NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. Maandag 3 Maart 1890. .No 2044. Dit Ha* telaat Bit twee dMsl IN DEN VREEMDE. DAG ABOMEMEHTSfRIJ^: Voor Haarlem per 3 maanden/1.20. Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden. -1.35. Afzonderlijke nummers-0-03. Dit blad verecliynt ongelijks, bel.aire op Zon- en BureauKleine Houtstraat No. 9, Haarlem. W©Bef©©iraraittaHroiS£&®ir £23. Dirsctearen-ÏJitgsvors J. C. PEEREBOOM 011 J. E. AVIS. A B Y E 1VX'°E K TI1 Tan 15 regels 50 Cente; iedere regel meer 10 cents Groots letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Abonnementen en Adverteatiën worden aangenomou door onze agenten en door alle boekbandelaren, postkantoren on cour&ntieiciv Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Generale de Publicite Eirangere G, L. BAJJBB §r Co., JOHN F. JONES, Succ., Parijs 3ibis Faubourg Monimaptre. EERSTE BLAD. S r V 0 S E 0 tt' s. Haarlem, 1 Maart 1890. Zondag 2 Maart en volgende dagen zullen op bet Museum van Kunstnijver heid alhier verschillende werken der leerlingen van de school, die aan het Museum verbonden is, tsntooogesteld zijn. Wij vestigen thans in het bizonder de aandacht op het werk der ornemen- tale beeldhouwers, waarvan het eerste en tweede studiejaar afzonderlijk zijn geëxposeerd. Daardoor kunnen wij ons van de snelle vorderingen, die de leer lingen maken, rekenschap geven. Wij twijfelen er niet aan of deze werkplaats zal voor onze Kunstnijverheid goede vruchten afwerpen. Het ontbreekt ten onzent nog hoofdzakelijk aan goede artistiek gevormde werkkrachten op bovengemeld gebied. Wij durven naar het tentoongestelde werk vermoeden dat de commissie der school de Kunstnijver heid hier te lande door het verrichten dezer klasse eenen grooten dienst heeft bewezen. Wij herinneren er tevens aan dat voor belangstellenden de meest ver schillende werken op genoemde werk plaats kunnen vervaardigd worden. Zon dag is de toegang vrij. Examen fraaie handwerken te Breda 28 Februari: Geslaagd moj. J. E. Le vert, alhier. Alhier is in den jaren overleden de heer C. T. van Assendelft de Coningh, oud scheeps-gezag- voerder ter koopvaardij. Eene lang durige kwaal maakte een einde aan zijn welbesteed leven. De ontslapene was geruimen tijd lid van dan Anti-dienst- vervangingsbond. Men schryft ons Weldadigheid naar Vermogen". Deze schoone zinspreuk pasten Vrijdag ook eenige kinderen van de Raamvest toe. Ongeveer midden tusschen Houtpoorten Raambrug ligt een scheepje, dat huisves ting verleent aan een schipper en zijn gezin, bestaande uit vrouw en twee kin deren, terwijl het derde elk oogenblik verwacht kan worden. Die schipper had in de laatste dagen herhaalde bloedspu wingen gehad en lag thans ziek te bed, waardoor het hem onmogelijk was iets voor de zijnen te verdienen. Het onge lukkige gezin verkeerde in den diepsten nood. Geen turf of kolen voor de kachel, geen stukje brood voor de hongerige ma gen. Eenige kinderen, de kleinen zien soms scherper dan ouderen van dagen, kwa ouderdom van 69 men hier achter en vatteu het plan op, zoo goed mogelijk den nood te lenigen. Na eerst bij de ouders zeiven aangeklopt te hebben, togen zij op weg. Aan elk huis werd aangescheld en de geschiedenis verhaald van het deerniswaardige schip- pershuisgezin, hetgeen ten gevolge had dat menigeen met liefde zijn penningske of ferde. Daardoor waren de kleinen in de gelegenheid gesteld den eersten nood van het gezin te lenigen. Zij hebben zich echter voorgenomen op den ingeslagen weg voort te gaan, en het was ons doel, toen wij dit schreven, ieder op te wek ken, om deze lieve kinderen in hunne weldadige pogingen te steunen. Elk zon- dere eene kleinigheid voor de ongeluk kige scheepsbewoners af. Het is een ver blijdend verschijnsel, wanneer wij zien, dat ook bij onze kinderen de deugd van liefdadigheid reeds zoo vroeg ingang vindt. Wanneer wij ons niet vergissen, behooren een paar van de dappere kleinen tot de leerlingen van den heer v. d. Wilk. Het zou niet onaardig zijn, wauneer zij ook hunne medescholieren opwekten, mede te werken tot het welslagen van hunne pogingen. Het uitstekend fabrikaat, dat bekend is onder den naam van noordbrabantsch schoenwerk, is thans verkrijgbaar Sme destraat 41, biï den heer D. de Jong, die aldaar een ruim gesorteerd magazijn van dit artikel heeft geopend. Van het kleinste kinderschoentje tot de fijn3te da meslaars zoowel als de grofste water laarzen zijn aldaar verkrijgbaaar. Men weet tot welk een hoogte de noordbra- bantsshe schoenenfabrieken het hebben gebracht. Men behoeft slechts de keurige en elegante modellen te beschouwen otn daarvan eenigen dunk te krijgen. Wat de soliditeit aangaat, deze is bij dit fa brikaat spreekwoordelijk geworden. .