TWEEDE BLAD DE KONING VAN JERUSALEM. FEUILLETON MIJN NEEF, DE GRAAF. BEHOORBNDB BIJ UAAKLJSM'S DAGBLAD Maandag 2 Juni 1890. Bene raolijke weener Hofgeschiedenis. Naar het duitsck van SACHER—MASOCH. De vrouw is nieuwsgierig, ook al is zij keizerin. Op een morgen kwam keizerin CarO' lina Augusta l) in de studeerkamer van haar gemaal. Zij had het Weener Dag blad in de hand en terwijl zij hare schoone, witte hand op het bedrukte pa pier legde, daar, waar de ambtelijke be kendmakingen stonden, vroeg zij met een spottend lachje, dat haar zeer goed stond: „sedert wanneer zijt ge nu ook koning van Jerusalem want deze merk waardige titel staat hier onder uw vele andere." Keizer Frans lachte nu ook, hij, wiens gezicht anders onbeweeglijk scheen, kon met zijn beminnenswaardige gemalin schertsen als de eenvoudigste burger. Zoo- l zeer hij de waarde en macht der kroon wist te handhaven, zoo goed en hartelijk was hij in huiselyk verkeer en verdiende minstens evenzeer den bijnaam van Bur gerkeizer, als de fransche koning Louis Philippe later dien van Burgerkoning. „Dat is eene oude geschiedenis," zeide hij, //deze titel, een titel zonder inkom- j sten, zooals mijn Weeners plegen te zeg- j gen, stamt nog uit den tijd der kruis- tochten." ,/Zeker wel een romantische oorzaak," merkte de keizerin op, zette zich op een stoel, die in hare nabijheid stond en met papieren bedekt was en zag den keizer gespannen aan. „Ja, ja, zoo'n riddergeschiedenis, zoo als gy zoo gaarne hoort en leest en in den schouwburg vertoonen ziet," ging j keizer Frans voort, „maar ik heb een I gewichtig bericht van onzen gezant te Madrid ontvangen." „Ach," zeide Carolina Augusta I lachende,„Madrid is ver en ik ben dichtby. i Vertel nu eerst, anders blijft uw bericht nog langer liggen, want ik ga niet heen voor dat ge myn zucht naar kennis be- j vredigd hebt." „Dan zou ik wel galant moeten zyn," I gat' hij glimlachend ten antwoord, „doch, I om het genoegen van uw gezelschap te behouden, zal ik eerst eens niet vertellen." „Ik beroep mij op uwe galanterie en verzoek om de riddergeschiedenis." „Dus de riddergeschiedenis!" zeide I keizer Frans, terwijl hij de pen, die hij tot nu toe in de hand gehouden had, zorgvuldig afwischte en achter het oor I stak. „Als ik nu maar mijn lessen in de geschiedenis niet reeds geheel verge- ten ben. Alzoo, weet ge wie Leopold de Deugdzame was?" „Ja, een Bukenburger, geloof ik." „Ja, een Bukenburger, geloof ik." „Juist, een Bukenburger en oosten- I rijksch heerscher, ging de keizer voort, tentijde dat Oostenryk nog een her togdom was en Weenen eene stad met een paar duizend inwoners. Deze hertog Leopold nam met de koningen van En geland en Frankrijk aan den derden kruistocht deel. By de bestorming van Akka in 1191, was hij een der dap persten steeds vooraan in de ver- woedste gevechten, zoodat zijn witte wapenrok door het bloed der Turken Eene dochter van honing Maximïliaan Jozef van Beieren en de vierde gemalin I van keizer Frans II van Oostenrijk, met I dezen gehuwd sedert 1816. rood geverfd werd en slechts daar waar zyn degenschede hing, een witte streep bleef. Voortaan werd het wapen van Oostenryk een rood veld met witten dwarsstreep. Richard Leeuwenhart ech ter, de koning van Engelandliet Leopolds banier van de muren van Akka afrukken. Leopold verliet, ten diepste