v i s s e h i a o.
gonisstraf ia geëischt, terwyl laatstge
noemde meermalen wegens diefstal is ver
oordeeld geweest.
Naar aanleiding van een
verzoek zal trein 'i
i. zomerdienst ook te Halfweg
deswege
bij den
stoppen.
Uit IJmuiden wordt gemeld:
Thans is hier een begin gemaakt met
de afgraving der duinen aan de zuid
zijde van het kanaal voor de ontworpen
visschershaven; de voorbereidende werk
zaamheden, zooals het leggen eener
spoorbaan en het maken van een steiger
van ongeveer 330 meter lengte, zijn
reeds afgeloopen; Vrijdag werd de deug
delijkheid van een en ander onderzocht.
Om de spoorbaan uitsluitend op rijks-
grond te leggen, heeft men deze dwars
door de bebouwde kom van IJmuiden
aangelegd, waarbij het drukke verkeer
met de zeesluizen en de visschersvaar-
tuigen slecht gebaat is. Om gevaar zoo
veel mogelijk te voorkomen, zijn er bij
de overwegen oppassers geplaatst, terwijl
de geheele baan door rasterwerk van den
publiekeu weg is afgescheiden.
Het is nader gebleken dat de schade
aan de sluis te IJmuiden, nu het laatst
aangericht door het stoomschip Galand
niet zoo belangrijk is als men eerst wel
vermoedde. Zij bepaalt zich tot de leu
ning van een deur en een hardsteenen
dekzerk, die veruield zyn. Er is geen
der sluisdeuren ontzet.
B IN N K L A S i).
Door den minister van Ju
titie is 62,000 aangevraagd tot uitvoe
ring van de wet betreffende de arbeid s-
enquête. De secretaris dor plaatseom-
missie zal eene jaarwedde van f 2000
genieten.
Bij de Tweede Kamer isdoor
de Rjgeering eene som aangevraagd van
50,000 voor een rechtsgebouw te Alk
maar, waarvoor de gezamenlijke kasten
f 95,000 zullen bedragen.
Uit Oosterhout wordt het
overlijden gemeld van den heer H. M.
Smit», sedert 2 Mei 1888 lid van de
Eerste Kamer voor de prov. Noord-
Brabant.
Aan de R p f ra nqais e wordt
omtrent de arbeidsconferentie te Ber
lijn o. a. geschreven, dat de heer
Struve, een der nedoriandsche afge
vaardigden, zich in de vergadering van
Zondag jl. bijzonder heeft onderscheiden
door zijn veelzijdige kennis van ver
schillende talen.
H e fc W iesbadener Bade-
Etablissement" deelt aan de Kolnische
Zeitung mede, dat het gebruik gemaakt
heelt tegenover dr. Mezger van het
recht, terstond het contract te ontbin
den. Van eene andere zijde was, gelijk
men weet, bericht, dat de opzegging van
het contract van dr. Mezger was uitge
gaan.
De commissie, die indertijd
zich de zaak van den oud-kapitein van
het Ind. leger Willink Ketjen heeft aan
getrokken, heeft op haar verzoek aan
den Raad van ministers, door zeven -
honderd Nederlanders ondersteund, om
hetzij door een onderzoek de onwaar
heid der door den heer W. E. Willink
Ketjen tegen nederlandsche en Nederl.-
Indisohe regeeringspersonen uitgesproken
beschuldigingen van roof, wetschennis,
vervalsching en meineed voor iedereen
helder in het licht te stellen, dan wel
het onrecht, den heer Willink Ketjen
aangedaan te herstellen, het volgende
antwoord ontvangen:
w O ver wegende dat uit een nauwgezet
onderzoek aan den Raad is geblekt
dat door den goeverneur-generaal van
Nederlandsch Icdië, bij het verleenen
van eervol ontslag met pensioen aan
den kapitein der infanterie van het Ne-
derlandsch-Indische leger, W. E. Wil
link Ketjen, de bestaande wettelijke voor
schriften zijn in acht genomen. Geeft
can de adressanten te kennen, dat er
geen termen aanwezig zijn om hun ver
zoek in te willigen".
De commissie doet thans een beroep
op het publiek, om een fonds bijeen te
brengen, teneinde zich het rechtskundig
advies te verschaffen van een of meer
juristen en een proces op touw te zetten.
