NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. 7e Jaargang. Woensdag 5 Februari 1890. No. 2022. Van Verre en van Nabij. IN DEN VREEMDE. BirecteTïren-Uitgevers J. C. PEESE300M en J. B. AVIS. ABONNEMENT TSFE IJS: Voor Haarlem per 3 maandenƒ1.20. Franco door het geheele Kijk, per 3 maanden. -1.66. Afzonderlijke nummers-0 03. Dit blad Tersebynt dagelyka, behalve op Zon- en FeeBtdagen. Rm-enn: Xlrine Houtstraat No. 9, Haarlem. TeiefnsBntssusaer 12S. ADVEETENT2ËN: van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 cents Groote letters na&r plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen cioor onze agenten en door alle boekhandelaren, poBtkantoren en conr&ntkn-s Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Generale de Publicite Etrangère G. L. DAJJBE Sf Co.t JOHN F. JONESSnee., Parijs Slbis Fauoourg Mont-mar Ire. XIII. Eau ïransch-dfitscïi Yerband. De fransche overste Stoffel heeft naar aanleiding van de in den laatsten tijd geopperde meeningen over eene moge lijke alliantie van Frankrijk met Duitsch- land, eene brochure uitgegeven, waarin onder meer het volgende voorkomt „Ik acht het geraden het publiek dat soms lichtgeloovig is, voor al te veel optimisme te waarschuwen. Hiertoe acht ik het beste, een beeld te geven van den toestand waarin de vrede van 1871 Frankrijk gebracht heelt. Men zal dan zien, dat geene regeering er aan denken kan toenadering te doen, zoolang Duitsch- land de zware lout niet verbeterd heeft begaan ia den vrede van 1871. Na de overwinningen van het duitsche leger achtten de duitsche staatslieden het noodig, hun rijk tegen de aanvallen van Frankrijk te beschermen en eischten daarom afstand van den Elzas en een deel van Lotharingen. Wanneer nu Frankrijk door dezen afstand alleen twee provinciën had verloren, zou alleen zijne eigenliefde gekwetst zijn geworden, maar de gevoeligheid die Frankrijk aan den dag legt over het gemis dier provin ciën, heeft een anderen grond en wel deze: het land is niet meer veiligTus- schen de nieuwe duitsche grens en Parijs liggen slechts 12 dagmarschen en op dien weg is er geen enkele natuurlijke hindernis, die den vijand kan ophouden. Berlijn is echter niet minder dan 40 dagmarschen van de Vogezen verwijderd en is zonder nog den Rijn en de Elbe mede te rekenen, beschut door kolossale Vestingwerken. Hieruit blijkt, dat Frankrijk dat in 1870 gedekt was door den Rijn en de Vogezen, thans open ligt voor een in val. Wordt er door het fransche leger aan de grens één slag verloren, dan is het duitsche onder de muren van Parijs vóór het fransche leger zich weer heeft kunnen verzamelen. Zulk een gevaar lijke toestand is voor een land verne derend. Graaf von Moltke heeft in 1871 gezegd, dat Duitscliland nu nog 50 jaar het geweer bij den voet zou moeten houden, maar hij gar blijk van weinig doorzicht. Neen, niet 50 jaar, maar tot in eeuwigheid zal Duitscliland zich ge reed moeten houden tot verdediging der nieuw aangeworven provinciën. Door de annexatie van Elzas-Lotharingen heelt keizer Wilhelm dezelfde fout begaan waaraan Napoleon I zich schuldig maakte tegenover Pruisen na den slag van Jena, dat hij n. 1. vernederende vredesvoorwaarden stelde. Frankrijk gevoelt heden ten dage de ver nedering van 1871 evengoed als Duitscli land vroeger die van 1806 en elke fran sche regeering, welke onder deze om standigheden een verzoening met Duitsch- land wilde voorstellen, zou verpletterd worden door de algemeene verachting. Wie prins Bismarck kent, moet zich verwonderen dat een zóo scherpzinnig en vooruitziend man die groote fout heeft kunnen begaan. Naar het schijnt ziet hij haar thans in, maar waarom niet toen het nog tijd was: Hoe geheel an ders handelde de groote staatsman in 1866, toen na de overwinning door de Pruisen op dc Oostenrijkers behaald bij Sadowa, Frankrijk zijne bemiddeling aan bood en de zegevierende Pruisen die wilden weigeren. Maar Bismarck zag verderhij voorzag een oorlog met Frank rijk wanneer het aanbod van de hand werd geslagen en, hoewel men hem be- leedigde en uitlachte en voor een verra der hield, bleef hij bij zijn opinie, dat de tusschenkomst van Frankrijk moest wor den aangenomen. Hij overwon eindelijk, maar hoeveel moeite