NIEUWS- EN AD VERTENTIEBLAD.
BERICHT.
Ie Jaargang.
Woensdag 26 Maart 1890.
No. 2064.
ABONKEMEHTSPRUS:
ADVERTEÏTIS*:
A. J. F. H. W. FRAHK,
STADSNIEUWS.
maatschappij van Nijverheid.
ËÜILLE T O N.
IN DEN VREEMDE.
IIAARLEWS DAGBLAD
Voor Haarlem per 3 maandenƒ1.20.
Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden. -1.65.
Afzonderlijke nummers- 0.05.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bnrean: Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem. Telefoonnummer 122.
van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 centij
Groote letter» naar plaatsruimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door
onze agenten en door alia boekhandelaren, postkantoren en conrantkro.
Direotenren-Uitgevers J. C. PEEREBOOM ©n J. B. AVIS.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Qenéralt it JPublicitt Mrangère G. L. DAVBB §r Co., JOHN F. JONE8Succ., Farijt dibit Faubourg Montmartre.
Advertentiën en abonnemen
ten voor B3 A A R E E Ni S A G-
BL.llt worden dagelijks aange
nomen door den VerJegenwoor-
diger van dit Mad
Schotersingel 39.
Haarlem, 25 Maart 1890-
Met ingang van 1 April a.s. is de heer
J. J. Bakker definitief benoemd tot adjunct-
inspecteur van politie alhier.
Door het Haarlemseh kwartet „Loreley"
werd Vrijdagavond in de sociëteit te
Krommenie een concert gegeven met
medewerking van den heer Louis de
Haes, declamator van 's Hage. Het pro
gramma van den zang was samenge
steld uit:
SchafersSonntagslied C. Kreutzer.
Meiplanting.W.H.C.Schmölling.
Mijne Moedertaal Brandts Buys,
(tenorsolo).
Die KapelleC. Kreutzer.
KlarenbeekWilli. Smits.
WandelliedStille.
SerenadeWitt.
Schlafe WohlNolopp.
Jagers AbschiedMendelssohn.
Ons Vaderland (tenorsolo) Rich. Hol.
Haarlemseh Liedeke Rich. Hol.
Met de grootste aandacht en bijvals
betuigingen, zoo zegt He Zaanstreek wer
den de verschillende nummers aangehoord
en genoten. Niet het minst was dit het
geval met die der solisten, welke op
dringend verlangen werden herhaald.
Recht jammer, dat zoo weinigen de
gelegenheid hadden aangegrepen om van
dit werkelijk schoone te profiteeren.
Jammer ook voor den heer de Haes,
wiens programma: In een damescomité,
Hypnotisme, Een koppig man, Een luneh
en Eene uitvinding, misschien onder de
nu afwezigen een aantal vereerders
zouden hebben kunnen scheppen.
De kegelclub „De Phoenix" alhier
zal in Mei een internationalen wedstrijd
houden, waartoe alle bekende kegelver-
eenigingea zullen uitgenoodigd worden.
De heer C. L. E. von Kauffrnann Jr.
heeft op woorden van den heer K. Berg,
lid der Vereeniging van Handels- en
Kantoorbedienden Vooruit,een „Vooruit"-
marsch gecomponeerd, welke door „De
Algemeeno Muziekhandel" in den handel
is gebracht. Het is een eenvoudige, op
gewekte melodie.
Hier ter stede is deze compositie a
ƒ0.40 verkrijgbaar gesteld bij den heer
Klees, muziekhandel Gierstraat.
De firma Perry, wier magazijn in de
Barteljoris3traat gevestigd is, heeft we
derom een nieuw puzzle-spel in den ban-
del gebracht, ouder den naam van „Ex
press-puzzle." Het is een glazen buisje
in den vorm van een zandlooper, waarin
zich een groot aantal kleine witte en
roode kogeltjes bevindt. Het is er nu
maar om te doen de witte in de eene, en
de roode in de andere afdeeling te krygen.