%.rroMï!i8semeat9-ifèec«aii.W<8 ik TE HAARLEM Zitting van Zaterdag I Maart 1890. Heden had de voortzetting plaats van de zaak tegen de gewezen zaandamsche politie-agenten Norel en Vrind. Zooals onze lezers zich zullen herinneren waren I deze twee personen beschuldigd van twee jongens Eijdenberg, met wie zij in ge zelschap waren geweest, met hunne i sabels bloedige wonden te hebben toe- j gebracht. Thans, bij de voortzetting hunner zaak, hebben zij zich van een verdediger voorzien en treedt mr. W. A. Raap van Amsterdam voor hen op. I Het getuigenverhoor, dat onze lezers kunnen terugvinden in ons nummer van J 7 Februari j.l., levert wat betreft de hoofdgetuigen Eijdenberg, niets nieuws op. I Nieuwe getuigen zijn J. Bennink en Groot, agenten van politie te Zaandam, die in den nacht waarin het feit plaats zou hebben gehad, zich successievelijk bevonden in het politie-wachthuis dat in de onmiddellijke nabijheid staat van de woning van de weduwe Van Leeuwen. Bennink, die na het feit hen ontmoette, zag niets buitengewoons aan do beide beklaagden. Evenmin hebben hij en Groot in het wachthuisje iets gehoord. De subs. off. van jusc., blijft volhar den bij zijn requisitoir, houdende verzoek om de beklaagden te veroordeelen tot een gevangenissiraf' voor den tijd van negen maanden. Thans erlangt het woord de verdedi ger, mr. Paap, die meent dat hier van een overtuigend bewijs in gemoede geen sprake wezen kan. De beklaagden ken den de agenten niet bij name, ze kunnen zich daarom wel in de personen vergissen. De zaak is totaal onbegrijpelijk, zoo- al3 ze daar ligt. Spreker gaat kort de pleiter na en merkt daarbij op dat de politiedienst te Zaandam al heel vreemd is. Geen der agenten deed dien nacht zijn plicht, dat Norel die dien ook niet deed bewijst alleen dat hij niet uit het gewone spoor ging. De twee beklaagden verlieten het huis in de beste stemming, waarom zou er ook ruzie zijn geweest Wanneer de beide beklaagden te familiaar waren ge weest, dan zou daarvan iets hebben moe ten blijken, hetgeen niet het ge ral is. Over het gesprek dat Maarten E. in de steeg gevoerd heeft met van Norel, zijn de getuigen het lang niet eens. Die gesprekken zooals ze medegedeeld worden, zijn onzin en absoluut onmogelijk; ze zijn alleen mogelijk wanneer men aan neemt, dat van Norel naar de steeg ging toen hij iets hoorde ea dat Maarten vroeg: //wat moet jij hier?" en daarop zeide van Norel: «ik ben politie-agent, maak jij maar dat je naar huis komt Ik heb hier een geheel dossier van goede getuigschriften over de beide be klaagden en ik begrijp niet., hoe zij hun betrekking in de waagschaal zouden stel len en zelfs gevaar leopen voor gevan genisstraf, over een mogelijk in de steeg ontstaan klein ruzietje. Mogelijk ontmoetten de twee jongens toen later andere agenten of militairen in uniform en hebben ze gezegd zoo ben je daar alweer en hebben dezen, kitteloorig geworden, hen met de sabel geslagen. Mijn hypothese is dus, dat de twee Eijdenbergen ruzie hebben gemaakt met personen, die zij voor Norel en Vrind aanzagen, en dat daarvan de mis handeling het gevolg is geweest. Ik zou het nog waarschijnlijker achtten dat de Eijdenbergen zich zalven, dan dat deze beklaagden hen verwond hebben. De feiten zijn buitendien volgens de wet niet bewezen, voor beide verwon dingen is slechts een getuige. Na repliek van den ambtenaar van het O. M. en dupliek van den verdedi ger wordt de uitspraak bepaald op 13 Maart a. s. Jan Mensinga, zonder woonplaats, staat nu terecht wegens het onbevoegd uitoefenen der geneeskunde. Aan ver schillende