het hoofd der school had zich Zondag
middag een kleine commissie voor dat
doel georganiseerd, die in korten tijd
van verscheidene kindervrienden ruim
f 33 bijeenbracht, waarvoor een honderd
tal kinderen ruimschoots onthaald werd
op gesuikerden wijn, krentenbrood, koek
en anderen versnaperingen.
Luid klonk het „Gij ijzren arm," van
Heye, door de schoollokalen en op de
wandelingen, waarbij de vlaggen
vaandels door de met oranje versierde
jeugd niet werden vergeten. Het feest
werd te ruim acht uur met een kamer-
vuurwerk besloten, terwijl daarna buitea
nog eenig vuurwerk werd ontstoken.
Het feest, zoo onverwacht op touw gezet
en zoo goed geslaagd, zal de jeugd van
de Cocksdorp onvergetelijk blijven.
Woensdagavond is door
trein 378 op den lecaalspoorweg Medem-
blikHoorn nabij Medemblik een land
bouwer, die den spoorweg passeerde,
overreden. De beide beenen werden
hem afgereden en kort daarna is hij
overleden.
Men sc hr ij ft ons:
Het rooken van een sigaar of pijp
door zeer jonge kinderen is een ver
schijnsel, zoo algemeen, dat het nauwe
lijks do aandacht meer trekt. Trots
plaatselijke verordeningen ziet men 4-
of 5-jarige dreumessen met een sigaar
of pijp tusschen de melktanden loopen,
daardoor getuigende van eene verwaar
loosde opvoeding en de zwakheid der
ouders. Ziehier een sterksprekend staaltje
Een arbeidersvrouw tradvergezeld
van haar 3-jarig zoontje, een winkel
binnen, terwyl zy lustig de rookwolken
eener sigaar uitblies.
Hé, vrouwtjerookt gij eene si
gaar Dat is vreemd, zeide de winkelier.
Och ja, gaf de vrouw ten ant
woord, „hij (op het knaapje wijzende)
kan de sigaar nog niet goed aanhouden,
en daarom moet ik tusschenbeide eens
trekken."
Erger kan het al niet(Meier. Ct.)
Te Vaalserrijk bij Vaals
(L.) werd 11. Donderdag in de nieuw
gebouwde brouwerij een werkmau door
een naar beneden vallend stuk ijzer
aan het hoofd getroffen en op de plaats
gedood.
Rechtszaken.
Aan do den beschuldigden terhand ge
stelde Acte van beschuldiging in zake ca.
I de wed. Maria Catharina Bulkley te
Scheveningeu (Holland), beschuldigd van
aanzetting tot moordvalschè beschuldiging
opzetting tot laster en lasterlijke aantijging
(voortvluchtig); II en III Walter
Gelsam en Peter Kleinertz, beiden uit
Keulen, beschuldigd van lasterlijke aan
tijging (in voorloopige hechtenis), ont-
leenen wij het volgende
De late bekl. wordt beschuldigd
a. Dat zij ia Dec. 1889 tegen toezeg
ging van een belooning van 100,000 mark
den 2den bekl. te Freyburg opgezet heeft
om den te Ereyburg wonende dr. Hoek,
hetzij alleen, hetzij met behulp van een
ander, te vermoorden.
b. Dat zij iu de maand Januari 1890
te Freyburg den 2en bekl. en op den
23en Februari d. a. v. te Seheveningen
in de villa „Eikenhof" ook den Sen bekl.
aangezet heeft om tegen eene belooniDg
van 30.000 mark dr. Hoek te belasteren,
in dier voege, dat zij bij den advokaat
Kohier te Karlsruhe en bij den politie
commissaris te Seheveningen verklarer
zouden, door dr. Hoek te Freyburg uit-
genoodigd te zijn, tegen belooning van
6000 k 8000 mark dr. Kohier te ver
moorden; eene aantijging, die door Bul
kley, Gelsam en Kleinertz ten uitvoer
gebracht is door verklaringen, afgegeven
op 23 Februari 11. voor den politiecom
misearis Vernée en op 5 Maart d. a. v.
bij den advokaat Kohier te Karlsruhe.
c. Dat zij tegen beter weten in ten
laste van dr. Hoek bij het Openbaar Mi
nisterie te Freyburg een valsche aan
klacht heeft ingediend ter zake eener
strafbare handeling (nl. opzetting van
Gelsam en Kleinertz tot moord), daar
door dat zij bij brief, dd. Seheveningen
1 Maart 1890, gericht aan graaf Helm-
stadt, de aan dr. Hoek toegeschreven
strafbare handeling mededeelde om daar
van aangifte te doen bij het Openb. Mi
nisterie te Karlsruhe of te Freyburg
terwijl zy hem in een tweeden brief, dd.
