NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
If Jaar&atigr Woensdag: 21 Mei 1890. No 2110,
ABCÏTITEMESTSÏRXJS:
ADVERTENTIES:
Van Verre en van Nabij.
9e heirbaan langs de kust.
m DEN VREEMDE.
Voor Haarlem per 3 maandenƒ1.20.
Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden. -1.65.
Afzonderlijke nummer»-0.05.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zoo- en Feestdagen.
Korean: Kleine Hontstraat jNo. 9, Eaarloia. '(TeBeffooeisitssmrafflaeE' IE2.
van 15 regel» 50 Cent»; iedere regel meer 10 cent*
Groote letter» naar plaatimimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door
onze agenten en door alle boekhandelaren, postkantoren en conrantietv.
Dlrecfceureii-Uitgav0rsj J'. C. FE3SREBOOKI en 3. B. AVIS.
hoofdagenten toer het Buitenland: Compagnie Générale de Fublicite Etrangsrt GL. HAVliE §r Co., JOHN F. JONES, Succharige 313»» Faubourg Hontmzrtre.
XXVII.
(Ingezonden.)
Blijkens een inededeeling in dit blad be
staat er bij de regeering het voornemen,
langs ODze kust, van den Helder tot den
Hoek van Holland,een heirbaan aan te leg
gen, om daar later een spoorweg van te
maken, waarop gepantserde treinen zou
den loopen, ten einde met een kleine
troepenmacht in staat te zijn, elke poging
tot landing, op welk punt van de kust
ook, te kunnen afslaan.
Het denkbeeld is uitstekend, ik heb
dan ook reeds sedert eenigen tijd over
het nut van een dergelijke lijn nagedacht.
Het was evenwel niet met het oog op
de verdediging van onze kust, dat het
denkbeeld bij mij rijpte om door onze
duinen op den kortst mogelijken afstand
van het strand een spoorweg aan te
leggen, maar wel naar aanleiding van
het vergaan van het engelsche viermast-
zeilsehip Look MoidarU op 26 Januari
AoPo nabij Callantsoog.
Die schipbreuk noem ik een schande
voor een zeevarend volk. Twee en der
tig menschen verloren daarbij toch het
leven, terwijl twee levend aan wal wer
den gespoeld. Eerst door deze geredden
■wist men omstreeks 7 uur, dat cr een
schipbreuk op de kust had plaatsgehad.
Men spoedt zich er heen. De schipbreu
kelingen zitten in het want om hulp roe
pende, maar de reddingboot kan niet in
zee en de pijl van het vuurpijltoestel
legt slechts 360 meter af, terwijl het
schip op een afstand van 500 meter
zitl
Tegen elf uur spoelt een 17jarig jon
geling aan, die half ontkleed getracht
heeft zwemmende de kust te bereiken.
Was hij dood of was hij slechts verstijfd
van de koude? wie weet het? En wat
doet dit er ook toe, daar er niets aan
het strand aanwezig is, zelfs geen deken,
wat in de eerste behoefte van een dren
keling kan voorzien.
De beide geredden zitten intusschen
in de dorpsherberg, zoodat erin het dorp
niet eens een beter geschikte plaats
schijnt te zijn voor dergelijke ge
vallen.
Ik heb het relaas dezer schipbreuk
in het kort gereleveerd, omdat kort
voor dit ongeluk het rapport der Regee-
ringscommissie in zake ons reddingwe
zen werd gepubliceerd. In dat rapport
heet het, dat de inrichting weinig of niets
te wensehen overlaat, maar dat weinige
is intusschen zooveel, dat de commissie
zeker haar rapport niet zou hebben inge
diend, indien zij dit na den 26n Januari
'89 had moeten doen.
Intusschen blijkt wel uit dat optimis
tische rapport zelf, dat lo. het personeel
niet geoefend is en 2o. het toezicht te
wensehen overlaat, terwijl ik er gerust
kan bijvoegen, dat de schipbreuk van de
Lock Moidart bewezen heeft, dat ons
reddingwezen in elk opzicht te kort
schiet.
