UEKfiM'tiD MlhïS. Z1 T' br'^0D en l»m He Dorpsbarbier. kanonnen van 24 c. M. St. L/25 en twee kanonnen van 24 c. M. Y, daarop' het grootst mogelijk aantal schoten. Evenals den vorigen dag waren de schout bij-nacht N. Mac Leod, comm. der stelling Monden der Maas en van het Haringvliet, de kapt.-luit. ter zee M. F. Reeringh en de adjudant van de stelling, comm. de luit. ter zee le kl. P. C. W. de Tignon van de Velde, gedurende de geheeie gecombineerde oefe ning, daarby tegenwoordig. Rechtszaken. Een heer, die buitenshuis zijn kantoor heeft, had aangifte gedaan, dat hij hield twee dienstmeisjes. Zijn kantoor werd schoongemaakt door eene schoonmaak ster. De fiacus evenwel zag in die schoon maakster een derde dienstmeisje en de heer werd door de rechtbank veroordeeld wegens het doen van onjuiste opgaven. In appél werd Donderdag voor het hof te 's-Hage namens hem beweerd, dat schoonmaaksters en naaisters in het algemeen vrij zijn van belasting mits zij niet meor dan drie dagen in de week voor een zelfden meester werkzaam zijn. Op de administratie drukt derhalve de bewijslast, dat hier meer dan drie dagen in de week ten behoeve van beklaagde door de schoonmaakster is gewerkt. Wél werkte die vrouw eiken werkdag van de week in hetzelfde huis, waar de be klaagde zijn kantoor hield, doch dat kwam omdat zij ook een ander kantoor in datzelfde huis schoon te houden had. Daardoor ontstond de mogelijkheid dat zij werkte: drie dagen voor den eenen en drie dogen voor den anderen mees ter althans kan de administratie niet aantoocen en had zij ook niet aange toond, dat deze schoonmaakster gewoon lijk meer dan drie dagen in de week werkte voor dezen [beklaagde. En zelfs al ware dit eens bewezen, dan nog zou beklaagde, die do schoonmaakster aange nomen had voor één dag in de week, dit althans moeten weten om aangifte er van te kuanen doen. Hij wist het niet, werkte zij meer dan één dag in de week in het kantoor van bekl., dan geschiedde dit óf omd*t zij uit zich zelf dit wilde doen, óf omdat een ander, mis8Ghieu wel die andere mynheer, die ook een kantoor in dat huis had, het haar beval of verzocht. Voor de administratie daarentegen werd beweerd, dat in het algemeen het hebben van dienstboden aan belasting is onderworpen en bij uitzondering schoonmaaksters en naaisters mits zij niet meer dan drie dagen in de week voor een zelfden meester werkzaam zijn een uitzondering op den regel vor men. Op bekl. rust dus de bewijslast, dat in casu de schoonmaakster niet meer dan drie dagen in de week voor hem werkzaam was en dat bewijs is niet geleverd. Hei beweren als zou bekl. niet geweten hebben dat de schoonmaak ster meer dan één dag in de week voor hem werkte is niet aan te nemen een kantoor wordt niet van zelf schoon en dagelijks, al ziet men de schoonmaak ster niet bespeurt men toch de ge volgen van haar werk. Na re- en dubliok koos het O. M, de partij der administratie en vroeg beves tiging van het vonnis a quo. In het verslag van den ne- derlandschen consul-generaal te Antwer pen over 1889 komt het volgende voor „over de dianii&iiündustric in Ant werpen". „Vóór bet jaar 1890 kon de diamant industrie te Antwerpen slechts als van zeer geringe beteekenis aangemerkt wor den. Destijds bestonden er slechts een zestigtal zeer weinig ervaren diamant slijpers, die ieder afzonderlijk thuis met gebrekkige werktuigen dien arbeid ver richtten en ternauwernood zeven stuiver daags verdienden. Tot in 1840 waren er reeds merkelijke verbeteringen aangebracht, doch tot zelfs in L850 was do toestand nog vau dien aard, dat vele slijpers eene andere broodwinning moes ten zoeken, om te kannen bestaan. Ove rigens was de destijds ingevoerde hoe veelheid