landmilitie, die in de steden wekelijks een paar uur exerceert, doch op het land heelemaal niet geoefend wordt. De opleiding der officieren vaa de schutterij is zeer gebrekkig, zoodat zelfs als re- servo voor het staande leger op de schut terij niet te rekenen valt. Een en ander heeft er toe geleid, om een algeheele reorganisatie in den krijgsdienst voor te stellen, waar by het leger op voldoende sterkte wordt gebracht, de diensttijd verlengd, de schutterij wordt afgeschaft en als reserve een soort landweer wordt ingesteld, die uit gediend hebbende man schappen bestaat. Met een dusdanig ver sterkt en veranderd leger zal Nederland in staat zijn de uitgebreide verdedigings werken voldoende te bezetten en tevens den opmarsck van vijandelijke troepen in het vrije veld te vertragen." „Wordt deze organisatie ingevoerd", zoo besluit de schrijver, „dan zal na verloop van weinig jaren Nederland in een geheel andere, achting afdwingende verhouding tot naburige staten staan en zal dit rijk, dat in verschillende tijd perken van zijn roemrijke geschiedenis bewijzen van buitengewone verdedigings kracht en volharding heeft gegeven, een aanval, van welke zijde die ook komt, rustig kunnen afwachten." Een Amsterdammer, die een blijk wil geven van zijne ingenomenheid met de nuttige werking van den Ned, Bond van oud-onderofficieren en moer bepaaldelijk van de atd. Amsterdam en omstreken heeft den voorzitter dier afdeeling gemachtigd, jaarlyks ten be hoeve van dien Bond en die afdeeling bij hem te beschikken over een bedraj van ƒ100. A m s t e r d a m s c h e socialistei hebben Donderdagavond beproefd hun Prinsesselied te 's-Hage langs straat te venten. De drie colporteurs kwamen echter slecht van de reis, want zij wer den achtervolgd door een hoop mengchen, die hun alles behalve vriendelijk gezind waren, terwijl een troep kinderen het uitroepen door een koor van „Weg met de socialisten" overschreeuwde. Ten lan gen leste werd het opdringen zóó sterk, dat de politie tusschenbeide moest komen. De drie omx'oepers gavea de voorkeur aan de bescherming van hunne personen door politieagenten, die hen, onder voort durend gejouw der menigte, naar het bureau brachten, waar de versjes in be' slag genomen zijn. Het bericht dat een van de weesjongens uit de weesinrichting te Neerbosch is weggeloopen en de reia naar Rotterdam te voet zoa hebben ge daan, is niet geheel juist. De directeur meldt thans, dat de jongen van de inrich ting naar Tiel i3 geloopea, 4% uur ver, en van een familielid het geld heeft ont vangen om met de boot, de reis naar Rotterdam te maken. Hij is bijna 18 jaar oud, en heet Arie vaa der Heide. De directeur heeft zeer weinig hoop dat er iets van dezen joDgen te recht komt, daar enkele van de familieleden heaa helpen. (W. R. O.) De 26jarige H. Peters te Venloo, Donderdag ontslagen wegens dronkenschap enz., kreeg in een ver dacht huis twist, welke zoo hoog liep, dat de hulp der maréchaussées werd inge roepen. P. verzette zich zoodanig dat één maréchaussée eene beenbreuk kreej naar het hospitaal moest worden overgebracht, terwyl nog drie maréchaus sées lichter verwond werden en geen dienst kunnen verrichten. H. en diens kameraad S. werden Vrijdag naar Roer mond overgebracht. Zekere B., wonende in het kwartier onder Zevenaar, stroopte gaarne zoo nu en dan een haas, bij voorkeur cp duitsch grondgebied. Reeds meermalen door de grensbeambten gewaarschuwd, schoot hij dezer dagen een haas terwijl de opziener er bijna bij stond. Door dezen aangemaand het wild te laten liggen, dreigde hij den man der wet met het geweer