beieedigd, het beloofde land. Als later evenwel Richard Leeuwenhart door Oostenrijk naar Engeland wilde terugkeeren, werd hij door Leopold ge- vaDgen genomen en slechts tegen een hoog losgeld vrijgelaten. Om den cn- gelschen koning te ergeren nam Leo pold bovendien den titel van koning van Jerusalem aan." „Maar waarom voert gij dezen titel?" vroeg Carolina Augusta. Keizer Frans haalde zijn schoudera op. „Omdat ik hem geërfd heb en al mijn voorzaten hem droegen." „Dat kan toch niet de eenige grond „Ik weet geen andere." „Ik durf wedden dat aan dezen titel het een of ander staatsgeheim ver bonden is," sprak de keizerin, „zoo iets als het testament van Peter den Groote, waarvan men zooveel mompelt en dat aan Rusland, Constantinopel en de wereldheerschappij toezeggen moet. „Ik weet er niets van." „Ge wilt het my niet zeggen," ant woordde de keizerin en legde vleiend den vollen arm op dien des keizers, verraad het mij en ik zal het geheim trouw bewaren. Er moet daaraan een geheim verbonden zijn." „Ik weet er werkelijk niets van," zeide de keizer. „Maar ik wil het weten." „Ik ook." „O, gij kent mij slechts ten halve," riep Carolina Augusta uit, „wacht maar, daarvoor zult ge boeten. Hoe groot en machtig ge ook als heerscher zijt, als echt genoot zijt ge aan uw kleine vrouw onderdanig, die u, wanneer gij haar niet gehoorzaamt, den broodkorf hooger han gen zal, zooals men bij ons in Beieren „Dat zegt men ook bij ons in Weenen," gat de keizer lachend ten antwoord, maar, myn schat, bij ons zegt men ook waar niets is, verliest de keizer zijn recht, en daar er hier geen geheim te doorgronden is, zult ge spoedig toch moeten toegeven." „Dat zullen wij zien!" De keizer nam zijne pen, beproefde haar op den nagel des linkerduima en doopte haar weder in de inkt, terwijl de keizerin zich mokkend verwijderde. Denzelfden avond werd in het Burg theater Kotzebue's kluchtspel „P streken" opgevoerd. In eene loge van den eersten rang bevond zich de gravin Adele Mnischeck, eene jonge schoone weduwe, welke in Weenen nimmer anders genaamd werd dan „de schoone Poolsche." De gravin verdiende dezen bijnaam inderdaad, want ofschoon de kei zerstad aan de Donau zeer vele schoone vrouwen rijk was, blonk zij toch boren allen uit. De natuur had hare gaven rijkelijk aan haar bedeeld; eene hooge, slanke en trotsche gestalte, een fijn besneden ge laat met twee fonkelende oogen, heer lijke blauwzwarte haren en eene hand, die schilders en beeldhouwers met be geestering vervulde. Door haar lachen had zij van czaar Alexander reeds zeer vele goedgunstige beschikkingen voor de Polen verkregen. Na de eerste acte trad een jong officier in een rooden, met gouden snoeren ver sierden dolman gekleed, in hare loge. Het was graaf Palfly van de hongaarsche edelgarde, die de schoone graviu sedert lang vurig vereerde en met y ver en aan houden naar hare hand dong. „Goeden avond, beste Palfly", zeide de gravin, met haren waaier spelend, hoe bevalt u het stuk? Het belooft verma kelijk te worden." „Ik heb tot nu toe slechts u gezien. schoone gravin,* antwoordde de bezoeker galant, „van hetgeen op het tooueel plaats gevonden heeft, weet ik bepaald niets." „Wanneer zult gij eindelyk eens ver standig worden, Palfly?" „Zoo gauw gy mijne vrouw zyt." „Dus nooit." „Waarom zijt ge toch zoo wreed Verdien ik dat?" „Zeg mij