Ik zeg dit hier niet als een verwijt
aan de edele mannen, die met opoffering
van tijd en geld al het hunne doen
om het leven van hun medemenschen
te redden, neen, volstrekt niet, maar
omdat door deze schipbreuk alweer be
wezen is, dat goede wil alleen niet vol
doende is.
Ofschoon ik er een voorstander van
ben, dat de ataat al wat het algemeen
ten goede komt en dus in het belang
der gemeenschap is, zelf exploiteert, wil
ik voor het oogenblik toch met de voor
standers van het particuliere initiatief
meegaan, maar dan ook aan hen vragen
wat zal de staat in geval van oorlog
doen Zal de staat dan de bewaking
onzer kusten ook overlaten aan het par
ticulier initiatief?
Immers neende Regeering zal dan
natuurlijk onze duinen van den Helder
tot aan den Hoek van Holland doen be
zetten door een postenketen, die met
veldtelegraphie onderling en met de
achter hen liggende garnizoensplaatsen
verbonden de nadering van elk vaartuig
zal moeten gadeslaan. En de mannen,
die dat zullen moeten doen, zullen een
voudige soldaten zijn, waaronder misschien
enkele zeevarenden zullen gevonden wor
den, maar die voor het grootste ge
deelte niet geoefend zijn de zee te ob-
serveeren. Dit laatste nu is een oefening
en een zeer groote kunst die men
eerst na een jarenlange praktijk ver
krijgt, wat een ieder heeft kunnen on
dervinden, die voor een enkelen keer
slechts een eenigszins lange zeereis
heeft meegemaakt. De Regeering of in
dat geval de legerbevelhebber zal dus
de veiligheid van ons land toevertrou
wen aan mannen, die om de twee uren
afgelost, toch lang genoeg daar zullen
staan om zich op die eindelooze, glinste
rende en bewegelijke vlakte blind te
turen.
Wat de legerbevelhebber in tijd van
oorlog zou doen met ongeoefende men
schen, waarom zou de Regeering het
zelfde niet doen in tijd van vrede met
kustbewoners, die, gewoon aan de zee,
op een afstand reeds vorm en richting
van een schip zien, waarop een ander
sterveling slechts een onduidelijke
vlek waarneemt Het is waarde
bewaking onzer kusten is bij een oorlog
wan het grootste belang, maar is zij dit
minder in tijd van vrede voor een volk,
zooaR bet onze, waarvan de zonen bij
duizenden ban leven op zee slijten als
vissehers, zeevarenden en loodsen?
Niemand zal in de keus van een ant
woord op deze vragen aarzelen.
En als dat zoo is, dan zal ook wel
een ieder met mij moeten toestemmen,
dat een der eerste vereischten voor een
goede redding van drenkelingen is een
van Rijkswege onderhonden kustwacht.
Doch die kustwacht alleen is niet vol
doende om bij schipbreuk dadelijk de
noodigo hulp te verlecnen, want die
hulp moet zeer spoedig ter plaatse aan
wezig zijn, omdat in de eerste plaats
een schipbreuk gewoonlijk slechts plaats
zal hebben bij storm met de windrich
ting raar de kust, zoodat het schip
reeds spoedig na gezien te zijn zal stran
den en in de tweede plaats bij mist,
wanneer het schip gestrand zal zijn
voor het gezien wordt door de kust
wacht.
Op elk punt van de kust moet dus
bijna onmiddellijk na het signaleeren
van een in gevaar verkeerend schip al
het noodige voorhanden zijn, niet alleen
om de redding der schipbreukelingen te
bewerkstelligen, maar ook aan hen die
zorg te verlecnen, waarop de ongeluk-
kigen recht hebben.