en maakte zich uit de voeten. Niets kwaads meer vermoedende, kwam B. dezer dagen te Elten, doch werd direct achter slot en grendel gezet, zoo dat hem de haas duur te staan zal komen. Bij de in aanbouw zijnd kerk te Nes (Nieuwer-Amstei) heeft een opperman, G. De Kuiper, door het bre ken van een touw een bak met steenea op zijn hoafd gekregen, met het onge lukkig gevolg, dat hij tengevolge eener schedelbreuk spoedig daarop is overle üeu. Het personeel by bedoelden aan bouw is tegen ongelukken verzekerd bij de Eerste Nederlandsche Verzekering maatschappij op het leven, tegen invali diteit eu ongelukken. Eenige personen te Drou- wen, die de wacht hielden bij een kudde schapen, welke des nachts buiten lag, om het land van den herder aldaar te gemesten, werden in het nachtelijk uur oekweld door een boozea lust, namelijk bm van de appelen van een nabijgelegen boomgaard te snoepen. Vol mo#d begaf net vijftal zich op weg, de rustig liggende schapenkudde aan haar lot overlatende. Twee waren spoedig in een der beste hoornen geklommen, terwijl drie daar onder plaats namen, om de vallende appels op te zoeken. Vol hoop op een goeden buit, richten zij hun blikken n ar omhoog zoodra de beweging in de takken bogoa, doch wat kwam er van dien boom Een zwerm bijen, in plaats van appelen. Daar zich een bijenzwerm aan een der takken had gehangen, kwam deze door het schudden der takken naar beneden en terecht op de hoofden van het wachtende drietal. Doordat de bijen hen zolls bij de kleederen indrongen, kan men begrijpen hoe zij door hei geprik der diertjes gekweld werden. De beide schudders, in de stellige moening verkeerende dat de eigenaar van den boomgaard in aantocht was, lieten zich ijlings in het gras neervallen en kwamen eveneens in een bijenzwerm terecht. {Asser Ot.) Door vier leeraren vande rijks hoogere burgerschool te Meppel is een cursus opgericht tor opleiding voor het vergelijkend onderzoek van surnu merairs der directe belastingen, invoer rechten en accijnzen. Deze eerste nieuwe cursus is aangevangen mot zes jongelui, afkomstig uit verschillendo plaatsen des lands. Als een bewijs hoe zich reeds nu in Friesland gebrek aan werk begint te openbaren, diene dat ia vele dorpen het mattenweven en de vervaar diging van heidebezems al aan den gang is. Anders werd hiermede eerst een aanvang gemaakt als alle veldarbeid was afgeloopen, doch het werk is dit najaar zoo schaarsch, dat velen tot dezen huis arbeid hun toevlucht moeten nemen. Lettoren 021 Kunst. Inhoud „S e m p e r v i r e n s" No. 39. Onze Rotstuin, VIII. (Vervolg van bladz. 438). De Steenbreek (Saxifraga). Het welriekend Viooltje. Maart-Viooltje. Viola odorata, LinnViola Martia, Schimp., Viola suavis, Bieb. Familie der Vioia- ceeën, met afbeeldingen. (Vervolg en slot van blz. 450). Promotie van den Vlierheester. Dictamnus. Fendlera rupicola. Genista Andréana. Af gesneden Gloxinia-bloemen. Tiendui zend Araucaria excelsa I Een belang rijk Handelsartikel. Nog eens de Bouiliie bordelaise. De Aardappel ziekte. Hyaciutenzeep. Montbre- tia'8. Verschillende mededeelingen. Ontv. Prijscouranten. MESIüïl MïülJUi De voornaamste spoorweg- maatschappijen in Engeland hebben be sloten de sneltreinen at te schaffen, waarin alleen lste en 2de klasse-reizi gers plaats kunnen nemen, zoodat voort aan ook de 3de klasse-reiziger van het voordeel, dat een snel verkeer biedt, gebruik kan maken. In eene vergadering te Ber- lijn is besloten, ccue4 «TOüte werkiic- den-zangvereenig'ing; op te richten. In de bijeenkomst hebben reeds 45 zang verenigingen door hare vertegenwoor