landmilitie, die in de steden wekelijks
een paar uur exerceert, doch op het
land heelemaal niet geoefend wordt. De
opleiding der officieren vaa de schutterij
is zeer gebrekkig, zoodat zelfs als re-
servo voor het staande leger op de schut
terij niet te rekenen valt. Een en ander
heeft er toe geleid, om een algeheele
reorganisatie in den krijgsdienst voor te
stellen, waar by het leger op voldoende
sterkte wordt gebracht, de diensttijd
verlengd, de schutterij wordt afgeschaft
en als reserve een soort landweer wordt
ingesteld, die uit gediend hebbende man
schappen bestaat. Met een dusdanig ver
sterkt en veranderd leger zal Nederland
in staat zijn de uitgebreide verdedigings
werken voldoende te bezetten en tevens
den opmarsck van vijandelijke troepen
in het vrije veld te vertragen."
„Wordt deze organisatie ingevoerd",
zoo besluit de schrijver, „dan zal na
verloop van weinig jaren Nederland in
een geheel andere, achting afdwingende
verhouding tot naburige staten staan
en zal dit rijk, dat in verschillende tijd
perken van zijn roemrijke geschiedenis
bewijzen van buitengewone verdedigings
kracht en volharding heeft gegeven, een
aanval, van welke zijde die ook komt,
rustig kunnen afwachten."
Een Amsterdammer, die een
blijk wil geven van zijne ingenomenheid
met de nuttige werking van den Ned,
Bond van oud-onderofficieren en moer
bepaaldelijk van de atd. Amsterdam en
omstreken heeft den voorzitter dier
afdeeling gemachtigd, jaarlyks ten be
hoeve van dien Bond en die afdeeling
bij hem te beschikken over een bedraj
van ƒ100.
A m s t e r d a m s c h e socialistei
hebben Donderdagavond beproefd hun
Prinsesselied te 's-Hage langs straat te
venten. De drie colporteurs kwamen
echter slecht van de reis, want zij wer
den achtervolgd door een hoop mengchen,
die hun alles behalve vriendelijk gezind
waren, terwijl een troep kinderen het
uitroepen door een koor van „Weg met
de socialisten" overschreeuwde. Ten lan
gen leste werd het opdringen zóó sterk,
dat de politie tusschenbeide moest komen.
De drie omx'oepers gavea de voorkeur
aan de bescherming van hunne personen
door politieagenten, die hen, onder voort
durend gejouw der menigte, naar het
bureau brachten, waar de versjes in be'
slag genomen zijn.
Het bericht dat een van de
weesjongens uit de weesinrichting te
Neerbosch is weggeloopen en de reia
naar Rotterdam te voet zoa hebben ge
daan, is niet geheel juist. De directeur
meldt thans, dat de jongen van de inrich
ting naar Tiel i3 geloopea, 4% uur ver,
en van een familielid het geld heeft ont
vangen om met de boot, de reis naar
Rotterdam te maken. Hij is bijna 18
jaar oud, en heet Arie vaa der Heide.
De directeur heeft zeer weinig hoop dat
er iets van dezen joDgen te recht komt,
daar enkele van de familieleden heaa
helpen. (W. R. O.)
De 26jarige H. Peters te
Venloo, Donderdag ontslagen wegens
dronkenschap enz., kreeg in een ver
dacht huis twist, welke zoo hoog liep, dat
de hulp der maréchaussées werd inge
roepen. P. verzette zich zoodanig dat
één maréchaussée eene beenbreuk kreej
naar het hospitaal moest worden
overgebracht, terwyl nog drie maréchaus
sées lichter verwond werden en geen
dienst kunnen verrichten. H. en diens
kameraad S. werden Vrijdag naar Roer
mond overgebracht.
Zekere B., wonende in het
kwartier onder Zevenaar, stroopte gaarne
zoo nu en dan een haas, bij voorkeur
cp duitsch grondgebied. Reeds meermalen
door de grensbeambten gewaarschuwd,
schoot hij dezer dagen een haas terwijl
de opziener er bijna bij stond. Door dezen
aangemaand het wild te laten liggen,
dreigde hij den man der wet met het
geweer en maakte zich uit de voeten.
Niets kwaads meer vermoedende, kwam
B. dezer dagen te Elten, doch werd
direct achter slot en grendel gezet, zoo
dat hem de haas duur te staan zal
komen.
