NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. Woensdag 19 Februari 1890. No. 2034. Van Verre en van Nabij. IN DEN VREEMDE. He Jaargang. AARLENS DAGBLAD ABOHKEMEETSPRÏJS: Voor Haarlem per 3 maandenƒ1.20. Franco door liet geheele Rijk, per 3 maanden. -1,65. Afzonderlijke nummers-0-03, Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bureau: Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem. I'elefeossKssssBSiaeF ADVERTEÏTIfiH: Tan 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 ceats Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Abonnementen en Ad^ortentiën worden aangesomen door onze agenten en door alle boekhandelaren, postkantoren en conrantiork Directeuren-Uitgevera J. C. FEEBEBOG3S en J. B. AVIS. hoofdagenten voor het Buitenband: Compagnie Genér&Ie de Puhlicii* Ftrangire G, X. BAChji fy Co.t JOUh F. JONE&y Sncc., Parijs Blbis Faaoourg Montmastre. XVII. DE TELEFOON. Zeker is er wel geen uitvinding van onzen tijd, waarvan de toepassing en het gebruik zich sneller over de wereld heeft verspreid als het instrument, dat men onder den naam van telefoon heeft leeren kennen. Bijna geen stad van eenige beteeke- nis oi' zij heeft hare telefoonverbindingen en door de groote uitbreiding van de intercommunale lijnen, dat zijn die welke verschillende gemeenten verbinden, treedt hij reeds op als geduchte concurrent van de telegraaf. Het groote gemak dat de telefoon biedt, is wel dat het gebruik ervan wei- nig of geen geoefendheid vereischt. Men heeft eenvoudig te spreken en te luiste ren, en dus ieder die met gezonde daar toe vereischte organen is bedeeld, kan zich het gebruik van den telefoon eigen maken. Tech zouden we gaarne dit gebruik op nog ruimer schaal zien toegepast. Vooral door het oprichten van publieke telefoonstations, zooals men die b.v. in Bel gië allerwegen aantreft, zou men dezen wensch kunnen bevredigen. Zulk een telefoonstation is hoogst eenvoudig in te richten. Het is niets anders dan eene voor een ieder toegankelijke localiteit, waarin de noodige telefoontoestellen en een ad ministrateur aanwezig zijn. Het gemak en het voordeel dat zulke inrichtingen voor het publiek opleveren behoeft wel geen betoog. Voor velen zal deze hoogst nuttige uitvinding echter nog wel geruimen tijd eene vreemdelinge blijven, ten minste zoolang de regeering de telegrafie nog in hare bescherming neemt, alhoe wel deze tak van dienst voor de schat kist jaarlijks een nadeelig saldo oplevert. Bezit men in de telegraaf een toestel waardoor wij op verre afstanden kunnen schrijven, de telefoon geeft ons het mid del aan de hand om op verre afstanden met elkander te kunnen spreken. Vijf-en-twintig jaar geleden zou men iemand, die van zulk eene uitvinding sprak, misschien gewoonweg hebben uitgelachen, maar voorzeker moet men de verzuchting, die wij iemand kort na de invoering hoorden slaken: „hoe is 't mogelijk dat we 't zoolang zonder (telefoon) hebben kunnen doen," ofschoon wel wat paradoxaal klinkend, ten volle beamen. Eenvoudig, zooals de meeste groote uitvindingen zijn, mag voorzeker ook die van den telefoon worden gehceten. Zooals men weet, dankt men haar aan den beroemden amerikaanschen werk tuigkundige Edison. Hij stelde het be ginsel ervan vast, en Bell voltooide zijne vinding. Wat is het beginsel waarop de tele foon berust Om deze vraag te beant woorden dienen we eene kleine uiteen zetting te doen voorafgaan. I Er bestaat in de aardsche lichamen een kracht, welke electriciteit wordt ge- I heeten. Wanneer deze kracht niet wordt opgewekt, blijft zij in die lichamen be sloten. Door verschillende middelen nu, kan die opwekking geschieden. Een der j voornaamste daarvan wordt inductie ge- heeten. Ook van dit woord zijn we eene ver- klaring schuldig. Inductie is het vol- gende. Het woord beteekent //inleiding" bij de electriciteit vervult de wer- I king, die het aanduidt, slechts de rol van bemiddelaarster. Wanneer men een stalen staaf de be werkingen doet ondergaan, die haar de eigenschappen van een magneet