NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. 7e Jaargang. Zaterdag 3 Mei 1890. No. 2096, iEOa:<El£EKTSPRJJS: ADVBKTE1TTISÏ: BB RICHT. Nabetrachting, S T A i) S NI B li W S. FEUILLETON. IN DEN VREEMDE. r isi Voor Haarlem per 3 maanden1.20. Franco door keï groiieele Rijk, per 3 maanden. -1.65. Afzonderlijke nummers- 0.05. Dir. blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bnrean: Kleine Houtstraat No. 9, Haariom. 'B'cfiefi^bsiasiuawaiae? van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 cen&f Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Abonnementen en Adverteatxen worden aangeaozaun door onze agenten en door alle boekhandelaren, postkantoren en cocrantïio- Directeuren-Uitgevers J» G. PiEüïBEBOOM o.o. J. B. AVIS. hoofdagenten voor hei Buitenland: Compagnie Générale de Fubliciis Mrangere G. LDAUBM Co., JO.HN F. J ONES, SuccFarys 31£és Faubourg Montnwrtre. Directeuren-Uitgevers verzoeken beleefd, de Advertentiën voor het Zaterdagavond verschijnend Nummer, zoo spoedig mogelijk: in te zenden, daar bij late inleve ring moeilijkheid voor de plaatsing kan ontstaan. uit den Q-emoontoraad. IV. Hoewel slechts een twaalftal zaken aan de ords waren, en daaronder geene ai8 men kon verwachten dat eene eeni- germate uitvoerige discussie zou uitlok ken, was toch de zitting eerst te ruim vijf uur afgeloopen een bewijs, dat men nooit van te voren kan berekenen wat anderen zullen doen of laten. Wie toch had gedacht, dat deze zit ting getuige zou wezen van de uitbarsting eener vijandschap, zoo hevig als die van het Raadslid Mr. Gallandat Huot voor den Burgemeester? Wie had van te voren kunnen bevroeden, dat de heer Huet van zijne den Burgemeester ongunstige stem ming, als het ware eene demonstratie maken zou, door te verklaren dat hij, Huet, niet wilde meedoen aan den ge- lukwenseh dien de Raad bij monde van den wethouder Dr. Von Reeken aan den Burgemeester bracht, ter gelegenheid van diens herbenoeming? Men wist algemeen, dat er tusschen den heer Huet en het hoofd van deze gemeente weinig punten van aanraking zijn; en men kon wel weten, dat de heer Huet met 's Burgemeesters herbe noeming niet ingenomen zou zijn men kon dit weten ook zonder dat de heer Huet het op zoo sehckkende wijze ver klaarde. Ieder heeft het recht zijne gedachten uit te spreken, zijn opinie tegenover die van een ander te stellen. De leden van den Gemeenteraad die plechtig beloofd hebben de belangen der gemeente naar hun beste weten te behartigen, zij moe ten oppositie voeren wanneer er voor stellen door B. en W. worden gedaan die huns inziens niet met het gemeente belang strooken. Dan worden van weers kanten gronden en redenen aangevoerd en na het voor en tegen wel overwogen te hebben, beslist de meerderheid. Oppositie is auttig, is noodig maar zij moet praktisch resultaat hebben of althans kunnen hebben. En welk prak tisch resultaat kon er voortvloeien uit 's heeren Huet betuiging, dat hij niet juichen kon bij 's Burgemeesters herbe noeming Immers geen. De benoeming werd er niet door te niet gedaan. Er zijn ook vormen die mea in acht behoort te nemen. Eene vruchtdragende bespreking zou onmogelijk zijn, wanneer men met zyne gevoelens vaa antipathie voor mede-bestuurders te koop gingloo- pen en den gebruikelijken term„de geachte spreker van zooeven heeft enz. maar ik wensch hem te doen opmerken enzverving door iets als b. v. „de gehate leugenaar van zooeven enz.... Tegen het beginsel dat men parlemen tair behoort te zijn in zyne oppositie, heeft de heer Huet gezondigd, door eene verklaring af te leggen, die geen nut kon hebben, die niet beantwoord kon worden door hem tot wien zij gericht was en die, om het kortweg te zeggen, wèl verbitteren, maar niet verbeteren kon. En wat te zeggen van de beschuldi- ging, gericht tegen den Burgemeester dezer gemeente, dat hij door plichtver zuim, de gemeente-kas groot financieel nadeel zou hebben berokkend? Men zal wel doen met hierover ziju oordeel op te schorten, totdat er meer licht over de zaak is opgegaan. Wij voor ons willen hier wel