtige vroolijkheid vervulden eu dat rumoer werd steeds groo'.er, steeds grooter te midden van hst gelach en bet rinkelen dar glazen naarmate de maal tijd vorderde. Er werden toasten gehouden in een taal, die ik niet verstond. Waut ik luisterde naar alles, terwijl Hz in de keuken zat. Wij hadden besloten daar te eten, bij den haard van den grooten schoorsteen. Waar dronken zij toch op? Zonder twijfel op onze neder lagen, op den dood van onzen armen keizer! Ik was toen even twaalf jaar, maar ik zweer u, dat men niet erger verontwaardigd en vertoornd kan zijn, dan ik was, toen ik daar op mijn stoeltje was gezeten, tegenover mijne moe der, die als eene goede huishoudster het meest beaugst was voor het breken van borden en glazen. Het ontbreekt hun toch aan niets? vroeg zij angstig aan den huisknecht. Zij willen van dit, zij willen van dat. antwoordde de goede Michsi, en men gaf hen van dit en van dat, tot op een oogenblik Michel met een ontsteld gelaat binnen kwam en slechts zeide: Zij willen koffiel Dat was niet moeilijk, om hun te geven, viel ik den verteller in de rede. Dat zoudt ge meenen, zeide de heer Viple, maar ge begrijpt niet mijn kind, hoe moeilijk het in dien tijd was om aan koffie eu suiker te komeu. Gij zult misschien weten dat de keizer de gedachte ba t gehad een vastelauds- blokkade in te stellen, niet waar, om Engeland van den handel met het overige Europa uit te sluiteu Ja, 't was eeu gedachte, een grootsche gedachte; maar een van de meest merkbare gevolgen daarvan voor ons, kleine burgers, was de vermindering, bijna de uitsluiting van een zekere categorie van levensmiddelen, die uit den vreemde werden aangevoerd. Kortom, toeu de huisknecht mijne moeder dit antwoord bracht, was de ongelukkige vrouw verslagen Koffie, riep zij uit, maar wij hebben geen boon ïu huis. Ga het huu zeggen. Twee minuten later kwam hij te rug, oiaar nog bleeker. Zij zijn drouken, mevrouw, zeide hij en zij verzekeren dat zij koffie moeten hebben of zij slaan den boel aan stuiken. O, mijn God., riep mijn moeder handenwringend uit, ik heb het Sèvres-servies op het buffet gelaten Intusschen nam het rumoer in de eetzaal toe. De huis knecht was weder naar de officieren gegaan en zij stamp ten nu met hun sabels op den gronu eu schreeuwden, dat de ramen er van dreunden. Driemaal trachtte de goede Michel hen rede te doen verstaau, driemaal kwam hij bij ons terug op de vlucht gedreven door een stroom van be- leedigmgen en het gehuil van «Koffie... KoffieI« en deze eenvoudige woorden, in 't duitsch uitgesproken, kregen een ruwen wreeden klank. Ten slotte werd het tumult zoo erg dat het doordrong tot in de kamer van mijn vader en daar zagen we hem in de keukendeur verschijnen, hoog opge richt en met schitterende oogen, hij had zich gehuld iu ziïn bruinlaken kamerjapon en had een zakdoek om zijn hoofd gebonden: Wat gebeurt er toch?.... Nog hoor ik deze vraag vau zijn bevende 1 ppen komen. Was tiet de koorts? Was het de toorn? Men vertelde hem vtat er gaande was. lk zal met hen gaan spreken, antwoordde hij en hij liep naar de eetzaal. Ik volgde hem. Dat tooneei zal mij mijn geheele leven bijblijvende oos- tenr.jksche officieren in uniform, de gezichten rood van den drank, gebroken borden in scherven verspreid, Uesschen links eu rechts geworpen, het tafellaken bevuilden een tabaks-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1890 | | pagina 5