UIT INSULINDE.
FEUILLETON.
MIJN NEEF, DE GRAAF.
'ïmimm BL4i>
BEHOORKNDE BIJ
UAAHLJEM'H DAGBSéAD
*AN
Maandag 17 Maart 1890.
Mscle Mie en Maitt trouw.
(Men moest geen medelijden liebben met
Europeanen, dia door hun huishoudsters
vergiftigd worden; men uioest niet anders
zeggen danMynheer, U hebt het gewild.
^Indische Huwelijken" Annie Ecore.)
Iemand hoe hij heet, doet hier niets
ter zake heeft ergens gezegd, „dat
het zeer gevaarlijk, ja levensgevaarlijk
is met indische harten te spelen en dat
de westersche of "Westerling voorzichtig
moet zijn, alvorens zij of hij er toe
overgaat een zoon of dochter der tropi
sche gewesten hart en hand te schenken
en eeuwige liefde of trouw te beloven, j
Want wee zijn gebeente, deagene, die in
zijn liefde of trouw wankelt, die de
zware schuld der lichtzinnige belofte op
zich geladen heeftI Al had bij duizend
oogen en duizend bewakers, niemand
ziet den adder, die stil zich naar zijn
slachtoffer kronkelt en het in een onbe
waakt oogenblik verrast, om het hel-
sche vocht in de aderen van den onge-
I lukkige te stortenOf wist gij niet, dat
indische harten de zetel zijn van eene
onvernietigbare wraak
Maar gij weet stellig ook niet, dat
naast die verschrikkelijke wraak de
zuiverste liefde huist, die noch sterker
is dan de dood, eene hartstochtelijke
liefde van zelfopoffering en zelfverloo
chening! Weet wat gij doet, gij, die uw
hart wegschenkt aan oosterach bloed!
Wel u, zoo gij het voorwerp dier liefde
zijt, want dan zijt gij nog beter bewaakt
dan de vorst in zijn paleis, doch wee u,
zoo gij getroffen zijt door de wraak, dan
kan niemand u beveiligen, want gij moet
en zult vallen!"
Aldus onze Indischman in zijne ietwat
opgewonden beschrijving van //Oostersche
Liefde" en men behoeft nu juist niet zoo
intiem bekend te zyn met de geheimen
der indische samenleving, om te kunnen
constateeren, dat de zegsman van boven
staande regelen den spijker op den kop
heeft geslagen. Men leze slechts het laat
ste verhaal van Indische Huwelijken",
van de bekende schrijfster Annie Foore!
Ik wil graag aannemen, dat er onder
mijne lezers of lezeressen eenigen zullen
zijn, om wier lippen bij de lezing van
het bovenstaande de lach der bespotting
zal spelen. Maar laten wij 't geval eens
omkeeren en een ïndisch meisje gaan
vertellen van welk gehalte westersche
liefde is zoo wisselvallig als de baro
meter, ja, dan zal ook om hare lippen
een glimlach spelen, maar het zal zijn
een glimlach van verachting en min
achting, van sarcasme en bittere ironie
in haar binnenste zal zij zeggen: „zij
zijn waard bedrogen te worden
Hoe bespottelijk niet waar, om zich
zoo aan elkander te ketenen, dat bij ver
breking van den ijzeren band beider le
vensgeluk op het spel staat! Hoe heer
lijk en verrukkelijk niet waar, dat 't hier
bij ons in Holland anders is! Dan kan
men tenminste nog een spelletje wagen
Ziedaar een korte inleiding tot het
verhaal, dat ik hier laat volgen en waar
uit men kan zien, hoe gewaagd het is
voor Hollands zonen, wanneer zij Java's
bodem hebben betreden om zich in
vele gevallen buiten de wet om te
verbinden aan een inlandsche vrouw,
zonder de moreele kracht te bezitten
zich aan zulk eene verbintenis te hou
den. Het is een voorbeeld uit duizenden!
Wanneer men de rivier van Djapara
binnenvaart ziet men ter linkerzijde op
een zeer hoogen, weelderig begroeiden
heuvel de overblijfselen van een bèntèng
of fort, dagteekenende uit den tijd der
Portugeezen, getuigen de vele portugee-
sche namen, die hier en daar op een ru
wen steen tot blijvende herinnering aan
hun verblijf zijn gegrift. De muren met
do vier torens in de hoeken zijn nog vrij
goed bewaard en uit een daarvan ge
geniet men een prachtig en ruim verge
zicht op den effen spiegel der Javazee.