dat kostte blijkt uit een brief dien de pruisische koning hem zond: Na rijpelijke overweging van de gronden die gij mij hebt voorgelegd, be willig ik in dezen mij hatelijken vrede De in 1871 door Duitschland begane fout heeft toenadering gegeven tusschen Frankrijk ea Rusland en zoo zal weldra het duitsche rijk als gekneld zyn tus schen twee machtige rijken met groote legers. Zoolang Frankryk in den toestand blijft van onveiligheid, zal het zich met eiken vijand van Duitschland vereenigen. Daarom moest Duitschland de wijsheid hebben om aan Frankrijk de ontnomen provinciën weer terug te geven. Zulk een offer kan van de tegenwoordig levende duitsche diplomaten niet gevorderd wor den, want het zou hun ontbreken aan de noodige autoriteit om de openbare mee ning in Duitschland te winnen voor een afstand van Elzas-Lotharingen als prijs voor een vredesverbond met Frankryk. Misschien zal een later staatsman, even helder ziende als Bismarck, hiertoe later kunnen overgaan. „Frankrijk," zeo zegt de heer Stoflel tv n slotte, „zou derwijze getroffen zijn door het offer van Duitschland, dat er geen trouwer bondgenoot te vinden zou zijn." Tot zoover de uitingen van den fran- schen officier. Van duitsche zijde is het antwoord niet uitgebleven. „Baron Stof fel," zoo zegt een der olficieele bladen, „dient te weten, dat geen staatsman in Duitschland ook maar in de verte aan teruggave van Elzas-Lotharingen denkt; en de heer Stoffel moest zijne landslie den wel zoo ver kennen, dat hij wist, dat de teruggave van Elzas-Lotharingen Frankrijks overmoed tot duizelingwek kende hoogte zou doen stijgen. Een bondgenoot, dien men zich koopen moet, kan men nooit vertrouwen. Wij hopen, dat de betrekking tusf-chen Duitschland en Frankrijk mettertijd vriendschappelijk worden zal, maar wij rekenen daartoe alleen op den tijd, die alle wonden heelt. Want het is hier alleen een kwestie van eigenliefde, niet van veiligheid. Duitschland denkt er niet aan Frankrijk te bedreigen en de toevallige ligging van Parijs bepaalt de grenzen van Frank rijk niet. Op dezelfde gronden als die baron Stoffel aanvoert, moest Berlijn zich bedreigd achten door Rusland, omdat Alexandrowo nog niet eens 12 dagmar schen van Berlijn is verwijderd en hier te lande denkt men er niet aan, zich daarover te verontrusten. S i S 1\ E D W S. Haarlem, 4 Fe'or. 1890. De minisler van Oorlog heeft bepaald dat de leerlingen van het studiejaar van de Militaire School alhier en den artil leriecursus te Delft in den loop van den a.s. zomer een cursus in het vuren zul len volgen op de Oldebroeksche heide. Heden herdenkt W. P. van den Bogaardt, draaier aan de Werkplaatsen der H. IJ. S. M. alhier, den dag, waarop hij nu 40 jaren geleden bij voor noemde maatschappij in dienst trad. Van de zijde zijner kameraden ontving hij ondubbelzinnige blijken van deelname in zijn feestvreugde op dezen dag. Het op don 9en Dec. jl. alhier te vondeling gelegd pasgeboren kind heeft eene goede verzorging en opvoe ding te wachten bij een welgesteld kin derloos echtpaar, dat den jeugdigen we reldburger keelt aangenomen. Mile Sigrid Arnoldson zal binnenkort weder hier ter stede optreden. Thans vertoeft zij te 's Hage, waar zij in de Fran sche Gpera als Violetta in Traviata een buitengewoon succes behaalde. Men be titelt haar nu reeds als „de Zweedsche Nachtegaal", „de tweedo Patti" en spreekt van haar als „de diva" Sigrid Arnoldson. Van den russisclieo Czaar kreeg zij op haar joDgste kunstreis door Rusland een kostbaren hermelijnen mantel. Haar bui tengewone schoonheid wordt nog ver hoogd door een zeldzaam toilet met ca melia's gegarneerd. Maandagavond trad in de bovenzaal van het Nutsgebouw alhier, voor de af- deeling Haarlem van de Ned. Vereen, tot Afsch. van Sterken Drank als spre ker op de heer Bosch, van 's Hage, met een voordracht over de drinkgewoonte» bij de oudste volkeren tot op heden. In menig opzicht heersehen zooals spre ker aantoonde, omtrenthet drinken van bedwelmende dranken nog dezelfde be grippen in onzen tijd als duizenden ja ren geleden. In krachtige woorden gee- selde hij de onzinnige en met den gods dienst en het gezond verstand strijdige gewoonte om overeenkomsten, verzoe ningen enz. met