Naaraanleidi ngvan hetgeen
dezer dagen voorviel met een recher
cheur der amsterdamsche politie, die in
direct de oorzaak zal worden tot eene
nieuwe veroordeeling van Christina
Goedvolk, de weduwe van Jut, deelt
men aan de N. R. C. mede, dat in
1881 door den hoofdcommissaris van
politie te 's-Gravenhage den dienarea
der politie eene gedragslijn werd voor
geschreven ten aanzien van ontslagen
gevangenen, naar aanleiding van her
haaldelijk bij hem ingekomen klachten
van de Vereeniging tot zedelijke verbe
tering van gevangenen, dat beambten
van politie werkgevers waren komen
waarschuwen tegen ontslagen gevange
nen, die zij in dienst hadden door be
middeling dezer Vereeniging, waarvan
het gevolg was geweest dat die perso
nen hunne diensten waren kwijtgeraakt.
Daar deze wijze van doen nu en dan
om gegronde redenen op den weg der
politie kan liggen, heelt de hoofdcom
missaris bepaald, dat de gegrondheid
dezer redenen uitsluitend ter beoordee
ling der chefs behoort te blijven, en
daarom is aan de beambten uitdrukke
lijk verbodeu op eigen gezag, en buiten
last van de commissarissen of van den
hoofdcommissariswaarschuwingen of
mededeelingen van dien aard aan werk
gevers te doen. Alles wat hun omtrent
ontslagen gevangenen ter kennis komt,
moeten zij rapporteeren en zich daartoe
bepalen. \Vel blijven ontslagen gevan
genen personen, die onder de bizoudere
aandacht der politie staan, maar zij mo
gen door haar niet noodeloos worden
belemmerd in hunne pogingen om op
eerlijke manier aan den kost te komen,
en zij mogen ook niet door de obser
vatie der politie in opspraak worden ge
bracht.
De pas verschenen statis
tiek der sterfte over de maand Januari
in de voornaamste steden van Nederland
toont aan, welken invloed de influenza
gehad heeft op den staat der volksge
zondheid. De verhouding der overlede
nen, berekend op 1000 inwoners per
jaar, is nl. geweest:
in Jan. 1890 in Dec. 1889
Dwerg-Canna Jule3 Crétien, met een
afbeelding. Angrmuum Leonis. -
Lycaste Skinneri alba. Thyrsacanthus
rutilans. Lilium candidum. Uit de
bergstreken van Indië, vervolg van blz.
24. Uit de Gardeners' Chronicle van
Maart jongstl. Het testament van
een bloemist. Ingezonden, Alge-
meene Vereeniging voor Bloembollen
cultuur te Haarlem. Verschillende
mededeelingen. Antwoorden op het
Vraagbora. Vraagbord. Ontvan
gen Prijs-Couranten. Correspondentie.
omdat zij, die in den strijd voor het ge
loof vielen, in een paradijs vol zinnelijke
genoegens zouden worden opgenomen.
In de 13e eeuw werd de Islam het
eerst op Sumatra gepredikt en twee
eeuwen later was het Hindoerijk op Java
voor de macht der Mohammedanen be
zweken. Het is echter niet aan een
grooten veroveringsoorlog te danken, maar
aan den invloed van enkelen of van
kleine koloniën, dat het Hindoerijk op
Java vervangen werd door een aggregaat
mohammedaausche staten. De vol-
Reclitzaken.
Zaak- Victoria-Hotel.
In de Zaternamiddag voortgezette zit
ting der amsterdamsche rechtbank werd
het woord verleend tot het nemen van
requisiioir tegen den architect Hen
ken hoff.
De subst,-ofï. v. just. rar. Baud,meonde
dat de feiten, den bekl. ten laste ge
legd, waren bewezen. De vraag was
thans nog of de schuld (wegens ver
zuim) bij den ercliitect bestond? Ook
die vraag beantwoorde spr., daarbij ver
schillende getuigenissen tot zijn voordeel
inroepende, bevestigend.
Als lichtpunten wees de he.r Band
op het feit, dat 11., na het ongeluk, al
les had gedaan nm het lijden der slacht-
oflers te verzachten en hen later weder
in dienst had genomen. Op allo deze
gronden conoludeerde hij tot ople
van twee dagen heehtenis.