verleenen, en ni9n omwindt deze staaf op regelma tige wijze eenige honderden malen met geïsoleerd koperdraad, dan wordt de elec triciteit, welke in het koperdraad aanwe zig is door het magnetisme in de staaf opgewekt en wel zóó lang als de staaf hare magnetische eigenschappen blijft behouden. Deze wijze van electriciteit opwekken heet men inductie. In hoofdzaak nu, berust de telefoon op dit beginsel. Reeds door den grooten fran- schen natuarvorscher Ampère werd op gemerkt, dat wanneer men een ijzeren plaatje tegen een der polen (uiteinden) van de magnetische staaf brachtde electriache stroom in den koperdraad ter stond ophield en bij verwijdering weder werd hersteld. Edison bracht de bedoelde staaf in een houten koker en sloot dezen af met een dun ijzeren plaatje, zoodanig dat dit plaatje een millimeter van den magne- tiscken staaf was verwijderd. Bracht men nu dezen koker in de onmiddellijke na bijheid van een geluidgevend lichaam, b. v. b. van het in werking zijnde spreek orgaan, dan werd het dunne plaatje door- de geluidsgolven in trilling gebracht, by iedere nedergaande trilling drukte het op de magnetische staaf; blijkens het voor gaande werd dan de electriscbe stroom in den koperdraad verbroken en weer her steld en dit geschiedt evensnel als de ge luidsgolven of trillingen elkander op volgen. Edison kwam nu op de gedachte een tweeden dergelijken koker te maken en de overeenkomstige uiteinden der beide koperdraden aan elkander te verbinden. Het verrassende verschijnsel deed zich nu voor, dat wanneer men het me talen plaatje in den eenen koker door geluidsgolven trillen deed, het plaatje in den anderen koker, die tamelijk ver was verwijderddezelfde trillingen maakte en het de geluidsgol ven, dus het geluid weder voortbracht. Hoe dit verschijnsel te verklaren? Betrekkelijk zeer eenvoudig. Do elec- trische stroom in den eersten koker wordt door de trillingen van het plaatje her steld en afgebroken. De magneet in den andoren koker verliest dit is een zij ner eigenschappen zoodra de stroom om hem heenloopt zijn aantrekkings kracht en herkrijgt die weder zoodra de stroom wordt afgebrokenvan daar dat de trillingen van het plaatje in den anderen koker geheel gelijk zijn aan de trillingen van het plaatje in den eerste. Hiermede was de telefoon gevonden, maar hij was nog zeer onvolmaakt, daar de kracht van den electrischen stroom niet sterk genoeg was om zijne werking op een afstand van meer dan ongeveer 25 meter te doen gevoelen. Te vergeefs peinsde de groote uit vinder op middelen om ook op grooter afstanden zijn toestel te kunnen aanwen den en reeds liep de gehe°le uitvinding gevaar om onder de hopelooze zaken te worden gerangschikt, toen een ander na tuur- en werktuigkundige, Bell, op den in val kwam om den door 't geluid opgewekten electrischen stroom door toevoeging van eene galvanische batterij te versterken waardoor inderdaad het begeerde doel om ook op verre afstanden te kunnen spreken, word bereikt vooral toen hij er ook nog den microfoon, een toestelletje om uiterst fijne geluiden op te vangen, op toepaste. Nog eene andere uitvinding van Edison, misschien niet zoo nuttig als de behandelde, maar toch ook hoogst belang rijk, nl. die van de phonograaf, (klank schrijver) welke ook reeds in toepassing begint te komen, hopen wij eerlang voor onze lezers te behandelen. i Het concert gevolgd door bal, door j het bestuur der sociëteit //Yereeniging" ter gelegenheid van 's Konings verjaar dag, Woensdagavond, den leden aangebo den belooft zeer luisterrijk te zullen zyn. O. a. zijn uitgenoodigd de Commissaris des Konings, de Burgemeester, de mili taire autoriteiten enz. Het programma van het concert is in dit nummer opge nomen. De zaal is vrij versierd. Zondag is in de R. K. kerken te dezer stede medegedeeld dat, krachtens de machtiging van Z. II. den Paus, de vasten en onthoudingswetten der kerk, voorloopig buiten werking zijn gesteld en zulks met het oog op de heerschende ziekte, die den algemeenen gezondheids