'1WSEPE BLAD UIT INSULINDE. Spranken van Maleisclie Wijsheii FEUILLETON. Tante Hermine. BEBOOREKDE BIJ tfAAULEM'8 DAGBLAi) VAN Maandag 13 October 1890. Niemand heeft er zeker aan gedacht, wanneer hij de Maleiers of Javaantjes dat ongelukkige volk, wandelende in het land der duisternis, waarover de fak kel der westereche beschaving nog niet in volle mate haar helderstralend licht heeft uitgespreid domme wezens noemt, dat er in die schijnbaar onnoozel8 schep selen een helder vlammetje brandt, dat, zorgvuldig aangewakkerd en voortdurend «evoed, een duchtig concurrent zoude worden van de fakkel der westersche be schaving Dat breedeplatte gezicht, met den breeden neus cn wijd uitgezette neusvleugels, die dikke, half omgekrulde lippen, welke bijna altijd open staan en ten slotte de halt wezenlooze ©ogen, welke aan het gelaat eene idiotische uitdruk king geven, zij vertolken een dommen <*eestvoortdurend gehuld in heïdensch bijgeloof en bedwelmd door den verstik- kenden anfioen-dampMaar die zoo rede neert is ook dom, omdat hij afgaat op verschijnselen, dikwijs van zeer bedrie glijk karakterin plaats van zich to laten leiden door de ondervinding, in dit geval den omgang met het volkje zelf en tot zoolang het oordeel op te schortenDan zal hij een onderscheid maken tusschen de begrippen dom en onwetendwant deze zinverwante woorden worden nog al eens ia het dagelijksch leven met elkaar ver ward! Neen de Maleier is volstrekt niet dom hij is onwetend, omdat hij geen we tenschappelijke opleiding heeft genoten Wij zijn dom zegt de Atjeher glimlachend, omdat wij met onze slimme koppen ons voortdurend laten beetnemen en verschal ken door een volk, dat, om eene maleische vergelijking te gebruiken, in wetenschap pelijke ontwikkeling tot ons staat als de olifant tot de mier! Wij zijn dom vervolgt hy, omdat wij met geen vyand weton om te gaan, om dat wij hem te veel vertrouwen Is het niet in Atjeh te onzer beschaming ge zegd „orang belanda itoe brani, tetapi bodo" de Hollanders zijn dapper, maar dom 1 De Atjeher doet zoo niet, want hij redeneert: //Vertrouw den vijand niet, al ziet bij er nog zoo vriendelijk uit, al vloeit er ook honingtaal uit zijn mond, want in zijn hart belaagt en vervloekt hij Ude hand, die hij uit vriendschap U toesteekt zal straks U den keel dicht knypen! Al is de oppervlakte van het rivierwater nog zoo kalm en effen daar binnen liggen de krokodillen op U te loeren en te azen! Dus, lezer, wees nu niet zoo slimom te zeggen dat de Maleier of de Javaan dom isIn het volgende zult gij zien, dat de Inlan der dieper doordenkt, dan op zijn gelaat te lezen staat, het zijn een toort bespie gelingen over allerlei stoffelijke en on stoffelijke zaken, gehuld in 't kleed der oostereche beeldspraak. Mag ik 't genot smaken, U eenige aangename oogenblik- ken verschaft te hebben, clan is het doel van mijn schrijven bereikt! Alzoo: De wereld is gelyk aan een oude vrouw in schoon gewaad, gehuld en omhangen met kostbare sieraden, zoodat zij van verre er schoon uitziet. En die haar niet kennen gevoelen zich tot haar aangetrokken, maar die haar wel kennen haten haar! De wereld is gelijk aan een dvoom en hare bewoners zijn de slapers. Wanneer zij tot bezinning komen en ontwaken, is al het schoone en heerlijke uit dien elreom verdwenen De koning is voor een rijk, wat de ziel is voor een lichaam. Wanneer do ziel verdwijnt gaat het lichaam te grondel (De Maleiers zijn