Niet ver van dit fort bevindt zich de
begraafplaats der europeesche en gechris-
tianiseerde inlandsche bevolking. Slechts
twee zeer eenvoudige graven zijn in het
fort, door geen andere uiterlijke teekenen
aangeduid dan vier korte houten paaltjes
aan de hoeken, met eenige verwaarloosde
rozenstruiken door de een of andere
liefderijke hand ter herinnering aan de
afgestorvenen geplant. Een vijftiental
jaren geleden kon men altijd in dat fort
een man vinden van wien de een zeide,
dat hij zich in de eenzaamheid had te
ruggetrokken om door boetedoening 't be
loofde Paradijs te beërven en de ander,
dat bij een gewoon bedelaar was, die vau
do gavea leefde dergenen, die een bezoek
brachten aan de graven van bloedver
wanten of vrienden. Dan verzuimde hij
nooit onder de aandacht te brengen,
dat er in het fort nog twee graven wa
ren waren, waarop de vloek van Allah
den Allerhoogsten rustte. En zoo men
hom dan een kleinigheid gaf, vertel
de hij de geschiedenis ervan, die behou
dens kleine wijzigingen, by later door
mij ingewonnen mededeelingca waarheid
bleek te bevatten. Ik laat haar hier
volgen zooals zij mij door den ouden
Javaan is verteld geworden.
Voor ruim vijftien jaar geleden voer
eene javaanscho handelsprauw van Sa-
marang de rivier van Djapara binnen.
Aan boord van die prauw bevond zich
een jonge Hollander, die, zooals hy zei-
de, hier kwam om handel te drijven.
Hij had eene linke gestalte en zag er
zeer schoon uit. Allen die hem zagen
sionden er over verbaasd. Zoodra by
aan wal stapte en de kisten waren ge
lost, huurde hy eenige mannen om zijn
goederen te vervoeren naar het huis van
den Regent. Hier zou hij eenige weken
vertoeven om dan op zich zelf te gaan
wonen.
Hij sprak zeer goed javaansch en
maleisch en kon bovendien vlot den
Koran lezen, zoodat hy zich spoedig den
gunst verwierf van het Hoofd en zijn
gezin. De Regent had een zeer schoone
dochter, om wier bezit reeds talrijke
aanzienlijke Javanen hadden gedongen,
doeh tevergeefs! Maar toen zy den jon
gen Hollander zag, vatte zij eensklaps
eene vurige liefde voor hem op.
In den beginne hield zij haar liefde
voor hem geheim, doeh ten laatste ont
brak haar daartoe de kracht en op
een middag, toen de Hollander met haar
zat te praten, vroeg zij hem of hij al da
schoonste bloem van Djapara had ge
vonden. Daarop had zij hem lachend
aangezien, en toen had hij haar woor
den begrepen, waarop hij sprak//ja,
voorzeker, gij zijt de schoonste bloem 1
Maar wat baat T mij, zoo ik haar niet
mag plukken
De dochter van den regent glimlachte
en antwoordde: Wel moogt gij haar
plukken, doch zij zit zeer vast aan den
stengel! Met deze woorden bedoelde zij,
dat de jonge Hollander heel wat had te
overwinnenom de toestemming van
den vader te verkrijgen, omdat er gods
dienstverschil bestond.
z/Maar", hernam de docliter van den
regent hartstochtelijk, //zoo gij eenmaal
de bloem hebt geplukt, behoort zij u
eeuwig toe."
Het duurde niet lang of de regent
kreeg achterdocht en trachtte den stroom
te stoppen, maar het wa3 te laat en het
einde was, dat de jonge Hollander met
de javaansche in het huwelijk trad.