Liefhebbers zullen in doze nieuwe va
riatie van „puzzles", wel behagen schep
pen. Het kost tien cents.
Maandagavond hield de afd. Haarlem
der Maats, ter be?ordering van Nijver
heid eene leden-vergadering in de boven
zaal van het Nutsgebouw alhier. De heer
J. W. H. Cordes, van Apeldoorn, eere
lid der Maatschappij, zou eene voordracht
houden over „Het belang der bosschen
in verband met ontginning van heiden
en duinen in Nederland."
Twee en twintig personen waren aan
wezig.
De voorz. mr. Joh. Enschedé, deelde
mede dat er was ingekomen eene missive
van directeuren der Maatschappij, hou
dende bericht dat de afd. Utrecht
wenschte dat de Maatschappij zich zoude
wenden tot de Tweede Kamer om te ver
zoeken de wet op de invoerrechten niet
aan te nemen.
Op voorstel van den voorz. wordt
besloten deze zaak commissoriaal te
maken en het rapport dier commissie te
hooren in eene vergadering welke vóór
10 April e.k. dient te worden belegd.
De benoeming van die commissie, uit 3
leden bestaande, wordt overgelaten aan
het Bestuur. Bereids heeft zich de heer
Beynes bereid verklaard, van die Com
missie deel uit te maken.
Thans erlangt de heer Cordes het
woord. Na eene korte inleiding vestigt
spreker de aandacht op den grooten in
vloed dien planten hebben op het kli-
maat eener landstreek. In boschrijke i
streken is de temperatuur lager en ge-
lijkmatiger dan in kale vlakten. Door|
de verdamping van het regenwater is j
de temperatuur boven de boomen koeler,
hetgeen wederom veroorzaakt dat zich
boven bosschen veel regenwolken ont- j
lasten.Sommigen geven dit echter niet toe.
Valt er regen op een bosch, dan
blijft een gedeelte van het water op de i
kronen der boomen liggen en verdampt,
het overige bereikt, langs de stammen
afdruipende, den bodem. Een deel van
het aldus door den grond opgeslorpte
water dient voor den plantengroei, het
meerendeel echter filtreert door den
grond en zakt tot op een ondoordring
bare aardlaag en vormt zich tot bronnen
die rivieren voeden.
Bosschen houden den grond bijeen,
verhinderen of bemoeilijken althans aard
stortingen en verstuivingen, en door dat
zij sterke winden tegenhouden verande
ren zy soms het klimaat eeDer land
streek. Ook houden zij vaak schadelijke
dampon tegen.
In geheel Midden-Europa zijn lang
zamerhand de bosschen grootendeels ver
dwenen, deels door verschillende oorza
ken, meest echter door menschenhanden.
Eerst toen de nadeelige gevolgen daar
van zich deden gevoelen, namen de fran-
sche en duitsche regeeringen maatrege
len om bosch aan te planten. De deen-
sche regeering volgde dat voorbeeld,
vooral in Jutland.
In Duitsohland (waar o. a. de Lunen-
burgsche heide en Woeste gronden in
Hanover met bosch worden beplant)
verleent de Staat aan de particuliere
ontginners later terug te betalen subsi-
diën en geeft hun tot kostenden prijs
plaatmateriaal uit de Staatskweeke-
rijen. In Frankrijk heeft men een milli-
oon hectaren duinen beplant met prach
tige dennenbosschen.
De zwitsorsehe regeering besteedde
aan het bebosschen van woeste gronden
niet minder dan 200 millioen francs,
terwijl men ook in Vlaanderen tot het
ontginnen van woeste heidevlakten is
overgegaan.
