laatste Akkoord.
tweede bjlab
UIT INSULINDE.
Maleisshe Liefdgsverkiaringen
FEUILLETON.
BEHOOBBNDK BIJ
HAARLEM'S DAGBLAD
VAN
Maandag 15 September 1890.
en lircnefclacMen.
Wist gy wel, holiandsche lezer, dat de
Maleiers en in het algemeen de Ooster
lingen een in hooge mate verliefd tem
perament bezitten, dat, sluimerend in de
eerste phasen des levens, bij het klimmen
der jaren zich ten sterkste openbaart,
om, na zyn maximum van spanning be
reikt te hebben, op te treden als de be-
heerscher van wil en daad? Zoudt gij
het zeggen aan den Maieier, wa.nueor hij
zoogenaamd suf voor u staat en met da
grootste kalmte u aankijkt of' tot u spreekt,
dat zijn hart „de kern van zijn lichaam/'
de zetel is van de vurigste begeerten en
hartstochten De liefde bij den Ooster
ling is geeia hartstocht, zij ia meer dan
dat, zij is een drift, eea bruisende stroom,
die rotsen splijt en bergea doorknaagt.
Gij glimlacht maar de Sanaatraan
glimlacht ook, waaneer hij het karakter
van dezevj hartstocht hij de westeraehe vol
keren, in het bizonder de <uropoosche,
heeft leeren kennen, dan zal hij zeggen
„die liefde ia als glas, dat bij den min
sten stoot breekt en in gruis valt!" Wij
sullen hier niet nagaan in hoeverre deze
woorden waarheid bevatten, dat ligt niet
in onze route, doch wij willen er slechts
op wijzen, dat de Maleïer in zijn vie
d'amour" in de hoogste sferen der poëzis
adem haalt en daarom zijn de uitingen
van zijn hart //liefdesverklaringen" en
minneklachten"gehuld ia dichterlijk
gewaad, opgetooid met de schoonste beel
den, die eene eostersche verbeeldings
kracht kan scheppen. Eene prozaïsche
liefdesverklaring, waaruit onmiddellijk de
bedoeling blijkt, noemt hij kasar d. w. z.
lomp. De zaak, die hij begint, het thema
van zijn zang is schoon en edel, daarom
moet hij voordragen in een schoonen en
edelen vorm, waarbij het oor gestreeld,
het hart ontgloeid wordt. En welke
vorm is edeler en Bêhooner en meer ge
schikt, om zyn //intention sublime" in
bedekte termen te kennen te geven dan
de „ars poëtica?"
Deze weinige regelen mogen het vol
gende tot inleiding strekken,waarbij ik nog
even wenscli mede te deelen, dat, wat
de lezer hier vindt opgeteekend, groo-
tendeels is ontleend aan het Tweede
Deel van het Verslag der Sumatra-Ex-
peditie, mij met de meeste welwillend
heid ten gebruike afgestaan door den
Directeur van het Koloniaal Museum
alhier.
Hoewel in den laatsten tijd het papier
bijna overal in den Oost-Indischen
Archipel verspreid is, zoodat de inland-
sche radja's hunne betuigingen van eerbied
en hoogachting, vergezeld van eenige
mededeelingen, thans op den papyrus-rol
ter kennisse van onzen Goeverneur-
Generaal brengen, is dit artikel in de bin
nenlanden zeer schaarsek, zoodat de bewo
ners zich nog van hunne primitieve achrijf-
middelea bedienen, waaraan zy trouwens
altijd de voorkeur geven, want dat witte
papier, //karthas poetik" herinnert hen
aan da zoozeer gehate Hollanders. De
bewoners van de binnenlanden van Su
matra en vooral die, welke in de nabij
heid van de rivieren de Moesi en de
Beneden-Ra was wonen, vervangen het
papier door bamboezen latjes en de pen
door hun kapmes of eenig ander puntig
voorwerp, waarmede de karakters wor
den ingesneden. Deze, behoorende tot
het Rentjangschrift, bestaan uit de meest
uiteenloopende combinatiën van streep
jes, zooals kruisjes met et» zonder weer
haken, maalteekena, dubbele circumflex
figuren, vischhaken enz. enz. Het spreekt
vaezelf, dat zulk een geschrijf veel tijd
verslindt en met groote moeite gepaard
gaat, waarbij de noodige accuratesse
moet worden in 't oog gehouden. Wan
neer op deze wijze naarmate de min of
meerdere uitgebreidheid eenige bamboe
zen latjes zijn beschreven, worden zij
genummerd, aan de uiteinden van een
gaatje voorzien en vervolgens als de
kralen van een halssnoer aaneengeregen.
