NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
7e Jaarg-aitg.
Zaterdag 8 Maart 1890,
No. 204a
AEOÏÏIIEBNTSPEIJS?:
AD7IET,5E»TIË1:
S T A 0 S N I G li U S.
Adrienne Lecouvreur.
„Weldadigheid naar Verissgen"
B N N E N L A ft.
FËÜILLE T O N.
IN DEN VREEMDE.
HAARLEM'S DAGBLAD
Voor Baarlera per 3 jEascden1.80,
Franco door het geheele Kijk, per 3 maanden. -1.65.
Afzonderlijke nummers- 0.03.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureau: Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem. r3*eleFoQs:nB srs m er
van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 cente_
G-rooia letters naar plaatsruimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Abonnementen en Advertentiën werden aangenomen dcor
onze agenten en door alle boekbandelaren, postkantoren en conractiers.
Direoteuren-Uitgevers I. C. PEEBJ2BOOM en J. B. AVIS.
hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Gendrah de FuhliciU Mrangère G. L. hAUBH Co.,
JOHN F. JONES, Succ.y Parijs 3 Xlis Faubourg Montmai tre.
Haarlem, 7 Maart 1890.
Gedurende de maand Februari is in
de Stuiversspaarbank van de afdeeling
Haarlem van den Volksbond ingebracht
in 580 posten ƒ1108.57; terugbetaald
in 36 posten 490 79f. Er zijn afgege
ven 36 nieuwe boekjes.
De Openbare Leeszaal werd de eerste
week na hare opening, dus gedurende 5
dagen, reeds door 100 personen bezocht.
Blijkens achterstaande advertentie is
de komst alhier van de zweedsche zan
geres Sigrid Arnoldson thans bepaald op
12 Maart a. s.
Zij is vergezeld van den amsterdam-
schen pianist Johan Wijsman.
//Des eenen dood is des anderen brood,"
was het spreekwoord dat ons te binnen
kwam toen wij Donderdag reeds weer
het //Nederlandsch Tooneel" in onzen
schouwburg mochten zien. De brand van
het theater in Amsterdam noodzaakt de
artisten hiertoe: in zooverre heeft de ca
tastrophe iets goeds voor Haarlem te
weeg gebracht.
Adrienne Lecouvreur is van Eugène
Scribe en dus wel wat verouderd. In
zooverre is het echter volkomen op de
hoogte van den tegenwoordigen tijd, dat
echtbreuk en ontrouw er in worden voor
gesteld als de meest natuurlijke zaken ter
wereld. De manier van behandeling mag
bij de nieuwe fransche auteurs veranderd
zijn, de stof is volkomen dezelfde ge
bleven.
O, wat wordt dat onderwerp vreeselijk
vervelend! Wat een „scie!" zouden de
Franscben zeiven zeggen. Onwillekeurig
gaat men bij een stuk dat men nog niet
kent, in de vervelende minuten vóór het
gordijn opgaat, met den vinger de namen
der personen op het programma na en
vraagt zich af, wie de bedriegende vrouw
en wie de bedrogen echtgenoot en wie
de minnaar zal wezen! En het is nog
alleen maar onzeker, of de echtgenoot
het ontdekken zal. Ja dan vallen er
dooienneen dan vallen er geen
dooien
De opvoedende strekking van het
tooneel, waarover men zoo gaarne spreekt,
stijgt hier niet boven het nulpuntde
eenige leering die men uit deze stukken
kan trekken, isdat alle Franscben en
alle Frac9aise8 het met de huwelijks
gelofte zoo nauw niet nemen. Hoe valsch
deze conclusie ook wezen mag, dat ze
getrokken wordt valt waarlijk niet te
verwonderen.
De inhoud van dit stuk biedt alzoo
ook weinig aan, dat niet //schon dage-
wesen" is. De schryver zette het in
elkaar met de volgende donnéesEen
jonge held een getrouwde vrouw
eene actrice. (Deze concurreeren naar de
liefde des jongen helds) onnoozele echt
genoot briefjes misverstanden
verberging geheime deur held
kiest actrice-jaloezie-getrouwde dame
vergiftiging actrice.