6 Maart d. a. v., uitdrukkelijk opdroeg,
die aangifte bij den Staatsanwalt te Frey
burg te doen en daarbij haren brief van
1 Maart over te leggen. In voldoening
aan deze opdracht heeft graaf Helmstadt
op 8 Maart d. a. v. ten laste van dr.
Hoek aangifte gedaan wegens vorenbe
doeld misdrijf, strafbaar ingevolge art.
49a van het Strafwetboek, en is ten ge-
daarvan op grond van gezegd ar
tikel tegen dr. Hoek op den zelfden dag
een strafrechtelijk onderzoek aangevangen.
Door deze beide brieven aan graaf
Helmstadt, heeft de le bekl. zich tevens
aan een andere strafbare handeling en
wel het misdrijf van laster schuldig ge
maakt.
(Artt. 49a, 187, 48, 164, 74 van het
Strafwetboek van het duitsche rijk).
De 2e en 3e beklaagden worden be
schuldigd:
ingevolge de te Freyburg in Januari
1890 en in Seheveningen op 23 Febr.
d. a. v. gedane opzetting van da zijde
der wed. Bulkley tegen belooning en in
gemeenzaam overleg met haar op 23 Febr.
aan den politiecommissaris Vernée en op
5 Maart d. a. v. aan den adv. Kohier
te Karlsruhe medegedeeld te hebben, dat
zij door dr. Hoek in Freyburg uitge-
noodigd zouden zijn tegen belooning den
adv. Kohier te vermoorden; dat zij daar
mede ingevolge opdracht van de wed.
Bulkley en te zamen met haar den heer
dr. Hoek belasterd hebben. (Art. 47 en
187 Strafwetb.)
En wordt op grond van art. 73 en
116 W. v. Strafvord., de behandeling
der zaak voor de strafkamer en tevens
de voortdurende gevangenhouding van
den tweeden en derden bekl. gevorderd.
Ten opzichte der wed. Bulkley tegen
wie bevel tot gevangenneming verleend
is, doch die zich in het buitenland op
houdt, zonder dat hare uitlevering ge
vorderd worden kan, wordt verzocht
voorloopige aanhouding der zaak inge
volge art. 203 v. h. Wetboek van Straf
vordering.
In de Maandag jl. gehoudon zitting
der strafkamer van het gerechtshof te
Freyburg heeft het Openb. Ministerie de
aanklacht volgehouden. Mevr. Bulkley
was niet verschenen.
Advocaat Frehrenbach trad als toege
voegde verdediger op voor de beide hel
pers Gelsam en Kleinertz en beval beiden
aan in de clementie van het Hof, op grond
dat zij door de hoofdschuldige, mevr. Bul
kley, door middel van goud, waren verleid,
terwijl de verdediger overigens sterk af
keurde de vervolgingen, waaraan mr.
Hoek sedert jaren van de zijde zijner
schoonmoeder heeft blootgestaan. Over
eenkomstig den eisch van het Openbaar
Ministerie veroordeelde het gerechthof de
twee aangeklaagde gevangenen wegens
lasterlijke aantijging, en wel Gelsam tot
een gevangeniastaf van 4 en Kleiner ts
tot eene van 3 maanden, en in de
kosten.
In zijn rede verklaarde de eerste
Staatsanwalt, de heer Von Gulat, dat na
het gebeurde en nu alles geheel en al ten
gunste van mr. Hoek is uitgekomen
-een duitseh advocaat als handlanger
van de weduwe Bulkley bij de stelsel
matige vervolging van haar schoonzoon,
meer zal willen optreden. Dr. Kohier
te Karlsruhe, die haar vroeger bijstond,
heeft onder eede verklaard, dat hij zijn
hulp aan mevr. Bulkley heeft ontzegd,
toen hij de volle overtuiging had gekre
gen, dat hij eveneens door haar
gemystificeerd.
VISSCHERIJ.