ruw diamant te gering, om regelmatig arbeid te kunnen verschaffen aan de slijpers. Op dat tijdstip werden er slechts Rio- en Bahia-steenen bewerkt. „Na het ontdekken ia 1863 van de dia- mantmijueB aan de Kaap, waardoor eene belangrijke hoeveelheid grooten en besten steen aan de markt te Londen werd ge bracht, werd de diamantindustrie in 1871 te Antwerpen uitgebreid, en werden in betrekkelijk korten tijd verscheidene stoom- en diamantslijperijen opgericht. Daardoor werden de dagloonen aanzien lijk booger, zoodat voor het slijpen van groote steenen tot 20 fr. per dag werd betaald, en bekwame slijpers tot 2 a 3000 fr. per week verdienden. In 1876 was het getal diamantslijpers geklommen tot op ongeveer 700 arbeiders. Bekwame diamant-klovers vooral werden zeer duur betaald. Zoo verdiende een zeer bekwaam klover in 1874 voor het kloven vaneen steen van 100 karaat 500 fr., welke verrichting deze ten uitvoer bracht in minder dan een uur. Uitgelokt door de hooge dagloonen, legden zich vele jon gelieden er op toe het beroep van dia mantslijper of klover uit te oefenen. Zij kwamen in aantal op, zoodat het dagloon merkelijk daalde, in de verhouding van 25 pet. Niettegenstaande deze verminde ring van loon, waren de verdiensten nog ruimschoots toereikend en werden ze op ongeveer 30u fr. per week berekend. Deze toestand hield stand tot 1880, toen het loon eene vermindering onderging van 40 pet., terwijl het in 1884 zelfs gedaald was met 80 pot. „Daardoor was de toestand van den diamantslijper nog niet onhoudbaar ge worden. Door de groote uitgebreidheid in deze plaats van den handel in be werkt diamant werd aan meer dan 2000 raan werk verschaft, die daardoor een goed bestaan vonden. „Sedert een jaar echter, doordien de eigenaars van de diamant-mijnen zich verbonden hebben om slechts geringi hoeveelheden ruw diamant aan de markt te brengen, ondergaat de diamant-indus trie te Antwerpen eene hoogst bezwaar lijken crisis, waardoor ruim 90 pet. der diamantslijpers buiten werk zijn gesteld „Do groothandelaars betrekken den steen direct van Kimberley, van Londen en ook wel van Amsterdam. De kleinere koopen aan de Club (autwerpsclae dia- man t-societeit), waar dagelijks beurs ge houden en belangrijk veel in diamanten omgezet wordt. „De bewerkte diamant vindt veel af nemers te Parys, maar vooral in Amerika. Wat de inrichting der fabrieken betreft, boewei er eDkele zijn, die zich in min der goeden staat bevinden, bestaan er daarentegen andere, die in alle opzichten uitstekend zijn ingericht en zelfs gebruik maken van electrische verlichting. „De diamantslijpers hebben onderling een boud gevormd ouder de benaming van „antwerp8che diamantwerkersver- eeniging", welke een orgaan bezit, dat maandelijks verschijnt en dient om de belangen van den werkman te bevorde ren. Het doel, dat de werklieden be oogen, is een syndicaat te vormen, be staande zoowel uit patroons als uit dia mantwerkers, welken gelast zou zijn. de voorkomende geschillen te beoordee- leu, in plaats van deze te moeten onder werpen aan de beslissing van den Raad van goede mannen." Een allertreurigst onge luk heeft te Lambusart (Henegouwen) plaats gehad. Een jongmensch, met zijn vader den spoorweg overgaande, «eraakte ui et zijne laars tussclicn twee rails be klemd juist toen er een trein aankwam, Hij kon zich ondanks alle inspanning niet losrukken on smeekte ziju vader hem aan zijn lot over te laten. Deze liep waanzinnig van smart weg en een ©ogen blik later was de arme jongen verplet terd. In de infanterie-k a z.rne' te Berlijn een vijftienjarig meisje opsehandelyke wijse mishandeld. Vijf' soldaten van hot 52e regiment zullen des wege voor dea krijgsraad