Nederland staat in deze zaak ver ach
ter bij het buitenland, hoewel ten onzent
de gelegenheid nog beter is dan in den
vreemde. In 1886 was er in ons land
nog 711.000 hectaren woeste grond, dat
is circa deel van den bodem. Meer dan
de helft van Drente's oppervlakte is
woeste grond, hoeveel ook daar in de
laatste jaren aan boschcultuur wordt ge
daan. Nog geen zeven percent van Ne
derlands oppervlakte is bosch en daar
van bevindt zich nog het meeste in
Geldorland.
Van onze vroeger zoo talrijke en uit
gestrekte bosschen is derhalve z®o goed
als niets meer overgebleven. Het meeste
is d®or de bewoners zelve vernietigd,
en kale heidevelden en zandgronden
vervangen thans de vroegere bosschen.
Tot geregelden kunstmatigen aanleg
van bosschen is het nog niet gekomen,
hoezeer men ook moet waardeeren wat
de Maatschappij van Weldadigheid en
het bestuur van het Oranjekanaal in
deze hebben gedaan.
Toch is het voor Nederland lang geen
onverschillige zaak,of hare woeste gronden
weer door bosch zullen worden ingeno
men. Nog andere dan aesthetische be
langen zijn daarmee gemoeid, b. v. het
bezit van bronnen. Zonder de Soerensche
bosschen b. v. zouden de papiermolens
op de Veluwe haar drijfkracht missen
en de vijvers op het Loo verdrogen.
Aanplanting van hout bovendien, is
het beste middel om diluviale streken te
prepareeren voor cultuur. Wel is een
groot gedeelte van onze woeste gronden
voor boschcultuur ongeschikt, maar er
schiet veel over wat er wel goed voor
is, terwijl nu op vele plaatsen in Noord-
Brabant en Drente, door het plaggen-
steken de humuslaag weggenomen en
zoodoende de grond bedorven wordt.
Tot nu toe treedt onze Staat niet als
boschaanlegger op en de vraag is her
haaldelijk gedaan, wat beter is: dat de
Staat de zaak aanvat dan wel of parti
culieren dat doen. De Staat heeft geen
grondbelasting te betalen, beschikt over
grooter kapitalen en de door haar aan
gelegde bosschen loopen minder gevaar
om ontijdig gekapt te werden. Daarte
genover staat, dat particulieren door
eigen belang gedreven, meer ijver aan
den dag leggen.
Het is jammer, dat de Staat geen
heidegrond meer bezit. Duingrond heeft
hij echter nog wel en het ware te wen-
schen dat de Regeering op die gronden
boschcultuur toepaste en overigens par
ticulieren die hunne gronden wilden be
bosschen, daarin steunde. De provinci
ale besturen doen er niets aan, van ge
meentebesturen kan moeilijk boschcultuur
worden verwacht.
Vooral de zoogenaamde „markgronden"
liggen woest en verarmen allengs meer,
(zooals b. v. bij Barneveld en Putten).
Wel heeft de wet van '82 veel tot ver
deeling dier markgronden bijgedragen,maar
die verdeeling werkt bebossching niet in
de hand, daar groote kapitalen voor
boschcultuur noodig zijn.
De H ederlandsche Heide-Maatschappij
stelt zich ten doel, particulieren steun
te verschaffen in het aanleggen van bos
schen, voor eigen rekening onderneemt
zij dat niet.
Deze Maatschappij ondervindt nog
niet den zoo gewenschten algemeenen
steun en belangstelling. Van onzen
Koning ontving zij eene bijdrage van
ƒ25,000, terwijl de Regeering haar
jaarlijks 2500 toelegt. In 81 gevallen
verstrekte de Maatschappij sedert hare
oprichting raad, hulp en steun. Maar
meer succes zou ik verwachten, indien
de Maatschappij de talenten der kun
dige mannen in haar midden associ
eerde met de groote kapitalen van ande
ren en zelf de bebossching ter hand
nam. De markgronden zijn wel voor
billijken prijs te koop on zeer zeker zal
de Regeering aan een krachtig initia
tief haren steun niet onthouden.