Deze dichtregelen, serambahs geheeten,
worden dan aan den middel gedragen, om
ze te memoriseeren en daarna aan den
een of anderen haak in de bamboezen
omwaoding opgehangen.
De srrambahs moeten niet al te dui
delijk zijn, doch zoodanig ingericht wor
den, dat de bedoeling na eenig naden
ken gevat wordt.
MINNEKLACHT.
Ik ging naar Palembang
Om handel te dry oen in Sep at en seloe-
VerklaringDe minnaar verwijt zijn
aanstaande alter ego gebrek aait ver
trouwen. Hij hoeft zoo goed mo»? elijk
gesproken, zijn taal is die des oprecht en
geweest en toeh was alles tevergöels!
LIEFDES VERKLARING.
De kip met gele borst èn poot en, witte en
zwarte veer en is f 5waard
De kip met zwarte borst en pooienrood
achtige veeren is f 1.25 waard
Gelijk de donder in het luchtruimdit
ls mijn begeerteom tot U te gaan3 zoo
En toen ik dien doorzette
Bleef mij slechts de huid en 't gebeente over,
de handel liep tegen, ik verdiende geen
geld, kreeg niets te eten, zoodat ik als
'i ware van den honger ben uitgeteerd).
Verklaring: ik ging naar Palembang,
om een meisje te zoekenik vond er
een, vatte een vurige liefde voor haar op.
Zij heeft die liefde niet beantwoord, dit
heelt mij zoo aangepakt, dat ik als
't ware door het verdriet ben uitgeteerd
(vel over been).
2
Ik kwam te Palembang
Ik wandéldè %n H groote bosch
lk vond er een bloemzoo schitterend als
goud
Zij stond alleen en verspreidde een heer
lijke geur
Ik plukte haar en gaf haar mijn moeder
ter bewaring
Ik ging weg om handel te drijven
Toen ik terugkwam was zij in een Cam
bodja bloem herschapen
Verklaring: toen ik nog bij mijn ou
ders thuis was te Palembang, maakte ik
kennis met een jong, schoon en ouder
loos meisje, voor wie ik eeue vurige
liefde opvatte. Ik bracht haar hij mijn
ouders thuis, om haar to verzorgen. Ik
giög later weg, om handel te drijven on
toen ik terugkwam was zij overleden.
(De Rembang Cambodja is een grx>-
bloem).
3
Ik ging uit om padi te snijden
Half weg keerde ik huiswaarts
lk bracht het. mes thuis
Mijn verstand was wég
Het water stuitte tegen den wal.
VerklaringDe jongeling heeft een
blauwtje geloopep, hij is in de war ge
raakt, hy weet niet meer wat te doen,
hij weet geen uitweg meer, gelijk het
water, dat legen den wal stuit.
4
De haan met witte en zwarte veeren werd
in 't strijdperk gebracht
Hij verloor den strijd en boog zich als riet
Daarna ging hij in een boom zitten weenen
De hitte verdwijnt als er regen valt.
VerklaringGij hebt mij door uwe
weigering zeer veel leed gedaan, de strijd
was voor mij te zwaar, ik moest bukken
en ging weenen, eerst wanneer gij mij
wederliefde schenkt, zuilen mijn tranen
en verdriet verdwijnen!
5
Hoe vischt men mét het werpnet
Ovèr den geheelen inham wordt het uitge
worpen
Toch is er geen visch in het net gekomen
Het net is vastgehaakt aan de overzijde.