De heer mr. D. Simons, wien de
bekl. zijne verdediging had opgedragen,
zette uitvoerig de feiten, zooals zij z. i.
waren, ecarteerde daarbij de verklaring
van den „deskundige" Cerlijn, wiens
felheid ten deze zeer verklaarbaar was,
wee3 er op dat de deskundigen ten deze
allerminst eenstemmig waren, en betoogde
ten slotte dat, zoo de gestelde teiten al
bewezen waren wat te ontkennen
viel toch niet de „architect-bouw
meester", maar wel de hoofdopzichter
naar rechte aansprakelijk was. Conclusie:
vrijspraak van den beklaagde.
Na re- en dupliek werd de uitspraak
op 3 April a. s. vastgesteld.
te Haarlem 26,2
,i 's-Hage 32,1
Utrecht 34,2
Leiden 35,8
'sHertogenbosch36.4
20.8
20.
27.1
23,6
32,6
21.5
25.2
21,8
25.6
26,6
26,5
34,5
Groningen - 37,5
Arnhem 39,5
Dordrecht 40,3
Rotterdam 40,6
Maastricht 40,9
Amsterdam 46,7
Leeuwarden 49,2
De .Amateu r-Pli o tograf
Vereeniging, te Amsterdam, is erkend
volgens de wet van 22 April 1855
(Stbl. no. 32).
De nachtboot Zuiderzee
ontdekte Vrijdag nacht, op hare reis
van Amsterdam, bij Hariingen een vaar
tuig met zware averij, o. a. lag het
geheele tuig over boord. Die averij was
veroorzaakt door eene aanvaring.
De schipper van het vaartuig, D.
Visser, weet echter niet met juistheid
op te geven, door welke boot hij is
gevaren, daar deze voortstoomde zonder
hulp te bieden. Het vaartuig, met hout
beladen, bestemd voor Almeloo, is door
do Zuiderzee op sleeptouw genomen en
naar Kampen gebracht.
Zaterdagochtend zijn 50
werklieden van Amsterdam naar Trans
vaal vertrokken voor de spoorwegwerken
aan de Delagoabaai (aannemers de liee-
ren van Hattem Co.) De tijd der
.werkzaamheden is bepaald voor 3 a 4
jaar. Vroeger zijn er reeds meer werk
lieden derwaarts vertrokken.
Bij afwezigheid van de moe
der bekwam een eenjarig kind te Apel
doorn Zaterdagmorgen zulke hevige
brandwonden, dat op levensbehoud niet
valt te hopen.
Nienwediep, 22 Maart. Heden
kwam van de grooto visscherij binnen
de sloep Johannes Cornells, sch. Noordzij,
met 19 levende-, 22 doode lengen, 22
groote en 9 kl. heilbotten, terwijl door
30 korders en beugers 15 kabelj., 56
roggen, 60 tongen en 3 tot 14 mandjes
kl. schol en door trekkers 260 tal haring
werden aangevoerd; lev. leng ƒ1.85,
doode id. 1, rog 70 a 80 cent, tong
ƒ1.10 per stuk, kl. schol ƒ2.20 a 2.50
per mandje en haring 1.20 a f 1.40
per tal.
Populaire schetsen op het gebied
Yan Land- en Volkenkunde
DE
Letteren, on Kunst.
Inhoud Sempervirens No. 12: Kruid
kunde voor kweekers. Grootbloemige I peljjk het leven des menschen heeft bepaald,
DOOR
A. van der Voort Azn.
I.
BEVOLKING VAN JAVA.
{Slot.)
Mohammed's hoofdleerstelliogEr
geen God dan Allah en Mohammed is zijn
profeetwerd verbonden met het geloof'
aan opstanding der dooden er( een leven na
dit leven met belooninq van de goeden en
straf voor de boo zen.
Hij gebood:
a. reinigingen en wasschingen;
h. vijf gebeden dagelijks met het
aangezicht naar Mekka
o. vasten in de maand Ramadhan
d. bedevaarten naar Mekkaen
e. geen gebruik te maken van wijn
of van varkensvlsesch;
doch hij stond veelwijverij toe.