Schitterend was het bruiloftsfeest, dat j
daarop plaats had, en men wist niet
beter of beiden waren gelukkigDoeh j
zieniet lang daarna gaf de toewan
adsistent eene partij, waarop do Hol
lander natuurlijk ook werd uitgenoodigd
met zijn vrouw. Hij kwam er ook, maar
den ganschen avond liet hij haar alleen
zitten en danste bijna den geheelen tijd
met eene hollamlsche jongejuffrouw tot
groote ergernis van de dochter van den
regent, in wier hart een fel vuur brandde,
dat den Hollander zou verteren. Van ai
dat oogenblik was de witte man bijna
nooit thuis en bespieders vertelden, dat
hij 't hof maakte aan de adsistents-
dochterDat was zeer gevaarlijk en
onvoorzichtig, want de kinderen van
ons land zijn zeer jaloersch.
Het kon niet missen, of de jonge
Hollander zou zijn welverdiende straf
ondergaan. Hij had de bloem vertrapt
en daaruit was een slang voortgekomen,
wier oogen hem overal volgden, maar
de angel zou hem nog niet treffen, zijn
tijd was nog niet gekomen. Toen is er
op een nacht iemand tot hem gekomen
en heeft hem ingefluisterd, dat zijn vrouw
hem zou vergiftigen. Dat was een engel,
die Allah tot hom zond om hem van
't afgedwaalde pad op den rechten weg
terug te brengen. Maar zijn boos hart
zette hem aan, om op den ingeslagen
weg voort ie gaan. Tegenover zijn vrouw
veranderde hij geheel, omdat hij een an
der beminde en waar vroeger vrede
was, heersehte nu oorlog. Dit duurde
zoo geruimen tijd door, totdat hij op
zekeren morgen tot haar zeide, dat hy
voor den handel naar Samarang moest,
maar in de werkelijkheid trachtte hij
heel ver weg te gaan met zijn nieuwe
beminde! Nog geen twee uur daarna
kreeg hij zulke hevige pijnen, dat hij in
allerijl naar zijn woning moest worden
gedragen. Twee hollandsche dokters
waakten bij hem, maar welke genees
middelen zij hem ook ingaven, hij werd
hoe langer hoe erger en zijn gelaat werd
donkerblauw. Zoo heeft hij drie jaar
lang doorgeworsteld, totdat hij op ze
keren nacht 't regende en waaide
zoo om twaalf uur den geest gaf!
Hier zweeg de Javaan een oogenblik,
terwijl hij met een vlammenden blik op
het grai, dat 't dichtst by hem was,
neerzag: //hier ligt hij, de bedrieger, zijn
lichaam wordt door de aarde verteerd, en
zijn ziel wordt in 't helsche vuur gefol
terd en gepijnigd!"
z/En hoe is het met zijn vrouw afge-
loopen" vroeg ik zeer nieuwsgierig.
z/Den volgenden morgen, toen de po
litie huiszoeking deed, vond men de on
gelukkige vrouw met verwrongen ge
laatstrekken en gekromd lichaam in de
keuken liggen. Zij lag te sterven aan
't vergift, dat zij zelve had ingenomen.
De dokters hebben toen het lichaam open
gesneden en vonden in het groote hart
(wordt bedoeld: de maag) een bal üaar,
die een groote zweer had doen ontstaan.
Het was het haar van zijn vrouw! Het
waren geen lange draden, maar zeer
korte stukjes!"
z/Maar waarom ligt hij hi;r in het
fort en wie i3 het die hier naast hem
ligt", vroeg ik.
z/Dat is zijn vrouw, maar waarom hij
hier begraven is en niet ginder bij zyn
geloofsgenooten, dat weet ik niet!"
Hier eindigde de verhaler en nadat ik
hem nog een weinig tabak en een paar
sigaren had gegeven verliet ik de bèn
tèng. Ik nam nu mijn terugtocht over
't europeesche kerkhof, waar de geur der
Kambodjabloemen mij tegen woei. Het
verhaal van den Javaan had my getrof
fen en toen ik weder iu de stad kwam
bekroop mij de lust er iets meer van te
weten te komen. Ik vond bevestiging
van de vreeselijke waarheid en tot na
dere toelichting hoorde ik het volgende
Het ongelukkig slachtoffer was kersversch
uit Europa gekomen en geen handelaar
zöoals de oude Javaan mij vertelde, maar
een jong ambtenaartje. Te Djapara ge
plaatst kwam hij, wij weten hoe, in
aanraking met de regentsdochter. Het
gevolg dezer kenismaking was, dat hij
met haar een indisch huwelijk aan
ging geheel buiten do wet om; d. w. z.