Bij de in aanbouw zijnd
kerk te Nes (Nieuwer-Amstei) heeft een
opperman, G. De Kuiper, door het bre
ken van een touw een bak met steenea
op zijn hoafd gekregen, met het onge
lukkig gevolg, dat hij tengevolge eener
schedelbreuk spoedig daarop is overle
üeu. Het personeel by bedoelden aan
bouw is tegen ongelukken verzekerd
bij de Eerste Nederlandsche Verzekering
maatschappij op het leven, tegen invali
diteit eu ongelukken.
Eenige personen te Drou-
wen, die de wacht hielden bij een kudde
schapen, welke des nachts buiten lag,
om het land van den herder aldaar te
gemesten, werden in het nachtelijk uur
oekweld door een boozea lust, namelijk
bm van de appelen van een nabijgelegen
boomgaard te snoepen. Vol mo#d begaf
net vijftal zich op weg, de rustig liggende
schapenkudde aan haar lot overlatende.
Twee waren spoedig in een der beste
hoornen geklommen, terwijl drie daar
onder plaats namen, om de vallende
appels op te zoeken. Vol hoop op een
goeden buit, richten zij hun blikken n ar
omhoog zoodra de beweging in de takken
bogoa, doch wat kwam er van dien
boom Een zwerm bijen, in plaats
van appelen. Daar zich een bijenzwerm
aan een der takken had gehangen, kwam
deze door het schudden der takken naar
beneden en terecht op de hoofden van
het wachtende drietal. Doordat de bijen
hen zolls bij de kleederen indrongen,
kan men begrijpen hoe zij door hei
geprik der diertjes gekweld werden. De
beide schudders, in de stellige moening
verkeerende dat de eigenaar van den
boomgaard in aantocht was, lieten zich
ijlings in het gras neervallen en kwamen
eveneens in een bijenzwerm terecht.
{Asser Ot.)
Door vier leeraren vande
rijks hoogere burgerschool te Meppel is
een cursus opgericht tor opleiding voor
het vergelijkend onderzoek van surnu
merairs der directe belastingen, invoer
rechten en accijnzen. Deze eerste nieuwe
cursus is aangevangen mot zes jongelui,
afkomstig uit verschillendo plaatsen des
lands.
Als een bewijs hoe zich
reeds nu in Friesland gebrek aan werk
begint te openbaren, diene dat ia vele
dorpen het mattenweven en de vervaar
diging van heidebezems al aan den gang
is. Anders werd hiermede eerst een
aanvang gemaakt als alle veldarbeid was
afgeloopen, doch het werk is dit najaar
zoo schaarsch, dat velen tot dezen huis
arbeid hun toevlucht moeten nemen.
Lettoren 021 Kunst.
Inhoud „S e m p e r v i r e n s" No. 39.
Onze Rotstuin, VIII. (Vervolg van bladz.
438). De Steenbreek (Saxifraga). Het
welriekend Viooltje. Maart-Viooltje. Viola
odorata, LinnViola Martia, Schimp.,
Viola suavis, Bieb. Familie der Vioia-
ceeën, met afbeeldingen. (Vervolg en
slot van blz. 450). Promotie van den
Vlierheester. Dictamnus. Fendlera
rupicola. Genista Andréana. Af
gesneden Gloxinia-bloemen. Tiendui
zend Araucaria excelsa I Een belang
rijk Handelsartikel. Nog eens de
Bouiliie bordelaise. De Aardappel
ziekte. Hyaciutenzeep. Montbre-
tia'8. Verschillende mededeelingen.
Ontv. Prijscouranten.
MESIüïl MïülJUi
De voornaamste spoorweg-
maatschappijen in Engeland hebben be
sloten de sneltreinen at te schaffen,
waarin alleen lste en 2de klasse-reizi
gers plaats kunnen nemen, zoodat voort
aan ook de 3de klasse-reiziger van
het voordeel, dat een snel verkeer biedt,
gebruik kan maken.
In eene vergadering te Ber-
lijn is besloten, ccue4 «TOüte werkiic-
den-zangvereenig'ing; op te richten. In
de bijeenkomst hebben reeds 45 zang
verenigingen door hare vertegenwoor
digers doen bskena maken, dat zy bereid
zijn om door onderlinge aaneensluiting
dat plan te verwezenlijken. Daarop is
eeoe commissie benoemd om de statuten
te ontwerpen.