digers doen bskena maken, dat zy bereid zijn om door onderlinge aaneensluiting dat plan te verwezenlijken. Daarop is eeoe commissie benoemd om de statuten te ontwerpen. Moederliefde, Een schil dersvrouw te Weenon moest haar eenig kind, een jongen van twee jaar, na éen dag ziek te zija geweest aan dïptheritis zien sterven. Die plotselinge dood kon de arme moeder maar niet als i'elt aannemen. Dagelijks ging zij naar het kerkhot en zat uren lang te praten op het graf van haar kind. Op een nacht ging zij weer naar het kerkhof', groef met de handen het kistje op, brak het opca en nam het lijkje mee naar huis. Daar verborg zij het, om, zoodra haai1 man sliep, het bed te verlaten en met het lijkje in een ander bed te, gaan. Uit Hamborn wordt ga meid Eeu zesjarige knaap vond voor de huisdeur een voorwerp, dat hem on bekend was, en droeg het daarom naar zijne moeder, die juist het jongste kind in, slaap maakte. Ook zij wist niet wat het was en onderzocht het met eene naald. Plotseling volgde een lievige outploi'iuig'der vrouw werden drie vingers van de rechterhand afgerukt en zij werd ernstig in het gelaat gewond. De knaap ontving eenige beduidende kwetsuren in hot aangezicht, terwyl het kleintje aan den arm gewond werd. JVfen vermoedt dat een bergwerker eene dynamiet-patroon verloren had en dat de jongen die vond. De volgende kluchtige ver gissing verschaft thans te Berlijn heel wat stof tot vroolijkheid: Zekere architect had op een kerkhof aldaar een prachtig gebouwtje met erfe lijke grafkelders en voor een der voor steden een stations-wachtlokaal te bouwen. Hij maakte de beide plannen, verzond ze mat de noodige orders en ging toen zijn zomerreisje doen, zonder dat iemand wist waar hij gebleven was. Bij zijne terugkomst ging hij eens naar het werk kijken, en bemerkte toen tot zija grooten schrik, dat hij bij de afzending der plan nen in een oogeublik vaa verstrooiing do adressea liad verwisseld. Toch was men maar vlijtig aan het bouwen gegaan, en zeo stond nu bij het station het fraaie kerkhoisgebouwtje bijna gereed, terwyl op het kerkhof eene „wachtkamer voor de eeuwigheid" was verrezen. Bijna ongeloofelijk klinkt het bericht van een wonderbaarlijke Vischvangst in de Lofodden bij Svol- vaer. In den nacht van 4 dezer word een groote school walvisschen nabij de kust waargenomen. Een aantal booten dreef de dieren door middel van haring netten naar het land en niet minder dan 1000 walvisschen ter grootte van 9 tot 25 voet werden op deze wijze opgeslo ten. De geheele „zoó" is reeds verkocht aan eene maatschappij te Sküro en een menigte harpoeniers ia naar Svolvaor gekomen, om de dieren te dooden en aan land te brengen. Het water bij ge noemde plaats is bekend om zijn ge schiktheid voor het opsluiten van vis- schen. Verleden jaar werden op die manier in eeu etmaal niet minder dan 13,500.000 kabeljauwen gevangen. De groote vroolijkheid en de spot, opgewekt door kec voornemen van den franschen minister van justitie om rechters en advocaten aan te zeggen liuune knevels al' te scheren, hebben hunne uitwerking niet gemist. Vau olfi- cieuse zijde komt thaus de geruststellende verklaring dat de gelaatsversiering van de dienaren der geblinddoekte met rust zal worden gelaten. Door de correctioneel rechtbank te St. Etienne zyn zeven mijnwerkers, die, in strijd met het regle ment, met lucifers in hen zak in een mijnschacht te MoafchLu afdaalden, tot 100 a 200 fres. boete veroordeeld. Het vergaan van het Turk- sche oorlogsfregat Ertogroul blykt te zijn veroorzaakt door liet springen vau deu stoomketel. Het vaartuig hop