Wie zich hieruit nu niet een begrip
kan maken van het stuk dat „Adrienne
Lecouvreur" heet, die heeft nog geen zes
fransche tooneelstukken gezien.
Dat wij niet met het stuk dwe
pen behoeft na het voorgaande
niet meer te worden gezegd. On
dankbaar en onrechtvaardig zouden
wij zijn zoo wij hierbij ons ver
slag eindigdenwant den artisten
komt hulde toe voor hunne uit
stekende vertolking van dit, zij het dan
ook mediocre, stuk. En het wa9 vooral
weder onze begaafde actrice mevrouw
Frenkel-Bouwmeester, die ons een kunst
genot heeft doen smaken waarvoor haar
een oprecht woord van erkentelijkheid
moet worden gebracht. De corbeille, die
haar na het derde bedrijf namens
een onbekend vereerder werd overhan
digd, moge haar te meer een bewijs van
ODze bewondering zyn, omdat wij Haar
lemmers ons enthousiasme voor het too
neel niet al te vaak in kransen of bloe
men plegen uit te drukken.
Prachtig was vooral haar optreden
in het tooneel van het derde bedrijf,
waarin zij met hare mededingster in de
liefde („rivale" noemen de tooneel-Fran-
schen dat kortweg, omdat zij het woord
zoo vaak noodig hebben) een gesprek
voert vol bedekte hatelijkheden en ten
slotte een gedeelte uit Corneille ree teert,
dat voor deze „rivale" uiterst beleedi-
gend is.
Die mededingster gaf mejuffrouw Chr.
Poolman ons te aanschouwen. Het is een
rol geheel in haar genre, die zij met al
haar welbekend talent vertolkte.
De heer Clous, als minnaar, was beter
thuis in de krijgshaftige dan in de ver
liefde passages zyner rol, maar hij be
weegt zich op bet tooneel goed, en is
een consciëntieus acteur. In het slot-
tooneel miste hij de noodige warmte, en
waarom de schrijver hem niet om een
dokter uitzendt, als zijn geliefde sterft,
is een vraag waarvoor wij geen antwoord
weten.
De heer Van Dommelen maakte den
echtgenoot zoo onnoozel mogelijk, zoodat
het een lachwekkende figuur werd. Zijn
alter ego, den onuitstaanbaar wereldschen
geestelijke, gaf de heer Tourniaire op
hoogst verdienstelijke wijze weer.
Donderdagavond is de goud- en zil-
verkasthouder H. alhier voor ruim 100
gulden opgelicht door eene 20jarige
dienstbode met rossig haar, hooge kleur
en gekleed met paarse japon, zwart
wollen doekje en tulen muts. Zij kwam
namens mevrouw M. woonachtig aan
den Raamsingel, die schriftelijk verzocht
aan hare dienstbode mede te geven eenige
slootjes voor armbanden en parures. Daar
men geen kwaad vermoeden koesterde
zijn aan die meid ter hand gesteld acht
slootjes voor armbandeD, benevens zeven
parures (broches met knoppen). Bij on
derzoek is echter gebleken dat mevr. M.
daartoe geen last had gegeven en van
niets afwist.
Bij de Yereeniging
hebben zich de volgende personen voor
werk aangemeld
Een voor koetsier. - Twee voor oppasser.
- Een voor ziekenoppasser. - Yier voor
kantoorlooper. - Twee voor portier. - Een
voor schrijfwerk. - Een voor boekbin
der. - Een voor schoenmaker. - Twee
voor schildersknecht. - Twee voor met-
selaarsbecht. - Een voor timmermans
knecht. - Een voor broodbakkersknecht. -
Een voor koper- en metaalgieter. - Twee
voor tuinmansknecht. - Een voor opzich
ter. - Een voor loodgietersknecht. - Zes
voor aardwerkers of los werkman. - Tien
voor werkster of schoonmaakster. - Een
voor burgerwaschvrouw. - Een voor
hulpkookster. - Drie voor burgernaai
ster. -- Drie voor breister. - Een voor
mangelwerk. - Een voor strijkster.