anti-republi- keinsch!) Wanneer een koning goen kundige ministers bezit, is zijn regeering gtólyk een voorbijtrekkende wolk, waar uit geen druppeltje regen valt. Wanneer de Vorst kundige ministers bezit, is zijn regeering gelijk een wolk, die regen doet nederdalen, het land wordt welda dig besproeid en neemt toe in bloei en welvaart De wijsheid in den mensch is gelijk de zon aan den hemel. Gelijk deze alle deelen der aarde verlicht en alles tot in de uiterste schuilhoeken duidelijk doet onderkennen, zoo zullen wij, wan neer de Wijsheid in ons zit, het goede van het kwade kunnen onderscheiden, even zoo duidelijk als het wit van het zwart in het licht der zon! Uw leven is gelyk een diamant, de pracht van den steen spruit voort uit den glans, die hem vergezelt. Maar wij weten niet waar die glans vandaan komt, uit zijn binnenste of van de oppervlakte, vau de linker- of van de rechterzijde, wy weten slechts dat de steen schittert en wanneer zijn glans verdwijnt is de steen zonder waarde De wereld is gelyk aan een fraai ge bouwd huis al wie dat buis aanschouwt met zijn bekoorlijkheden, de gouden pi laren, het zilveren dak, de met edelge steenten bezette deuren, de met kostbare tapijten bekleede vloerende schoone wandversieringen, de kasten gevuld met de heerlijkste gerechten, gevoelt er zich door aangetrokken. De heer des huizes is een zeer aanzienlijk maü, bovendien de gastvrijheid zelve, zoodat zijne woning van den vroegen morgen tot den laten avond opgepropt zit met gasten. De ver standige gasten weten, dat dit huis hun niet toebehoort, dat al dat schoone en heerlijke het hunne niet is; zij zijn er slechts to gast en spoedig zullen zij alles moeten verlaten. En terwijl zij er zijn eten, zy van de heerlyke gerechten en nemen zij een matig deel van de kostbaarheden mede, kleeden zich met de kostbare kleederen, die de Huisheer hun schenkt, waarop zij dezen voor zijn goedheden bedanken en vervolgens hun weg vervolgen. Maar de niet verstandige gasteD, de dwazen, den ken dat het huis met zyn inhoud hun toebehoort. Zy gebruiken niets van de heerlyke gerechten, vaa de schoone ge waden „want," zeggen zy, „dit alles is ons eigendom". Alzoo verblyven zy een geruimen tyd in dat huis, en als de Huis heer tot hen komt, om hen te verzoeken zijn woning te verlaten, betoonea zy zich onwillig en verzetten zich tegen hem. Maar dan roept hij zijn dienaren onge bruikt geweld, om deze styfhoofdigen zijn huis uit te jagen. En wanneer zij ver jaagd zijn, vervolgen zij in droefheid hun weg, zonder eenig voedsel medege nomen te hebben. Spoedig vergaan zy van gebrek, getroffen, door den toorn van den Huisheer Dat de gierigaards hier een geduchten veeg ontvangen, zullen mijne lezers ge makkelijk begrijpen I De geheimen, die een ander ons toe vertrouwt, zijn gelijk een pijl, dien wy afschieten. Zoelaag hij nog op den beog ligt, kan hij wederom in den koker wor den gestoken. Wordt hij eenmaal afge schoten, dan is hij onherroepelijk ver loren. Wilt gy iemand van goede afkomst herkennen? Let dan op zijn verstanden zijne wyze van spreken. Wilt gy iemand herkennen, die geluk kig is? Dan herkent gij hem daaraan, dat hg zich niet met beuzelingen op houdt. Wilt gij een aanzienlijk persoon her kennen? Let dan op zyn manieren 1 Wilt gy een geleerd mensch herken nen? Hij is nimmer verzadigd van vragen ea leeren j Wilt gij een verstandig mensch her kennen? liij zorgt voor den dag van I morgen. j Wilt gij ieoiand van