Op den duur levert boschbeplanting
meer op dan heidegrond. Dennenbosschen,
zoowel als eiken hakhout geven een
goede rente, drie a vier percent, vooral
nu in de laatste jaren de waarde van
het hout is gestegen. Daardoor is het
een zekerder geldbelegging dan wei- of
bouwland. De grove den groeit op onze
woeste gronden voortreffelijk en maakt
den grond geschikt voor lateren landbouw.
Bebossching van woeste gronden zou
veel arbeid geven en den bedenkelijken
toevloed van plattelandsbewoners naar
de groote steden, stremmen.
Wat onzen duingrond betreft, deze is
meestal in handen van particulieren, die
meer aan de jacht hechten dan aan het
bebosschen van den grond, te meer om
dat de pacht van jachtvelden vaak hoog
en de aardappelteelt in de valleien nog
al van beteekenis is.
Toch werpen bosschen grooter rente af.
De haagsche afdeeling der heidemaat
schappij heeft een duinstreek bij Noord-
wijk met houtgewas beplant. Maar alleen
de massaas kunnen het hoofd bieden
aan de invloeden die bestreden moeten
worden, kleine proeven leiden tot niets."
In de fransche departementen Landes
en Gironde o. a. zijn prachtige dennen
bosschen aangelegd door den Staat. Het
ware te wenschen, dat ook onze Regee-
ling zich de zaak der bebossching aan
trok, de ervaring met de schevening-
sche bo3chjes doet het beste verwachten.
Yooral aan onze nakomelingschap zou
dit grootsche werk ten zegen strekken.
Hopen we, dat de kaart van Nederland
spoedig een donkerder tint zal hebben
verkregen, als bewijs, dat de uitgestrekte
kale vlakten door schoone bosschen zijn
vervangen.
De voorz. geeft nu gelegenheid tot
debat. De heer H. de Clercg Gz. zou
met enorme kapitalen ook kanalen wil
len zien aangelegd ea meent, dat meer
voortdurend werk te geven is door bouw
en tuingrond.
De heer Fr. LieftincJc merkt op, dat
de groote eigenaren van woesten grond
meest kleine bezitters zijn. Moet de Staat
hun grond nu naasten, dien nationali-
seeren Dat zal een grooten omkeer ge
ven in de staats-prinoipes. Helpt de
heidemaatschappij, aan zal deze den grond
ook wel willen houden.
En moet dan de Staat ook de duinen
nationaliseeren Want de duinbezitters
zijn gewoonlijk menschen, die geen geld
noodig hebben. Het komt mij voor, dat
het doel goed is, alleen over de middelen
wilde ik wel iets meer van den spreker
vernemen. Mijns inziens kan de Staat
evengoed 2.50 als 2500 eraan geven,
afdoende hulp zou alleen kunnen worden
gegeven met ƒ25000 of 2j ton. Maar
dan wordt de Staat speculant in heide
grond.
De heer Cordes antwoordt, dat hij
wenschen zou dat geschikte gronden door
Naar het engelsch
VAN
EDNA LYALL.
56)
HOOFDSTUK XXIII.
„Mijnheer de Mabillon! Het doet mij veel genoegen u hier te
zien. Ik meende al dat het noodlot eene ontmoeting tusschen ons
beiden verbood. Het speet mij zeer, dat ik u een maand geleden
in Londen niet heb ontmoet, maar mijn dochtertje nam toen al
mijn tijd in beslag. Gij zyt toch wel, hoop ik?"