vorklaren, dat, hoezeer wij ook vaak oppositie voeren tegen 's Burge meesters beleid, wij voorahands niet kun nen aannemen, dat door dezen ambte naar een verzuim zoude zijn gepleegd als dat, hetwelk de heer Huet hem toe schrijft. Wij wachten de bewijzen van den heer Huet. Het deed ons genoegen, dat de heer de Kanter tot wethouder benoemd werd. Deze volijverige, en strikt rechtvaardige man, die zoo goed op de hoogte van de zaken is als de beste der bestuurders, kon niet beter daa in het uitvoerend College worden geplaatst. Een eenigszins eigcnaardigen indruk maakte het, dat het nieuw ingekomen lid mr. Hugenholtz dadelijk reeds tot tijdelijk wethouder werd benoemd. Maar wanneer men nagaat, dat de heer Hu genholtz veel kennis heeft van onder wijs en dat hij komt in de plaats van den wethouder voor dat vak, den heer Waller, dan kan men deze schielijke promotie alleszins billijken. form bestaat uit blauwe pantalon, attila van dezelfde kleur dichtgemaakt met zwarte tressen, twee gouden sterren op de kraag, (een aan weerszijden) en pet met het wapen en twee gouden biezen. De adjunct-inspecteurs krijgen Dinsdag a.s. dezelfde uniform, met dit verschil evenwel, dat zij geen sterren op de kraag hebben en dat om de pet blauwe biezeD zijn aangebracht. Het heeft onze verwondering opge wekt, dat de inspecteurs en adjuncten niet terzelfdertijd van een sabel of degen zijn voorzien. Een v/apen toch is voor hen zeer zeker even noodig als voor de agenten en bovendien kan het, zichtbaar gedragen, niet anders dan tot het 7erhoogen van hun prestige strekken. Haarlem, 2 Mei 1890. Men zal zich herinneren dat reeds bij de behandeling der begrooting in het vorige jaar, besloten werd ook de inspec teurs van politie te dezer stede in volle dige uniform te kleeden. Eerst heden verschenen deze ambte naren daarin voor het eerst. Hunne uci- Door hot Raadslid mr. R. H. J. Gal landat Huet zal aan Z. M. den Koning worden gezonden het volgende adres, dat adressant ons verzoekt in ons blad op te nemen Aan Z. M. den Koning Geeft met verschuldigden eerbied te kennen ondergeteekende, mr. Rudolf Hen drik Johan Gallandat Huet, advocaat en fabrikantwonendo te Haarlem, en dat wel in zijne hoedanig heid van lid van den Gemeenteraad dier stad, dat hij vermeent aan Uwe Majesteit te moeten mededeelen, dat de pas door Uwe Majesteit herbenoemde Burgemees ter van Haarlem zich rechten aanmatigt tegenover den Raad en zijne leden, die zijne wettelijke bevoegdheid verre te bui ten gaan, dat gezegde Burgemeester in de zitting van den Raad van heden zich niet heeft ontzien te verklaren, dat hij Burgemees ter den Raad had te bevelen, tegen welke bewering ondergeteekende met den mees ten nadruk in verzet is gekomen. Ondergeteekende meent alsnog aan Uwe Majesteit te mogen kenbaar maken de onzalige gewoonte van den Burgemeester van Haarlem, om, als Voorzitter van den Gemeenteraad, vele zaken in geslo ten of geheime zittingen te doen behan delen, wanneer deze zaken behooren te worden behandeld in het openbaar, dat deze Bargemeester van Haarlem door zijn halsstarrig weigeren, gedurende een lange reeks van jaren, in weerwil van de herhaalde pogingen van de Amb tenaren van 'sRijks belastingen, heeft tegengehouden, dat het Rijks-Personeel werd herzien, alsmede dat in de laatste jaren Haarlem niet is gebracht in eene hoogereklasse van deze belasting. Dientengevolge heeft deze Burgemees ter van Haarlem, 's Rijks schatkist en de Gemeentekas een nadeel van vele tonnen gouds berokkend, en den financieelen toe stand der Gemeente Haarlem geheel in het ongereede gebracht; zijn stelsel toch berust op den hoogst oobillijken en on- rechtvaardigen grondslag, dat men wil lens en wetens de vermogenden laag moet belasten, tengevolge waarvan de minver mogenden dobbel zware lasten moeten dragen, zooals ten duidelijkste blijkt uit de duizende posten, die hier als oninbaar moeten worden afgeschreven. Ondergeteekende eindigt met de ver klaring, dat, indien aan Uwe Majesteit bekend ware geweest hetgeen onderge teekende van dezen Burgemeester weet, Uwe Majesteit