UEKfiM'tiD MlhïS.
Z1 T' br'^0D en l»m
He Dorpsbarbier.
kanonnen van 24 c. M. St. L/25 en
twee kanonnen van 24 c. M. Y, daarop'
het grootst mogelijk aantal schoten.
Evenals den vorigen dag waren de
schout bij-nacht N. Mac Leod, comm.
der stelling Monden der Maas en van
het Haringvliet, de kapt.-luit. ter zee
M. F. Reeringh en de adjudant van de
stelling, comm. de luit. ter zee le kl.
P. C. W. de Tignon van de Velde,
gedurende de geheeie gecombineerde oefe
ning, daarby tegenwoordig.
Rechtszaken.
Een heer, die buitenshuis zijn kantoor
heeft, had aangifte gedaan, dat hij hield
twee dienstmeisjes. Zijn kantoor werd
schoongemaakt door eene schoonmaak
ster.
De fiacus evenwel zag in die schoon
maakster een derde dienstmeisje en de
heer werd door de rechtbank veroordeeld
wegens het doen van onjuiste opgaven.
In appél werd Donderdag voor het
hof te 's-Hage namens hem beweerd,
dat schoonmaaksters en naaisters in het
algemeen vrij zijn van belasting mits
zij niet meor dan drie dagen in de week
voor een zelfden meester werkzaam zijn.
Op de administratie drukt derhalve de
bewijslast, dat hier meer dan drie dagen
in de week ten behoeve van beklaagde
door de schoonmaakster is gewerkt. Wél
werkte die vrouw eiken werkdag van
de week in hetzelfde huis, waar de be
klaagde zijn kantoor hield, doch dat
kwam omdat zij ook een ander kantoor
in datzelfde huis schoon te houden had.
Daardoor ontstond de mogelijkheid dat
zij werkte: drie dagen voor den eenen
en drie dogen voor den anderen mees
ter althans kan de administratie niet
aantoocen en had zij ook niet aange
toond, dat deze schoonmaakster gewoon
lijk meer dan drie dagen in de week
werkte voor dezen [beklaagde. En zelfs
al ware dit eens bewezen, dan nog zou
beklaagde, die do schoonmaakster aange
nomen had voor één dag in de week,
dit althans moeten weten om aangifte
er van te kuanen doen. Hij wist het
niet, werkte zij meer dan één dag
in de week in het kantoor van bekl.,
dan geschiedde dit óf omd*t zij uit zich
zelf dit wilde doen, óf omdat een ander,
mis8Ghieu wel die andere mynheer, die
ook een kantoor in dat huis had, het
haar beval of verzocht.
Voor de administratie daarentegen
werd beweerd, dat in het algemeen het
hebben van dienstboden aan belasting
is onderworpen en bij uitzondering
schoonmaaksters en naaisters mits
zij niet meer dan drie dagen in de week
voor een zelfden meester werkzaam zijn
een uitzondering op den regel vor
men. Op bekl. rust dus de bewijslast,
dat in casu de schoonmaakster niet meer
dan drie dagen in de week voor hem
werkzaam was en dat bewijs is niet
geleverd. Hei beweren als zou bekl.
niet geweten hebben dat de schoonmaak
ster meer dan één dag in de week voor
hem werkte is niet aan te nemen
een kantoor wordt niet van zelf schoon
en dagelijks, al ziet men de schoonmaak
ster niet bespeurt men toch de ge
volgen van haar werk.
Na re- en dubliok koos het O. M, de
partij der administratie en vroeg beves
tiging van het vonnis a quo.
In het verslag van den ne-
derlandschen consul-generaal te Antwer
pen over 1889 komt het volgende voor
„over de dianii&iiündustric in Ant
werpen".
„Vóór bet jaar 1890 kon de diamant
industrie te Antwerpen slechts als van
zeer geringe beteekenis aangemerkt wor
den. Destijds bestonden er slechts een
zestigtal zeer weinig ervaren diamant
slijpers, die ieder afzonderlijk thuis met
gebrekkige werktuigen dien arbeid ver
richtten en ternauwernood zeven stuiver
daags verdienden. Tot in 1840 waren er
reeds merkelijke verbeteringen
aangebracht, doch tot zelfs in L850 was
do toestand nog vau dien aard, dat vele
slijpers eene andere broodwinning moes
ten zoeken, om te kannen bestaan. Ove
rigens was de destijds ingevoerde hoe
veelheid ruw diamant te gering, om
regelmatig arbeid te kunnen verschaffen
aan de slijpers. Op dat tijdstip werden
er slechts Rio- en Bahia-steenen bewerkt.