goede inborst (herkennen? Beschouw hem dan, wanneer I hij met een menigte lieden in omgang is. Wanneer men veel praat, dan is men op weg om de onwaarheid te spreken. Wanneer men uitermate verheugü is, is zulks een teeken dat de droefheid nabij is. Indien men omtrent zich zalven on trouw is, zal men het des te meer zyn omtrent anderen. Verberg uwe ondeugden, verzwijg uwe deugden. Wanneer gij beschuldigingen hoort, laat dan de achterdocht uw hart binnen treden. Een oude vrouw, die slecht is, is de handlangster van den duivel. Eerbetooning jegens kundige lieden is een bewijs, dat men het fijne van het grove weet te onderscheiden. Erken de trouw uws gelijken. Onderhoud de trouw, verworp de trouweloosheid. Deze wijze lessen komen uit den mond van tien Radja vau Riouw, Radja Ali Hadji, op schrift gesteldop Dinsdag den 238ten der maand Redjab in het jaar van den Mekkaanschen Profeet 1263 's middags ten 5 ure op het eiland Pe- njangat. Kennis niet in praktijk gebracht, is gelyk een boom zonder vruchten. Wanneer gij met uw naasten twist, hebt gy een groot vuur aangelegd. Elk hard woord is een druppeltje olie, elk woord van verzoening is een druppeltje water De vreuw is voor den man, wat de sandaal is voor den voet. Wanneer de sandaal verloren gaat, wordt de voet ge wond. Uw geluk is gelijk aan een porcelei- nen vaas. Wanneer gij er mede speelt zal het spoedig breken. Dat is nu Maleisohe Wijsheid! Mis schien niet zoo diepzinnig ea onpeilbaar als de productie van onze wysgeerea, dikwijls zoo ingewikkeld en onverstaan baar voor den armoedige van geest, maar niet minder praktisch voor het dagelijksch levea! Voeg daarbij de levendigheid der ouitersche beeldspraak, dan geef ik u de verzekering, dat ik liever eeae Malei sche Wereldbeschouwing lees dan zulk eene, waarin het wemelt van egoïsme, pantheïsme, atheïsme en dergelijke ismen meer, waarmede men wel onze schuren zoude kunnen vullen, goed voor den ge letterde, maar onbegrijpelijk voor den leek, voor wien de kost totaal ongeniet baar is en blijft I Daarvoor is de malei sche stijl te eenvoudig. Geen ellenlange tusschenzinnen, waarvan het eind een kluwen garen blijkt te zijn en den lezer nog verder van huis brengt. Wanneer de plaatsruimte het toeliet zou ik u nog veel meer van den wijsgeerigen Maleier kunnen vertellen. Nu moet ik mij er slechts toe bepalen, u een proefje te geven, dat toch al voldoende zal zijn om u te overtuigen, dat de Maleier niet zoo dom is, als hij er wel uitziet. Op hem is van toepassing: „Stille waters hebben diepe gronden!" „Lees en herlees" zegt de Maleier, „opdat de boom der kennis u zijn heerlijke vruchten toewerpt. Wees niet zorgeloos, want het leven is een droom, die snel voorbijgaat!" TJAMPAKA. HaarlemOctober '90. li 3 ft li ft L A lil 'V>. Het Donderdag in de Staats courant opgenomen koninklijk besluit, waarbij drie hooggeplaatste russische staatsambtenaren benoemd werden tot verschillende graden in de orde van den Nederlandschen Leeuw, was door Z. M. den Koning reeds eenige weken geleden onderteekend. Overeenkomstig het ge- bruik, is aan de benoeming hier te J lande eerst openbaarheid gegeven nadat bericht ontvangen was dat de benoem den daarmede in kennis waren gesteld. DE TOESTAND DES KONINGS. Wij ontvingen zegt het D. v. N. nog het volgende bericht uit Apel doorn Van de instelling van een regent schap is wel sprake, maar het ka* nog zeer goed veertien dagen duren. Eerst zal eeu consult