liever, wanneer eindelijk die zoo dikwyls aangeschreven en altyd weer uitgestelde reis des keizers naar Galicië plaats zal vinden." „Het schynt dat het tegelijkertijd om een samenkomst met den Czaar te doen is," antwoordde Palfly, „zoodat de be paling van het tijdstip niet alleen van ons hof afhangt." „Naar ik hoor," zeide de schoone Pool sche, den jongen officier met haren waaier zachtjes op den arm kloppend, „heeft de keizerin besloten den keizer te verge zellen. Dit verandert alles. De Czaar zal wel zoo galant zijn om te komen, wanneer de keizerin het wenscht." „Gewis, maar zoo ver zijn wy nog niet." „Hoor eens, myn vriend," voer de gravin voort, de groote zwarte oogen op Palfly richtend, „wanneer gij deze reis, die voor Galicië, voor Polen de zegen- rijkste gevolgen hebben kan, ja zal en moet, tot stand weet te brengen, dan „Adele!" „Het is my volle ernst, maar ik geef myn jawoord eerst op den dag, dat wij in het gevolg des keizers, te Lem- berg onze intrede doen." „Gij maakt my nameloos gelukkig," riep Palfly uit, terwijl hy hare hand greep en met kussen bedekte. „Rustig, miju vriend, men ziet naar ons." „Hoe kan ik mijzelven meester zijn, als de vreugde mijn hart dreigt te doen bersten." „Wij zijn nog niet in Lemberg.' „Maar wij zullen er spoedig zijn. antwoordde Palfly, „verlaat u op my." Daar valt mij juist iets in," zeide de Poolsche, om aan het gesprek eene an dere wending te geven, „weet ge dat de keizerin mot den keizer kibbelt, omdat hij haar niet weet te verklaren, om welke reden de oostenryksche heerschers thans nog den titel van koning van Jerusalem voeren „Zoo, dat is nieuw voor mij." „De keizerin heeft ons allen nieuws gierig gemaakt," ging de schoone gravin voort, „gravin Metternich heeft reeds het staatsarchief geraadpleegd." „Waarom heeft men het dan niet aan Gentz 1) gevraagd „Ook dat is geschied, hy heeft de schouders opgehaald, evenals alle anderen; weet gij wellicht iets van de zaak? Gij zijt toch anders in deze geschiedenissen en anecdoten nog al thuis?" Gij zyt dus ook al nieuwsgierig, gravin Ja zeker." .Dat doet mij genoegen," gaf Palfly ten antwoord, „want ik kan u zeggen, waarom de keizer nog heden dezen titel voert." „Werkelijk?" Palfly knikte met een beminnenswaar dig, ondeugend lachje. „Welnu," drong de gravin gespan nen aan. „Ge zult het weten, maar niet bede»." „Ik wil het dadelijk weten," riep de schoone vrouw, met eene onwillige be weging en gebiedenden blik. Palfly schudde het hoofd. „Ik beveel het u, spreek!" „Ge weet niet hoeveel leed het mij doet, u niet te kunnen gehoorzamen," antwoordde de officier, aan zijn knevel trekkende. „Palfly, gij maakt my boos." „Ge zult weten wat ge weten wilt, maar eerst gedurende de reis der ma jesteiten naar Galicië en nadat ik uw jawoord heb." „Afschuwelyk." „De wraak is zoet." „Pas op Palfly, dat ik u niet nog ge voeliger strafte." „O, ge kunt mij niet meer folteren, schoonste vrouw, dan zooals gy het sinds een jaar gedaan hebt met uw schoone, demonische oogen en uw spot tend lachje, dat ongeveer hetzelfde ge voel veroorzaakt, als de ijzeren folterroe- den, die in de keizerlyke wapenkamer in Lauenburg bewaard worden." eene bespreking en beoordeeling van eene bestuurshandeling, die in geen enkel op zicht de grenzen eener geoorloofde cri- tiek oversohryden. In het verslag over 1889 omtrent