„Na het ontdekken ia 1863 van de dia-
mantmijueB aan de Kaap, waardoor eene
belangrijke hoeveelheid grooten en besten
steen aan de markt te Londen werd ge
bracht, werd de diamantindustrie in 1871
te Antwerpen uitgebreid, en werden in
betrekkelijk korten tijd verscheidene
stoom- en diamantslijperijen opgericht.
Daardoor werden de dagloonen aanzien
lijk booger, zoodat voor het slijpen van
groote steenen tot 20 fr. per dag werd
betaald, en bekwame slijpers tot 2 a
3000 fr. per week verdienden. In 1876
was het getal diamantslijpers geklommen
tot op ongeveer 700 arbeiders. Bekwame
diamant-klovers vooral werden zeer duur
betaald. Zoo verdiende een zeer bekwaam
klover in 1874 voor het kloven vaneen
steen van 100 karaat 500 fr., welke
verrichting deze ten uitvoer bracht in
minder dan een uur. Uitgelokt door de
hooge dagloonen, legden zich vele jon
gelieden er op toe het beroep van dia
mantslijper of klover uit te oefenen. Zij
kwamen in aantal op, zoodat het dagloon
merkelijk daalde, in de verhouding van
25 pet. Niettegenstaande deze verminde
ring van loon, waren de verdiensten nog
ruimschoots toereikend en werden ze op
ongeveer 30u fr. per week berekend.
Deze toestand hield stand tot 1880, toen
het loon eene vermindering onderging
van 40 pet., terwijl het in 1884 zelfs
gedaald was met 80 pot.
„Daardoor was de toestand van den
diamantslijper nog niet onhoudbaar ge
worden. Door de groote uitgebreidheid
in deze plaats van den handel in be
werkt diamant werd aan meer dan 2000
raan werk verschaft, die daardoor een
goed bestaan vonden.
„Sedert een jaar echter, doordien de
eigenaars van de diamant-mijnen zich
verbonden hebben om slechts geringi
hoeveelheden ruw diamant aan de markt
te brengen, ondergaat de diamant-indus
trie te Antwerpen eene hoogst bezwaar
lijken crisis, waardoor ruim 90 pet. der
diamantslijpers buiten werk zijn gesteld
„Do groothandelaars betrekken den
steen direct van Kimberley, van Londen
en ook wel van Amsterdam. De kleinere
koopen aan de Club (autwerpsclae dia-
man t-societeit), waar dagelijks beurs ge
houden en belangrijk veel in diamanten
omgezet wordt.
„De bewerkte diamant vindt veel af
nemers te Parys, maar vooral in Amerika.
Wat de inrichting der fabrieken betreft,
boewei er eDkele zijn, die zich in min
der goeden staat bevinden, bestaan er
daarentegen andere, die in alle opzichten
uitstekend zijn ingericht en zelfs gebruik
maken van electrische verlichting.
„De diamantslijpers hebben onderling
een boud gevormd ouder de benaming
van „antwerp8che diamantwerkersver-
eeniging", welke een orgaan bezit, dat
maandelijks verschijnt en dient om de
belangen van den werkman te bevorde
ren. Het doel, dat de werklieden be
oogen, is een syndicaat te vormen, be
staande zoowel uit patroons als uit dia
mantwerkers, welken gelast zou zijn.
de voorkomende geschillen te beoordee-
leu, in plaats van deze te moeten onder
werpen aan de beslissing van den Raad
van goede mannen."
Een allertreurigst onge
luk heeft te Lambusart (Henegouwen)
plaats gehad. Een jongmensch, met zijn
vader den spoorweg overgaande, «eraakte
ui et zijne laars tussclicn twee rails be
klemd juist toen er een trein aankwam,
Hij kon zich ondanks alle inspanning niet
losrukken on smeekte ziju vader hem
aan zijn lot over te laten. Deze liep
waanzinnig van smart weg en een ©ogen
blik later was de arme jongen verplet
terd.
In de infanterie-k a z.rne'
te Berlijn een vijftienjarig meisje
opsehandelyke wijse mishandeld. Vijf'
soldaten van hot 52e regiment zullen des
wege voor dea krijgsraad terechtstaan.