toestand bedreigt. S1AÜSN1EU WS. Haarlem, 18 Febr. 18Ö0. De intercommunale telefoondienst tus- schen deze gemeente en Zaandam wordt 20 Februari a.s. geopend. Den 7den Maart e. k. zal het twintig jaar geleden zijn, dat de kweekschool voor onderwijzeressen alhier door het departement Haarlem van de Maat schappij tot Nut van 't Algemeen werd opgericht. Door een onbekende is een gift van honderd gulden geschonken voor de feestviering bij gelegenheid van het 60- jarig bestaan der Haarlemsche lieder tafel //Zang en Vriendschap." Timmerlieden- ea Modelmakersiereenigiiig. Het verslag over 1889 van de tim merlieden- en modelmakersvereeniging //Eensgezindheid" alhier, luidt als volgt: Op 1 Januari 1890 bedroeg het aantal leden 79. Ziekenfonds In kas op 1 Januari 1889. 154.47® Is bijgekomen aan contributie 426.11 ii boete w 16.05 w rente 7.61 Totaal ~/~604.245 Uitgaven. Uitgekeerd aan ziekengeld 448.56 Saldo op 1 Januari 1890 155.68s Ondersteuningsfonds, hetwelk nog geen uitkeering heeft gedaan: In kas op 1 Januari 1889. 1581.77® Is bijgekomen: aan contributie 100.40 Aan bijgeschreven rente 36.11 Totaal op 1 Januari 1890 1718.28® Kas donateursgelden geplaatst als reserve voor beide voornoemden In kas op 1 Januari 1889. f 97. Bijdragen 1889/90117.50 Totaal op 1 Januari 1890 214.50 Wat betreft den verderen toestand zegt het verslag: /,Het aantal onzer donateurs steeg dit jaar tot 84, 't welk ons goeden moed gaf, en wel bizonder in den laatste» tijd aan onze uitkeeringen bij ziekte te kunnen voldoen, en hopen, daar waar zulks noo- dig mocht wezen, op uwe door ons hoog gewaardeerde hulp en steun in het be lang van den werkman in het algemeen en van de timmerlieden- en modelma kersvereeniging in het bizonder, te mogen rekeneB." De afdeeling Haarlem van het Neder- landsch Werkliedenverbond //Patrimoni um" hield Maandagavond ia de boven zaal van het //Nutsgebouw" eene open bare vergadering. Als spreker trad de heer J. Klein, met het onderwer //Christendom en Maatschappij." De zaal was flink bezet. In de Maandagavond voortgezette half- jaarlijksche vergadering van de schiet- club //Willem III" was aan de orde de verkiezing van het bestuur. Tot presi dent werd gekozen de heer Jb. Droste, herkozen werden de secretaris en de penningmeester de heeren P. van Rhijn en A. Smits, tot plaatsvervangend be stuurslid werd gekozen de heer F. Sipkes. De heer A. C. Balabréga werd benoemd tot baan-commandant tevens commissaris van het materiaal. In het bestaande huis houdelijk reglement werden eenige wij zigingen gebracht en het werd aange vuld met een instructie voor den baan- commandaBt-commi8saris v. h„ materieel. Openbare Leeszaal. De laatste voorbereidende werkzaamhe den, thans naar wenseh afgeloopen zijnde, wordt de commissie, die zich voor deze zaak gevormd heeft, opgeroepen om tot definitieve oprichting en regeling van de Openbare LeeszaalDonderdag 20 Febr. 's avonds 8 uur bovenzaal café Brinkman samen te komen. Een ieder, die deze onderneming finan cieel of door persoonlijke medewerking zou willen steunen, wordt dringend uit genoodigd deze bijeenkomst, die overigens tot niets bindt, by te wonen. CRESCENDO. Het was Maandagavond in de groote zaal der Sociëteit Vereeniging voller dan wij ooit bij een concert van Cres cendo hebben opgemerkt. Letterlijk geen plaatsje was meer te krijgen. Mag men deze overgroote belangstel ling voor een deel toeschrijven aan de sieeds stijgende populariteit, welke zich dit mannenkoor hier ter stede weet te veroveren, anderdeels kan men het ook zeker op rekening etellen van de om standigheid, dat op het programma van dien avond een nieuwe groote compositie van den directeur, den heer N. H. Andriessen, voorkwam. Reeds voor eenige weken maakten wij melding van de herschepping van Hofdijks ballade //de Stalboef" in een mannenkoor, met tenor-, baryton- en so praan-solo's, en gavenj wij eene eenigszins uitvoerige beschrijving van den tekst, en van de door den heer Andriessen daarby geschreven muziek. Dit veroorlooft ons thans over het werk zelf alleen te zeg gen, dat onze gunstige opinie, toen reeds FEUILLETO N. Naar het engelsch VAN EDNA LYALL. 