Particulieren en werkgevers, die van
deze aanbiedingen wenschen gebruik te
makenwordt beleefd verzocht zich
schriftelijk tot het Bestuur der Vereeni-
ging te richten, (bus Stadhuis of Doelen)-
Men meldt ons uit Zandvoort:
Woensdag is de nieuwe school alhier
in gebruik genomen.
Letteren en Kunst.
Omtrent het optreden der artisten van
het Ned. Tooneel te Londen, schrijft
men aan het Utr. D.Het Nederlandsch
tooneelgezelschap is bereid te Londen
voorstellingen te geven, mits een waarborg
wordt verzekerd, niet alleen met „De
Fabrieksbaas," maar ook met andere
tooneelstukken. Deze onderhandelingen
zijn Dog niet geheel ten einde. Thans is
naar aanleiding van den brand, gevraagd,
of het gezelschap niet liever nu zou
komen en zijn daarbij de voorwaarden
opgegeven. Daarop werd door de ver-
eeniging geantwoord
1. dat zulk een kunstreis naar Lon
den in geen geval kon worden onderno
men, dan onder behoorlijke geldelijke
waarborgen2. dat men op dit oogen-
blik, nu alles op nieuw wa3 geregeld
om de voorstellingen voort te zetten,
Nederland niet kon en niet mocht ver
laten, maar daarentegen bereid bleef op
de medegedeelde voorwaarden gedurende
den aanstaanden zomer een reeks voor
stellingen te komen geven." Hierop is
nog geen bescheid ontvangen.
Het Ned. Tooneel kondigt als in
studie aan Sudermans „De eer."
Naar men verneeemt, wor
den er door het ministerie van water
staat de noodige gegevens verzameld,
ten einde te onderzoeken, in hoever het
mogelijk is, om zonder groote financieele
bezwaren tot opheffing te geraken van
de tolheffingen op rijkswegen en rijks
kanalen. Dit staat in verband met de
opheffing van kanaalrechten op het
kanaal van IJmuiden. De minister wen3eht
namelijk dat andere rijkskanalen en
rijkswegen in dezelfde gunstige verhou
ding zullen komen.
Naar men verneemt, wordt
Zr. Ms. stoomschip Atjeh naar Bassorah
(Turkije) gedirigeerd, naar aanleiding
van ongeregeldheden aan hot nederland-
sche vice-eonsulaatschap.
Vice-consul te Bassorah is sinds 1888
de heer Johan F. B. Rolufs.
Door bemiddeling van den
heer Waldeck, secretaris van de Hol-
landscbe Maatschappij van Landbouw, is
te Poeldijk een nieuwe bloembollen-ver-
eeniging opgericht, waarbij zieh een der
tigtal kweekers hebben aangesloten. Het
voorloopig bestuur bestaat uit de heeren
M. v. Iluijven, D. Toussaint en v. d.
Hoeven.
Wij ontvingen de statuten
der Nederlandsehe Vereeniging tot Voor
koming van Ongelukken in Fabrieken
en Werkplaatsen.
Zij luiden als volgt:
Art. 1. Er is opgericht eene Ver
eeniging, die zich ten doel stelt om de
gezondheid en veiligheid van werklieden
bij het verrichten van arbeid in of voor
eenig bedrijf te bevorderen; onder den
naam van Nederlandsehe Vereeniging
tot Voorkoming van Ongelukken in
Fabrieken en Werkplaatsen.