terechtstaan. Wil mende Franca gelooven, dan 18 10 de nabyheid van Saigon een schip in zijn vaart belemmerd door eeu monsterviseh van 10000 leilu. Het beest werd door den schok gedood. Wii leven in den komkommertijd Bij mi nister ie ele aan se h rij- ving zijn du pruisische spoorwegbesturon gelast, een scherper toezicht te doen uitoefenen op de behandeling van vracht goederen, die gelijk bijv. meubelen, uit den aard der zaak meer dan andere verzendingen zijn blootgesteld aan be scliadigmg Mnds eenigen tijd zijn daar- over vele klachten ingekomen en ai is in do wettelijke en reglementaire bepalingen de aansprakelijkheid der spoorivegbeam- ren omtrent beschadiging beperkt, zoo verlangt de minister toch, dat er voor eene nauwgezette behandeling der voe deren worde gezorgd. Hij geelt mitsdien oeve ten strengste daarvoor te waken en alle verzuim dienaangaande ten spoe digste te straffen. P Voorts meent de minister, dat het voor de spoorwegreizigers bij de bedie. ning aan de stationsbuffetten beter zal zijn, wanneer in de stations op groote or en de prijzen van het consumabel vermeld staan, en op elk station, waar bel maar eeoigszins kan, in het drukke zomerseizoen op het perron tafeltjes zon geplaatst, waar men dadelijk bij het uitstappen spijzen en dranken kan verkrijgen. Waar dit laatste wegens gebrek aan ruimte nog niet is ingevoerd dient het naar de meooing van den minister toch te worden geschikt ten behoeve der passagiers met seeltreinen, die slochts een zeer kort oponthoud heb ben. len dienste van deze reizigers zon men dan tijdelijk tafeltjes op het perron kunnen zetten. De minister wenecht dat daarvoor waar het niet ten eenenmale onmogelyk is, voortaan gezorgd worde. Helgoland krijgt ccn ei gen courant. De boekdrukker Rau- schenpiat, re Cuxhaven, wiens firma weds sinds veertig jaar de Helgolander Vreemdelingenlijat heeft uitgegeven, heeft bij het hoofd van hot burgerlijk bestuur op Helgoland aanvraag gedaan en ver kregen om een „Helgolander Weekblad» uit te geven. Het eerste nommerzalden len Uctober verschenen. Ook bij Poughkeepa eene poging gewaagd om een sneltrein van de St.-I.ouis en Chicagolijn op d.n „New-York Central Railway" te doen ontsporen. Een baanwachter zag, dat de weg was versperd, maar toen hij het beletsel wilde verwijderen, worden uit een naburig bosehje op hem eenige scho ten gelost. man maakte ziek uit de voeten, maar verwittigde toen den ma chinist door een noodsignaal van hot dreigende gevaar, zoodat alle onheilen werden voorkomen. O vor den moordaanslag op den gouverneur van Ni.hni Novogorod, goneraal Baranow, waarvan wij dezer dagen reed. kort melding maakten, be- richt een russiseh blad nadere bizonder- ïeden. De dader, Wladimirow geheeten een schrijver 2e klasse van de kan- solarij. Den 2en September verscheen hij des morgens in de ontvangkamer van den goeverneur en moest daar met derti' andere per.onen wachten, tot hel zijn beurt was om binnen gelaten te worden. Waarschijnlijk dacht hij reed. bij ket eerste bezoek, den moordaanslag te ple- gen, maar hij vreesde voor de tegen woordigheid van de vele lieden. De goe verneur trad echter in persoon de zaal binnen en naderde toevallig het eerst Wladimirow, wien hij vroeg wat hij wonschte. „Ik zon gaarne uwe excellen tie over eene zeer gewichtige staatsaan- „Uegenheid willen spreken," antwoordde hij, „maar kan dit slechts onder vier oogon doen.» Niets kwaads vermoedend verzocht de goeverneur hem om zich s middag, te half vier aan zijne woning te vervoegen. Op het bepaalde uur meldde W. zich aan de woning van den goe verneur, werd in de voorkamer gelaten en vervolgens werd hem toerang tot het kabinet verleend. De guev.rneur zat daar aan