En die hulp kunnen wij verleenen
zelf, met weinig materiaal, zoodra er in
de duinen zelf achter de eerste duinenrij
een spoorbaan loopt, waarvan de stations
telegrafisch en telefonisch verbonden zyn
met de kustwacht. Aan elk station moet
verder aanwezig zijn, le. een locomo
tief, altijd gereed om onmiddellijk onder
stoom te gaan, 2e. de noodige waggons
om naar de plaats des onheils de red
dingboot, het vuurpijltoeatelpaarden
voor de reddingboot en de bemanning
dier boot te vervoeren en 3e een wag
gon als ambulance-wagen met al hetgeen
noodig is voor de behandeling van schip
breukelingen en drenkelingen, als voor
de eersten opwekkende dranken, warme
voeding en droge kleeding en voor de
laatsten geneesmiddelen, wollen dekens,
enz. enz.
Is ons reddingswezen zoo georgani
seerd, dan zal een schip op onze kust
kunnen vergaan, ja, dan zullen mensehen-
levens toch nog bij een schipbreuk ver
loren kunnen gaan, zeker, maar dan zal
het nederlandsche volk ook gerust kun
nen zijn zijn plicht gedaan te hebben,
wat nu niet het geval is
Maar door die geoefende kustwacht
verkrijgen wij tevens een uitstekende
hulp in tijd van oorlog en door dien
spoorweg zullen wij, als wij hem met
de bestaande daarachterliggende lijnen
verbinden, niet alleen in staat zijn bij
het beproeven eener landing door een
vijandelijke vloot, op het bedreigde punt
een sterke troepenmacht te concentreeren,
maar wij zullen zelfs in staat zijn elke
landing onmogelijk te maken.
De regeering wil op dien spoorweg
gepantserde waggons doen loopeD, ik wil
dat ook, maar ik wil met die waggons
niet verder gaan dan een werkelijke
landingbestrijden. Ik geloof tochdat
het onmogelijk zal zijn op die spoorlijn
waggons te laten loopen, die draagkracht
genoeg zullen hebben om zwaar geschut
te vervoeren, dat in staat is een artille
rie-gevecht met de kolossale stukken van
groote gepantserde schepen aan te gaan.
En al bezitten die waggons die draag
kracht wel, dsn zullen zij toch zoo ge
bouwd moeten worden, dat zij den ge
weldigen terugstoot kunnen weerstaan
zonder te derailleeren. Of dit bruikbaar
zal zgn, betwijfel ik.
Bovendien betwijfel ik het nut van een
artillerie-gevecht met de gepantserde
schepen eener vijandelijke vloot aan te
gaan, maar zie ik er grooter voordeel
in, de landingstroepen stil te laten
embarkeeren en als zij dicht genoeg
bij de kust genaderd zijn, hen met een
overstelpenden kogelregen door snelvuur
kanonnen en snelvuur- houwitsers te
ontvangen. Slagen zij niettemin erin
door b.v. hun landingsbooten te pantseren,
toch te landen, dan zullen zij in elk ge
val aan het strand zelf aan dit vuur
blootstaan.
En dat dit vuur niet gering is, zal
iedereen begrijpen, als hij weet dat een
snelvuur-houwitser van 12 c.M. in één
minuut 4450 granaat-kartets-kogels uit
braakt en de snelvuurkanonnen van klei
ner kaliber, 57 en 53 mM. naar rato
minder. De snelvuurkanonnen en snel-
v uurhouwitsers zijn bovendien voorzien
van een pantser, dat van de laatste soort,
dezelfde die wij straks noemden, van
12 cM., van gesmeed ijzer is en 10 cM.