Wil mende Franca gelooven,
dan 18 10 de nabyheid van Saigon een
schip in zijn vaart belemmerd door eeu
monsterviseh van 10000 leilu. Het
beest werd door den schok gedood. Wii
leven in den komkommertijd
Bij mi nister ie ele aan se h rij-
ving zijn du pruisische spoorwegbesturon
gelast, een scherper toezicht te doen
uitoefenen op de behandeling van vracht
goederen, die gelijk bijv. meubelen, uit
den aard der zaak meer dan andere
verzendingen zijn blootgesteld aan be
scliadigmg Mnds eenigen tijd zijn daar-
over vele klachten ingekomen en ai is in
do wettelijke en reglementaire bepalingen
de aansprakelijkheid der spoorivegbeam-
ren omtrent beschadiging beperkt, zoo
verlangt de minister toch, dat er voor
eene nauwgezette behandeling der voe
deren worde gezorgd. Hij geelt mitsdien
oeve ten strengste daarvoor te waken
en alle verzuim dienaangaande ten spoe
digste te straffen. P
Voorts meent de minister, dat het
voor de spoorwegreizigers bij de bedie.
ning aan de stationsbuffetten beter zal
zijn, wanneer in de stations op groote
or en de prijzen van het consumabel
vermeld staan, en op elk station, waar
bel maar eeoigszins kan, in het drukke
zomerseizoen op het perron tafeltjes
zon geplaatst, waar men dadelijk bij
het uitstappen spijzen en dranken kan
verkrijgen. Waar dit laatste wegens
gebrek aan ruimte nog niet is ingevoerd
dient het naar de meooing van den
minister toch te worden geschikt ten
behoeve der passagiers met seeltreinen,
die slochts een zeer kort oponthoud heb
ben. len dienste van deze reizigers zon
men dan tijdelijk tafeltjes op het perron
kunnen zetten. De minister wenecht dat
daarvoor waar het niet ten eenenmale
onmogelyk is, voortaan gezorgd worde.
Helgoland krijgt ccn ei
gen courant. De boekdrukker Rau-
schenpiat, re Cuxhaven, wiens firma
weds sinds veertig jaar de Helgolander
Vreemdelingenlijat heeft uitgegeven, heeft
bij het hoofd van hot burgerlijk bestuur
op Helgoland aanvraag gedaan en ver
kregen om een „Helgolander Weekblad»
uit te geven. Het eerste nommerzalden
len Uctober verschenen.
Ook bij Poughkeepa
eene poging gewaagd om een sneltrein
van de St.-I.ouis en Chicagolijn op d.n
„New-York Central Railway" te doen
ontsporen. Een baanwachter zag, dat de
weg was versperd, maar toen hij het
beletsel wilde verwijderen, worden uit
een naburig bosehje op hem eenige scho
ten gelost. man maakte ziek uit de
voeten, maar verwittigde toen den ma
chinist door een noodsignaal van hot
dreigende gevaar, zoodat alle onheilen
werden voorkomen.
O vor den moordaanslag op
den gouverneur van Ni.hni Novogorod,
goneraal Baranow, waarvan wij dezer
dagen reed. kort melding maakten, be-
richt een russiseh blad nadere bizonder-
ïeden. De dader, Wladimirow geheeten
een schrijver 2e klasse van de kan-
solarij. Den 2en September verscheen hij
des morgens in de ontvangkamer van
den goeverneur en moest daar met derti'
andere per.onen wachten, tot hel zijn
beurt was om binnen gelaten te worden.
Waarschijnlijk dacht hij reed. bij ket
eerste bezoek, den moordaanslag te ple-
gen, maar hij vreesde voor de tegen
woordigheid van de vele lieden. De goe
verneur trad echter in persoon de zaal
binnen en naderde toevallig het eerst
Wladimirow, wien hij vroeg wat hij
wonschte. „Ik zon gaarne uwe excellen
tie over eene zeer gewichtige staatsaan-
„Uegenheid willen spreken," antwoordde
hij, „maar kan dit slechts onder vier
oogon doen.» Niets kwaads vermoedend
verzocht de goeverneur hem om zich
s middag, te half vier aan zijne woning
te vervoegen. Op het bepaalde uur meldde
W. zich aan de woning van den goe
verneur, werd in de voorkamer gelaten
en vervolgens werd hem toerang tot het
kabinet verleend. De guev.rneur zat daar
aan zijn schrijftafel in zijn arbeid ver
diept. Toen de slanke, magere, jongo
man «et zijn lang haar en fn een'rood
hemd binnentrad, keek do generaal op,
wees hem een stoel aan en vroeg kortaf:
wat ig er van uw verlangen „TT ifl
aan t werk, excellentie," zeido W „Dat
hindert niet, spreek op „aar, ik Ur
het wel antwoordde de goeverneur. De
booswicht greep nu zwijgend in zijn zak
en zocht daar iets. De generaal hief het
hoofd verwonderd op en zeido reeds op
ongedndigen toon: „Spreek toch, als
t u blieft; wat :s er van uw dion.t
Daarop trok W. plotseling een revolver
te voeracnyn, sprong met een voet op
V 7"^°P h» K02"'»- w« en
n t r ?an den goeverneur.