Op welk een wijze moet gesproken worden?
Ik heb gesproken de taal der braven
Toch is mijn spreken tevergee
Gij waart bang voor mijne woorden.
ANTWOORD VAN HET MEISJE.
Het goudvrouwtje gaat olie verkoopen
In de prauw met afgescheurd
versierd
In de prauw met het binnenste van de
doornbamboe
De bladeren van den kadawungboom bot
ten uit
Trekt u het leed niet te veel aan
Als het geluk wil sal voorspoed volgen
Keert zij gelukkig terug
Dan heeft niemand er aan gedacht om
voor vuur te zorgen.
Verklaring: De verliefde jongeling
vergelijke zijn aangebedene bij een kip.
De kippetjes in ons dorp zijn niet veel
waard, zij hebben niets bizonders aan
zich, maar gij zijt gelijk de kip met gele
borst en pooten, met witte en zwarte
veeren, gij zijt bizonder schoon. Zoo
hevig als de donder in het luchtruim
woedt, ovenzoo lel brandt dc liefdesvlam
in mijn hart voor u
Het meisje geelt ten antwoord
fStel u niet te veel van mij voor en
geef u niet te veel over aan leedgevoel,
opdat daardoor uw zaken niet in de war
loopen en gij in geen ongelegenheid ge
raakt, want toen het goudvrouwtje,
't schoonste uit het dorp, heenging, om
olie ten verkoop aan te bieden, was
iedereen zoo vervuld van verdriet over
haar heengaan, dat er niet voor vuur,
gezorgd was, toen zy terugkeerde. Van
een huwelijk tusscheu ons kan voorloopig
niets komeu, maar daarom den moed
niet opgegeven. Wellicht dat alles weder
ten goede keert
2
Ga mijn brief j
Ga tot mijn zuster de schoone;
Dat gij met ingenomenheid moge worden
er mee en hetzy hy verblijd of droef
geestig 13, klinkt zyn eentonig en slepend
lied opgewekt of klagend. Wanneer men
's avonds in de maleisehe dorpen rond
wandelt en de maan haar bleek, maar
vreedzaam schijnsel op de aarde werpt,
hoort men het klaaggezang van den
teleurgestwlden jongeling ©f het blijgeestig
lied van den hoopvolle*). De Maimer ia
op dit punt zeer gevoelig. Wee haar
echter, zoo zij hem tot speelbal heeft
gebezigd, dan zingt hy ook, maar zoo'n
lied klinkt geheel anders. Dan hoort
men geen wegslepende tonen, dan zijn 't
ruwe klanken, de vertolking van oen
in toorn ontvlamd hart, waarin de wraak
zucht is nedergedaald. Dezelfde hand,
die streelde, wordt dreigend oggeheven,
de honingzoete taal wordt zoo bitter als
gal, dan 33 de verliefde minnaar de god
Thor, die zijn vurigs pylen afzendt op
de in ongenade gevallene!
Haarlem, September '90
TJAMPAKA.
H 3 11
4 Ï'J 'ri
ÏK
De ramoedjoe bloeit in het bosch;
De Tjampaka bloeit als liet warm is;
Ik houd zooveel van U mijn schoone.
Het zilver (hij) wil genieten van den glans
van het goud (zij)
Gij suikerzoet meisje!
3
Het
ANTWOORD:
gtng
uitom olie te
verkoopen
De seloepatbloem scheurde
Denk niet te veel
Als de Fortuin ons begunstigt zullen wij
gelukkig zijn.
ik lag in H gras ie slapen
Het was op een warmen dag',
IJc droomde van engelen
Toen kwam er een slang naar
mij te
lk werd van schrik wakker
Maar een engel stond voor mij
Zij lachte en verdween;
JVaar om
ij toe
ANTWOORD VAN HET MEISJE:
Ik heb het sirih-blad geplukt,
lk heb mijn adem weggegeven
D. w .z. ik ben reeds verloofd (door het
aannemen van een sirih-blad uil de hand
eens jongelings) ik behoor niet hart en
ziel hem toe!