de Instelling voor onderwijs in de taal-, land- en volkenkunde van Ned. Indiö te Delft, wordt verklaard, dat het reeds nu met zekerheid is te voorzien, dat het aantal van regeeriugswege open te stellen plaatsen in het jaar 1890 het aantal van de candidaten voor het afleg gen van het groot-ambtenaars-examen De gravin- verplaatste zich in het half- "f' '"Dde °v.ertre?en du8 \a „tov. in»/ wj _:.u .u__- evenmin als in 1889, aan de denker der loge en bevond zich thans recht tegenover Palfly. (Slot volgt.). iS 11\ A h S I. A l) Friedrich vGentztoenmaals een der steunpilaren van de metternichschepolitiek. Zaterdagavond, meldt de Zutfh. Ct., reden H. M. de Koningin en H. K. H. de Prinses in een victoria, bespannen met twee paarden, toen de paarden op de hoogte van het station „Het Loo" van den locaaltrein stichtig werden. H. M. sprong uit het rijtuig en hielp ook de Prinses er uit, maar zij sfcrui keldan beiden over den sleep van H. M. vielen op den grond. Opgestaan ynde, liepen beiden spoedig naar het paleis „Het Loo,„ dat in de onmiddel lijke nabijheid was, en kwamen met den schrik vrij. De staatscommissie voor de kustverdediging heeft Vrydag hare vergaderingen hervat. (N. B. C.) Door den minister van Oor log is bepaald, dat in de maand Juli of Augustus door de veldescadrons van het lste regiment huzaren te Deventer en te Zutfen oefeningen zullen worden gehou den in het overtrekken van rivieren, en meer bepaald den Gelderschen IJsel. Aanvankeiyk zullen de paarden geoefend worden in het overzwemmen van de ri vier, terwijl manschappen en zadeltui- gen worden overgezet in roeibooten of op vlotten. De drie afdeelingen viar- de commissie van enquête naar fa- briekstoestanden gesplitst is, hielden deze week vergadering. Twee sectiën houden aittiag in lokalen van het departement van Justitie, en de derde kamt samen eene der afdeelingskHmers van het gebouw van de Tweede Kamer der Siaten-Generaal. De zonen van den Khedive, prins Abbas, de troonopvolger, 16 jaar oud, en prins Mehemet-Ali, oud 14 jaar, zullen in den loop van dezen zomer, ver moedelijk in de maand Augustus, ons land bezoeken. Zij worden vergezeld door den particulieren secretaris van den Khe dive De Martino Paeha en eenige hofbe ambten van minderen rang. Jhr. Van der Does de Willebois, po litiek agent in Egypte, komt de vol gende maand me» verlof hier te lande en zal de prinsen vermoedelijk verge zellen op hunne reis door ons land. Aan berichten uit West- Indië, loopende tot 4 Mei, is het vol gende ontleend: Bij afwezigheid van den goeverneur had de goevernements-s&cretarismr. Tenckensde quarantaine maatregelen togen de gele koorts niet toegepas», waar door, naar het oordeel van de Westindiër het leven en de gezondheid van de in gezetenen aan die vreeselyke ziekte wa ren blootgesteld. Het nalaten van die maatregelon, eene bestuurshandeling, werd door het west- indische blad gegispt. De heer de Sa- vornin Lohman wilde deswege «en ver volging instellen tegen de West-Indiër. Het hof van Suriname, in raadkamer vergaderdweigerde evenwel den ge- vraagden rechtsingang tegen den redac teur der West-Indiër, op grond o. a. dat het geïncrimineerde artikel slechts inhield behoefte aan voldoend personeel voor de iadische administratie zal kunnen wor den voldaan. Dit jaar zullen 24. personen met best. voor den indischen administr. dienst ter besch. van den goev.