Nieuwediep, 19 Juni. Door 25
korders werden heden 10 tot 40 groote,
10 tot 20 kleine tongen, 3 tarbotten, 2
tot 4 mandjes kl. schol en 1 tot 3 manden
schar aangevoerd; groote tong gold 55
k 60 c., kl. id. 25 e., tarbot ƒ8 a 10
per stuk, kl. schol 2 per mandje en
schar 5.50 per mand. Een egmonder
schuit, sch. K. de Groot, besomde aan
tong, schar, schol en tarbot 140.
KOLONIËN.
(Uit de batavische bladen van 1214
Mei en de JDeli CL tot den 17en.)
BATAVIA, 14 Mei.
Virtus schrijft aan de Soerabaya Cou
rant uit Kotta-Radja, dd. 26 April j.l.:
Heeft Soerabaija een stadstuin, Kotta-
Radja zal er ook een krijgen en daar
voor is uitgekozen het plein te Nesoeh.
Een prachtig plan is door de genie
opgemaakt, en volgens dat plan zijn de
dwangarbeiders bezig de slingerpaden
aan te leggen, die naar het midden uit
loopen, waar eene nieuwe muziektempel
zal verrijzen.
Ten oosten en westen van den mu
ziekkoepel, bijna op de grenzen van het
plein, zullen twee kiosken worden ge
steld, waarin zeker buffetten zullen wor
den geplaatst om den vermoeiden en
dorstigen wandelaar in de gelegenheid
te stellen zich te laven.
Waarlijk! er wordt veel gedaan om
het verblijf te Atjeh zoo genoegelijk
mogelijk te maken. Kon men de veilig-
heidskooi, waarin Kotta Radja en voor
werken besloten is, wegdenken, dan
zou Kotta Radja het dorado van Atjeh's
noordkust zijn.
Niettegenstaande de firma Nast Co.
alias Kugelman, weken te voren, pastil
les tegen de influenza debiteert, is de
ziekte toch tot ons gekomen en hier
duchtig aan het spoken.
Het getal zieken in het Hospitaal is
daardoor tot ruim 600 gestegen, terwijl
het sterftecijfer zeer laag is.
Het is een geluk, dat met de influen
za ook de poeasa is ingetreden en de
Atjehers des nachts zich meer bezig
houden met het prevelen van gebeden
en het vullen hunner hongerige magen,
dan ons aan te vallen, want het ziet er
bij ons met zoovele zieken beroerd uit,
voornamelijk, nu onze bevelhebber het
bed moet houden.
De biljart-, whist-, hombre- en qua
drille-concoursen hebben hier ook plaats
gehad. De prijzen door de gelukkige
winners behaald, werden door de jonge
dames aan hen uitgereikt, waarna men
tot den dans overging die tot 's ochtends
2 uren duurde.
De luitenant-kolonel De Bank Lan-
genhorst is aangewezen om den overste
Beeckman als plaatselijk commandant te
vervangen, terwijl de 1ste luitenant
Koene is voorgedragen tot plaatselijken
adjudant ter vervanging van den luite
nant-adjudant Geerling, die tabaksplanter
wenscht te worden te Deli.
Beter laat dan nooit, mag men
zeggen, nu de regeering last heeft gege
ven tot het doen van opnemingen om
Groot-Atjeh telegraphisch over Edi met
Deli (Medan) te verbinden. Gedurende
17 jaren, dat wij daar aan het oorloj
voeren zijn, heeft ons goevernement
slechts door stoomschepen over Fenang
met het bestuur te Atjeh telegraphisch
in verbinding gestaan.
Het besluit, eindelijk die tekortkoming
eens te gaan heratellen, i3 dus wel de
moeite waard om te worden vermeld
in een.e indische kroniek.
De ingenieur Van Schelle, die den
24sten dezer per Prins Alexander te Ma
kassar arriveerde, is den 26en d. a. v.
met de (r. G. van Lansberge naar Timor-
Koepaag vertrokken, van waar hij. ver
gezeld van den resident en een paar
andere ambtenaren, waaronder de ge
zaghebber Lleian, en geëscorteerd door
30 man hulptroepen, den lOen Mei a. 8.
met de Zwaluw zijn tocht naar Flores
hoopt voort te zetten, op welk eiland
hij eenigon tijd geleden, door de vijan
dige houding der bevolking, zijne onder
zoekingen heeft moeten staken.