Een der voornaamste voorschriften van
den Koran de heilige schrift der Mo
hammedanen MosleminMuzulmannen
d. i. berustenden was zijn gebod, met
het zwaard in de hand zijne leer uit te
breiden. Om daarbij aan zijne volgelin
gen doodsverachting in te boezemen,
leerde hij hun, dat het Noodlotonherroe-
gers van den profeet verkondigden met
den grootsten ijver hun godsdienst; toch
konden zij niet verhinderen, dat de Ja
vanen in weerwil, dat zy er den uiter-
Ujken vorm van aannamen, aan hunne
oude voorstellingen getrouw bleven
hunne oude goden bleven eerbiedigen en
do goeds en booze geesten van wouden,
stroomen en bergen, die door dón gods
dienst der Hindoes nooit geheel waren
verdrongenin eero hielden. Hoe dikwerf
b. v. ziet men den geloovigen moham-
medaansehen Javaan neergeknield
voor een altaar ter eere van één der
geesten opgericht, die lucht of sarde
bewonen. Aan dezen legt hij zijn ang
sten en nooden bloot, vraagt hem
hulp en steun, terwijl hij eindigt met d#
geloofsbelijdenis van den Islam-. Er is
geen God dan Allah en Mohammed is
zijn profeet. Men ziet er uit, dat hij, in
weerwil van 't Boeddhisme en den moham-
medaanschen godsdienst, toch nog vele
zijner oude godsdienstige denkbeelden
behouden heeft. Wel zijn eenige hindoe-
sche en mohammedaan6che elementen in
zijn Godsdienst opgenomen, doch
het wezen der zaak heeft hij zich niet
boven den ouden natuurdienst kunnen ver
hef en.
Hot is niet mogelijk een juiste voor
stelling te geven van den godsdienst dei-
Javanen, omdat dezon zich zelf geen
rekenschap weten te geven van hun ge
loof. Het is een onbegrijpelijke verwar
ring van geesten, waarvan eenige hem
beschermen, andere hem benadeelen, een
mengelmoes van geesten in de luebt,
geesten in het water of van geesten die
planten huizen.
Onder deze geesten, diö den algemeo-
nen naam van hjangs of jangs
dragen, is de beschermgeest van de dessa
(dorp) een der voornaamste en draagt
den naam van Danhjang desa. De Danh-
jaDg wordt geacht reeds op de plaats
der dessa aanwezig to zijn alvorens men
tot de ontginüing van den bodem over
gaat. Want, zeggen zij, de ontginning
van den grond en de stichting van de
dessa zou niet gelukken zonder een be
schermenden geest. Mislukt soms de
stichting, dan was er geen Dauhjanj
aanwezig. Om zich van de verwarring
in de denkbeelden van den Javaan een
denkbeeld te vormen moet men weten
dat hij onder de geesten, die hij vereert,
ook opneemt den geest van den stichter
der dessade Tjakalbakal desa en dat hy
dezen, dien hij onder de geesten der af
gestorvenen voor een der voornaamste
houdt, maar al te dikwijls met den
Danhjang desa vereenzelvigt. Ook dathy
den Danhjang desa en diens bescher
menden arm vaak voor twee verschillen
de personen houdt. Men ziet hoe hier het
geloof aan zielsverhuizing, oen overblijf
sel van den godsdienst der Hindoesmet
hun ouden natuurdienst samensmelt.
De Danhjang wordt op verschillende
tijden aangebeden en men wendt zich
gewoonlijk tot hem wanneer men een
gunst te vragen of een ramp af te bid
den heeft. Veel omhaal en plechtighedan
hebben er by die vereering niet plaats.
Een steen onder een hoogen, schaduw
rijken boom en een handvol wierook
daarop ontstoken, zijn voldoende offers
voor dezen machtigen geest.
Ook de steden hebben dergelyke be
schermgeesten, die in de schatting van
den Javaan hooger staan en den naam
voeren van Ratoe demit of dedemit.
Behalve deze zijn er nog een groot
aantal andere geesten, die men te vriend
moet houden of wier nadeeligen invloed
genoemde ziekte van dit gewas.
Saw an en Sarap zijn de bewerkers van
stuipen bij de kinderen. Om die kin
deren te herstellen trekken de moeders
hen aan 't hoofd, knijpen hen in armen
en beeuen en blazen met alle macht op
de groote fontanel, den mond er vlak
ophoudende (Dr. J. A. van Dissel, Tijd
schrift van Ned.-Indie 1870.)
Déngen is een geest, die bij volwassenen
een soort van jicht of rheumatisme ver
oorzaakt.