Ziedaar lezereenige Liefdesverkla
ringen en Minneklachten in poëtisch
formaat, soms zoo duister mogelijk en
bijna onverklaarbaar. De Maleier dweept
Het bericht uit Amaterda
betreffende ee;i verschil van zienswijze
tusööhen B. en Ws. en den minister vau
Binnenlaudscho Zaken, in zake de volks
telling daar ter stede, berustte op een
misverstand. Eene ministeriëele beschik
king voor kerstelling is dan ook niet
genomen.
liet gerucht, dat dienaangaande liep,
bleek bij onderzoek gegrond op het feit,
dat zeer vele kaarten, welk getal uit
enkele buurten, als Uylenburg enz., zelfs
onrustbarend macht heeten, wegens on
volledige en foutieve opgaven, om ophel
dering werden teruggezonden. Dit wa3
weder veroorzaakt doer de omslachtige
wijze, waarop ditmaal de volkstelling
was voorgeschreven, welke voor Am
sterdam in velerlei opzicht ondoenlijk
werd goacht, en waarvan destijds aan
het departement van Binnenlandsche Zaken
kennis werd geheven.
De terugzending der kaarten en de
beantwoording der vragen veroorzaakt
natuurlijk groote vertraging in de juiste
opgaaf van het g«tal inwoners der hoofd
stad. (Fad.)
Het algemeen jaarlijksch
verslag is verschenen over werken, welke
voor de voltooiing van het vestingstelsel
tot stand gekomen of in werking zijn.
In het daarbij gevoegd overzicht zijn,
evenals in het vorige jaar, alleen voor
de stelling van Amsterdam vermeld al
de werken, welke sedert de vaststelling
der wet van 1875 ter inrichting van die
stelling uitgevoerd of nog in uitvoering
zijn, met uitzondering echter van het
fort bij IJmuideD.
Voor de overige liniën en stellingen
omvat het overzicht alleen opgaven se
dert 1887, en over 1886 slechts voor
zoover de opgaven, vroeger voor dit jaar
verstrekt, veranderingen hebben onder
gaan.
Men meldt uit Amsterdam
dd. Vrijdag: De aanneming van de ta-
riefwet in Amerika braeht grooto beroe
ring teweeg op de heden uitgeschreven
tabaksinschrijving in „De Brakke Grond".
Van uur tot uur werd de inschrijving
uitgesteld, omdat de koopers voor Ame
rika over den termijn der inwerking
treding van de wet nadere mededeeling
uit New-York moesten afwachten. Ook
de kwestie van de verscheping was hot
onderwerp van luidruchtige beschouwin
gen. Toen ten laatste met de Mij. //Ne
derland" eene overeenkomst kon worden
getroffen om de Voorwaarts Zaterdag
naar New-York te doen vertrekken,
bracht het gerucht, dat op die boot be
smettelijke ziekte had gobeerscht en zij
derhalve niet in Amerika zou wordsn
toegelaten, de gemoederen opnieuw in
beweging. Eene pertinente verklaring
der directie van de mij. //Nederland,"
dat dit gerucht allen grond mist, deed
do kalmte torugkeeren, en alzoo zal nu
de Voorwaarts, door amerik. tabakshan
delaars gecharterd, heden Zaterdag inder
daad vertrekken, onafhankelijk van den
termijn der inwerkingtreding van de wet,
waaromtrent men nog in het onzekere
verkeert.
Tot a s s i s t o a t e bij hot o n-
derwijs in do oogheelkunde a*n do uni
versiteit van Amsterdam is vd-m' het
studiejaar 1890/91 benoemd mejuffr. dr.
M. C. du Saar.
V e r e e n i-
van lichamelijke
Zondag a. s. zald
ging tot bevordering
oefening bij de arbeidende klasse te Am
sterdam do zomeroefeningen op het ter
rein achter het Rijksmuseum met een
wedstrijd besluiten.