Moederliefde, Een schil
dersvrouw te Weenon moest haar eenig
kind, een jongen van twee jaar, na éen
dag ziek te zija geweest aan dïptheritis
zien sterven. Die plotselinge dood kon
de arme moeder maar niet als i'elt
aannemen. Dagelijks ging zij naar het
kerkhot en zat uren lang te praten op
het graf van haar kind. Op een nacht
ging zij weer naar het kerkhof', groef
met de handen het kistje op, brak het
opca en nam het lijkje mee naar huis.
Daar verborg zij het, om, zoodra haai1
man sliep, het bed te verlaten en met
het lijkje in een ander bed te, gaan.
Uit Hamborn wordt ga
meid Eeu zesjarige knaap vond voor
de huisdeur een voorwerp, dat hem on
bekend was, en droeg het daarom naar
zijne moeder, die juist het jongste kind
in, slaap maakte. Ook zij wist niet wat
het was en onderzocht het met eene
naald. Plotseling volgde een lievige
outploi'iuig'der vrouw werden drie
vingers van de rechterhand afgerukt en
zij werd ernstig in het gelaat gewond.
De knaap ontving eenige beduidende
kwetsuren in hot aangezicht, terwyl het
kleintje aan den arm gewond werd.
JVfen vermoedt dat een bergwerker eene
dynamiet-patroon verloren had en dat
de jongen die vond.
De volgende kluchtige ver
gissing verschaft thans te Berlijn heel
wat stof tot vroolijkheid:
Zekere architect had op een kerkhof
aldaar een prachtig gebouwtje met erfe
lijke grafkelders en voor een der voor
steden een stations-wachtlokaal te bouwen.
Hij maakte de beide plannen, verzond
ze mat de noodige orders en ging toen
zijn zomerreisje doen, zonder dat iemand
wist waar hij gebleven was. Bij zijne
terugkomst ging hij eens naar het werk
kijken, en bemerkte toen tot zija grooten
schrik, dat hij bij de afzending der plan
nen in een oogeublik vaa verstrooiing
do adressea liad verwisseld. Toch was
men maar vlijtig aan het bouwen gegaan,
en zeo stond nu bij het station het fraaie
kerkhoisgebouwtje bijna gereed, terwyl
op het kerkhof eene „wachtkamer voor
de eeuwigheid" was verrezen.
Bijna ongeloofelijk klinkt
het bericht van een wonderbaarlijke
Vischvangst in de Lofodden bij Svol-
vaer. In den nacht van 4 dezer word
een groote school walvisschen nabij de
kust waargenomen. Een aantal booten
dreef de dieren door middel van haring
netten naar het land en niet minder dan
1000 walvisschen ter grootte van 9 tot
25 voet werden op deze wijze opgeslo
ten. De geheele „zoó" is reeds verkocht
aan eene maatschappij te Sküro en een
menigte harpoeniers ia naar Svolvaor
gekomen, om de dieren te dooden en
aan land te brengen. Het water bij ge
noemde plaats is bekend om zijn ge
schiktheid voor het opsluiten van vis-
schen. Verleden jaar werden op die
manier in eeu etmaal niet minder
dan 13,500.000 kabeljauwen gevangen.
De groote vroolijkheid en
de spot, opgewekt door kec voornemen
van den franschen minister van justitie
om rechters en advocaten aan te zeggen
liuune knevels al' te scheren, hebben
hunne uitwerking niet gemist. Vau olfi-
cieuse zijde komt thaus de geruststellende
verklaring dat de gelaatsversiering van
de dienaren der geblinddoekte met rust
zal worden gelaten.
Door de correctioneel
rechtbank te St. Etienne zyn zeven
mijnwerkers, die, in strijd met het regle
ment, met lucifers in hen zak in een
mijnschacht te MoafchLu afdaalden, tot
100 a 200 fres. boete veroordeeld.
Het vergaan van het Turk-
sche oorlogsfregat Ertogroul blykt te
zijn veroorzaakt door liet springen vau
deu stoomketel. Het vaartuig hop ver
volgens op de klippen on verging. Slechts
53 der opvarenden werden gered en de
russische gezant aan het japansehe hof
heeft aangeboden, dozen in een russische
stoomboot naar Turkije terug te doen
brengen, wat de Porte gaarne aannam.