plaats hebben tusschen de geneeskundige autoriteiten, waar schijnlijk Maandag a.s. Aan de Koningin is de beslissing daaromtrent overgelaten. De ministers ontvangen eiken dag een bulletin van den geneesheer, op last der Koningin; dus zijn zij geheel op de hoogte. t edert de vorige mededeeling is er in den toestand van Zijne Majesteit den Koning weinig verandering ten geede te bespeuren. De Koning lydt weinig pijn, maar gevoelt zich steeds lusteloos. De voediag blijft voldoende. Stct Het Petit Journal laat zich uit Berlijn het fraaie senaatiebtfricnc sei nen, dat de keizer een onderneming van het grootste gewicht beraamt, waarop de publieke opinie moet worden voorbe reid en waarover Caprivi met Crispi zal spreken. Die „onderneming" zou Neder land betreffen. De koning van Wurtem- burg, de groothertog van Hessen ea som mige beiersche prinsen zouden ziek voor alsnog tegen de keizerlijke plannen ver zetten de keizer van Oostenrijk en de koning van Saksen zouden nog weifelen. Naar wy vernemen, zullen de faeeren Bloemhof en Paul, de zonen van het kafïerhoofd Magata, die gedurende drie jaren te Delft ten huize van ds. L. v. d. Valk hun opvoeding genoten, dezer dagen weder naar hun vaderland ver trekken. Hun vader, dio aan een zeer ernstige ziekte lijdt, heelt zijn begeerte te kennen gegeven, zijn kindereu nog vóór zijn dood te zien. Op 16 dezer gaan de jongelui te Vlissingen «cheep. (2). Ort.) Uit de thans verschenen officieele lijst van de bekroningen, welke Maandag a.s. zullen worden uitgereikt, blijkt, dat, bohalve de reeds vermelde onderscheidingen, nog zijn toegekend di ploma's voor gouden eerepenningen aan L. Ketjen te Amsterdam, Jacob F. Klinkhamer te Amsterdam, L. Schipper te Antwerpen en Crans en Co. te 's-Gravenhage; idem voor zilveren eere- penningen aan J. A. Bakker te Haarlem, L. Ketjen, Jacob F. Klinkhamer, L. Schippers en H. Ezendam te Wagenin- genzilveren waardeeringapenningen aan Technisch Bureau De Voogt te Amster dam, H. Ezendam te Wageningen; E. Alisch en Co. te Berlyn, Fred. Stieltjes Co. te Amsterdam, Th. Ferd. Bier horst te Haarlem, Carl Weber te Am sterdam. Voorts zijn de twee nog overige door „Het Witte Kruis" uitgeloofde eerepen ningen toegekeud aan den geneeskundige inspecteur der landmacht en aan het Ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid. De zilveren vergulde eere penningen, uitgeloofd door de Holland- sche Maatschappij van Landbouw, zijn toegewezen aan Jan Hamer Go, eu Landre Glinderman. Dinsdagmiddag braohteen jongentje te Numansdorp eten aan zijn vader, die op het land aan het werk was. 's Avonds om elf uur was het kind een lijk. Vermoedelijk heeft hij onder het naar het land gaan tegelijk met wat bramen eenige vergiftige bessen gegeten. Donderdagavond, te halfze- ven ongeveer, werden aan het station van het Hollandsche Spoor te Leiden, wielen gelost, bestemd voor locomotieven enz. Een persoon, die overigens met de lossing niets te maken had, zou uit eigen beweging medehelpenhy omvatte de wielen, welke in evenwicht in den ketting vau do kraan hingen, met dat gevolg, dat zij uit dien ketting schoUv, waardoor hem twee teenen van ueu linkervoet werden afgekoeld. Men schrijf t uit Den Haag: De houder van oen oostenrijksch lot, dezer dagen de jongste trekking dier loterij in esn der bladen naziende, las tot zijne groote ontsteltenis, welke aldra in vreugde overging, dat op zijn num mer de prys van 200,000 florijnen geval