ver volgens op de klippen on verging. Slechts 53 der opvarenden werden gered en de russische gezant aan het japansehe hof heeft aangeboden, dozen in een russische stoomboot naar Turkije terug te doen brengen, wat de Porte gaarne aannam. E e 7i aardig buitenkansje. Een arme landbouwer te Whitefield, bij Gardiner (Maine), Elbridge Moody ge naamd, heeft op zijn land eeu goudmijn ontdekt. Men heeft hem roods een reus achtige som voor den grond geboden, maar Moody gaat zelf zijn mijn ont ginnen. Wetgevende Maclit. Uit de StaatsbcgTOotiug- voor 1891, II. Hoofdstuk V (Binnenlandsche Zakeu). De voornaamste oorzaak der vermeer deringen op dit hoofdstuk zijn de uit gaven ter uitvoering van art. 54bit der schoolwet, waarvoor ƒ750,000 moest worden uitgetrokken, terwyl voor sub- sidiën voor kweekscholen tot opleiding ouderwijzers en onderwijzeressen ƒ59.000 en voor reis-, verblijf- en hu- reelkosten van inspecteurs en school opzieners, wegens uitbreiding van het aan hen opgedragen toezicht, 17.500 meer is geraamd. Verhoogingen van jaarwedden zijn stgesfceld voor twee tuinknechts, den amanuensis en deu custos bij de zoölogie en den concierge bij het ethnographisch museum te Leiden; ƒ20.000 is uitge trokken als eerste termijn voor de uit voering van onderscheidene dringend noodig geworden aanbouwea aan het Academisch Ziekenhuis. In 1890 werd 2500 subsidie voor landbouw-vakonderwijs toegekend aan de Maatsch. van Weldadigheid te Frede- riksoord, ƒ3000 aan de Zuid-Hollandsche leerhoeve voor zuivelbereiding, ƒ2000 gewoon en ƒ2000 buitengewoon aan de Vereeniging voor vakonderwijs in de zuivelbereiding te Bolsward, 1000 aan de Mij. van Landbouw eu Veeteelt ia Friesland, ƒ1205.87 aan de Geldersch- Overijselsche Mij. van Landbouw voor onderwijs in de zuivelbereiding. Door de Reg. werd reeds tot land- bouwleeraar aangesteld dr. A. M. Prins te Renkum, voor Gelderland en Ovarijsel. Thans worden voorgesteld gelden om nog twee laadbouwleeraars aan te stellen. Omtrent het zeevaartkundig onder wijs wordt gemeld, dat met 1 Sept. jl. de reorganisatie der zeevaartschool te Rotterdam geheel is tot stand gekomen. Het bestuur der zeevaartkundige school te Amsterdam heeft 6000 Rijkssubsidie aanvaard voor eene reorganisatie, die binnen korten tijd in werking zal komen. Voorts zijn do subsidiëu, aan Schier monnikoog en Delfzijl verleend, verhoogd met 800 en 1000 voor een onder wijzer in de stoomwerktuigkunde aan de zeevaartscholen in die gemeenten. In onderzoek zijn aanvragen van de ge meentebesturen van Veendam, Helder, van de academie Minerva te Groningen en van commissarissan der school voor wis- en zeevaartkunde te Harlingen. Met hafe oog op een en ander is ƒ30.000 uitgetrokken. Waarschijnlijk zal aan een zestal gemeentelijke en bizondere kweekscholen tot opleiding van onderwijzers subsidie kunnen worden verleend. Daarop is ge rekend door den betreffende» begrootings- post op 100.000 uit te trekken. Als bijdrage in de jaarwedde van on derwijzers aan bizondere lagere scholen is vermoedelijk te rekenen op eene uit gaaf van 735,924 08, waarbij nog te rekenen op bijdragen voor scholen na 1 Juni 1890 geopend, zoodat 750.000 als vermoedelijke uitgaaf is uitgetrokken. Vile Hoofdstuk A (Nationale schuld). Deze wordt geraamd op ƒ34.942.118.190. De renten van de ten laste van den Staat gebrachte leeniagen, aangegaan door de Ned. Rhijnspw.