E e 7i aardig buitenkansje.
Een arme landbouwer te Whitefield, bij
Gardiner (Maine), Elbridge Moody ge
naamd, heeft op zijn land eeu goudmijn
ontdekt. Men heeft hem roods een reus
achtige som voor den grond geboden,
maar Moody gaat zelf zijn mijn ont
ginnen.
Wetgevende Maclit.
Uit de StaatsbcgTOotiug- voor 1891,
II.
Hoofdstuk V (Binnenlandsche Zakeu).
De voornaamste oorzaak der vermeer
deringen op dit hoofdstuk zijn de uit
gaven ter uitvoering van art. 54bit der
schoolwet, waarvoor ƒ750,000 moest
worden uitgetrokken, terwyl voor sub-
sidiën voor kweekscholen tot opleiding
ouderwijzers en onderwijzeressen
ƒ59.000 en voor reis-, verblijf- en hu-
reelkosten van inspecteurs en school
opzieners, wegens uitbreiding van het
aan hen opgedragen toezicht, 17.500
meer is geraamd.
Verhoogingen van jaarwedden zijn
stgesfceld voor twee tuinknechts, den
amanuensis en deu custos bij de zoölogie
en den concierge bij het ethnographisch
museum te Leiden; ƒ20.000 is uitge
trokken als eerste termijn voor de uit
voering van onderscheidene dringend
noodig geworden aanbouwea aan het
Academisch Ziekenhuis.
In 1890 werd 2500 subsidie voor
landbouw-vakonderwijs toegekend aan de
Maatsch. van Weldadigheid te Frede-
riksoord, ƒ3000 aan de Zuid-Hollandsche
leerhoeve voor zuivelbereiding, ƒ2000
gewoon en ƒ2000 buitengewoon aan de
Vereeniging voor vakonderwijs in de
zuivelbereiding te Bolsward, 1000 aan
de Mij. van Landbouw eu Veeteelt ia
Friesland, ƒ1205.87 aan de Geldersch-
Overijselsche Mij. van Landbouw voor
onderwijs in de zuivelbereiding.
Door de Reg. werd reeds tot land-
bouwleeraar aangesteld dr. A. M. Prins
te Renkum, voor Gelderland en Ovarijsel.
Thans worden voorgesteld gelden om nog
twee laadbouwleeraars aan te stellen.
Omtrent het zeevaartkundig onder
wijs wordt gemeld, dat met 1 Sept. jl.
de reorganisatie der zeevaartschool te
Rotterdam geheel is tot stand gekomen.
Het bestuur der zeevaartkundige school
te Amsterdam heeft 6000 Rijkssubsidie
aanvaard voor eene reorganisatie, die
binnen korten tijd in werking zal komen.
Voorts zijn do subsidiëu, aan Schier
monnikoog en Delfzijl verleend, verhoogd
met 800 en 1000 voor een onder
wijzer in de stoomwerktuigkunde aan
de zeevaartscholen in die gemeenten. In
onderzoek zijn aanvragen van de ge
meentebesturen van Veendam, Helder,
van de academie Minerva te Groningen
en van commissarissan der school voor
wis- en zeevaartkunde te Harlingen. Met
hafe oog op een en ander is ƒ30.000
uitgetrokken.
Waarschijnlijk zal aan een zestal
gemeentelijke en bizondere kweekscholen
tot opleiding van onderwijzers subsidie
kunnen worden verleend. Daarop is ge
rekend door den betreffende» begrootings-
post op 100.000 uit te trekken.
Als bijdrage in de jaarwedde van on
derwijzers aan bizondere lagere scholen
is vermoedelijk te rekenen op eene uit
gaaf van 735,924 08, waarbij nog te
rekenen op bijdragen voor scholen na 1
Juni 1890 geopend, zoodat 750.000 als
vermoedelijke uitgaaf is uitgetrokken.
Vile Hoofdstuk A (Nationale schuld).
Deze wordt geraamd op ƒ34.942.118.190.