zijn schrijftafel in zijn arbeid ver diept. Toen de slanke, magere, jongo man «et zijn lang haar en fn een'rood hemd binnentrad, keek do generaal op, wees hem een stoel aan en vroeg kortaf: wat ig er van uw verlangen „TT ifl aan t werk, excellentie," zeido W „Dat hindert niet, spreek op „aar, ik Ur het wel antwoordde de goeverneur. De booswicht greep nu zwijgend in zijn zak en zocht daar iets. De generaal hief het hoofd verwonderd op en zeido reeds op ongedndigen toon: „Spreek toch, als t u blieft; wat :s er van uw dion.t Daarop trok W. plotseling een revolver te voeracnyn, sprong met een voet op V 7"^°P h» K02"'»- w« en n t r ?an den goeverneur. De kogel v.oog langs diens hoofd en in den grond. Generaal li.ranow wierp zich op t zeilde oogonblik op zyn aan valler, sloeg hem met .en vuistslag het wapen uit de hand en greep hem stevig Ifrl'd i ontstond een vertwijfelende strijd en beiden stortten op den grond. Terstond snelden e.hter do kamerdienaar des generaals en een beambte het kabi net binnen en sleurden den moordenaar bij zijne haren naar buiten, waarby by bee "n -KeU6r,al D°= in de "and beet. Na eenige minuten liet de generaal, die zich spoedig hersteld had, Wladimi- naar de reden van den aanslag? „Als tvefl rf° I'ar1"'all.,ra aangelegenheid be- re t, dan zal ik je loopen laten," zeide de generaal. Maar Wladimirow ver klaarde om een geheel andere oorzaak den aanslag bedrevon te hebben en werd naar de gevangenis gebracht. Dit laatste gezegde van den generaal stemt met het .og „p g. verdorvenheid tetnead~!° Dezer dagen heefteen stier „ehcel Napels in opschudding gebracht. Het was een groot en sterk dier, dat juist in de haven was gelost en naar den stal werd gebracht, zich daar los rukte en de stad inrendo door de drukke Havenstraat „aar de Plazz» Plebiscite, waai ij vele personen werden omverge worpen en gewond. Opgenoemde Piazza greep een man hot aan de horens van het beest vastgemaakte touw en werd een geheel eind modegeelonrd, aoodat hij hot los moest laten. Hierdoor nog woe dender gemaakt, holde het beest met groote sprengen naar het koninklijk slot. Een schildwacht vuurde zijn geweer op het dier af, dit stortte zich op hem en wierp hem ter aarde. Do schakot van den soldaat spietste het op zijne horens en stormde voort naar Santa Lucia, waar d t onverwachte voorval de arme lieden, die voor hunne woningen arbeidden, met „rooien sehnk vervulde. Do stier stoorde zich niet aan de stoelen en banken, die men hem naslingerde. Wateremmers, schoenmakerstafeltjesvruchtenwagens; féh68, W6a- om»0worpon en ondanks de schoten, die men loste, rende het woeste beest naar de Villa Nazionale, den volks- oude h8? I P AUe' rluclme- EeD oude bedelaar was daar zijn eerste slacht end F"" di NapoIi 'Pr°nS het midden tusschen do marmeren tafeltj. waaraan eenige personen, van geen gevaar bewust, kalm hun ijs verorberden. Alles vluchtte ook daar. Op dit oogenblik snorden de kogels weder deor de lucht, maar on gelukkigerwijze werd niet do stier, maar een vluchtende neer doodelijk getroffen. woede der menschon, die het beest vervolgden, hield gelyken tred met de woede van het beest. Gewapend met allies wat men grypen kon, vloog een geheeie bende volks het achterna, tot men san de Torrette kwam, waar het J" Da®. want het bloedde had zi.h Br0nd™-Eon barabinier ioct h T V<ir Van daar "Pgesteld en joe het dier nu drie kogels in het MaarS,h' WaTP het mored°°d nederviel. Maar hiermede was do geschiodeni, nog niet uit. De eigenaar van den stier wil schadevergoeding van het rijk hebben omdat het vleesch vaa zija beest beder ven is door de geweerschoten, het door een soldaat in 's lands dienst teegobracht. De familie van den