-tnij., worden geraamd op en eindelijk drukte het beest mij, tot groote vroolijkheid van het publiek, tegen den muur, hetgeen des te onaangenamer was omdat ik geen behoorlijk rijkleed aan had, maar mijn gewone reisjapon. „Bedenk toch, dat de knol je Karei niet is," riep Frits mij toe. „Laat het beest toch meer vrijheid!" Mijn toestand was te treurig, dan dat ik hem met de noodige minachting had kunnen ant woorden. De gids, een oud, bedaard man, nam myn paard aan het bit en leidde het, terwijl hij mij beduidde, dat ik de teugels niet zoo strak moest houden. Daarby riep hij: „piano, piano!" alsof' ik klavierspelen, inplaats van paardrijden, moest leeren. Het dier be greep hem echter zeer goed. Binnen tien minuten waren het paard en ik één hart en ziel, ik had gastrollen bij Carré kannen geven. Nu eerst kreeg ik ple zier in den tocht, liet was een lust om te paard door de wijn bergen te gaan, langs de boerderijen, en voorbij olijf- en wal- nootboschjes, onder den blauwen, onbewolkten hemel in den vroegen morgen. Wij vormden een deftige karavaan, voorop de gids te paard, daarna wij met ons vijven ook te paard, met een gids die te voet ging en een dGzijn kleine bengels, die zich uitgaven voor paar dendrijvers en elk een gedeelte van onzen mondvoorraad droegen. Dat was een vroolijke troep! Zoodra wij door een dorp kwamen, werden wij door oud en jong met vreugdegehuil begroet, dat onze lijfwacht in lompen op oorverdoovende wijze beantwoordde. Dan suisden do stokken op de paarden neer, dat zij verschrikt een sprong deden en ia draf door het dorp giügen. Ik gevoelde de sprongen van mijn draver in mijn hart, en hoe ik mij er ook tegen verzette, het hielp nietbij ieder dorp dat wij doortrokken, moesten de paarden hun draafkunst vertoonen. Na een halfuurtje kon ik al voelen, dat ik in den zadel zat. Allengs werden de wijnbergen schraler en treuriger en aan breidden zich de bruine, verlaten lavavelden voor ons uit, die zich bijna uitstrekken tot aan den kegel, welke grooter en steiler schijnt, hoe meer men hem nadert. Eindelijk verdwijnt alle plantengroei; geen struikje, geen plant, geen grassprietje zelfs tiert meer op de lava. Geen vogel bezoekt deze woestijn. Men zou haast denken, dat al het keffiedix ter wereld hier op een hoop gegooid is, zoo bruin, dor en kruimelig ziet het er uit. Waren die akelige drijvers er maar niet geweest. Als het paard met moeite stijgend, laDgzamer gaat, slaan zij het met hunne stekken en schreeuwen: „Hrah! Makkaro! hrrah!" met geluiden als ezels, die stuipen krijgen, ea dan neemt het paard een sprong en ik vlieg omhoog en plof weer neer, zoodat mijne ribben kraken ©n mijn adem uitblijft. De bengels hangen dan met hun tweeën of drieën aan den staart van het dier en laten zich voorttrekken, tot het paard weer begint te kruipen. En zoo tot in het onein dige. De gal liep mij al spoedig over. Ik vroeg mijn Karl om zijn stok en sloeg daarmede de kwa jongens op do vingers, zoodra zij mijn zadel aanraakten. Dat hielp. Wanneer ik wat sneller vooruit wou, riep ik ook: „hrrah Mak karo 1" en voort ging hot. De paarden en muilezels hebben daar geen namen zooals bij ons, ze heeten alle Makkaro, totdat ze afgeleefd zijn en kort daarop „biefstuk" worden genoemd. Voor een schepsel, dat tóch altijd lijden moet, zijn lieve naampjes ook overbodig; het gaat daarmee als met weeskinderen: die noemt ook niemand „mijn harteiapje" of „mijn lieveling". Hoe hooger wij kwamen, des te langzamer reden wij. Na on geveer drie uur hielden wij stil bd genoten van het uitzicht, dat denkelijk nog mooier zou zijn geweest, hadden wij wat zachter op onze paarden gezeten, want evenals men met nauwe schoenen op een bal geen pleizier heeft, evenzoo verkleinen pynlyke lede maten het grootste natuurgenot. Ik vroeg den