drankgebruik te beze gelen, terwijl zelfs bij ernstige plechtig heden, zooals ter gelegenheid van gewich tige stappen in 't menschelijke leven, het menschonteerend drankgebruik ten allen tijde als onmisbaar werd beschouwd. De opkomst was waarschijnlijk door de ge wone vergadering van „Weten en Wer ken," waarvan men velen der bezoekers gewoonlijk in de vergaderingen van de afdceling aantreft, niet zeer talrijk. De afd. Haarlem van den Bond van Nederl. Onderwijzers gaf Maandagavond aan genoodigden eene soiree, die men musikaal-lirerair zoude kunnen noemen. De voorzitter van de afdeeling, de heer J. B. A. Saeijs, opende de vergadering met een kort woord van welkom aan het talrijke publiek. Daarna ving de uitvoe ring van het programma aan, samenge steld uit instrumentale en vocale voor drachten, benevens uit de lezing van een dramatisch en twee komische stukken. De uitvoerenden waren de heeren N. H. Andriessen en B. J. Yisscher (piano en accompagnement), de heeren J. B. Peyra (zang), L. Jansen (voordracht), H. F. van Beijnen (tenor), C. Heemskerk (orgel) en G. Roling (bas). Deze heeren voerden het uitgebreide programma uit op eene wijze, die allen lof verdient. Het mag hier verder wel worden opgemerkt, dat door den heer C. Heemskerk belangeloos een fraaie pianino en een orgel ten ge- bruike waren gegeven. Tegen het einde van den feestavond vroeg het woord de heer P. H. van der Leij, directeur van de Rijkskweekschool alhier en voorzitter van de afd. Haarlem van het Nederl. Onderwijzers-Genoot schap. Spreker achtte zich gedrongen, omnamens al de geïnviteerden een woord van dank te brengen aan het be stuur van deze afdeeling van den bond voor het gesmaakte kunstgenot. „Hoewel gij deze vereeniging hebt opgericht om dat gij u niet in allen deele met de op vatting van het genootschap kunt ver eenigen", zoo zeide spreker ten slotte, „zal het Genootschap gaarne zien dat Uwe Vereeniging moge bloeien. Wij allen streven toch naar hetzelfde doel, de verbetering en veredeling van het onderwijs dat ons allen dierbaar is." Een luid applaus bewees de instem ming van de aanwezigen met deze woor den en de heer Saeijs, antwoordende, zeide kernachtig: „Wij allen hier in Haarlem wetei^ meneer van der Leij, dat u meent wat u zegt en ik behoef niets te antwoorden, dan dat ik van harte hcop dat de goede verstandhouding zich steeds tusschen de vereenigingen zal handhaven." Toen het programma was afgeloopen, uitte de president zijn dank aan ben door wier welwillende medewerking deze feestavond mogelijk was geweestaan de heeren ex cutauten. Het was over twaalven toen men uiteenging. Met welgevallen mag het bestuur dezeD, zijnen eersten, feestavond gedenken. Weten en Werlien. „De Loterij." Dit was het onderwerp waarmede de heer van der Meulen uit Haastrecht ons Maandagavond in „We ten en Werken" bezig hield. In zijn inleiding verklaarde spreker, dat een bekend artikel van den oud hoofdredacteur van het Nieuwe van den Dag, dc heer Gorter, de aanleiding was, dat hij ons iets over loterijen zou ver tellen. Na deze inleidiDg, trad hij in beschou wingen over het ontstaan der loterijen, en verhaalde hoe reeds de Romeinen, bij hunne gastmalenoen of ander kunstwerk onder hunne gasten ver lootten. Maar ook onze voorvaderen kenden de loterij. Het is ons bekend, zeide spr., dat de Batavieren alles aan de kansen van het lot waagdeneerst hun have en goed, dan hun vrouw en kinderen en zelfs hun eigen vrijheid. Die zucht tot dobbelen, zeide spr., is sedert dien tijd weinig of niet verflauwd, en tot staving van dit bewerennoemde spr. de tallooze groote en kleine lote rijen, die in deze jaren waren gespeeld of nog speelden. De vroegere loterijen verschilden echter zeer veel van de tegen woordige, ofschoon zij echter alle daarin overeenkwamen, dat zij een geldelijk voor deel voor den ondernemer beoogden. De loterij der Romeinen was niet zoozeer wat wij daaronder verstaantegenwoor dig zouden wij dat een tombola noemen. Spr. ging, na het raadplegen van eenige schrijvers, met de meening van velen mede, dio zeiden dat de loterij oorspronkelijk uit het zuiden van ons land kwam, of liever uit het tegenwoor dige België. De heer van der Meulen gaf ons een vermakelijke schets van een in 1553 gehouden loterij ten voordeele van het St.