dik. Deze houwitser met pantser kan
bovendien door een enkelen hefboom in
de hoogte getild worden en blijft dan
slechts voor 2 seconden voor den vijand
zichtbaar. En deze houwitser weegt met
pantser en &l slechts 19000 K.G., een
gewicht, waarvoor zeker wel waggons te
maken zijn, als men weet, dat de gewone
waggon van een spoorweg een draagver
mogen heeft van 10000 K.G. Verder
kan met den snelvuurhouwitser met gra
naatkartetsen gevuurd worden tot op
5000 M.
Om onze kust goed verdedigbaar te
maken is tevens nog iets noodig. Wij
moeten namelijk geen kosten of aanvan
kelijke teleurstellingen ontzien en de dui
nenrij van den Helder tot den Hoek van
Holland in één bosch herscheppen. Ten
eerste maakt dit de verdediging door
draadversperringen enz. tegen een over-
machtigen vijand zelfs mogelijk, ten
tweede zal dit beter en meer afdoende
de zandverstuivingen voorkomen, die an
ders voor den door mg voorgestelden
spoorweg belemmerend zouden werken
en ten derde zou die beplanting, indien
men haar op de aan zee gelegen heuvelrij
slechts tot een geringe hoogte liet op
schieten, bevorderlijk zijn aan het mas-
keeren van onzen spoorweg, in dit geval van
onze gepantserde wagons, waardoor het
aan de blokkeerende schepen onmogelijk
zou zijn juist te richten.
Indien nu de spoorweg zoo laag wordt
aangelegd, dat de gepantserde waggons in
een gewonen stand van uit zee niet zicht
baar zijn en het geschut eerst opgeheven
moet worden om te vuren, indien voorts na
elk schot de gepantserde trein een vijf-
en-twintig meters van plaats verandert
en indien verder van rookzwak kruit ge
bruik wordt gemaakt, dan gelooven wij,
dat de vijand genoodzaakt zou zijn dat
vuur vrijwel in den blinde te beant
woorden.
Het eenige bezwaar, dat deze spoor
weg zou ontmoeten, zou het Noordzee
kanaal zijn. Men zou dus óf twee zelf
standige lijnen van den Helder tot aan
dat kanaal en van hier weer lot aan
den Hoek van Holland moeten aanleggen
en deze beide lijnen diep in het land
met elkander kunnen verbinden, of men
zou een zware gepantserde brug over
dat kanaal moeten leggen. Het laatste
zou echter tonnen gouds kostende
scheepvaart belemmeren en over eenige
jaren bij den vooruitgang, die de artil
lerie maakt, misschien niet meer vol
doen.
Ik ben dus beslist voor twee zelfstan
dige lijnen, elk van voldoend rollend
materiaal voorzien, te meer daar ik die
lijnen toch niet tot de kust zou beperkt
wensehen te zien, maar haar willen zien
doorloopen tol achter onze forten en
batterijen in de Nieuwe Hollandscho Wa
terlinie. Daar konden dan de gepantserde
waggons, na van hun wielen ontdaan te
zijn, bij een gevaar van de landzijde
worden ingegraven en dus onze accessen
kunnen verdedigen.
De aanleg van den spoorweg zelf zal
evenwel van onze ingenieurs een bizon-
dere studie eischen, daar het groote ge
wicht, dat de waggons moeten dragen,
en de schokken onder het vuren gepaard
bij de eigenschappen v^n het zand het
bepaald noodig zullen maken, dat onder
de dwarsbalken, waarop de rails rusten,
nog een formeele planken vloer komt
om het gewicht over een grooter uitge
strektheid gelijkmatig te verdeelen en
zoodoende verzakking te voorkomen. In
tusschen zou ik voor de bewapening de
voorkeur aan snelvuur-kanonnen van
klein kaliber, b. v. 53 mM. geven en
slechts op een zeker aantal een snelvuur
houwitser van 12 cM. er aan toegevoegd
wensehen te zien. Hierdoor zou natuur-
FEUILLETON.
Naar bet engelsck
EDNA LYALL.
98)
HOOFDSTUK XXXVI.
Met de uiterste voorzichtigheid nam de deken dit vrachtje van
hem over. Het was reeds verscheidene jaren geleden, dat hij een
kind had gedragen, en Noel was nu juist op dien lastigen leeftijd
van elf maanden, zich kenmerkende door buitengewone levendig
heid en opgewondenheid. Het deed hem echter genoegen, dat bet
kind in hem een goeden kennis zag, en hij liet het ongestoord
toe, dat de kleine vingertjes van Noël, met zijn langen, witten
baard speelden. Het was een aardig tafereel; de grijsharige, oude
man en het jonge kind met die schitterende oogen. Gaspard sloeg het
met verwondering gade. Welke zouden de gewaarwordingen van
zijne moeder zijn, wanneer zij er getuige van ware geweest, dat
haar kleinzoon door haar broeder werd geliefkoosd? De deken
keek op, zag de uitdrukking op zijn gelaat en raadde zijne ge
dachten.