Art. 2. Zij tracht dit doel te bereiken
lo door het bekend maken van doel
treffende inrichtingen, toestellen en ma-
chinedeelen, ter bescherming der arbeiders;
2o door het samenstellen en versprei
den van reglementen, handleidingen en
voorschriften voor de behandeling van
machines, toestellen enz.
3o door het verspreiden van kennis
der fabriekshygiëne
4o door bezoeken, te brengen door
eenen deskundige, aan de fabrieken en
werkplaatsen der leden en het verstrek
ken van adviezen omtrent bouw. inrich
ting enz. van fabrieken, werkplaatsen
en hare onderdeelen.
5o door alle wettige middelen, welke
daartoe bevorderlijk kunnen zijn, zooala
het uitloven van premiën en belooningen,
het deelnemen aan tentoonstellingen,
enz. enz.
Art. 3. De Vereeniging is gevestigd
te Amsterdam.
Art. 4. Zij bestaat uit werkgevers, in-
dustrieelen, deskundigen en werklieden.
Belangstellenden kunnen als donateur
toetreden, doch hebben in de vergade
ringen slechts een adviseerende stem.
Art. 5. De leden vergaderen ten minste
éénmaal per jaar, en voorts zoo dikwijls
het bestuur dit noodig oordeelt of ten
minste 10 der stemgerechtigde leden eene
vergadering bij het Bestuur aanvragen.
Art. 6. De stemgerechtigde leden ver
kiezen uit hun midden een bestuur van
ten hoogste 9 Leden, die onderling dc
werkzaamheden verdeelen.
Slechts de Secretaris Penningmeester
kan uit de niet-stemgerechtigde leden
gekozen worden.
Art. 7. De deskundige, bedoeld in
Art. 2, al. 4, wordt door de Leden be
noemd.
Art. 8. Het Bestuur is bevoegd daarvoor
eene aanbeveling van 2 personen te doen.
Zijne instructie wordt door het Be
stuur opgemaakt en aan de goedkeuring
der leden onderworpen, zij omschrijft on
der meer, nauwkeurig zijne rechten en
verplichtingen tegenover de leden.
Hij wordt gesalarieerd en ontvangt
vergoeding voor reis-, verblijf- en bu
reaukosten, volgens regelen in de voor
noemde instructie nader te omschrijven.
Art. 9. Het Bestuur kan tot zijne
voorlichting bizondere commissiën uit de
leden of uit deskundigen daar buiten
benoemen, en is gerechtigd voorts al dat
gene te verrichten wat het vermeent in
het belang der vereeniging te moeten
doeneen en ander behoudens verant
woording aan de eerstvolgende algemeene
vergadering.
Art. 10. De middelen der Vereeni
ging bestaan uit de jaarlijksche bijdragen
van ten minste f 5 per werkgever, in
dustrieel of deskundige, van f 1 per
werkman en van ten minste f 2.50 of
f 10 in ééns per donateur.
Art 11. Uiterlijk in de maand De
cember 1890, worden deze voorloopige
statuten, in eene algemeene vergadering
op voorstel van het Bestuur herzien,
Naar het engelsch
VAN
42)
EDNA LYALL.
HOOFDSTUK XIX.
Zich toen de woorden van Frances weer herinnerende vervolgde
zij op denzelfden toon van zooeven
„Hoe kan het voor mijn eigen bestwil zijn? Dat zeggen de ge
beden en kerkgezangen ook, vader heeft mij dat ook gezegd,
maar ik kan het niet gelooven. Wanneer men kan zien en ge
voelen, dat al dat leed ons kwaad doet, dan kan men toch on
mogelijk gelooven, dat alles samenwerkt tot het goede?
„Maar, lieve Espérance, ik behoef u toch zeker niet aan zuster
Thérèse te herinneren; smart is ongetwijfeld even noodzakelijk
als gehoorzaamheid en tucht. Mijne lichamelijke smarten moeten
mij bijvoorbeeld geduld leeren beoefenen en evenzoo moet uwe
eenzaamheid u wellicht leeren lief te hebben."