nimmer tot eene herbe noeming zou zijn overgegaan. Met het eerbiedig verzoek, dat het Uwe Majesteit moge behagen deze mede- doelingen aan de Hooga Regeering be kend te maken, ten einde zij daarmede handele in 's Rijks belang en dat der stede, noemt zich ondergeteekende Uwer Majesteits getrouwe onderdaan R. H. J. Gallandat Huet. Geslaagd voor het akte-examen van onderwijzer op 1 Mei te Amsterdam gehouden: de heeren: J. Tijm, en S. van Sittart, alhier. Heden voor twintig jaren werden do R. K. parochiale scholen voor jongens aan de Ged. Oude Gracht alhier geopend. Ten vervolge op het bericht betref fende den uitslag van het eindexamen aan de Burgeravondschool alhier deelen we hier den uitslag mede van de over gangsexamens aan die inrichting alsmede de namen van hen wien prijzen werden toegekend: Van de le naar de 2e klasse werden bevorderd: H. vau Emmerik, H. J, Mar seille, J. P. Thie, J. P. Aufderheyde, S. Bakker, J. T. Cramer, H. Koning, J. O. C. Camman, P. A. Poppink, 8. Jansen, J. A. Bosse, J. P. Grilles, J. H. C. Spruit, C. H. Drayer, J. A. de Landmeter, A. Hazevoet, A. van Zijl, W. van Gelder, E. Huykman, J. Ver- hage, D. Molenaar, A. H. Spolders, J. Oudhoff, L. W. Kuiper, \Y. P. Neder- koorn, P. de Haan, C. H. Verpoorten, C. Blokhuis, W. C. Lasschuit, C. T. Brouwer, A. Hamann, W. A. Kuyken, J. W". Kappelhoff, G. A. P. Kools, C. Hofman, H. van Zurk, J. G. Hoffmann, P. J. Akkerman, A. G. Louwerenburg, J. Nieuwjaar, H. Meier, A. Zonneveld en A. J. Bosschieter; van de 2e naar de 3e klasse, wat de verplichte vakken betreftC. B. J. Ha- gebout, C. de Wilde, P. A. Tit, A. L. de Jong, J. M. J. Kooy, A. H. van den Berg, H. Corduwner, K. W. M. Fort- gens, N. Bertoen, W. J. van Vliet, H. W". Smit, A. F. Smits, J. Oostwald, P. Stroo Cloeck, C. B. Troll. G. Jnrres, A. Antonissen, F. J. van Zutphen, F. V. Bots, H. Berghuis, B. de Nijs, W. J. Hessels en H. Brunet de Roehebrune; van de 3e naar de 4e klasseJ. Hobma, W". Dorreman, A. P. J. de Groot, A. J. Bosschieter, J. W. C. Strijbos, W. Hoogeboom, A. Volkers, J. J. C. Donck en H. G. Levert. Prijzen werden toegekendvoor hand- teekenen in de le klasse aan D. Mole naar en C. H. Vorpoorten, in de 2e klasse aan N. Bertoen, in de 3e klasse aan A. J. Bosschieter en in de 4e klasse aan J. B. Smits; voor lijnteekenenin do le klasse aan H. Koning en C. F. Brouwer, in de 2e klasse aan H. Cor duwner; voor bouwkundig, teekenenin de 3e klasse aan H. G. Levert, in de 4e klasse aan C. M. Jorkbloedt; voor machine-teekenenin de 3e klasse aan J. Hobma, in de 48 klasse aan P. de Honvoor rekenkunde en vorm leer: in de le klasse aan P. A. Poppink en C. Blokhuis, in de 2e klasse aan J. M. J. Kooy, in de 3e klasse aan J. Hopmavoor lezen en schrijvenin de le klasse aan A. Hazevoet en J. W. Kap- pelhofi; voor Nederlandsche taalin de 2e klasse aan C. B. Troll, in de 3e kl. aan W. Dorreman, in de 4e klasse aan C. M. Jonckbloedt; voor wis- en werk tuigkunde in de 4e klasse aan P. de Hon. Donderdagavond te 8% uur had in de groote zaal van „Felix Favore" de aan gekondigde meeting plaats ter bespreking en bevordering van een arbeidsdag van 8 uur. Als spreker trad op de heer D. de Clercq, fabrikant, alhier. De zaal was meer dan stampvol. Ook op de gaanderij verdrong men zich. In de Smedestraat en in de Morinneateeg had eene steeds aangroeiende menigte In de zaal zong men vóór den aanvang eenige liederen. Op de tribu ne prijkten de roode vlag en de ba nieren der opgekomen vakvereenigingen. Vanwege de afd. Haarlem van den soe. dem. Bond werd er eene collecte gehou den voor de werkstakers te Enschedé. Niettemin heerschte er geen het min ste tumult. Toen de voorz. verzocht het rooken te staken werd daaraan onmid dellijk voldaan. De voorz. van de afd. Haarlem der soc. dem. Bond, de heer S. J. Terstra ten, gaf na eene korte inleiding den spre ker van dezen avond het woord. Thans hield de spreker eene rede die ongeveer een uur duurde, met veel aan dacht werd aangehoord en ten slotte zeer werd toegejuicht. Deze toespraak kwam in hoofdzaak hierop neer „Wanneer wij mogen