Den llen der volgende maand ver
trekt er onder bevel van den kapitein
van den generalen staf Yan Baardaa,
van Soerabaja rechtstreeks naar dezelfde
bestemming, eene troepenmacht, bestaan
de uit 150 man infanterie, 4 officieren
van hetzelfde wapen, 1 officier van de
artillerie met bediningspersoneel en 2
Coehoornmortieren, 1 officier van ge
zondheid met ambulance, en eenige ge
nietroepen, allen uit de 2e en 3e mili
taire afdeeling. Voorts gaat eene ploeg
van 300 dwangarbeiders mede.
Die troepenmacht heeft niet ten doel j hem een rustigen ouden dag als het in
de 80honldi?°n aOT! Edi ra'8 '""P®- 0nze bondgenoot heelt
u -1 dus minder te verliezen dan wij; dat
den aanval op den heer v. S., maar zal
slechts dienen tot dekking en bescher
ming van den mijningenieur bij de vol
voering zijner opdracht en van hen, die
deel zullen uitmaken van de expeditie,
welke op het Zuiderstrand voet aan wal
zal zetten en van daar het binnenland
ingaan.
Van den uitslag der nasporingen van
den heer S. zal het afhangen of de troe
pen op het eiland blijven.
Tijdens den duur der onderneming
zal Flores' Zuidkust elke maand door
eene der booten van de Ned.-Ind. St.
Mij. worden aangedaan.
In revisie heeft het hooggerechts
hof het vonnis, door den raad van jus
titie tegen den gepensionneerden majoor
Boelen gewezen, vernietigd, met bevel om
alsnog op de hoofdzaak recht te doen.
omdat de raad niet op alle punten van
beschuldiging eene beslissing heeft
nomen.
De raad van justitie moet nu een nieuw
vonnis vellen, waarin op zes punten van
beschuldiging afzonderlijk recht wordt
Een nieuw onderzoek behoeft
niet te worden gehouden. Indien van hot
te wijzen vonnis weer revisie wordt
aangeteekend, komt eerst de zaak zelve
bij het hot in behandelinj
De Déli-Ct. van den 14en Mei bevat
het volgende overzicht van den toestand
Edi:
„De Atjehers zijn zooals reeds gemeld
terug, en zitten thans hooger op de
heuvels van waar ze eerst verjaagd wer
den. Hunne stellingen zijn zeer goed ge
kozen; het is dagelijks een gepof tus
schen hen en de lieden van don Radjah.
maar veel kwaad doen beide partijen el
kaar niet. De versterking van het gar
nizoen uit Kotta Radja gezonden staat
onder bevel van overste Helderman en
ook de waarnemende assistent-resident v.
Assen is ter plaatse. Wat nu De po
sitie welke de vijand op tamelijk steile
heuvels heeft ingenomen is met zware
opofferingen wel te nemen, maar wat
dan Wanneer wij den vijand van daag
verjaagd hebben, komt hij over een paar
dagen terug. Is het resultaat eener over
winning dus van genoeg beteekenis, om
de verliezen welke wij zullen lijden te
rechtvaardigen? In het eerst schijnt het
idee te zijn geweest er maar op los te
gaan, maar na kort beraad is men daar
van toch terug gekomen. Den vijand la
ten verontrusten door de Ediërs, en met
de troepen eene afwachtende houding
aannemen, is bij uitstek geschikt om öt'
zeer ongunstig of tamelijk onverschillig
te worden beoordeeld. De onverschilligen,
die er geen drukte over willen maken,
hopen dat de Atjehers van zelf weer uit
Edi zullen aftrekken, daartoe gedwongen
door het verloopen hunner strijders, het
zij door tweedracht onder de aanvoerders,
hetzij uit gebrek aan ammunitie, geld en
proviand. Zoo iets is reeds meer voor
gekomen. Maar als het nu niet gebeurt,
als de vijand zich meer en meer ver
sterkt, als zijn inval nog meer dan thans
het karakter verkrijgt van eene stabiele
vestiging, hoe dan? Dat ons prestige op
de andere kustplaatsen geheel verloren
gaat, als wij door welke redenen ook
gedwongen zijn ons bij zoo'n toestand ia
Edi te moeten neerleggen, is vrij duide
lijk, en daarom mag wel bedacht worden
dat het niet aannemen eener aanvallende
houding het vertrouwen der maleische
bevolking in onze macht zal schaden.