doodgeschoten oafë- bezeeker zoekt zich weder op den slager te wreken, dien zij van gebrek aan toezicht beschuldigt. Veertien liedea heb ben elkander afgerost omdat zij in hun dollen drift bij de algemeene jachtpartij elkander hebben geduwd, gostootou en geslagen en men verwacht dientengevolge nog zeven duols, op bet „mes", hut ge liefde vechtwapen der Napolitauen. A. s. Zondagmiddag zullen die plaats hebben. Prosit 1Transche novelle Den vorigen zomer bracht ik eenige dagen door in het dorp mijner geboorte. Een lief klein dorp, op myn woord, en schilderachtig tegen den heuvel gelegen. Ik kwam des morgens aan en in de deuren stonden de nieuwsgierige boerin nen mij aan te gapen. Somtijds naderde ik een barer en gaf haar zonder om wegen een kus, nu eens zeggende„Goe den dag, moeder Louise", en dan weer: „Goeden dag, moeder Franqöise". Eerst stonden zij versteld, maar daarna riepen zij uit „O, daar is hij! Wat is hij groot ge worden! Wat is hij knap! Hij heefteen baard En dan werd ik overstelpt met vragen, zy toonden mij hunne roode en dikke kleintjes, die zich in het stof van den weg wentelden, hunne halfnaakte lichaam pjes blakerende in de zon. Aan het einde van den grooten straat weg bevond zich, bruin als oen herfst- rozijn, het huisje van den schoolmeester. Ik rammelde met den klink, de oude meester deed my open en herkende mij oogenblikkelijk. Hij had mij eertijds alles onderricht, wat ik wist en nu durfde hij mij niet meer met „jij en jou" aan spreken. Ik dwong hom terstond daartoe en daarop zeide hij eenigszins schroom vallig, jij en a dooreen mengend: „Het is aardig dat u gekomen is. Wat zal u veel hebben geleerd in de stad! Ik ben blijde dat ik je hier zie. Weet je wel dat het negen jaar geleden is dat vertrokken ben en u denkt nog aan uw landstreek, aan ons, aan mij uw ouden meester „Of ik nog aan u denkantwoordde ik, meer bewogen, dan ik wilde schijnen, „ik herinner het mij zoo goed als het uur waarop Jacques Artaud kwam, om u te sehereu." „O, neen zeide hij op verschrikten toon, „ik scheer nu mijzelven te genwoordig". „Hoe?" zeide ik, „u die u nooit die ge woonte eigen kond maken Is, mis schien Jacques „Neen, goddank, hij is volkomen ge zond". „Wat is er dan gebeurd?" vroeg ik, een of ander buitengewoon feit vermoe dend. „O niets.... volstrekt niets", mom pelde hij aarzelend en zijn hand naar den hals brengend. En toen ik aan bleef dringen, ging hij voort op een toon van iemand, die zich een verschrikkelijke gebeurtenis herin nert. „Welnu! welaan dan. Het was op Zondag van Paschen, nu vijf' jaar ge leden. Ik was juist bezig het geld te tellen, dat de ouders van mijne leerlingen mij hadden gebracht, Jacques trad binnen, ik liet het geld op de tafel liggen en ik ging in dezen leunstoel zitten. Terwijl Jacques mijn kin inzeepte, zochten mijne oogen werktuigelijk zijn gelaat. Hij zag er ontdaan uit. Sedert eenigen tijd was zijn geestver mogen eenigszins aangedaan, maar dien dag was zijn sombere en droevige blik pijnlijk om aan te zien. Hij had zijne vrouw verloren en hij bleef met drie maar het integendeel door de goede lessen der bekwaamste leer meesters nog aangekweekt. „Weet gij wel," zeide zijn oom vaak tot hem, „dat gij een onzer bekwaamste musici zijt en zoudt kunnen schitteren op het gebied der kunst 1" „Mijne eenige roem," antwoordde dan Lucien, „is het genoe gen, dat Claire mijne muziek liefheeft." De arme jongen sprak de waarheid, zijn hoogste levensgenot bestond in een glimlach van zijn nichtje. Zij, het vertroetelde en zenuwachtige kind, was met hem groot geworden. Thans was zij gezond en bekoorlijk en hield veel van haar neef. De eerste melodie, die hij voor haar gespeeld had, bleef