aannemen, dat het economisch doel van onze samenle ving is om aan het grootst mogelijk aan- ;Naar het engelsch EDNA LYAL.L. 85) HOOFDSTUK XXXII. Deze woorden, en die lieflijke glans in hare trouwe oogen, gaven hem nieuwen moed; hij stond op, trad haar meer naderbij en leunde tegen het vensterkozijn. „Ik heb aan uw broeder geschreven," begon hij met zachte stem, „omdat ik hem een gunst wilde vragen. Ik heb hem gevraagd, of ik een bezook bij u zou mogen maken; en dezen morgen heb ik zijn antwoord ontvangen en hij schreef mij, dat ik mocht." Daar heerschte een oogenblik van stilte Espérance sloeg de oogen neer, hare wangen gloeiden; een klein, gestreept poesje kwam door het open raam naar binnensluipen en legde zich aan hare voeten neer, maar zij bemerkte het niet. „Herinnert gij u," begon Claude weer, „herinnert gij u dien avond voor het Kerstfeest, toen het zoo geducht had gesneeuwd, en gij bezig waart den gang op te sieren Gij dacht toen, dat ik u niet herkende, maar op dat oogenblik werd het mij juist recht duidelyk, dat...." Plotseling bleef hij steken. Waarom leidde het katje haar aan dacht juist op dit oogenblik af, door op haar schoot te springen? Zij nam het in hare armen, stond van haar stoel op en ging bij het raam staan. Claude streek onder een diep stilzwijgen het dier over den rug; toen sloeg Espérance hare oogen op en hunne blik ken ontmoetten elka&r; hij wist nu, dat zij hem had begrepen en met meer zelfvertrouwen vervolgde hij: „Espérance! de juiste woorden kan ik niet vinden, maar ik heb u lief met mijn gansche hartLieveling, zult gij mij ook een wei nig kunnen liefhebben?* Hij hield hare handen in de zyne geklemd, en hij kon voelen, dat zij trilde; zij werd beurtelings bleek en rood, maar zij hield hem niet lang in spanning; hij kende haar antwoord door den blijden glans in hare oogen, en toen hij zijn arm om haar heen had geslagen, kwam het er snikkende uit. „O, Claude, nu al tijd met al de liefde, die ik bezit!" Hetzij dat het katje veel takt bezat, ot dat het een vogel in den tuin zag, toen Claude tot haar begon te spreken, liet het zich plotseling naar beneden vallen en liep weg. De twee geliefden bleven daar ongeveer een uur lang, zonder gestoord te worden. Toen de klok voor den namiddagdienst begon te luiden, stond Claude op, terwijl hij haar beloofde, den deken alles te zullen vertellen. Espérance ging naar haar vertrek en scheen in e?a gelukzali gen droom te leven; het deed haar genoegen een zichtbaar bewijs te hebben van haar geluk in den vorm van Gaspards brief, be helzende zijne gelukwenschen en waarin hij haar verzekerde, dat het werkelijk een groot geluk was, dat haar was te beurt geval len. Het deed haar goed, dat zij eenige minuten alleen kon zijn; kort daarop hoorde zij Cornelia in de gang voorbygaan; zij opende de deur en riep haar met aarzelende stem. Met een vragenden blik kwam Cornelia de kamer binnen, maar in een oogopslag bad zij alles begrepen. „Zoo, is Claude Magnay hier geweest," zeide zij, op kal- men toon. „Ja, hij is hier geruimen tijd geweest," zeide Espérance, met haar oogen op den grond gevestigd. „En.... en ik heb u iets te vertellen, lieveling, hij heeft mij gevraagd, om zijne vrouw te worden." Zij verborg haar gelaat tegen den schouder van haar nicht, toen zij dit zeide; vervolgens gerustgesteld door Cornelia's teedere om helzing, vervolgde zij, zonder aarzeling: „En hij heeft mij lief, Cornelia; hij heeft mij lief, zeide hij, sedert Kerstmis. Plet schijnt mij zoo vreemd, zoo wonderlijk toe! Hij zegt dat ik bij hem in zijn atelier mag zitten, wanneer hij schildert, en wij zullen een lief huis hebben denk eens aan om zelf een huis te bezittenGij moet ons dan eens komen opzoeken, Cornelia, en bij ons blijven logeeren, dan kunt gij alle beroemde mannen hooren preeken. Lieve Cornelia, hij is zoo goedHet schijnt mij te heerlijk toe!" Cornelia kuste haar verscheidene malen, maar kon geen woord spreken; toen keerde zij zich plotseling om, nam haar lorguet af,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1890 | | pagina 1