De kogel v.oog langs diens hoofd en in
den grond. Generaal li.ranow wierp
zich op t zeilde oogonblik op zyn aan
valler, sloeg hem met .en vuistslag het
wapen uit de hand en greep hem stevig
Ifrl'd i ontstond een vertwijfelende
strijd en beiden stortten op den grond.
Terstond snelden e.hter do kamerdienaar
des generaals en een beambte het kabi
net binnen en sleurden den moordenaar
bij zijne haren naar buiten, waarby by
bee "n -KeU6r,al D°= in de "and
beet. Na eenige minuten liet de generaal,
die zich spoedig hersteld had, Wladimi-
naar de reden van den aanslag? „Als
tvefl rf° I'ar1"'all.,ra aangelegenheid be-
re t, dan zal ik je loopen laten," zeide
de generaal. Maar Wladimirow ver
klaarde om een geheel andere oorzaak
den aanslag bedrevon te hebben en werd
naar de gevangenis gebracht.
Dit laatste gezegde van den generaal
stemt met het .og „p g. verdorvenheid
tetnead~!°
Dezer dagen heefteen stier
„ehcel Napels in opschudding gebracht.
Het was een groot en sterk dier, dat
juist in de haven was gelost en naar
den stal werd gebracht, zich daar los
rukte en de stad inrendo door de drukke
Havenstraat „aar de Plazz» Plebiscite,
waai ij vele personen werden omverge
worpen en gewond. Opgenoemde Piazza
greep een man hot aan de horens van
het beest vastgemaakte touw en werd
een geheel eind modegeelonrd, aoodat hij
hot los moest laten. Hierdoor nog woe
dender gemaakt, holde het beest met
groote sprengen naar het koninklijk
slot. Een schildwacht vuurde zijn geweer
op het dier af, dit stortte zich op hem
en wierp hem ter aarde. Do schakot van
den soldaat spietste het op zijne horens
en stormde voort naar Santa Lucia, waar
d t onverwachte voorval de arme lieden,
die voor hunne woningen arbeidden, met
„rooien sehnk vervulde. Do stier stoorde
zich niet aan de stoelen en banken, die
men hem naslingerde. Wateremmers,
schoenmakerstafeltjesvruchtenwagens;
féh68, W6a- om»0worpon en ondanks de
schoten, die men loste, rende het woeste
beest naar de Villa Nazionale, den volks-
oude h8? I P AUe' rluclme- EeD
oude bedelaar was daar zijn eerste slacht
end F"" di NapoIi 'Pr°nS het
midden tusschen do marmeren tafeltj.
waaraan eenige personen, van geen gevaar
bewust, kalm hun ijs verorberden. Alles
vluchtte ook daar. Op dit oogenblik snorden
de kogels weder deor de lucht, maar on
gelukkigerwijze werd niet do stier, maar
een vluchtende neer doodelijk getroffen.
woede der menschon, die het beest
vervolgden, hield gelyken tred met de
woede van het beest. Gewapend met
allies wat men grypen kon, vloog een
geheeie bende volks het achterna, tot
men san de Torrette kwam, waar het
J" Da®. want het bloedde
had zi.h Br0nd™-Eon barabinier
ioct h T V<ir Van daar "Pgesteld en
joe het dier nu drie kogels in het
MaarS,h' WaTP het mored°°d nederviel.
Maar hiermede was do geschiodeni, nog
niet uit. De eigenaar van den stier wil
schadevergoeding van het rijk hebben
omdat het vleesch vaa zija beest beder
ven is door de geweerschoten, het door
een soldaat in 's lands dienst teegobracht.