doctor hoe het hem ging. Hij zeide „uitstekend", maar ik ben er zeker van, dat hij even blij was van den Makkaro te kunnen afstijgen, als ik. Maar de eigenlijke bezwaren kwamen pas aan. Het paarden- werk was geëindigd, want de kegel is tot boven toe zeer hoekig en zóo steil, dat de mensch zijn toevlucht moet nemen tot zijne voeten, wanneer hij den rook, die in dichte wolken onophoudelijk uit den krater opstijgt, van nabij wil bekijken. De kegel zelf is een hoop kleine stukjes puimsteen, waar de voet met eiken stap in zakt. Zoo doet men geregeld drie stappen vooruit en daarna twee stappen achteruit. Maar nog veel erger dan de rollende steentjes zyn de mannen, die zich aanbieden, om voor veel geld de vreemden naar boven te trekken of op hennepzeelen naar boven te dragen. Dertig lire voor het laatste vond ik te veel en mij laten trekken wilde ik niet, omdat de mannen er allesbehalve frisch en zindelijk uitzagen. Wij ploeterden dus maar voort in de puimsteen. Hoe hooger wij naar boven hijgden, des to warmer werd de toestand. Van boven brandde ons de zon, van beneden gloeide ons de berg en het moeilijk waden in de puimsteen bracht mij er na een half uur toe, om Karl toe te roepen, dat ik wel eene kleine verkwikking zou willen hebben. „Frits he®ft de flesch". „Wel neen", zei Frits, „die moet gij hebben, of heeft Kliebiseh ze niet teruggebracht?" „Ik heb ze vergeten," zei ik nederig. Gelukkig hadden de heer Paulsen en dr. Stinde een «öaschje met cognac en de slok sterkte mij, als fluitspel bet schip der woestijn, wanneer zijne krachten hom ontzinken. De grond werd voortdurend heeter, men kon de hand slechts korten tijd in de asch «teken. Uit de gate» die de gids met zijn stok in den grond boorde, drong damp. Eindelijk waren wij boven, maar de tocht had ook anderhalf uur geduurd. Daar stonden wij nu aan den rand des kraters en keken in een woeste kloof, waardoor rotsen heenlagen en waaruit witte dampen omhoog stegen. Allerlei zwavel, reode en groene vergiften (ijzer- en koperverbindingen noemde de doctor ze), lagen op de stee- nen en in het midden van dezen stinkenden afgrond verrees een tweede kogel, uit welks spits vreeselijke, kokende roskmaesaas omhoog dwarrelden. Van tijd tot tijd dreunde hot, alsof er een kanon werd afgevuurd, waarop na een korte poos do stukken puimsteen, die deze kwaadaardige berg had uitgespuwd, weer in dco krater terug vielen. Ik zeide evenwel: „kindoren, wij laten ons niet overbluffen nu gaan we ontbijten." Onze eerste toast was natuurlijk voor Duitschland, de daarbij behoorende saluutschoten leverde da Vesuvius. Toeü wij ons wat versterkt hadden, gingen wy nog eens in den afgrond kijken, maar konden niets duidelijk onderscheiden en de doctor zei, dat het vulkanisme toch altijd nog een onopgelost raad sel is. Deze uitdrukking verhoogde mijn eerbied voor de weten schap niet, want hoe kan zij iets weten van dingen die zy niet ziet, wanneer zij zich datgene wat zij wèl ziet, al niet weet te verklaren Toen wij, ik moet zeggen tot mijne verlichting, want recht veilig gevoelde ik m;j toch niet, den berg weer afgingen, was het een onaangenaam werk om met verbrande schoenzolen over de steentjes te gaan. Maar het was nog een feest, in vergelijking met den daarop volgenden rit op de merrie, die meer geschikt was voor kantoorstoel, dan voor rijpaard. Eerst toen wy in Napels in onze restaurant zaten, kwam ik weer wat op adem, hoewel ik van onder tot boven gevoelde, dat wij den Vesuvius hadden bestegen. JULIUS STINDE.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1890 | | pagina 6