29) HOOFDSTUK XV. De wandeling begon wel wat vervelend te worden, en het is niet te verwonderen, dat haar hart opsprong van vreugde, toen zij in de verte Claude Magnay in gezelschap van een der mindere geestelijken zag aankomen. Zij verlangde vurig naar iemand met wien zij zou kunnen praten, en hare dankbaarheid was groot, toen bij de ontmoeting de predikant plotseling uit zijn gepeins werd opgeschrikt, de beide jonge mannen hartelijk de hand drukte en zeide, dat het nu tyd werd om naar huis terug te keeren; hij knoopte daarna een gesprek aan met den heer White, den minderen geestelijke, terwijl Espérance met Claude hen volgden. „Dit vlakke landschap bekoort mij," begon Claude, „ik heb h erlijk met mijnheer White gewandeld." „Vindt gij deze streek werkelijk mooi?" vroeg zij zeer verwon derd. „Ik heb nooit iets leelijkers gezien; zoo kaal, zoo vlak, zoo uitgestrekt, de oogen worden er werkelyk vermoeid van." „Ik geloof toch dat deze streek wel schoonheden bezit," zeide Claude, „ofschoon men wellicht scherp moet uitzien om ze waar te nemen. Natuurlijk wil ik hiermede niet zeggen, dat ik aan een bergachtige landstreek niet de voorkeur goef, maar ik geloof, dat dit landschap onrechtvaardig wordt veroordeeld. Wat de mensehen ook mogen zeggen, toch blijf ik beweren, dat er schoonheden schuilen in: „Het vlakke land, het sombere grauw." „Ja, dat is de goede uitdrukking," zeide Espérance. „Hot is hier alles zoo grauw, zoo somber, zoo eentonig." „Volstrekt niet," zeide Claude, terwijl hij bleef staan en een blik wierp over de uitgestrekte vlakte. „Kijk nu eens hier; hier op den voorgrond het groene gras daar grazen koeien gij kunt niet meer kleurschakeeringen wenschen in die kleine pacht hoeve met pannen bedekt, de blauwe, ijle rook verheft zich in de lucht, bovendien wordt uw uitzicht nergens door het een of ander belemmerd. Kyk eens aan dezen kant heeft men overvloedig licht, terwijl die donkere wolk daar eene duistere schaduw over het land werpt en daar in de verte lost zich alles op in het „som bere grauw", moet gij nu niet bekennen, dat dit schoon is." Espérance haalde diep adem. „Ja, dat is het werkelijk; maar dat zou ik uit mijzelf niet alles hebben kunnen zien. Het doet mij genoegen, dat gij mij dat alles hebt getoond." „Ik ben er trotsch op, dat ik u de schoonheden van uw eigen land heb getoond," zeide Claude glimlachende. „Niet mijn eigen!" riep zij verontwaardigd uit. „O ja, natuurlijk niet, hoe kon ik dat vergeten," zeide Claude. „Uw landschap van Auvergne is ongetwijfeld wel mooier, maar toch zult gij deze streek niet meer leelijk noemen, nietwaar?" „Neen, werkelijk niet; en wanneer gij Gaspard ontmoet, dan zult gij hem wel willen vertellen, dat gij mij van gedachte hebt doen veranderen, want ik heb hem in zeer ongunstige bewoordin gen over deze landstreek geschreven." „Ik zal het hem mededeelen," zeide Claude. „Ik zal hem wel licht de volgende week ontmoeten." „Verlaat gij Rilchester dan al zoo spoedig?" „Ja, morgen ga ik weg," antwoordde Claude. „Mijn werk is hier af en het wordt tijd, dat ik weer terugkeer." „Het spijt mij," zeide Espérance eenvoudig. „De gedachte, dat gij Gaspard spoedig zult ontmoeten, schenkt mij troost, ofschoon ik u benijd." „Gij zult toch zeker ook wel eens spoedig naar Londen gaan vroeg Claude. Espérance schudde ontkennend het hoofd. „Ik zou niet weten hoe, maar natuurlijk blijf ik hopen, al zal ik er ook nooit heengaan; de leus, die ik mijn leven lang in eere moet houden, luidt: Blijf altijd hopen." „Dat is inderdaad een goede leus," antwoordde Claude glim lachende, maar in zijn hart wenschte hij vurig, dac zijn schilders oog zich nog eenmaal zou mogen verlustigen aan haar Mariana- gelaat, daar hij dit op het doek wilde brengen. Dien dag kwam hij daartoe niet in de gelegenheid, maar toen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1890 | | pagina 1