personen te Hillegom heeft hij een zalf en een drankje verstrekt tegen betaling en daarbij da gebruiks aanwijzing aangegeven. De ingrediënten, waaruit deze //genees middelen" waren samengesteld, zijn reu zel, levertraan en calmuswortel. De quasi- dokter erkent wel dat hij de fleschjes en potjes heeft afgegeven, maar niet dat hij er geld voor gekregen heeft. Als de patiënten hem niet wilden ge- looven, zeide de wonderdokter dat hij wat men noemt //met den helm was ge boren" en daardoor veel meer ken doen dan doktoren eu professoren. Waarschijnlijk zal toch die helm hem niet aan zijn straf onttrekken. De subs.- off. van Just, althans, requireert zijne veroordeeling tot 12 dagen hechtenis, f 22 boete, 25 boete subs. 10 dagen hechtenis en opzending naar een Rijks werkinrichting voor 2 jaar. Den heer D. Wolbers, die ruim 32 jaar (18581890) de betrekking van secretaris der gemeenten Bennebroek en Heemstede vervulde, werd Vrijdag door burgemeester en wethouders namens de gemeenteraden een zeer kostbaar geschenk aangeboden, als blijk van waardeering voor de vele door hem bewezen diensten. Het cadeau bestaat uit een zilver vrou wenbeeld met de beide gemeentewapens et toepasselijke opschriften. Te Sloten is Vrijdagmiddag de dood arme en bejaarde alleenwonende vrouw C. H. door de buren dood onder tafel gevonden. Volgens verklaring van den geneeskundige was zij ruim 24 uur geleden gestorven. POLITIEK overzicht. In het engelsche Lagerhuis heeft de de heer Labouchere, Vrijdag naar aan leiding van het door de regeeriag aan gevraagde crediefc van 3,725,103 pd. st. eene verlaging van die som voorgesteld. Hij ging daarbij uit van de stelling dat ver scheiden personen, wier traktementen in dat crediet begrepen zijn, aan de justitie zouden ontsnappen. Hij bracht do schandalen in het West End in her innering, en beschuldigde lord Salis bury van aan een van diens vrienden kennis te hebben gegeven dat deze in hechtenis zou wordep genomen. Tevens beschuldigde Labouchere de betrokken autoriteiten van zekere schuldigen te hebben laten ontsnappen. De advocaat- generaal Webster antwoordde, zoolang hij in het Parlement i3, eene dergelijke beschuldiging nog nooit gehoord te heb ben. Gij beschuldigt, zeide hij tot den heer Labouchere, den eersten minister van mede schuldig te zijn aan volgens de wet strafbare cocspiratiën. Labouchere gaf daarop te verstaan, niet aan het woord van Lord Salisbury te gelooven. De Speaker verzocht den heer Labouchere deze woorden in te trekken. Toen Labouchere dit weigerde, werd hij in zijne hoedanigheid van parlementslid geschorst met 177 tegen 96 stemmen. De nota, welke de duitsche regeering door haren diplomatieken vertegenwoor diger te 's-Gravenhage heeft doen over handigen aan de nederlandsche regeering, luidt als volgt: z/Op bevel van zijne regeering heeft de ondergeteekende de eer, enz., met verwijzing naar zijne vroegere monde linge mededeeling, ter kennis van Uwe Excellentie enz. te brengen, dat Z. M. de keizer voorstelt eene bijeenkomst te doen plaats hebben van vertegenwoor digers der regeeringen die belang stellen in de verbetering van het lot van arbei ders in fabrieken en mijnen, opdat deze vertegenwoordigers over de vraagstukken van iuteruatianale beteekenis kunnen beraadslagen, die in eene bijlage vermeld zijn. Deze vraagstukken schijnen, omdat zij geen politieke beteekenis hebben, ge schikt te zijn om in de eerste plaats onderworpen te worden aan het onder zoek van deskundigen. Om het aanvan gen en den verderen loop der beraad slagingen te vergemakkelijken, heeft de keizerlijke regeering een programma laten ontworpen, welks tekst bij deze nota is gevoegd. De ondergeteekende heeft de eer Uwe Excellentie enz. te verzoeken, hem te willen laten weten of de nederlandsche regeering bereid is, deel te nemen aan de conferentie, die den 15en Maart te Berlijn bijeen zal komen. De ondergeteekende veroorlooft zich hierbij te voegen, dat eene gelijkluidende uitnoodiging verzonden ia aan de regee ringen van Hunne Majesteiten den keizer van Oostenrijk-Hongarye, den koning der Belgen, den koning van Denemarken; de franscke Republiek; Hare Majesteit de koningin van Groot-Brittanniëden zwitserschen Bond; Hunne Majesteiten den koning van Italië, den koning der Nederlanden en den koning van Zweden en Noorwegen. z/De ondergeteekende heeft de eer enz." Op het bij deze nota gevoegde pro gramma voor de beraadslagingen der conferentie tot regeling van den arbeid in industrieele ondernemingen en mijnen komen wij in ons volgend nummer terug. FEUILLETON. Naar het engelsch YAN EDNA LYALL. 