zij werd zijn huishoudster. Bij later in
zien heeft hij berouw gekregen van de
roekelooze daad en trachtte hij door een
spoedig vertrek den band te verbreken,
die hem aan de javaansche had verbon
den. Ongelukkig voor 't slachtoffer had
de verschrikkelijke wraak hem reeds ge
troffen. Eenige uren daarna werd hij op
'l kraukbed geworpen, waaraan hij ge
durende drie jaar wegens maagkanker
gekluisterd lag. Eene lijkschouwing bracht
aan het licht, dat de jonkman door mid
del van haar was vergiftigd, dat den
maagwand had verteerd. De javaansche
had daarop zich zelve ook vergiftigd door
den beet van den oelar lidi, een zeer
vergiftige slangensoort. Op baar uit
drukkelijk verlangen werd zij begraven
naast den man, wien zij hart en hand
had geschonken en die haar zoo schan
delijk had willen misleiden Men had
haar eene laatste rustplaats gegeven op
de europeesche begraafplaats, doch eene
onbekende hand heeft de stoffelijke over
blijfselen van den doodenakker wegge
nomen en in 't fort begraven, waar zij
naast haar beminde rust. Geen boom
beschaduwt hun graf', geen plank dekt
hun lichaam noch wordt er een traan
aan hun zijde gestort, alleen vier kleine
paaltjes duiden aan, dat hier een giat
is. Dat was de vloek van Allah den
Allerhoogsten
HaarlemMaart 1890.
TJAMPAKA.
I? i N X ft S L ii-
Vr ij dagochtend hebben de
vertegenwoordigers van Nederland ter
arbeids-conferentie te Berlijn, de heeren
mr. Snijder van Wissenkerke en Struve,
de reis naar die stad aanvaard.
Nader wordt gemeld, dat
de H. IJ. S. M. ƒ500 geschonken
beeft, niet aan het waarbergtonds van
de tentoonstelling tot bevordering van
veiligheid en gezondheid in fabrieken
en werkplaatsen, want er i3 geen waar
borgfonds, maar aan het ondersteunings
fonds. Van de overige spoorwegmaat
schappijen heeft ook de Mij. tet Expl.
van Staatsspoorwegen eene gift van
ƒ500 aan het uitvoerend comité doen
toekomen.
Tengevolge van de in 1889
te Munchen plaats gehad hebbende ten
toonstelling van schoone kunsten zijn
door den Prins-Regent van Beieren be
noemd in de orde van verdienste van
den Heiligen Michael tot officier de keer
Jacob Maris, tot ridders de heeren A.
Artz, Louis Apol en K. Klinkenberg.
Van 30 Juni tot 30 Sept. a.8.,
zal eene nijverheids- en kunsttentoon
stelling plaats grijpen te Luik. Program
ma's enz. bij het algemeen secretariaat,
fct. Leonardstraat, aldaar.
In de 2V. II o tt. C t. komt de
volgende advertentie voor:
//Holland of Ned.-Indië.Hollander, 29 j.,
intelligent, knap, energiek, zelfstandig
werker, wenscht zijn werkkriog te ver
plaatsen, bij voorkeur naar Indië, mits
onder gunstige voorwaarden. Hij is er
varen in den omgang met menschen,
flink op de hoogte van indische produc
ten, vooral in verband met plaatsing te
Londen, waar hij makelaars etc. persoon
lijk kenthij is bekend met de voor-
deeligste bronnen voor den inkoop van
europeesche artikelen, Manchester-goe
deren etc geoefend correspondent in
acht talenervaren in administratie, kre
dieten, assurantie, charteren, brieven enz."
Als die geen betrekking vindt....
Een goed deel van dezit-
ting van den rotterdamscken gemeente
raad was Donderdag gewijd aan een in
terpellatie van den heer Hudig over het
electri8ck licht. Hy verlangde te weten
wat B. en W. wilden doen met de aan
vragen om vergunning tot het plaatsen
van machines en het maken van gelei
dingen voor electrische verlichting en
hoe het stond met het onderzoek naar
gemeentelijke exploitatie van electrisch
licht.