len was. Ten einde zich nog nader te overtui gen van het geluk, hem te beurt geval len, verifieerde hij het nummer met de trekkingsopgaaf in eene andere courant en bevond toen, wederom tot zijn groo- ten schrik, zich thans afteekenend in een lang gezicht, dat er een verschil bestond in één nummer. Bij nader onderzoek bleek werkelijk dat de opgaat van het eerst ter hand genomen blad foutief en die van het andere juist was. Vr ij dagnacht is te Utrecht overleden de oudste inwoner dier stad, de heer Johannes Lorette. Hy werd den 22 November 1786 aldaar geboren, en bereikte dus den leeftijd van bijna 104 jureu. Bij het Donderdag te Venloo gehouden appél waren er niet minder dan 13 huzaren en 1 korporaal absent. Dezen zy reeds 24 uren afwezig. Zekere S., te Brtiinisse, die tijdens de joDgste volkstelling zyne tel- kaart verbrandde en alle opgaven wei gerde te beantwoorden waarvan een vonnis van f 20 of 6 dagsn hechtenis het gevolg ïs geweost, heeft het zóó ver laten komen, dat hij door de politie opgepakt en te Zierikzee in het huis van bewaring gebracht is moeten wor den, waar hij des avonds omstreek 8 uur aangekomen, den volgenden oohtend reeds betaalde en ontslagen werd. Dat een aardappel „o ogen" heeft, is bekend, maar dat een aardappel een bril draagt, is stellig een zeldzaam heid. Toch vond Jan Haaksma in 't Schar te Nieuwebrug bij 't rooien een aardappel, die in het oog van een groen geroesien, glazenloozen bril was vastgegroeid en dit voorwerp stevig besloten had. (Zw. Ct.) Rechtszaken. Hen turlcsch lot. In de civiele zitting der rechtbank te Leeuwarden, gepresi deerd door den heer mr. B. W. N. Ser- valiu8, zijn de pleidooien gevoerd in een geding tusschen den heer J. v. d. H., eisoher, en de kassiers S. en V., ge- In September 1889 heeft de firmant S. aan eischer meegedeeld dat het Turksehe lot, hetwelk hij wist dat deze bezat, reeds in 1879 was uitgeloot met den prijs van 600,000 fr., waarop eischer hem tegen afgifte van re^u dit lot ter hand stelde om te verzilveren. In Nov. d. a. v. deelde de firmant S. aan eischer mede, dat er netto voor het lot50,295 was ontvangen en stelde hem voor, om f 50,000 aan de firma in deposito te geven voor den tijd van 10 jaren. Omdat eischer toen reeds 89 jaar oud was, wenschte hy het geld niet zoo lang te geven en kwam men overeen, dat het voor 2 jaren bij de firma in deposito zou blijven. Het bewijs daarvoor werd ingevuld en aan eischer gegeven met bijpassing van f 295. Later sprak eischer met een familielid over deze zaak en deze vroeg aan de kassiersflrma, welke de onzuivere opbrengs. van het lot was geweest met by voeging eener rekening van kosten en provisie. Hierop heeft de firma aan eischer geschreven, dat zij niet aan dat familielid, maar wel aan hem die opgave wilde geven. De prijs ad 600,000 fres. was uitbetaald met 20 pet., zoodat er 120,000 frea was ont vangen en de firma voor kosten en pro visie 15,000 fres in rekening had ge bracht. Die belooning voor het verzilveren van het turksche lot achtte eischer te hoog, hij oordeelde dat met eene beloooing van Naar het fransch van JACQUES NORMAND. -Ü) Ik stond van aangezicht tot aangezicht tegenover de werkelijk heid. Ik begreep de bijna kinderachtige vermetelheid van het plan, dat ik had saamgesteld. Een dolle lust greep my aau, om den Gi rondijnen te zeggen, dat de doorgang onmogelijk was, dat de sol daten wakker werden, dat zij zoo spoedig mogelijk moesten vluch