In eeno vergadering van
afgevaardigden benoemd door de ver
schillende gemeente- en polderbesturen,
to Sckagen gehouden ter bespreking van
het kanaalplau Enkhuizcn-Stolpen (N.
H. kanaal) is, na langdurig debat, de
volgende motie aangenomenDe verga
dering, overwegende dat eene betere
kanalisatie van W. Frieuland in het
algemeen noodig en een kanaal van de
Zindorsee naar h<«i N. Kanaal door W.
Friesland weuscheiijk is, is van oordeel
dat een onderzoek naar de meest ge
schikte doorsnijding en de kosten daar
voor worde gedaan. Door den voorzitter
werd daarna een concept-reglement voor
eene Weatfriesche Kanaalvereeniging ter
tatel gebracht, dat onveranderd werd
goedgekeurd. Byna al de aanwezigen
traden daarna als lid toe. Tot leden van
het bestuur werden vervolgens gekozen
de heeren: mr. C. H. Beels, burgem.
van SehagenW. K. baron van Dedem,
burgem. van HoornK. J. D. Hart
kamp, burgem. van EnkhuizeuP. Hulst,
burgem. van Zijpe; P. Nobel, burgem.
van Öt.-Pancras; H. Kezelm.&n, jiurgem.
van Winkel; K, Breebaart, lid der Prov.
StatenN. Sluijs, EnkhuizenW. Kloe
ke, W. Bazen, P. Hopman ea C. N.
Vlaming te Sohagen.
De zuigeling te Rotterdam,
aan welke onlangs door een dienstmeisje
uit wraak petroleum was toegediend,
hersteld. De daderes zal denkelijk
terechtstaan wegens poging tot vergifti
gd-
De luchtreiziger Léo n Mary,
Doaderdagnamiddag te 5 uren te Dor
drecht opgestegen, had eene schoone reis
en bereikte 2600 meter hoogte. Hij heeft
80 kilometer afgelegd, en is te 6
uren in den besten welstand geland bij
Helmond.
Naar aan het JJtr. Dbl. ge
meld wordt, ia Donderdag eene weduwe,
wonende buiten de Tolsteeg te Utrecht,
plotseling krankzinnig geworden, doordat
de persoon, met wieu zij dacht te
trouwen, haar had verlaten. De onge
lukkige, moeder van drie kindaren, is
naar het krankzinnigengesticht aldaar
overgebracht.
Leger en Vloot.
Vrijdag werden te Hellevoetsluis door zee-
n landmacht de gecombineerde oefenin
gen van 10 September vervolgd. Zr. Ms.
rammonitor 2e kl. Pantercommand, de
j.-luit. ter zoo H. R. J. J. Torbecke,
had daartoe ten 7 ure voorm. de koop-
vaardijhaven verlaten ea was naar de
ik de Pieter gestoomd en zette te 8£
uur koers door het Zuiddiep naar Stel
lendam, van waar die bodem, welke
eeno vijandelijke flottille voorstelde, te
rugkeerde. Toen de Panter binnen het
bereik van het vuur der tegemoetkomende
battery der kustbatterij van de vesting
kwam, werd daarop door twee kanonnen
van 24c. M. Y met gewone granaten
het vuur, dat door den kap. W. J. G.
van der Veur geleid werd, geopend. Nu
werd deze monitor door torpedoboolen
het Zuiddiep opgehouden, waardoor
de vaartSDelheiri vertraagd werd op het
oogenblik dat voorbij de evenwijdige
batterij gestoomd werd en deden twee
Juffrouw Langelot, eene vriendelyke jonge vrouw van dertig
jaar, gaat heen en weer in hare huiskamer. Zij werpt nog een
laatsten blik op de aangerichte tafel, die door hare goede zorgen
steeds voorzien is van een frisscheD bloemruiker, getuigende van
vrouwelijke gratie en poëzie.
Plotseling hoort zij den tred van haar echtgenoot en keert zich
om, maar nauwelijks ziet zij hem of zij roept uit: „Wat scheelt
u, gij ziet er zoo verschrikt uit?"