„Liefhebben? alsof de vatbaarheid daartoe niet langzamerhand
bij mij wordt uitgebluschttoen ik gelukkig was kon ik lief hebben,
maar nu word ik koud als ijs en hardvochtig evenals zij."
Frances bad dit onderwerp niet willen aanroeren en de laatste
woorden van Espérance schenen haar niet te bevallenEspérance
had er evenwel zelf ook berouw over, want zij was te goed op
gevoed, om niet te weten, dat zij verkeerd handelde door van de
gebreken harer nichten te spreken.
Zij slaakte een zucht van ontevredenheid.
„Ik word hardvochtig en slecht en zooals Cornelia zegt, bezit
ik volstrekt geen zelf beheersching. O, wanneer ik de dingen maar
beter kon vatten en do lessen, die zij mij geven, vlugger kon be
grijpen, dan zou ik wellicht gelukkiger zijn."
„Gij doet mij aan van Kebles hymnes denken en wanneer gij
naar het engelsch wilt luisteren, dan zal ik u de versregelen voor
zeggen." En met zachte liefelijke stem, die Espérance als boven-
aardsche muziek in de ooren klonk, zeide zij de bekende schoone
regels op.
Espérance bewaarde een oogenblik het stilzwijgen, en zeide toen:
„Ja, dat is werkelijk mooi en treffend. Met mijn vader heb ik
hierover vroeger ook wel gesproken en hij zeide ook, dat wij door
wat meer vertrouwen ons leven gelukkiger konden maken en ik
zal het nu inderdaad beproeven. Toch heb ik het reeds beproefd
en heb altijd schipbreuk geleden. Het is echter wel gemakkelijk
om zulke voornemens te koesteren, wanneer men gelukkig i3, maar
langzamerhand
„Langzamerhand zult gij leeren, meer op de menschen te ver
trouwen en ofschoon de smarten altijd smarten blijven, zult gij u
sterker gevoelen en de anderen beter leeren begrijpen. Dat klinkt
alles zeer gemakkelijk, dat weet ik wel, maar alle tucht is moeie-
lijk en gij moet niet verwachten, dat gij niet eens zult struikelen."
„Maar waarom zegt gij, dat ik moet leeren liefhebbeD," zeide
Espérance schoorvoetend.
„Wel, is dat niet het begin van alles? Uw vader zal evenzeer
aan de liefde als aan het vertrouwen gedacht hebben, toen hij er
van sprak, dat het leven gelukkig kan zijn."
„A ceux qui aiment Dieu," zeide Espérance zacht fluisterend en
door deze woorden haalde zij zich nu weer met juiste duidelijk
heid het tooneel voor den geest, toen zij met haar vader op het
met mos begroeide terras van het kasteel wandelde en hij haar
op toekomstig leed voorbereidde. En nu waren zijne aardsche
smarten voorbij. Deze gedachten hielden haai eenige minuten bezig,
totdat zij zich weer haar eigen leed herinnerde. Zij moest leeren
liefhebben, had Frances haar gezegd. Had zij haar oom, of Cor
nelia, Christabel of Bella werkelijk lief en was hare liefde voor
Bertha niet zeer zwak? Deze vragen waren gemakkelijk te be
antwoorden, hoewel do antwoorden haar niet de minste voldoening
konden schenken en met een diepen zucht ontwaakte zij uit hare
mijmering.
„Ik had uw hoofd vergeten, laat ik er nog eens over wrijven."
Frances begreep haar ten volle en liet haar eenige minuten
begaan, daarna sloeg zij hare armen teeder en liefkoozend om
haar heen, en zeide half schertsend: „En zeg nooit meer tegen
mij, dat niemand zich om u bekommert, want ik vat dit dan als
eene persoonlijke beleediging op."
Hoe weldadig was de uitwerking van deze liefkoozing! Espé
rance bad toch wel iets in zich van, zooals Cornelia het noemdq