ten.... Maar ik schaamde mij over mijne lafheid en mij omkeerende naar de mannen, die daar beneden naar mij stonden te kijken, gaf ik hun een teeken om op te stijgen. Zij gehoorzaamden mij en weldra bevond de eerste hunner zich bij mij. Met een gebaar beduidde ik hen te zwijgen.... Alsof een dergelijke waarschuwing nog noodig was, die arme liedenVer volgens begaf ik mij in de nis. Welk een tocht!.... Nooit zal ik het vergeten. Ik gevoel nog hoe ik te moede was, terwijl ik op de teenen voortliep, met de linkerhand langs don killen muur en met mijn rechter in het donker tastend, ieder oogenblik vreezend het evenwicht te verliezen of tegen een steen te stooteD, eenig puin, waarvan de val de soldaten zou hebben gewekt, die daar benoden sliepen, zoo dicht bij ons.... en achter, achter mij gevoel ik nog de stomme tegenwoordigheid van die wezens, die mij volgden en hun leven waagden met het mijne die, evenals ik, schenen voort te glijden als een optocht van nachtwandelaars, hun adem inhoudend en den minsten misstap vermijdend, de oogen van ieder gericht op zijn voorganger, hunne geheele wilskracht richtend naar die deur, die grooter werd naarmate wy haar naderden En ik bege leidde hen Eindelijk, na eenige minuten, die ontzettend lang sehenen te duren, kwam ik aan het doel, ik greep den sleutel, die nog in het slot stak, ik draaide hem om en duwde de deur open.... Op dat oogenblik waande ik alles verloren. Gedurende langen tijd was men niet op den graanzolder ge weest, zoodat de deur, verroest in hare hengsels, onder mijn duwen een scherpeD, klagenden toon deed hooren, die door de geheele kapel weerklonk en het bloed in mijne aderen deed verstijven. „Wat gebeurt daarboven toch, duizend donders?" bromde een soldaat. Ik stond rechtovereind, bevende en ik bemerkte de vluch telingen, bleek en onbewegelijk tegen den muur aangedrukt. Ons laatste uur was Gelukkig, zooals ik u heb gezegd, waaide het buiten hard en op hetzelfde oogenblik schudde een vreeselijke rukwind het dak van de kapel. Een andere stem zeide: „Slaap toch, domoor! Het is de wind!" De eerste soldaat luisterde nog eenige oogenblikken, vervolgens strekte hij zich weder uit en sliep weder in.... Wy waren gered ten minste voor 't oogenblik. De deur stond slechts half open, gelukkig voldoende om binnen te kunnen treden. Dat deed ik, echter niet alvorens te hebben gehoord, dat het beneden volkomen stil was geworden. Zij volgden mij, de een na den ander, en dit geschiedde gemakkelijk, de deur behoefde niet verder geopend te worden, hetgeen eene gewichtige omstandigheid was, want een nieuw geknars zou, zooals ge kunt begrypen, ons tot verderf zyn Ge kunt u mijne vreugde voorstellen en de erkentelijkheid van deze mannen, toen zy zieh ten slotte op den graanzolder bevonden. Zij weenden, vielen op de knieën, drukten hunne lippen op den zoom van mijn kleed. Men zou gedacht hebben, dat ik hen voor goed gered had. Helaas, het verschrikkelijke gevaar dreigde nog altijd. Rust uit, zeide ik tot hen, gaat op het stroo liggen. Hier zijt gy althans voor het oogenblik zoogoed als in veiligheid. Zoodra zij vertrokken zyn, zult ge niets meer te vreezen hebben en kunt gij op uwe beurt vertrekken. Maar voor 't oogenblik moet gy uit rusten, slapen, en reken op my, indien eenig nieuw gevaar u bedreigt. Ik verliet hen en ging door de half geopende deur, zorg dra-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1890 | | pagina 5