Ondanks de fluweelzachte stem en den zoeten glimlach, liet Gas-
pard zich volstrekt niet misleidenhij herinnerde zich de beschrij
ving van Claude Magnay over de „voor zich innemende dames,
die volstrekt geen vertrouwen inboezemen," en instinktmatig boe
zemde haar vriendelijkheid hem afkeer in. Deze afkeer werd ge
rechtvaardigd, toen hij gedurende een oogenblik van stilzwijgen
in het gesprek met Cornelia, mevrouw Mortlake zijne zuster iets
hoorde toefluisteren, wat niet door andere ooren mocht gehoord
worden
„Uw gewone onopmerkzaamheid! gij hebt toch wel kunnen zien,
dat wij nog een kopje noodig hebben. Schel dadelijk
En van de groote moeielijkheden waarmede Espéranee altijd
had te kampen, was, dat hare werkzaamheden in de huishouding
zoo onbepaald waren, dat zij nooit wist, wat van haar werd verwacht,
en voortdurend werd zij met verwijten overladen, hetzij wegens
hare onachtzaamheid of wegens bemoeizieke voortvarendheid.
Het was voor Gaspard zoo iets geheel nieuws haar een verwijt
te hooren toevoegen, dat hij verwonderd ophoorde en diep gegriefd
was. De woorden van mevrouw Mortlake waren wel niet zoo
streng, maar haar blik en toon hinderden hem en haastig op Es
péranee toesnellende verhinderde hij haar om naar de bel te gaan.
„Maak het u niet lastig, lieveling, ga maar weer zitten. Vergun
mij, mevrouw Mortlake, hiermee gaf hij deze dus duidelijk te
kennen, dat hii alles had gehoord.
Mevrouw Mortlake was verbitterd. Zij had zich voor Gaspard
geheel anders willen voordoen en zij wenschte zeer, dat hy een
goeden dunk van haar zou krijgen en nu was haar bitse uitval
hem ter oore gekomen en had hij haar voor Espéranee vernederd.
Zij haatte hem, maar toch deed zij haar best, om weer in zijne
achting te ryzen.
„Gij, mannen, verwent ons toch altijd," zeide zij met een be-
minnelijken glimlach. „Het is hier echter zulk eene huishouding
bijna geheel van vrouwen, dat wij er aan gewend zijn onszelf te
helpen."
„O, werkelijk?" zeide Gaspard ernstig.
j Er lag een zweem van spotternij in zijne stem, zoodat zij bijna
bang voor hem werdmeenende dat eene kleine vleierij hier niet
misplaatst zou zijn, zeide zij„En Espéranee is ons van veel hulp
wij zouden haar slecht kunnen missen. Ik kan u niet zeggen, hoe
ik in het bizonder haar zou missen."
„Dat is ongetwijfeld zeer goed van u," zeide Gaspard weer op
dien ernstigen toon, die mevrouw Mortlake zoo hinderde. Van alle
dingen verfoeide zy ironie het meest en bovendien lag er in die
heldere bruine oogen, die haar aanstaarden, een zekere glans, die
haar haar kalmte deed verliezen. Zij gaf echter hare pogingen
niet op, om zijn vertrouwen weer te winneD.
„Het spijt mij zoo, dat wij u hiér niet kunnen logeeren het
schijnt zoo onhartelijk, maar gij zult wel begrijpen, dat wij hier
geen plaats meer hebben. Het is hier nu toevallig zeer druk met
logeergasten, anders zou het ons een waar genoegen zijn geweest
u bij ons te ontvangen."
Er lag iets slangachtigs in hare manieren, zoodat Gaspard geen
woord van het zooeven gesprokene geloofdemet ware verlichting
wendde hij zich weer lot de koele maar waarheidlievende Cornelia.
„Het spijt mij ook zeer," zeide zy op ernstigen toon, „maar ik
hoop niet, dat het u een beletsel zal zijn, om Espéranee dikwijls
op te zoeken. Gij kunt hier komen wanneer gij verkiest; mijn
studeerkamer is altijd te uwer beschikking."
Gaspard bedankte haar in warme bewoordingen en stond op om
te gaan. Geheel wanhopig schoot mevrouw Mortlake haar laatsten
pijl af.
„Ja, kom ons als 't u blieft zoo dikwijls mogelijk opzoeken en
blijf dan morgen bij ons het middagmaal gebruiken; het zal ons