Dampor is een gee3t die door de Ratoe-
Kidoelde koningin der Zuiderzee, ge
zonden, met een vervaarlijk, geluid aan
komt en de springvloeden opwekt; wie
met hem in aanraking komt dien zwelt
het lichaam op.
Volgens den hoogleeraar Veth (Java
I pag. 508), verklaren de Javanen het
ontstaan van zons- en maansverduisterin
gen als volgt:
Toen de goden na do voltooiing des
hemels vergaderden om het water des
levens te drinken, daalde een boeta of
reus, Remboe Toéleng geheeten, ijlings uit
de lucht neder om mede van dat water
te drinken. Onbeschaamd zette hij het
vat aan den mond en goot het zich in
de keel. Batara Tjandradie dit bemerkte,
stiet Batara Wischnoe aan, zeggende
„Broeder Wischnoedaar is een boeta, die
mede van het water des levens drinkt;
als hij onsterfelijk wordt, wie zal dan
tegen hem bestand zijn?" Wischnoe
mikte daarop met zijn vernielenden pijl
Tjakra op den boeta en trof hem juist
aan den hals, zoodat het hoofd van het
lichaam werd gescheiden. Hij had het
water reeds in den mond, maar het was
niet verder gekomen, zoodat de gpijl
hem nog ter rechter tijd raakte. De
boeta stierf, maar zijn hoofd verhief zich
in de lucht en veranderde in een Titan
Ratoe of Karawoe geheeten,die steeds tracht
zon en maan te verleiden en daarom
ook voor de oorzaak van zons- en maans
verduisteringen gehouden wordt. Daarom
wordt bij een eclips op rijstblokken en
andero werkfcuigeu zoo hard mogelijk
om daardoor den boeta te ver
drijven en zon en maan van zijn aan
valler te bevrijden.
Dit is weer als in Hindostan en op
Bali nog heden in Java in gebruik en
men verkeert ia den grootsten angst totdat
de verduistering voorbij is.
Het is zeker onnoodig op den naam
Wisclmöe te wijzen, ten einde den indi-
schen oorsprong van deze verklaring a-* p
te geven. Zoo zouden we nog vele voo
beelden kun oen aanhalen, om te doe
zien hoe trouw de Javanen aan hun
natuurdienst zijn gebleven en hoezeer zij
dien met denkbeelden uit den Hindoe-tijd
hebben vermengd. Geen voorbeeld spreekt
misschien zoo duidelijk als dat van de
machtige vorstin der Zuiderzee waarvan
een afgezant is.
Zij wordt vaak voorgesteld als oor
spronkelijk hehoarendo tot de heroën
van het voorgeslacht, en zij zou de dochter
zijn vaa een machtig vorst. Door een
vreeselijke lichaamskwaal aangetast,
stortte zij zich in den Zuider-Oceaan
en verdronk, zij stierf echter niet,
maar kreeg de macht heerschappij te
voeren over de booze geesten van het
strand. Te midden der grootsche natuur,
waar de woeste baren tot glinsterend
schuim tegen de rotsen uiteenspatten,
waagt de Javaan het zelfs niet, luid te
spreken, uit vrees de onderdanen der
machtige vorstin in hunne rust te storen.
Ten spijt van het heilige en ontzag
wekkende van het oord wordt ook hier
de begeerlijkheid des menschen opge
wekt aan de wanden der rotskloven
hangen de eetbare vogelnestjes, die ner
gens zoo zuiver en menigvuldig zijn als
hier. Maar groote gevaren zijn aan de
inzameling verbonden. Daarom zal de
Javaan de gunst trachten te verwerven
van de vorstin, die alleen de woede van
den oceaan vermag te temmen. Zij heb
ben daarom te Rongkob, nabij de oost
grens van Djokjokarta, voor haar een
fraai bamboezen huis gebouwd, waarin
ze, als het haar lust uit het water op
men moet trachten te bestrijden. Een j te stijgen, haar verblijf kan houden,
dezer laatsten is Mêntekdie in de ge- J Een priester wiens taak het is het huis
bed, met meubelen en kleederen
de koningin in goeden staat te
daante van een kind de rijstvelden be- j met
schadigt en oorzaak is van een evenzoo
„Ja, ik zou de gedachte niet hebben kunnen verdragen, dat gij
daar in den beginne gebrek moest lijden en toch ook hard zoudt
moeton werken. En wat ben ik blij, dat sir Henry Worthington
zoo edelmoedig is geweest. Wanneer hebt gij hem gesproken?"