//Gij znlt het zonderling vinden, Gaspard, dat ik veel van Es-
pérance's kind houd, maar dit kind schenkt mij meer troost, dan
gij ooit zoudt kunnen vermoeden; ik hoop, dat ik nog lang ge
spaard mag blijven om hem van dienst te kunnen zijn. Men zal
u waarschijnlijk de reden wel verteld hebben, waarom ik altijd
vijandig tegenover uw vader heb gestaan. Hij dwarsboomde mij
in mijne plannen, bij was arm, hg was een vreemdeling, en deed
mijne plannen, die mijn zelfzucht schiep, in duigen vallen. Ik
zie nu alles duidelijk genoeg in, ofschoon ik in die dagen van ge
heel andere meening was, toen was ik voor alles blind. Gij zijt
nog een jongeling gij zult het u moeielgk kunnen voorstellen,
hoe vreeselijk het is, om terug te moeten zien op jaren, toen al
mijne daden en gedachten mij door mijn egoïsme werden ingege
ven, en nu iederen dag te moeten zien, welk kwaad men heeft
gesticht, en dan te denken hoeveel goeds men had kunnen doen.
Toch geloof ik niet, dat gij onbarmhartig zijt gg hebt reeds te
veel met de moeielijkheden van het leven te kampen gehad om
hardvochtig in uw oordeel te zijn; ik vraag u nu om mij niet te
veroordeelen, maar te vergeven te vergeven de onrechtvaardig
heid en hardvochtigheid waarmee ik uw vader en moeder heb be
handeld, en de koele liefdeloosheid, waarmee ik u bejegende.
Het bloed steeg Gaspard naar de wa*gen, zijne oogen schitter
den en in zijne gelaatstrekken was verbazing, bewondering en
vreugde te lezen. Er heerschte een oogenblik van stilte en toen
zeide hij op hartelijken toon:
z/In naam van mijn vader en moeder schenk ik u vergiffenis,
oom. Wat mijn eigen vergiffenis betreft, geloof ik, dat ik geen
recht heb om daarvan te spreken tegen iemand, die zooveel ouder
is. Gij liadt een afkeer van mij dat bleek mij duidelijk, en ik
betaalde u met gelijke munt; natuurlijk, dat er dus koelheid tus-
schen ons bestond. Ik ben u nu zeer dankbaar, dat gij het ijs ge
broken hebt."
De deken reikte hem de hand en Gaspard drukte die stilzwij
gend, terwijl Noël lustig en luide kraaide, daar het hem blijkbaar
zeer veel genoegen deed, dat nu de vrede tussehen de beide fa-
miliën gesloten was!
Na dit gebeurde scheen deken Collinson opgewekter, ofschoon
natuurlijk de angst over Claude's zorgvollen toestand hem nog
zeer drukte. Het was verwonderlijk echter, hoeveel deelneming hij
ondervond en juist van menschen, van wie hij het het minst zou
verwachten; menschen, die eenige weken geleden op straat slechts
eene koele buiging voor ^ïem gemaakt zouden hebben, hielden hem
nu onderweg staande en gaven hem bewijzen van hunne deelne
ming. Zijn observatorium en telescoop waren tetaal verwoest. De
bewoners van Rilchester hadden diep medelijden met den man,
die op die wijze zijne lievelingsstudie niet kon voortzetten, en
daarom deden zij hun best om zijne belangstelling voor andere
zaken te winnen. Zonder morren stond hij allen te woord; hij
stond het den precentor toe, om de wagnersche muziek in te voe
ren liet de reeds geruimen tijd gewenschte verbeteringen in
de kathedraal aanbrengen en had dien winter aandeel in alle lief
dadigheidsinstellingen. Zelfs zijne preeken deelden in deze groote
verandering; het waren niet langer die vervelende, geleerde be-
toogen van vroeger jareü, maar verstandige, degelijke preeken,