De familie van den doodgeschoten oafë-
bezeeker zoekt zich weder op den slager
te wreken, dien zij van gebrek aan
toezicht beschuldigt. Veertien liedea heb
ben elkander afgerost omdat zij in hun
dollen drift bij de algemeene jachtpartij
elkander hebben geduwd, gostootou en
geslagen en men verwacht dientengevolge
nog zeven duols, op bet „mes", hut ge
liefde vechtwapen der Napolitauen. A. s.
Zondagmiddag zullen die plaats hebben.
Prosit
1Transche novelle
Den vorigen zomer bracht ik eenige
dagen door in het dorp mijner geboorte.
Een lief klein dorp, op myn woord, en
schilderachtig tegen den heuvel gelegen.
Ik kwam des morgens aan en in de
deuren stonden de nieuwsgierige boerin
nen mij aan te gapen. Somtijds naderde
ik een barer en gaf haar zonder om
wegen een kus, nu eens zeggende„Goe
den dag, moeder Louise", en dan weer:
„Goeden dag, moeder Franqöise".
Eerst stonden zij versteld, maar daarna
riepen zij uit
„O, daar is hij! Wat is hij groot ge
worden! Wat is hij knap! Hij heefteen
baard
En dan werd ik overstelpt met vragen,
zy toonden mij hunne roode en dikke
kleintjes, die zich in het stof van den
weg wentelden, hunne halfnaakte lichaam
pjes blakerende in de zon.
Aan het einde van den grooten straat
weg bevond zich, bruin als oen herfst-
rozijn, het huisje van den schoolmeester.
Ik rammelde met den klink, de oude
meester deed my open en herkende mij
oogenblikkelijk. Hij had mij eertijds alles
onderricht, wat ik wist en nu durfde
hij mij niet meer met „jij en jou" aan
spreken. Ik dwong hom terstond daartoe
en daarop zeide hij eenigszins schroom
vallig, jij en a dooreen mengend:
„Het is aardig dat u gekomen is. Wat
zal u veel hebben geleerd in de stad!
Ik ben blijde dat ik je hier zie. Weet
je wel dat het negen jaar geleden is dat
vertrokken ben en u denkt nog aan
uw landstreek, aan ons, aan mij uw
ouden meester
„Of ik nog aan u denkantwoordde
ik, meer bewogen, dan ik wilde schijnen,
„ik herinner het mij zoo goed als het
uur waarop Jacques Artaud kwam, om
u te sehereu."
„O, neen zeide hij op verschrikten
toon, „ik scheer nu mijzelven te
genwoordig".
„Hoe?" zeide ik, „u die u nooit die ge
woonte eigen kond maken Is, mis
schien Jacques
„Neen, goddank, hij is volkomen ge
zond".
„Wat is er dan gebeurd?" vroeg ik,
een of ander buitengewoon feit vermoe
dend.
„O niets.... volstrekt niets", mom
pelde hij aarzelend en zijn hand naar
den hals brengend.
En toen ik aan bleef dringen, ging hij
voort op een toon van iemand, die zich
een verschrikkelijke gebeurtenis herin
nert. „Welnu! welaan dan. Het was op
Zondag van Paschen, nu vijf' jaar ge
leden. Ik was juist bezig het geld te
tellen, dat de ouders van mijne leerlingen
mij hadden gebracht, Jacques trad binnen,
ik liet het geld op de tafel liggen en
ik ging in dezen leunstoel zitten.
Terwijl Jacques mijn kin inzeepte,
zochten mijne oogen werktuigelijk zijn
gelaat. Hij zag er ontdaan uit.
Sedert eenigen tijd was zijn geestver
mogen eenigszins aangedaan, maar dien
dag was zijn sombere en droevige blik
pijnlijk om aan te zien. Hij had zijne
vrouw verloren en hij bleef met drie
maar het integendeel door de goede lessen der bekwaamste leer
meesters nog aangekweekt.
„Weet gij wel," zeide zijn oom vaak tot hem, „dat gij een onzer
bekwaamste musici zijt en zoudt kunnen schitteren op het gebied
der kunst 1"
„Mijne eenige roem," antwoordde dan Lucien, „is het genoe
gen, dat Claire mijne muziek liefheeft."
De arme jongen sprak de waarheid, zijn hoogste levensgenot
bestond in een glimlach van zijn nichtje.