„Daar is reden voor, lieve, als men plotseling hot faillissement
en den dood van een broeder hoort!"
„Uw broêr! Arme man!"
„Gij weet dat zijn huwelijk hem geen geluk heeft aangebracht.
Artist in zijn hart heeft hij eene schoone Italiaansche getrouwd,
met veel talent voor muziek, in weerwil van het verzet der ge-
heele familie. Zijne zaken kwijnden, omdat hij aan niets dacht
dsn aan zijne kunst en geen koopman wezen kon. Nu is het
vorig jaar zijn vrouw gestorven, zijne zaken waren erger ia de war
dan ooit en hij heeft z:eh nu vaa het leven beroofd, na my in
een hartroerenden brief verzocht te hebben, zijne schulden voor
hem te betalen."
„En dat zult gij doen?"
„Hy is mijn broeder, de naam dien wij van ons beider vader
ontvingen, zal niet worden bevlekt. Ik zal aan zijn laatste bede
voldoen."
„Gij hebt gelijk," zeide juffrouw Langelot en haren arm in den
zijne leggend, drukte zij dien zachtjes.
„Eu dan is er nog iets," ging Langelot voort, aarzelende.
„Wat dan?" vroeg zijne vrouw verbaasd over zijne aar
zeling.
„Welnu dan, hij laat een kind van twaalf jaar na, een arme,
gebochelde jongeD, die zichzelven niet kan helpen...."
„En gij wildet mij voorstellen, om hem als ons kind aan te
nemen, nietwaar?"
„Wel, ik meende...."
„Gij hebt een edel hart en ik ben trotsch op u," zeide de jonge
vrouw, hem liefderijk omhelzend. „De arme jongen zal voor onze
kleine Clairette eeno oudere broeder worden."
Zoo besloten deze twee brave menschen tot de aanneming van
den kleinen wees.
LaDgelot en zijn vrouw waren tien jaar getrouwd. Eerst na 7
jaa-r was Clairette geboren-, die dus op dat oogenblik drie jaar
telde. Het kind waarnaar beiden zoo vurig hadden verlangd, was
van eene zeer zwakke gezondheid en vooral van een bizonder teer
zenuwgestel. Dientengevolge werd zij wel wat bedorven en
heerschte somtijds over hare ouders als eene kleine vorstin.
Weinige dagen na hst hierboven medegedeeld gesprek kwam de
twaalfjarige wees, Lucien genaamd, een bleeke gebochelde jongen.
Yan de schoonheid zijner moeder bezat hij niets dan
een paar schitterende oogen, die als hij aangedaan was,
konden fonkelen als karbonkels in zijn lijdend gezicht. Tegen
zich aangedrukt hield bij zijn kleine viool, waarvan hij zelfs on
derweg geen oogenblik had willen scheiden.
Bij het zien van den onbekende, begon de kleine Clairette met
groot geweld te schreien en te snikken, maar haar neef, die een
verlegen, schuinschen blik wierp op dat lieve, kleine schepseltje,
aam zijn viool en zeide met zijn zachtste 3tem„Luister, de
viool gaat zingen, schrei maar niet meer
En o wonder, onder zijne kunstenaarsvïngers ontlokte de strijk
stok eene heerlijke melodie aan het instrument, lachend en teer,
eene improvisatie, zacht als eene aanraking van de moederhand,
die hei kleine meisje onmiddellijk tot bedaren bracht.-
„Nog meer zingen nog meer smeekte Clairette, hare
beide mollige vuistjes tegen elkaar duwend.
En weder klonken uit het tooverinstrument de heerlijke tonen
uit de kunstenaarsziel van den $rmen gebrekkigede vlam van
het genie was hem door zijn moeder nagelaten.
Yan dat oogenblid af ontstond er een hechte vriendschap tus-
schen de beide kinderen. De jaren verliepen en toen Lucien een
jongeling was, werd hij deelgenoot in de handelszaak van zijn
oom. Dezen was hij, met zijn scherp verstand, een onmisbare
hulp, maar toch had hij zijn muzikaal talent niet verwaarloosd