De renten van de ten laste van den Staat
gebrachte leeniagen, aangegaan door de
Ned. Rhijnspw.-tnij., worden geraamd op
en eindelijk drukte het beest mij, tot groote vroolijkheid van het
publiek, tegen den muur, hetgeen des te onaangenamer was omdat
ik geen behoorlijk rijkleed aan had, maar mijn gewone reisjapon.
„Bedenk toch, dat de knol je Karei niet is," riep Frits mij toe.
„Laat het beest toch meer vrijheid!" Mijn toestand was te treurig,
dan dat ik hem met de noodige minachting had kunnen ant
woorden.
De gids, een oud, bedaard man, nam myn paard aan het bit en
leidde het, terwijl hij mij beduidde, dat ik de teugels niet zoo
strak moest houden. Daarby riep hij: „piano, piano!" alsof' ik
klavierspelen, inplaats van paardrijden, moest leeren. Het dier be
greep hem echter zeer goed.
Binnen tien minuten waren het paard en ik één hart en ziel,
ik had gastrollen bij Carré kannen geven. Nu eerst kreeg ik ple
zier in den tocht, liet was een lust om te paard door de wijn
bergen te gaan, langs de boerderijen, en voorbij olijf- en wal-
nootboschjes, onder den blauwen, onbewolkten hemel in den vroegen
morgen.
Wij vormden een deftige karavaan, voorop de gids te paard,
daarna wij met ons vijven ook te paard, met een gids die te voet
ging en een dGzijn kleine bengels, die zich uitgaven voor paar
dendrijvers en elk een gedeelte van onzen mondvoorraad droegen.
Dat was een vroolijke troep! Zoodra wij door een dorp kwamen,
werden wij door oud en jong met vreugdegehuil begroet, dat onze
lijfwacht in lompen op oorverdoovende wijze beantwoordde. Dan
suisden do stokken op de paarden neer, dat zij verschrikt een
sprong deden en ia draf door het dorp giügen. Ik gevoelde de
sprongen van mijn draver in mijn hart, en hoe ik mij er ook
tegen verzette, het hielp nietbij ieder dorp dat wij doortrokken,
moesten de paarden hun draafkunst vertoonen. Na een halfuurtje
kon ik al voelen, dat ik in den zadel zat.
Allengs werden de wijnbergen schraler en treuriger en aan
breidden zich de bruine, verlaten lavavelden voor ons uit, die zich
bijna uitstrekken tot aan den kegel, welke grooter en steiler schijnt,
hoe meer men hem nadert.
Eindelijk verdwijnt alle plantengroei; geen struikje, geen plant,
geen grassprietje zelfs tiert meer op de lava. Geen vogel bezoekt
deze woestijn. Men zou haast denken, dat al het keffiedix ter
wereld hier op een hoop gegooid is, zoo bruin, dor en kruimelig
ziet het er uit.
Waren die akelige drijvers er maar niet geweest. Als het paard
met moeite stijgend, laDgzamer gaat, slaan zij het met hunne
stekken en schreeuwen: „Hrah! Makkaro! hrrah!" met geluiden
als ezels, die stuipen krijgen, ea dan neemt het paard een sprong
en ik vlieg omhoog en plof weer neer, zoodat mijne ribben kraken
©n mijn adem uitblijft. De bengels hangen dan met hun tweeën
of drieën aan den staart van het dier en laten zich voorttrekken,
tot het paard weer begint te kruipen. En zoo tot in het onein
dige. De gal liep mij al spoedig over.
Ik vroeg mijn Karl om zijn stok en sloeg daarmede de kwa
jongens op do vingers, zoodra zij mijn zadel aanraakten. Dat hielp.
Wanneer ik wat sneller vooruit wou, riep ik ook: „hrrah Mak
karo 1" en voort ging hot. De paarden en muilezels hebben daar
geen namen zooals bij ons, ze heeten alle Makkaro, totdat ze
afgeleefd zijn en kort daarop „biefstuk" worden genoemd. Voor
een schepsel, dat tóch altijd lijden moet, zijn lieve naampjes ook
overbodig; het gaat daarmee als met weeskinderen: die noemt ook
niemand „mijn harteiapje" of „mijn lieveling".