Raadzaam is het echter dat er eene af
gebakende gedragslijn worde vastgesteld
en opgevolgd; dat vandaag niet worde
te niet gedaan wat gisteren besloten is.
In alle zaken, Atjeh betreffende, is zulk
eene stelselloosheid de aanleiding geweest
dat wij op den duur eene groote macht
moesten ontwikkelen waar wij iu den
beginne met betrekkelijk geringe inspan
ning meester van den toestand hadden
kunnen blijven. De verhouding met T.
Tjik is volkomen in orde; dat bijechter
niet meer bij machte is den vijand uit
zijn land te verdry ven is een feit. Ge
brek aan macht en invloed heeft hieraan
schuld. Financieel heeft hij zich aan de
„safe side" weten te brengen en zijn gel
den in de Straits afgelegd verzekeren
maakt de alliantie voor ons niet beter-
De kapt. der genie van het O.-I. L.
E. Tielenius Kruythoff, aan wien wegens
ziekte een tweejarig verlof is verleend,
keert met het stoomschip Noord-Rolland
van de Rotterdamsche Lloyd, naar Ne
derland terug.
Uit Londen wordt gemeld: De oppo
sitie zal het goevernement wegens het
afstaan van Helgoland niet oogenblikke»
lijk aanvallen. De regeering zal ophel
dering verstrekken.
De Daily Chronicle laat zich over den
afstand van Helgoland heftig uit. De
daarentegen verklaart dat slechts
Engelands vijanden leed kunDen voelen
over dit tractaat, hetwelk naar de
toekomst bewijzen zal van Salisbury's
iijde eene daad van diplomatieke be
kwaamheid is.
In het Lagerhuis deelde Fergusson
mede, dat het sultanaat van Zanzibar,
met uitzondering van de aan eene duit-
sche maatschappij afgestane grondstrook,
onder britsch protectoraat overgaat.
Smith deelde mede, dat onmiddellijk na het
sluiten eener overeenkomst met Duitseh-
land de Bill tot het afstaan van Helgo
land aan het Parlement zal worden
voorgelegd.
In dépêches uit Edinburgh wordt ge
meld, dat Stanley loochent, dat hij op
positie voert tegen het door Engeland
met Duitschland gesloten tractaat. Hij
vindt het integendeel een voortreffelijk
tractaat.
liij spreekt het bericht zijner benoe
ming tot goeverneur van den Kongo-*
staat tegen.
Volgens de Pall Mall Gazette trachtte
Herbert von Bismarck reeds in
toen de duitsche keizer zich hier
bevond, van Engeland den afstand van
Helgoland te verkrijgen tegen overgave
van Damaralandma ;r zijne pogingen
waren vergeefs.
De duitsche keizer wordt tegen het
einde van Augustus te Cowes verwacht.
De commissie voor de begrooting uit
den duitschen Rijksdag heeft de voor
staf-officieren, kapiteins en eerste-luite-
nants verlangde tractementsverhooging
met algemeene stemmen verworpen.
Omtrent het internationale congres
over gevangenisstelsels met de Standard
uit St. Petersburg, dat het congres aan
beveelt eene internationale vereenïging
op te richten tot verleening van hulp
aan ontslagen gevangenen of hunne ge
zinnen.
Het congres verklaart verder dat dron
kenschap strafbaar gesteld moet worden
indien wanordelijkheid of ernstige rust
verstoring er het gevolg van is; dat de
tappers strafrechterlijk verantwoordelijk
gesteld moeten worden voor misdaden,
die het gevolg zijn van net toedienen
van drank aan beschonkenen, en dat het
verstrekken van drank aan kinderen of
op krediet behoort te worden geweerd.
De fransche ministerraad heeftDonderdag
morgen krachtige maatregelen verordend
om te voorkomen, dat de cholera, die in
Spanje schijnt te heerschen, te land of
over zee over de grenzen kan worden
gebracht.
Verscheidene der te Parijs aangehou
den nihilisten zijn weder in vrijheid ge
steld.
Na het bezetten van Lindi, zoo seint
Béuter uit Zanzibar, en Mikindani door
duitsche hulptroepen, zijn daar weder
karavanen uit het binnenland aangeko
men en alle voortvluchtige inwoners
teruggekeerd.