37) HOOFDSTUK XVIII. Den volgenden morgen was zij druk bezig met nietsdoen; het geen haar het best beviel. Zij vond het wel aardig om mevrouw Passmore by hare huishoudelijke bezigheden te helpen en daar de oude dame zich niet op haar gemak gevoelde, wanneer niet alle laden en kasten in het huis doorgenuffeld en schoongemaakt wer den, hadden zij het druk. Espérance scheen met hare kleine, ten gere vingertjes uitnemend geschikt voor dit werk en niets optging haar; gordijnen van ouderwetschen kant, kunstbloemen, prachtige zijden japonnen en een mengelmoes van lapjes en kleedingstukken. Ten laatste, toen zij bezig waren met den inhoud van eene oude secretaire te doorzoeken, zag zij eene lade, die vol brieven was. Espérance wilde ze niet in hare handen nemen, maar riep oogenblikkelijk u evrouw Passmore te hulp. //Brieven? wel wel!" riep de oude dame uit; //ik meende, dat ik ze verleden jaar al opgepakt had. Dat is een goed werkje voor den middag, Espérance. Nadat zij nu om twee uur het middagmaal hadden gebruikt en mevrouw Passmore hare siesta had genomen, nam het werk een aanvangde documenten van onwaarde werden vernietigd en de andere werden zorgvuldig naar den datum gerangschikt. Espérance was juist bezig een pakket brieven van 1847 in te pakken en er een étiquette op te plakken, toen mevrouw Pass more een kreet van verwondering uitte. z/Hoe zonderling! dat ik ze juist vandaag in mijne handen moet krijgen! Twee brieven van die arme Amy, uwe moeder, lief kind." En zij overhandigde ze aan Espérance. Zij waren tezamen opgevouwen, ofschoon de een op dun blauw papier en de ander op een klein velletje papier was geschreven, geel van ouderdom. Espérance vouwde ze haastig open en begon gretig te lezen: //Russell Square 16 Mei 1848. Lieve mevrouw Passmore. Ik kan u niet genoeg danken voor uwe vriendelijkheid om mij uit te noodigen de volgende maand bij u door te brengen. Ik ben u bovendien dankbaar voor uwe opmerking, dat het mij vrij staat in Londen te blyven, wanneer mijn broeder van gedachte verandert; ik gevoel het maar al te zeker, dat ik daarop niet meer hopen kan, want niet alleen, dat hij tegenwerpingen tegen ons huwelijk heeft gemaakt, maar ook vrees ik, koestert hij een persoonlijken afkeer tegen mijnheer de Mabillon, Ik kan u niet zeggen, hoe vreeselyk mij dat alles grieft. Wanneer die lieve Christabel niet zoo vriende lijk was, dan zou ik er onder hebben moeten bezwijken. Zij is werkelijk eene goede zuster voor mij geweest. Alphonse ea ik zijn beiden van meeoing, dat het in deze omstandigheden het beste is, om ons huwelijk zoo eenvoudig mogelijk te doen plaats vinden; ik moet dus voor uw vriendelijk aanbod bedanken, om namelijk gasten bij u te noodigen. Wanneer het u en den gees telijke van het kerspel schikt, dan zouden wij den voorkeur geven aan een dag in het begin van Juni en dan het huwelijk vroeg in den morgen willen doen plaatsvinden. U nogmaals voor uwe vriendelijkheid dankende, blijf ik uwe u toegenegene Amy Collinson «Christabel, is dat de naam mijner tante?" vroeg Espérance, terwijl zij opkeek en hare oogen in tranen zwommen. Toen mevrouw Passmore bemerkte, welke belangstelling Espé rance voor deze brieven koesterde, werd zij zeer mededeelzaam en werd haar medelijden voor Espérance opgewekt. «Arm kindJa, het is werkelijk eene treurige geschiedenis ge weest van het begin tot het einde. Mijne dochter Christabel was zeer aan uwe moeder gehecht; en ofschoon zij natuurlijk niet veel kon uitrichten om het huwelijk te bevorderen, waartegen uw oom zich had verzet, toch was zij het met uwe moeder eens, zoodat zij mij verzocht haar te helpen." Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1890 | | pagina 1