-gen. kunnen wor den gesteld. Er zyn echter slechts 21 candid, voor het groot-ambtenaars-examen, w. o. twee, die eene plaatsing bij de rechterlijke macht wenschen. Voor de rechterlijke macht in Indië worden dit maal 12 personen gevraagd. Ook daaraan zal niet geheel kunnen worden voldaan. D e o u d-o fficier van gezond- heid, de heer Prins Wielandt, te 's-Hage (die in de laatste jaren veel werk van de respiratorische therapie maakte) heeft een nieuw pneumatisch toestel uitgedacht en samengesteld, welks doeltreffende werking in verscheidene behandelde ge vallen van bronchiaal asthma of catarrh, longen-emphyseem, kinkhoest en ter ver betering van te geringe longen -capaciteit is gebleken. (Avp.) Vr ij dagochtend werd uit de Schinkelvaart, gemeente Sloten (fcï.-H.), het lijk opgehaald van een tot nog toe onbekend jongeling, fatsoenlijk gekleed en naar gissing 18 a 20 jaar oud. Het lijk is naar het lijkenhuis aan den Over toom vervoerd. Men meldt ons uit Amster dam: Ia de Vrijdagmiddag gehouden ver gadering der aandeelhouders van de Kon. fabriek van stoom- en andere werk tuigen, onder voorzitterschap van den heer A. C. Werlheim, werd met algem. stemmen het besluit aangenomen om over te gaan tot likwidatie der fabriek. De daaraan verbonden werkzaamheden zijn opgedragen aan de directie, onder toezicht van commissarissen. Het totaal verlies over 1889 bedraagt ƒ454.471. Met een der eerstvolgende booten der Noord-Amerik. Stoomv. Mij. zullen van Amsterdam 46 diamantslijpers naar Amerika scheep gaan, omdat de toekomst van hun vak daar betere voor uitzichten aanbiedt. Donderdagavond werd in eene openb. vorgadering van de kiesver- eeniging „Amsterdam" te Amsterdam eene bespreking van „de spoorwegover eenkomsten" ingediend door den heer H, Muller. De vraag of de nieuwe overeen komsten voordeelen zullen aanbrengen voor het personenverkeer, beantwoordde hij bevestigend. De aansluitingen wor den beter, de kosten van vervoer ver minderen, De invoering van het zonen- tarief achtte de heer Muller een eereten stap op den weg, dien de noodzakelijk heid aanwijst. Wat het goederenvervoer aangaat, dit wordt bevoordeeld, inzon derheid voor Amsterdam. Vooral wordt dit gebaat wat betreft zijn verbindingen met het Ruhr-district en daarachter ge legen streken. Als nadeel achtte spr. het gevaar, dat de maatschappijen onderling de tarieven zullen verhoogen. Maar dan heett de Regeering de bevoegdheid tot interventie. Ten slotte sprak hy de hoop uit, dat de overeenkomst neg dit jaar tot stand zal komen. De heer Sanders achtte de overeenkomsten onaannemelijk, omdat de Staat mocht deze regeling blijken niet te deugen tot naasting zal moeten overgaan, waarna een onbe voegde, ten «edeele van handel en nij- naar het dmtsch. van KARL CHOP. 16) Eindelyk zette men zich aan het spel en sprak daarbij de Bourgogne, althans in schijn, duchtig aan. Wie echter nauwkeu- I riger had opgelet, zou spoedig bemerkt hebben, dat de baron en Meyer dikwyls als toevallig het gevulde glas beneden den rand I der 'tafel brachten en het dan steeds, half geledigd, weder ver- hieven. Meyer vooral toonde zieh thans zoo terughoudend en matig, I alsof hij zichzelf niet volkomen vertrouwde. Hij speelde blijkbaar met groote geoefendheid en bedachtzaamheid, maar hij sprak daarbij