De voorzitter antwoordde, wat de ge
meentelijke exploitatie betreft, dat de
zaak in studie is, maar die studie ver-
eischt tijd. Inmiddels is in enkele geval
len aan particulieren vergunning gege-
I ren tet het maken van geleidingen op
I den openbaren weg, maar dan steeds
onder nadrukkelijke voorwaarde, dat dit
geschiedt tot wederopzeggens, en met een
waarschuwing, dat het met deze voor
waarde ernst is.
Van B. en W. was ingekomen een
voorstel om voor de gemeente aan te
schaffen een nieuwe stoomboot tot ver
sterking van het politie-toezicht op de
rivier. Dit stoomvaartuig, dat tevens in
gericht zal worden tot drijvende brand
spuit en ijsbreker, zal 18.000 moeten
kosten.
Het blijkt nador, dat het
plan, om in den aanstaanden zomer te
Bcheveningen een schoonheidswedstrijd
te houden, gekoesterd werd door den
bekenden impresario Schürmann, een
Hollander, die echter door zijn langdurig
verblijf buitenslands den ernstigen aard,
zijn landslieden eigen, uit het oog schijnt
verloren te hebben. De heer öckürmann
wilde binnen onze landpalen een 80tal
europeesche schoonheden naar den Paris
appel doen dingen, maar, zooals te ver
wachten was, is men niet bereid, hem,
wanneer hij met dergelijk gezelschap
komt, gastvrijheid te verleenen. Van
den //wedstrijd" zal dus wel niets ko
men, gelijk trouwens door iedereen ge
makkelijk was te voorzien.
(Jvp.)
De voorgenomen oprichtiug,
onder de leden der aannemersvereeniging
z/Amstels Bouwkring" te Amsterdam,
van eene afd. //Onderlinge verzekering
tegen Invaliditeit en Ongelukken" heeft
thans haar beslag gekregen. De inkomsten
zuüen bestaan uit eene contributie van
een gulden per lid, de gekweekte rente
van het reserve-kapitaal, de betaalde
premiën en schenkingen, subsidieu en
legaten. Het batig saldo wordt aan het
einde van ieder boekjaar verdeeld als
volgt: 10 pet, aan //Amstels Bouwkring",
25 pet. proportioneel naar het bedrag
onder verzekeraars, 60 pet. ten behoeve
van het reserve-kapitaal, totdat dit een
bedrag van f 100,000 zal hebben bereikt,
en 5 pet. proportioneel onder de houders
der aandeelen van het waarborgkapitaal.
Tot richtigo nakoming der verplich
tingen van de afdeeling zullen de leden
onderling storten een waarborgkapitaal
van ƒ50,000, verdeeld in aandeelen
groot ƒ500, die eene rente afwerpen
van 3 percent.
De tooneelspeelster me-
vrouw Sophie de Vries heeft Woensdag
in de ziekenverpleging te Amsterdam
eene zeer gevaarlijke operatie ondergaan,
welke door dr. Barnouw met succes is
verricht. De nacht is vrij rustig voor
bijgegaan. zoodat den volgenden dag haar
toestand vrij bevredigend was on geene
ernstige vrees voor haar bestaat.
Te Muiden is Donderdag
nacht een vlet, beladen met 150 baaltjes
meel, gezonken. De vlet was door schip
per S. te Amsterdam gehuurd, en de
vraag rijst nu wie de nog al aanmerke
lijke schade zal moeten dragen, de huur
der of de verhuurder van de vlet.
Uit Zaandijk wordtgemeld:
Onze gemeente zal hoogstwaarschijn
lijk weldra in het bezit komen van eene
rijke verzameling zaansche oudheden.
De heer J. J. Honing, alhier, bezit
daarvan een groote hoeveelheid bestaande
uit: boeken, geschriften, kaarten en his
torische en topographische atlassen van alle
zaansche gemeenten, schilderijen, porse
lein, penningen,antieke kleederen, eeni
ge meubelen en andere voorwerpen, die
betrekking hebben op de Zaanstreek en
die zoo in beeld als in schrift het ver
leden onzer streek doen kennen. De heer
Honing heeft deze week in de Raads
vergadering medegedeeld, dat hij bereid
naar het
duitsch. van KARL CHOP.