steeds baar meest geliefde en de familie had die gedoopt met den naam van „het Lied van Clairette". Dit lied, een waar meester stuk, had niet alleen hare kindertracen gedroogd, maar was ook later de belooning geweest als zij haar werk goed gedaan had, en steeds had zij, wanneer er iets was dat haar vreugde verschafte, hem gevraagd dat lied voor haar te spelen. Wat eens gebeuren moest, geschiedde. Lucien ontdekte dat hij Claire aanbad. Hij schold ziohzelven voor een gek uit. Zou hij de oogen durven slaan op de dochter van zijne weldoeners? Zij was zijne nicht, voorzeker, maar kon hij, de gebochelde, ooit de hoop koesteren dat schoone, elegante meisje lot vrouw te verwer ven? Hij sloot zijn verdriet in zyn hart op en zijn geliefde viool weende en snikte met hem. Wat Claire aangaat, hare oprechte, kuische ziel had in Lucien nooit iets meer gevonden dan een raadsman, een goeden vriend, dien zij alles toevertrouwde. En zoo gebeurde het eens op een dag, dut zij hem vertelde, hoe zij verloofd was met een knappen, jon gen man, Raoul Darboz, en daarop, in eene plotselinge vervoering van blijdschap, riep zij uit„Toe, Lucien, speel het lied van Clai rette nog eens voor mij!" Bittere ironie! het instrument bezong de liefde onder de bevende vingers van dea armen gebochelde. Claire's ouders waren zóo gelukkig met de verloving hunner dochter, dat zij een groot feest gaven. Men bracht niet weinig hulde aan de schoone bruid, maar het schoonste deel van het feest was dat, toen hare vriendinnen eene cantate zongen, die Lucien had gecomponeerd en welke tot hoofdmotief had het lied van Clairette. Maar toen de verloofde den schepper van het toon werk wilde dankzeggen, was hij verdwenen en men zag hem niet aan het feestmaal. „En gril van een genie!" zeide men, „hij is zeker naar zyn kamer gegaan, om zich in zijne geliefde muziek te verdiepen." Claire deed zyn vlucht smartelijk aan, maar naast haren ver loofde vergat zij in de volheid van haar geluk, den armen ge bochelde zeer spoedig. Toen zij des avonds naar hare kamer ging, was haar hart te vol, dan dat zij zich dadelijk naar bed had kunnen begeven. Het meisje opende haar venster en op de balustrade leunende, tuurde zy peinzend naar buiten in den nacht. De maan wierp een zil verachtig tooverlicht over den omtrek, op den achtergrond verhief zich de donkere massa van het dennenwoud. Claire droomde wakend, met een zoet gevoel van groot geluk dacht zij aan haren geliefde toen opeens in de verte, aan den rand van het bosch, do zachte tonen eecier viool weerklonken. „Het lied van Clairette," zeido het meisje zachtjes. „Dat kan alleen Luciea zijn." Eh zij luisterde, getroffen, bekoord door de liefelijke melodie, die haar toeklonk in den stillen nacht. Nooit had Lucien zoo schoon gespeeld. Zy wist niet, dat hij daar stond met een bran dend voorhoofd, met een door smart verwrongen gezicht, zy dacht slechts dat hij haur het lied uit hare jeugd deed kooren, zooals hy altijd had godaan wanneor eene belangrijke gebeurtenis in haar leven plaats had. Langzaam stierven de laatste tonen weg. Hot meisje luisterde of zij nog niet meer zou hooren maar alles bleef stil. Hoe zij ook tuurde, den kunstenaar zag zij niet, en weldra overmande haar de vermoeiesis. Nadat zy het venster gesloten had, begaf zij zich ter ruste, om in hare zoete droomen niets anders te zien dan het gelaat van haren geliefde. Maar den volgenden morgen vond men Lucien, den armen ge bochelde, dood aan den rand van het bosch liggen, gestorven van verdriet. Naast zijn lijk lag de viool. Het lied van Clairette wa» zijn lijkzaBg geweest I JACQUES DE G ARC BES.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1890 | | pagina 6