slechts het hoogst noodzakelijke. Misschien bewoog hem I daartoe eene aanmaning van den baron, daar zelfs den kleinen I rentenier de herhaaldelijke taalfouten van den gewaanden graaf niet ontgaan waren. Muller echter speelde hedeD met bizonder opvallend geluk. Hy streek het eene goudstuk na ket andere in zyn beurs en de kleur van zijn gelaat steeg bij iedere gunstige kaart, die voor hem neer viel. Ten laatste fonkelden zijne oogen zoo levendig alsof ook hy in plaats van de koele frambozenlimonade van den vurigen fran- schen wijn fliük bad medegedronken. „Nu moet er aan de zaak toch eens een einde komen," ver klaarde de kapitein, toen de kleine landstalmeester voor een oogen- blik de kamer verlaten had, om een tweede glas limonade te be stellen. „Ik ben met m'n duiten toeh gauw genoeg aan 't einde. Giet hem nu wat van uw sap in het glas, Meyer, de gelegenheid is gunstig." „Ik verzoek u, wat geduld te hebben," antwoordde deze. „We hebben hem nog niet lekker genoeg gemaakt." „Juist daarom denk ik aan het sap." „Neen, vriend, dat komt, als 't noodig is, later," verklaarde de baron beslist. „Het drankje voert mogelijkerwijze somtijds uit de dronkenschap te spoedig tot den slaap. Eerat als we hem een poosje hebben laten verliezen, wenden wij in geval van nood h-?t sap aan, om het bewuste accept, da» ons naar ik hoop volkomen en voor altijd helpt, te verkrygen. Anders zou hij zich morgen kunnen herinneren, dat hy in 't geheel niet verloren had." „Bah, dan zijn we er al lang van door," verklaarde de kapitein. „Hm, het schynt mij toe dat ons kapiteintje niet zoo geheel ongelyk heeft," stemde Meyer in. „Slaapt hij te vroeg in, dan plukken we hem zooveel te makkelijker. Op de manier, waarop dat geschiedt, komt het ten slotte toch niet aanl" „Foei, wilt ge hem het geld terstond uit den zak halen?" zeide de baron, bij wien nog uit vroegere tijden een restje fatsoen was overgebleven. „Daaraan neem ik geen deel en dat duld ik ook niet. Wij moeten, wanneer ik er bij ben, tenminste den vorm in acht nemen." "Nu, geef mij dan ook geld, baron," zeide de kapitein. „In een half uur ben ik zonder." „Wat? Wij hebben den vorigen winst, behalve den wissel, die n°g g°ed geborgen is, behoorlijk gedeeld en uw aandeel is al op vroeg de baron, het voorhoofd fronsende. „Mijn zak is nog vol." „De myne ook," verklaarde Meyer. „Bah, 'k geloof het wel, beste Meyer. Gy hebt, daar ge voor vertrokken moest doorgaan, in de achterkamer van den baron een ingetogen en spaarzaam leven geleid. Ha, ha, hal Maar wanneer ge zoo overvloedig veel bezit, geef my dan wat geld, als ik nog mee zal spelen." Aarzelend en mismoedig tastte de gewaande graaf in zyn zak en gaf den kapitein een aantal goudstukken, waar de baron nog zooveel aan toevoegde, als hij noodwendig ontberen kon. Het zaakje was juist afgedaan, toen de rentenier terugkeerde. „Ik ben intusschen op andere gedachten gekomen en zooals ik geloof, op verstandigere," riep hij vergenoegd uit. „Naar den dui vel met dien kouden en nuchteren drank I Schenk ook mij een glas Bourgogne in, beste baron." „Bravo, bravissimo! Op den bloei van alle verstandige ge dachten De heeren stieten lachend aan en zetten zich vervolgens weder aan het spel, waarbij het geluk den rentenier zoo trouw bleef

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1890 | | pagina 5