6)
Komt ge eindelijk? riep de rentenier, die door de booze
wereld Pferdemüller werd genaamd, en die nu in een gemakkelijke
grijze kamerjapon met zijn geliefde pijp in den mond behaaglijk
in een leuningstoel lag uitgestrekt, bij het binnentreden der jonge
meisjes, op half vrooïijken, half bestraffenden toon. Komt
nader, ge behoeft u niet te geneer8D. Deze heer is graaf Hohen-
forst, uw neef, Malchen. De andere is onze dochter Anna, Hein-
ricks zuster, mijnheer de graaf. Zoo, nu geloof ik, dat ik aan de
plichtplegingen niet te kort heb gedaan!
De graaf was na eene beleefde buiging de dames eenige schreden
genaderd.
Goeden avond, juffrouw Müller, goedeD avond, lieve nicht
zeide hij op hartelijken toon en stak terzelfder tijd Malchen de
band toe.
Deze echter scheen de hand van don graaf niet te bemerken,
maar maakte een eenigszins te diepe buiging en beantwoordde zijn
hartelijken groet met een stijf: Uwe dienaresse, graaf.
De graaf zag het meisje met bevreemding aan, want zoo had
hem zijn vriend Heinricli zijn beminde niet geschilderd.
Mevrouw Müller, een eenvoudige ma:tr verstandige vrouw, die
naast haar man zat, bemerkte de verwondering van den gast
terstond.
Ge zijt ook zoo geheel zonder vormen, zeide zij tot haren
man gewend, op vriendelijk verwijtenden toon.
De rentenier echter blies lackeud een reusachtige rookwolk in
de lucht.
Dwaas volk! Waartoe dienen die stijve vormen, wanneer
neef en nicht elkander ontmoeten? zeide hy daarop onder
worpen. Mijnheer de graaf hier, is een vriend van onzen
Eeinrich, is een knap paardenkenner, zooals er geen tweede
bestaat, en is ook overigens een verstandig man, die den dwazen
adeltrots niet lijden mag. Malchen echter, die door hare moeder,
vrouwe Ilildegard, geboren vrijvrouwe von Schlehenstrauch, be-
spottelijkerwijze Amelie wordt genoemd hihihi is ook ver
standig en goddank niet als haar moeder, die
Müller! zeide zyne vrouw op ernstig vei manenden toon,
terwijl zij hem zachtjes op den arm sloeg.
Ook goed, dan houd ik het woord in, ofschoon het zoo
waar is als het evangelie; zijt nu niet vervelend, kinderen, geeft
elkander de hand en spreekt verstandig
Ik geloof nauwelijks, dat het een grafelijk heer aangenaam is,
met een gansje van het land, dat geen fijnen smaak, namelijk
voor baronnen bezit, zeo na in aanraking te komen, merkte
Malchen scherp en afwijzend op, daarbij hare handen nog verder
terugtrekkend dan te voren.
Maar nichtje, waarmede ter wereld heb ik van u deze slechte
ontvangst verdiend? vroeg de graaf, zichtbaar pogend, zijne
teleurstelling ten minste niet te laten bemerken.
Het zal uwe hoogheid wel volkomen onverschillig zijn, hoe
zij door Pfcffermiillers dochter en den geheelen burgerlijken rom
mel ontvangen wordt.
Het gezicht van den graaf werd steeds ernstiger. Ge drukt
u kras uit, mejuffrouw, waarvoor ik geen reden kan bedenken,
zeide hij na eene korte pauze. Ik moet u daarom nu in allen
ernst om opheldering verzoeken.
Bekommer u daarover niet, mijn beste graaf, zeide de
welgedane oude heer op geruststellenden toon. Vrouwen zijn
vrouwen, of zij oud of jong zijn, naar oorzaken mag men bij hen
niet zoeken. Ga met mij mede, waarde heer. Ik zal u myn land
goed laten bezichtigen, natuurlijk, als ge daar plezier in hebt.
Het zal mij bizonder veel genoegen doen, zeide de graaf
verplicht. Maar eerst moet ik mij van een opdracht kwijten
waarmede mijn vriend Heinrich mij belastte. Hij heeft mij een
brief voor zekere jonge dame medegegeven
Een brief? viel Malchen hem snel in de rede en haar
totnogtoe goed verborgen hand kwam plotseling niet alleen te
voorschijn, maar scheen zelfs haastig het schrijven te willen aan
vatten, dat de graaf intusschen voor den dag had gehaald.