De Fransehen zijn in Dahomey slaags
geweest. De Dahomeërs verloren 250
man, terwijl de franschen 28 gewonden
tellen, waaronder 2 officieren.
GEftBNJiD NIEUWS.
De fransche regeering kan,
ingeval van oorlog, over 250,000 postdui
ven beschikken voor het overbrengen van
dépêches.
moeten, onder goud bedolven. Gij zult morgenochtend niet minder
dan dertigduizend francs in uw bezit hebben."
Wij wandelden een oogenblik langs de boulevards, en omstreeks
tegen tien uur voerde hij mij naar de Chauseée d'Antin; wij hiel
den in de rue Saint-Nicolas stil voor een flink, mooi huis.
HOOFDSTUK IX.
Het speelhol.
Het scherpe toezicht, dat tegenwoordig op de geheime speel
huizen wordt gehouden, bestond nog niet op het tijdstip, toen ik
bij madame Dumahel werd geïntroduceerd. In deze dagen werd
er een zonderlinge industrie beoefend, die slechts eenige jaren be
staan heeft, daar de politie zoo verstandig is geweest ze uit te
roeien en nog wel in de voornaamste wijken; ik bedoel de open
tafels, welke door vrouwen werden gehouden. De een of andere
dame huurde een woning, liet die meubileeren en deelde aan hare
vriendinnen en kennissen mee, dat zij voor een betrekkelijk ge-
ringen prijs, drie of vier francs, iederen dag bij haar om zes uur
konden dineeren. De vriendin bracht een paar harer kennissen,
een of twee heeren, mede en weldra bevond men zich met een
twintigtal aan tafel. Aan de rechter- en linkerzijde van de vrouw
des huizes zetten zich twee harer oude bekenden neer, die men
„mijnheer de majoor" of „mijn beste generaal" noemde en welke
daar slechts aanwezig waren, om een deftig aanzien aan den kring
te geven. Na het diner stelde een van de dames voor, om als
tijdverdrijf een gezelschapsspelletje te makeD; de majoor verzette
zich hiertegen met luider stem en vroeg, of men niet liever zou
lansquenetten; de generaal ondersteunde het voorstel van den
majoor, eenige verleidelijke lonkjes van de bekoorlijkste dames uit
het gezelschap brachten er veel toe bij, om de jongelieden, welke
in deze kringen waren binnengeleid, er toe over te halen, in te
stemmen met het voorstel van den majoor en den generaal; weldra
hadden de vrouw des huizes, hare vriendinnen en getrouwen, allen
om de salontafel gezeten, de jongelieden, de vreemdelingen en de
onnoozelen van al het geld beroofd, dat zij zoo onvoorzichtig ge
weest waren met zieh mede te nemen. Het diner had slechts drie
francs gekost, maar de avond kostte hun vijf, tien, somtijds vijf
tig goudstukken, naar gelang de verschillende kringen, waarin
men zich bevond.
Dit was ook een van de vele industrieën, welke werden beoefend
door Lentague en zijne minnares, Constance Duhamel, sedert hun
rampzalige reis door België.
Daar Lentague evenwel nooit iets een halve deed, was zijn
salon, of liever, die van Constance (want Lentague was zoo ver
standig zich meer achter af te houden) een van de schitterendste,
rijkste en meest gezochte van alle van dit soort. De prijs van het
diner was vijf francs, maar in eene restauratie zou men voor geen
vijftien francs per persoon zulk een uitstekend maal kunnen krij
gen; kandelabers vervingen hier de lampen, welke men bij een
table d'hète boven de tafel heeft hangen; twee bedienden in op
zichtige livrei zorgden voor de bediening.
Slechts gevierde en schoone dames werden bij Constance toege
laten en de gewoonte was, om zeer laag gekleed te gaan, juist
alsof men zich hier in meer hoogere kringen bevond. Al deze
dames moesten vooraf den naam opgeven van de personen, welke
zij hadden uitgenoodigd, om haar te vergezellen. Te ernstige en
bezadigde mannen, jongelieden, wier onbescheidenheid hinderlijk
kon worden, losbollen, die te goed bekend waren met de ondeug
den van het parijsche leven, vrouwen, die niet wisten, hoe zij
zich moesten gedragen, kortom, alle personen, die gevaarlijk wa
ren of geen voordeel konden aanbrengen, werden in deze kringen
niet toegelaten.
{Wordt vervolgd.)