Hoe hooger wij kwamen, des te langzamer reden wij. Na on
geveer drie uur hielden wij stil bd genoten van het uitzicht, dat
denkelijk nog mooier zou zijn geweest, hadden wij wat zachter
op onze paarden gezeten, want evenals men met nauwe schoenen
op een bal geen pleizier heeft, evenzoo verkleinen pynlyke lede
maten het grootste natuurgenot. Ik vroeg den doctor hoe het
hem ging. Hij zeide „uitstekend", maar ik ben er zeker van, dat
hij even blij was van den Makkaro te kunnen afstijgen, als ik.
Maar de eigenlijke bezwaren kwamen pas aan. Het paarden-
werk was geëindigd, want de kegel is tot boven toe zeer hoekig
en zóo steil, dat de mensch zijn toevlucht moet nemen tot zijne
voeten, wanneer hij den rook, die in dichte wolken onophoudelijk
uit den krater opstijgt, van nabij wil bekijken. De kegel zelf is
een hoop kleine stukjes puimsteen, waar de voet met eiken stap
in zakt. Zoo doet men geregeld drie stappen vooruit en daarna
twee stappen achteruit.
Maar nog veel erger dan de rollende steentjes zyn de mannen,
die zich aanbieden, om voor veel geld de vreemden naar boven te
trekken of op hennepzeelen naar boven te dragen. Dertig lire voor
het laatste vond ik te veel en mij laten trekken wilde ik niet,
omdat de mannen er allesbehalve frisch en zindelijk uitzagen. Wij
ploeterden dus maar voort in de puimsteen.
Hoe hooger wij naar boven hijgden, des to warmer werd de
toestand. Van boven brandde ons de zon, van beneden gloeide ons
de berg en het moeilijk waden in de puimsteen bracht mij er na
een half uur toe, om Karl toe te roepen, dat ik wel eene kleine
verkwikking zou willen hebben. „Frits he®ft de flesch". „Wel
neen", zei Frits, „die moet gij hebben, of heeft Kliebiseh ze niet
teruggebracht?" „Ik heb ze vergeten," zei ik nederig. Gelukkig
hadden de heer Paulsen en dr. Stinde een «öaschje met cognac en
de slok sterkte mij, als fluitspel bet schip der woestijn, wanneer
zijne krachten hom ontzinken.
De grond werd voortdurend heeter, men kon de hand slechts
korten tijd in de asch «teken. Uit de gate» die de gids met zijn
stok in den grond boorde, drong damp. Eindelijk waren wij boven,
maar de tocht had ook anderhalf uur geduurd.
Daar stonden wij nu aan den rand des kraters en keken in
een woeste kloof, waardoor rotsen heenlagen en waaruit witte
dampen omhoog stegen. Allerlei zwavel, reode en groene vergiften
(ijzer- en koperverbindingen noemde de doctor ze), lagen op de stee-
nen en in het midden van dezen stinkenden afgrond verrees een
tweede kogel, uit welks spits vreeselijke, kokende roskmaesaas omhoog
dwarrelden. Van tijd tot tijd dreunde hot, alsof er een kanon werd
afgevuurd, waarop na een korte poos do stukken puimsteen, die
deze kwaadaardige berg had uitgespuwd, weer in dco krater terug
vielen. Ik zeide evenwel: „kindoren, wij laten ons niet overbluffen
nu gaan we ontbijten."
Onze eerste toast was natuurlijk voor Duitschland, de daarbij
behoorende saluutschoten leverde da Vesuvius.
Toeü wij ons wat versterkt hadden, gingen wy nog eens in den
afgrond kijken, maar konden niets duidelijk onderscheiden en de
doctor zei, dat het vulkanisme toch altijd nog een onopgelost raad
sel is. Deze uitdrukking verhoogde mijn eerbied voor de weten
schap niet, want hoe kan zij iets weten van dingen die zy niet
ziet, wanneer zij zich datgene wat zij wèl ziet, al niet weet te
verklaren
Toen wij, ik moet zeggen tot mijne verlichting, want recht
veilig gevoelde ik m;j toch niet, den berg weer afgingen, was het
een onaangenaam werk om met verbrande schoenzolen over de
steentjes te gaan. Maar het was nog een feest, in vergelijking
met den daarop volgenden rit op de merrie, die meer geschikt was
voor kantoorstoel, dan voor rijpaard.
Eerst toen wy in Napels in onze restaurant zaten, kwam ik
weer wat op adem, hoewel ik van onder tot boven gevoelde, dat
wij den Vesuvius hadden bestegen.
JULIUS STINDE.