Zij, het vertroetelde en zenuwachtige kind, was met hem groot
geworden. Thans was zij gezond en bekoorlijk en hield veel van haar
neef. De eerste melodie, die hij voor haar gespeeld had, bleef
steeds baar meest geliefde en de familie had die gedoopt met den
naam van „het Lied van Clairette". Dit lied, een waar meester
stuk, had niet alleen hare kindertracen gedroogd, maar was ook
later de belooning geweest als zij haar werk goed gedaan had, en
steeds had zij, wanneer er iets was dat haar vreugde verschafte,
hem gevraagd dat lied voor haar te spelen.
Wat eens gebeuren moest, geschiedde. Lucien ontdekte dat hij
Claire aanbad. Hij schold ziohzelven voor een gek uit. Zou hij
de oogen durven slaan op de dochter van zijne weldoeners? Zij
was zijne nicht, voorzeker, maar kon hij, de gebochelde, ooit de
hoop koesteren dat schoone, elegante meisje lot vrouw te verwer
ven? Hij sloot zijn verdriet in zyn hart op en zijn geliefde viool
weende en snikte met hem.
Wat Claire aangaat, hare oprechte, kuische ziel had in Lucien
nooit iets meer gevonden dan een raadsman, een goeden vriend,
dien zij alles toevertrouwde. En zoo gebeurde het eens op een dag,
dut zij hem vertelde, hoe zij verloofd was met een knappen, jon
gen man, Raoul Darboz, en daarop, in eene plotselinge vervoering
van blijdschap, riep zij uit„Toe, Lucien, speel het lied van Clai
rette nog eens voor mij!"
Bittere ironie! het instrument bezong de liefde onder de bevende
vingers van dea armen gebochelde.
Claire's ouders waren zóo gelukkig met de verloving hunner
dochter, dat zij een groot feest gaven. Men bracht niet weinig
hulde aan de schoone bruid, maar het schoonste deel van het
feest was dat, toen hare vriendinnen eene cantate zongen, die
Lucien had gecomponeerd en welke tot hoofdmotief had het lied
van Clairette. Maar toen de verloofde den schepper van het toon
werk wilde dankzeggen, was hij verdwenen en men zag hem niet
aan het feestmaal.
„En gril van een genie!" zeide men, „hij is zeker naar zyn
kamer gegaan, om zich in zijne geliefde muziek te verdiepen."
Claire deed zyn vlucht smartelijk aan, maar naast haren ver
loofde vergat zij in de volheid van haar geluk, den armen ge
bochelde zeer spoedig.
Toen zij des avonds naar hare kamer ging, was haar hart te
vol, dan dat zij zich dadelijk naar bed had kunnen begeven. Het
meisje opende haar venster en op de balustrade leunende, tuurde
zy peinzend naar buiten in den nacht. De maan wierp een zil
verachtig tooverlicht over den omtrek, op den achtergrond verhief
zich de donkere massa van het dennenwoud.
Claire droomde wakend, met een zoet gevoel van groot geluk
dacht zij aan haren geliefde toen opeens in de verte, aan den
rand van het bosch, do zachte tonen eecier viool weerklonken.
„Het lied van Clairette," zeido het meisje zachtjes. „Dat kan
alleen Luciea zijn."
Eh zij luisterde, getroffen, bekoord door de liefelijke melodie,
die haar toeklonk in den stillen nacht. Nooit had Lucien zoo
schoon gespeeld. Zy wist niet, dat hij daar stond met een bran
dend voorhoofd, met een door smart verwrongen gezicht, zy dacht
slechts dat hij haur het lied uit hare jeugd deed kooren, zooals
hy altijd had godaan wanneor eene belangrijke gebeurtenis in haar
leven plaats had.
Langzaam stierven de laatste tonen weg. Hot meisje luisterde
of zij nog niet meer zou hooren maar alles bleef stil. Hoe zij
ook tuurde, den kunstenaar zag zij niet, en weldra overmande
haar de vermoeiesis. Nadat zy het venster gesloten had, begaf zij
zich ter ruste, om in hare zoete droomen niets anders te zien dan
het gelaat van haren geliefde.
Maar den volgenden morgen vond men Lucien, den armen ge
bochelde, dood aan den rand van het bosch liggen, gestorven van
verdriet. Naast zijn lijk lag de viool. Het lied van Clairette wa»
zijn lijkzaBg geweest I
JACQUES DE G ARC BES.