„Verleden week, op denzelfden dag, dat ik u heb geschreven.
Hij was hartelijker dan ik u kan zeggen en lady Worthington
ookhet doet mij genoegen, dat gij hen ook kent en van hen
houdt; dat zal voor mij eene gerustellende gedachte zyn."
Espérance verbleekte bij deze zinspeling op hunne scheiding
en begon dadelijk over een ander onderwerp te spreken."
„Kijk eens, daar aan den linkerkant van de straat hebt gij „den
Arend", ofschoon ik mij niet begrijpen kan, dat gij van al de
hotels juist dit hebt uitgekozen, dat het pruisische wapenschild
tot uithangbord heeft."
Gaspard lachte. „Volgens Claude Magnay is dit het eenige
goede."
„Luidt de klok voor de godsdienstoefening?"
„Ja, zullen wij er heeDgaan? Gij zult dan uwe familieleden
kunnen zienlater kunt gij hen wel spreken."
Gaspard keurde dit goed en|Espérance§geleidde hem naar de
kathedraal, maar zij was zeer teleurgesteld toen zij bemerkte, dat
Cornelia daar alleen de eer van de familie ophield. George Pal-
grave en Bertha waren eene wandeling gaan maken naar het
klooster en mevrouw Mortlake was nog niet teruggekeerd van
het rijtoertje.
Toen de dienst voorbij was, snelde Cornelia haastig op haar
neef en nicht toe, ondanks haar afkeer om Gaspard te ontmoeten
en zij begroette hem zoo hartelijk mogelijk, ofschoon zij hembijra
niet aan durfde zien, zoodat hij haar voor zeer koel hield.
„Gij zult uw broeder toch wel naar huis vergezellen, nietwaar?"
zeide zij, zich tot Espérance wendende.
Men was er daar echter volstrekt niet verlangend Eaar hem te
zien en het was haar onmogelijk, om hem haar leedwezen te be
tuigen, dat men hem op de pastorie niet kon ontvangen.
Gaspard scheen zich het eerste oogenblik te willen verontschul
digen, want deze koele gastvrijheid griefde hem zeer. De uiinoo-
diging van Cornelia scheen echter op Espérance een goeden in
druk te maken en zij scheen beter de bedoeling van deze te be
grijpen, zoodat zij met hun drieën naar huis wandelden. Cernelia
ontdooide langzamerhand, vergat hare schaamte en verlegenheid,
zoodat zy weer een meer hartelijken toon tegen Gaspard aannam.
Espérance was verrukt, dat zij weer zoo geheel veranderd was.
In de groote zitkamer namen zij plaats en zij sloeg Gaspard on
afgebroken gade; hij scheen volstrekt niet te passen in een van
die zachte armstoelen, waarin hij gezeten was. Met een van geluk
stralend gelaat luisterde zij naar het gesprek, terwijl zij zich
slechts gelukkig gevoelde, omdat zij hem zoo dicht naast zich had
Spoedig daarna traden de dames Lowdell binnen en weldra werd
er thee gebracht. Cornelia bleef nog steeds in een levendig gesprek
met Gaspard gewikkeld en Espérance moest miss Grace Lowdelj
een uitvoerig verhaal geven van het gevecht, waarin hij gekwetst
was geworden. Zij vond dit verrukkelijk zij had nooit gedacht,
dat zy op die wijze nog van haar held zou kunnen vertellen.
Eindelijk keerde mevrouw Mortlake terug en daar zij er zich
volstrekt niet op had voorbereid, stond zy zeer verbaasd toen zij
bij het binnentreden den mageren vreemdeling met zijn olijfkleu
rige gelaatskleur en lange snor ontdekte; hij scheen zich geheel
op zijn gemak te gevoelen; hij reikte nu en dan met zekere zor-
gelooze handigheid kopjes thee aandit gezicht ergerde haar.
Espéranae bemerkte hare verbazing, waarover zij zich in stilte
vroolijk maakte, vooral toen Christabel oogenblikkelijk daarna de
beleefdheid zelve werd en hem met haar bekoorlijksten "glimlach
begroette.
Wordt vervolgd.)