-Jorisgild te Middelburg. De toestem ming tot het houden dezer loterij was reeds zes jaar vroeger dtor Karei V aan de leden van het St-Jorisgild ge geven, maar daar er in eene andere stad waarschijnlijk ook een loterij werd gehouden, moes* deze zoolang uitgesteld worden. De loten waren niet duur en kostten, om de deelneming meer alge- FEUILLETON. Naar het engelsch VAN EDNA LYALL. 18) HOOFDSTUK XI. „Ik zal nooit van haar houden," zeide Espérance op beslisten toon. „Zij is ongetwijfeld koud als ijs, en heeft tevens een steenen hart. Gij beschouwt dezen brief alleen van de lichtzijdemaar gij zult toch ook moeten bekennen, dat hij u niet bevalt." „Ik zou het natuurlijk veel aardiger gevonden hebben, als zij mij verzocht hadden om u naar Rilchester te brengen; en ook had zij wel wat meer hartelijkheid in haar brief kunnen laten door stralen; maar ik geloof, dat wij beiden hen verkeerd beoordeelen. De Engelschen zijn omzichtiger en meer terughoudend dan wij. Misschien zal zij wachten met u lief te hebbeD, totdat zij u kent." „Dan zal zij mij nooit liefhebbeu, en ik zal haar Eooit lief hebben," zeide Espérance hartstochtelijk. „Altijd zal men mijne gangen nagaan, en mij naar mijne gebreken en verdiensten be oordeelen wat zal dat vreeselijk zijn „Onzin, lieveling; zij zullen u liefhebben dat kan Diet uitblijven." Dit werd door Espérance zeer in twijfel getrokken. Dc week was spoedig voorbij en al te snel brak de gevreesde dag aan. Tot op het laatste oogenblik had Espérance gehoopt, dat er iets zou gebeuren, dat hunne plannen geheel zou doen veranderen. Gaspard zou misschien eene flinke betrekking krijgen, wellicht zou Lemer- cier hun onverwachts geld sturen, of misschien zou er iets te Rilchester gebeuren de predikant kon ernstig ziek worden, of zijn huis afbranden! Er gebeurde niets van dat alles. Eenige uren later begaven zij zich met hun beiden naar het station; zij scheen als in een droom te leven. Eenige schreden voor ben uit liep de knecht van den bakker achter een handwagen, waarin hare bagage lag. Zou er dan niets gebeuren, dat haar vertrek zou beletten? Neen, alles ging goed. Zij kwamen nog vroeg genoeg aan het station, er word een kaartje genomen en de bagage werd opgeladen. Gaspard zocht een coupé voor zijn zuster, en het gezelschap, dat hij voor haar uitkoos, was eene bejaarde dame; toen kwam het afscheid. De engelscbe dame was zeer verbaasd door zulk een roerend afscheid en dat nog wel zoo in het openbaar; Espérance sloeg daar echttr volstrekt geen acht op. Juist toen de trein op het punt van vertrek stond, vond Gaspard kracht genoeg om te zeggen: „Moed, lievelingI het zal niet voor eeuwig zijn. Beloof mij, dat gij nooit de hoop zult verliezen, al worden de dagen nog zoo donker." En Espérance beloofde het, terwyl zij moedig hare tranen zocht te bedwingen. De locomotief floot, en de trein zette zich langzaam in bewe ging. Broeder en zuster wisselden een innig „tot weerzien" en Espérance werd op de vleugelen van den stoom naar het noorden weggedragen. HOOFDSTUK XII. Er zullen weinig menschen zijn, die zich niet den een of an deren dag diep ongelukkig gevoeld hebben. Op den dag van het vertrek gevoelde ook Espérance zich diep rampzalig. Zij was ge durende het beleg wel is waar soms den ganschen dag alleen, en dan ook had zij smartelijke uren doorleefd, maar haar leed was dan voorbijgaande, daar Gaspards terugkomst haar weer opgeruimd deed worden. Zij was bovendien zoo aan zijne liefhebbende zorgen gewend geraakt, dat het gevoel van onafhankelijkheid, dat anderen de borst verruimt en de toekomst hoopvol doet inzien, haar slechts kommer baarde; zij geleek op een klimopplant, die inen van haar steun8el heeft beroofd, en die dan machteloos op den kouden grond ligt. Het duurde langen tijd alvorens zij zich eenigszins van hare smart had hersteldzij begreep dat het haren plicht was, om zich zelf te beheerschen; zij wischte hare tranen weg en wierp ceD blik door het raampje. Jlet landschap was eentonig en had ï.iets aantrekkelijks; voortdurend landerijen, de eene geheel gelijk aan

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1890 | | pagina 1